NL2005580C2 - Inrichting en werkwijze voor het vormen van een verdikte kop aan de kopeinden van een metalen staafelement. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het vormen van een verdikte kop aan de kopeinden van een metalen staafelement. Download PDF

Info

Publication number
NL2005580C2
NL2005580C2 NL2005580A NL2005580A NL2005580C2 NL 2005580 C2 NL2005580 C2 NL 2005580C2 NL 2005580 A NL2005580 A NL 2005580A NL 2005580 A NL2005580 A NL 2005580A NL 2005580 C2 NL2005580 C2 NL 2005580C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
clamping
metal rod
rod element
bodies
head
Prior art date
Application number
NL2005580A
Other languages
English (en)
Inventor
Willem Brink
Original Assignee
Polymac B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Polymac B V filed Critical Polymac B V
Priority to NL2005580A priority Critical patent/NL2005580C2/nl
Priority to EP19193156.7A priority patent/EP3608032A1/en
Priority to EP11186683.6A priority patent/EP2446981B1/en
Priority to NL2008060A priority patent/NL2008060C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2005580C2 publication Critical patent/NL2005580C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21FWORKING OR PROCESSING OF METAL WIRE
    • B21F1/00Bending wire other than coiling; Straightening wire
    • B21F1/004Bending wire other than coiling; Straightening wire by means of press-type tooling
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21FWORKING OR PROCESSING OF METAL WIRE
    • B21F45/00Wire-working in the manufacture of other particular articles
    • B21F45/004Mounting bails on containers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21FWORKING OR PROCESSING OF METAL WIRE
    • B21F5/00Upsetting wire or pressing operations affecting the wire cross-section
    • B21F5/005Upsetting wire
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B25HAND TOOLS; PORTABLE POWER-DRIVEN TOOLS; MANIPULATORS
    • B25BTOOLS OR BENCH DEVICES NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, FOR FASTENING, CONNECTING, DISENGAGING OR HOLDING
    • B25B5/00Clamps
    • B25B5/003Combinations of clamps

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Forging (AREA)

Description

P30493NL00/ENY
Korte aanduiding: Inrichting en werkwijze voor het vormen van een verdikte kop aan de kopeinden van een metalen staafelement
De uitvinding heeft volgens een eerste aspect betrekking op een inrichting voor het vormen van een verdikte kop aan een kopeind van een metalen staafelement, welke inrichting is voorzien van: . een kleminrichting voor het inklemmen van het metalen staafelement onder 5 vrijlating van een eindgedeelte met het kopeind, . een vervormingslichaam voor het plastisch vervormen van het eindgedeelte van het metalen staafelement ter vorming van de verdikte kop, een aandrijving voor het aandrijven van het vervormingslichaam.
Een emmeraanbeugelmachine voor het aanbeugelen van metalen beugels aan 10 emmers is algemeen bekend. Met deze emmeraanbeugelmachine kunnen beugels van rechte metalen staafelementen worden gemaakt. De rechte metalen staafelementen worden in een magazijn van de emmeraanbeugelmachine geladen. Een verplaatsingsmechanisme verplaatst de rechte metalen staafelementen per stuk naar een inrichting voor het vormen van een verdikte kop aan de kopeinden van het rechte metalen staafelement.
15 De inrichting voor het vormen van de verdikte kop omvat een onderste klemlichaam, een bovenste klemlichaam en een vervormingsorgaan voor het plastisch vervormen van een kopeind van het rechte metalen staafelement ter vorming van een verdikte kop. Het onderste klemlichaam is vast bevestigd aan de emmeraanbeugelmachine, terwijl het bovenste klemlichaam door een eerste hydraulische cylinder beweegbaar is tussen een 20 open en gesloten stand. Het vervormingsorgaan is aandrijfbaar door een tweede hydraulische cylinder.
In de open stand van de klemlichamen wordt het rechte metalen staafelement tussen de klemlichamen aangebracht en het plastisch te vervormen kopeind daarvan uitgelijnd tegen het vervormingsorgaan. Vervolgens verplaatst de eerste hydraulische cylinder het 25 bovenste klemlichaam naar de gesloten stand, zodat het rechte metalen staafelement zijdelings wordt ingeklemd tussen de klemlichamen terwijl het plastisch te vervormen kopeind van het rechte metalen staafelement over een geringe lengte uitsteekt ten opzichte van de klemlichamen.
Terwijl het rechte metalen staafelement is ingeklemd tussen de klemlichamen drukt 30 de tweede hydraulische cylinder het vervormingsorgaan tegen het uitstekende kopeindgedeelte van het rechte metalen staafelement met een kracht die voldoende groot is -2- om dat kopeindgedeelte plastisch te vervormen (“koud stuiken”). Hierdoor ontstaat de verdikte kop aan het ene uiteinde van het rechte metalen staafelement.
Daarna wordt aan het tegenoverliggende uiteinde van het rechte metalen staafelement op dezelfde manier een verdikte kop gevormd. Vervolgens worden beide 5 uiteinden met de verdikte koppen haaks omgezet en wordt het metalen staafelement om een vormplaat gebogen om de gewenste beugelvorm te bereiken. De gevormde metalen beugel wordt vervolgens in de emmeraanbeugelmachine aangebracht aan een emmer.
Bij het aanpassen van de emmeraanbeugelmachine aan metalen staafelementen met een andere lengte en/of andere diameter is het nodig om het samenstel van de 10 hydraulische cylinders voor de aandrijving van de vervormingsorganen te demonteren en een afstandhouder te plaatsen. Dit leidt tot een relatief lange ombouwtijd, terwijl de behoefte aan kleine series met verschillende beugels is toegenomen.
Een doel van het eerste aspect van de uitvinding is om een verbeterde inrichting voor het vormen van een verdikte kop aan de kopeinden van een metalen staafelement, in het 15 bijzonder voor toepassing bij een inrichting voor het vormen van een metalen beugel voor een emmer of een emmeraanbeugelinrichting voor het aanbeugelen van een metalen beugel aan een emmer.
Dit doel is volgens het eerste aspect van de uitvinding bereikt door een inrichting voor het vormen van een verdikte kop aan een kopeind van een metalen staafelement, 20 welke inrichting is voorzien van: . een kleminrichting voor het inklemmen van het metalen staafelement onder vrijlating van een een eindgedeelte met het kopeind, • een vervormingslichaam voor het plastisch vervormen van het eindgedeelte van het metalen staafelement ter vorming van de verdikte kop, 25 . een aandrijving voor het aandrijven van het vervormingslichaam, waarbij de aandrijving is voorzien van: • een aandrijfeenheid, . een overbrengingselement, dat aandrijfbaar is verbonden met de aandrijfeenheid, welk overbrengingselement zwenkbaar is om een zwenkhartlijn en 30 is voorzien van een nokbaan, • een hefboomarm, die aan een eind aanligt tegen de nokbaan van het overbrengingselement en aan een tegenoverliggend eind is voorzien van het vervormingslichaam, welke hefboomarm scharnierbaar is om een scharnierhartlijn die in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkhartlijn verloopt.
35 Volgens de uitvinding omvat de aandrijving voor het aandrijven van het vervormingsorgaan een aandrijfeenheid, een overbrengingselement en een hefboomarm. Door het aandrijven van de aandrijfeenheid zwenkt het overbrengingselement om de -3- zwenkhartlijn. Tijdens het zwenken van het overbrengingselement wordt het tegen de nokbaan aanliggende eind van de hefboomarm in radiale richting ten opzichte van de zwenkhartlijn van het overbrengingselement verplaatst. Hierdoor scharniert de hefboomarm om de scharnierhartlijn daarvan en beweegt het eind van de hefboomarm waaraan het 5 vervormingsorgaan is bevestigd naar het kopeind van het ingeklemde metalen staafelement. Het metalen staafelement is bijvoorbeeld een recht metalen staafelement met een constante dwarsdoorsnede over de gehele lengte daarvan, zoals een ronde dwarsdoorsnede. Het vervormingsorgaan drukt het uitstekende eindgedeelte met het kopeind door middel van plastische vervorming in elkaar, zodat de verdikte kop aan het uiteinde van de ingeklemde 10 metalen staaf is gevormd.
De hefboomarm en het overbrengingselement met de nokbaan vergroten de door de aandrijfeenheid geleverde kracht. Hierdoor is een aandrijfeenheid met een relatief klein vermogen voldoende om de relatief grote krachten te genereren die nodig zijn voor de plastische vervorming van het uitstekende eindgedeelte met het kopeind. Tegelijkertijd blijft 15 de hoogte en breedte van de aandrijving beperkt, zodat de inrichting volgens de uitvinding een relatief klein vloeroppervlak inneemt.
De aandrijfeenheid kan volgens de uitvinding op verschillende manieren zijn uitgevoerd. De aandrijfeenheid omvat bijvoorbeeld een lineaire aandrijfeenheid, zoals een pneumatische cylinder. De maximale kracht die een pneumatische cilinder kan uitoefenen is 20 kleiner dan die van een hydraulische cilinder. De toepassing van een pneumatische cilinder is echter mogelijk doordat het benodigde aandrijfvermogen met de aandrijving volgens de uitvinding relatief klein is.
Het is mogelijk dat de aandrijfeenheid is voorzien van een heen en weer beweegbare aandrijfstang die scharnierbaar is verbonden met het overbrengingselement. Door het naar 25 buiten bewegen van de aandrijfstang zwenkt het overbrengingselement om de zwenkhartlijn daarvan. Tijdens die zwenkbeweging beweegt het tegen de nokbaan aanliggende eind van de hefboomarm over de nokbaan. Door de vorm van de nokbaan verandert de afstand tussen dat eind van de hefboomarm en de zwenkhartlijn van het overbrengingselement.
M.a.w. de nokbaan duwt dat eind van de hefboomarm van de zwenkhartlijn van het 30 overbrengingselement af, zodat de hefboomarm om de scharnierhartlijn daarvan scharniert en het vervormingslichaam tegen het kopeind van het metalen staafelement wordt gedrukt. Door het naar binnen verplaatsen van de aandrijfstang wordt de omgekeerde beweging uitgevoerd.
In een uitvoeringsvorm omvat de nokbaan van het overbrengingselement een 35 gekromde baan. De gekromde baan vormt een curvenbaan, d.w.z. de gekromde baan is niet cirkelvormig. De gekromde baan heeft een variërende afstand tot de zwenkhartlijn, d.w.z. de afstand vanaf de zwenkhartlijn tot het eind van de hefboomarm dat de gekromde baan volgt -4- verandert tijdens de zwenkbeweging van het overbrengingselement. De kromming is zodanig dat dat eind van de hefboomarm een continue beweging uitvoert.
Het is daarbij mogelijk dat de gekromde baan is voorzien van een traject met een beginpunt, en waarbij elk punt van het traject is bepaald door de afstand tussen dat punt 5 van het traject en de zwenkhartlijn en de hoek tussen de verbindingslijn van dat punt naar de zwenkhartlijn en de verbindingslijn van het beginpunt naar de zwenkhartlijn, en waarbij die afstand recht evenredig is met die hoek. Door de evenredigheid geeft elke graad hoekverdraaiing van het overbrengingselement een gelijke verplaatsing van het tegen het traject aanliggende eind van de hefboomarm ten opzichte van de zwenkhartlijn.
10 Bij toepassing van een aandrijfeenheid met heen en weer beweegbare aandrijfstang die scharnierbaar is verbonden met het overbrengingselement leidt elke mm slag van de aandrijfstang tot een evenredige verplaatsing van het tegen het traject aanliggende eind van de hefboomarm. Dit betekent dat de hoekverdraaiing van de hefboomarm ook evenredig is, zodat het vervormingslichaam aan het tegenoverliggende eind van de hefboomarm een in 15 hoofdzaak constante kracht uitoefent tijdens het koud stuiken.
In een uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van een aanslagelement voor het kopeind van het in te klemmen metalen staafelement, waarbij het aanslagelement instelbaar is in een richting evenwijdig aan het in te klemmen staafelement. Het aanslagelement bepaalt de lengte van het eindgedeelte met het kopeind dat na het inklemmen uitsteekt ten 20 opzichte van de kleminrichting, d.w.z. de hoeveelheid materiaal die het vervormingslichaam plastisch zal vervormen. Als een te grote of te kleine hoeveelheid materiaal wordt gestuikt, krijgt de verdikte kop een ongewenste vorm. Om het in te klemmen metalen staafelement nauwkeurig te positioneren wordt het kopeind daarvan aangebracht tegen het aanslagelement. Het aanslagelement is verplaatsbaar en bevestigbaar aan een geleiding 25 die in hoofdzaak evenwijdig aan het in te klemmen staafelement verloopt. De positie van het aanslagelement kan eenvoudig worden aangepast als een metalen staafelement met een verschillende lengte wordt gebruikt.
In een uitvoeringsvorm is de kleminrichting voorzien van een vast klemlichaam en een beweegbaar klemlichaam, waarbij het beweegbare klemlichaam beweegbaar is tussen 30 een eerste stand, waarin het metalen staafelement tussen de klemlichamen brengbaar is, en een tweede stand, waarin het metalen staafelement zijdelings inklembaar is tussen de klemlichamen onder vrijlating van het eindgedeelte met het kopeind.
Daarbij is het mogelijk dat de inrichting een tweede aandrijving omvat die is uitgevoerd voor het aandrijven van het beweegbare klemlichaam, waarbij de tweede 35 aandrijving is voorzien van: • een tweede aandrijfeenheid, -5- • een tweede overbrengingselement, dat aandrijfbaar is verbonden met de tweede aandrijfeenheid, welk tweede overbrengingselement zwenkbaar om een zwenkhartlijn is en is voorzien van een nokbaan, • een tweede hefboomarm, die aan een eind aanligt tegen de nokbaan van het tweede 5 overbrengingselement en aan een tegenoverliggend eind is voorzien van het beweegbare klemlichaam, welke tweede hefboomarm scharnierbaar is om een scharnierhartlijn die in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkhartlijn van het tweede overbrengingselement verloopt.
De tweede aandrijving voor het aandrijven van het beweegbare klemlichaam is op dezelfde manier uitgevoerd als de aandrijving voor het aandrijven van het 10 vervormingslichaam. De bovengenoemde beschrijving van de onderdelen, werking en voordelen van de aandrijving voor het aandrijven van het vervormingslichaam is derhalve ook van toepassing op de tweede aandrijving voor het aandrijven van het beweegbare klemlichaam. Bijvoorbeeld kunnen de aandrijfeenheid van de tweede aandrijving en de nokbaan van het tweede overbrengingselement zijn uitgevoerd volgens een of meer van de 15 kenmerken volgens een of meer van de conclusies 2-5.
De uitvinding heeft volgens een tweede aspect betrekking op, in combinatie, ten minste een eerste klemlichaam en tweede klemlichaam, waarbij elk klemlichaam is voorzien van klemvlak, waarin een langsgroef is aangebracht, en waarbij de klemvlakken van de klemlichamen zodanig tegen elkaar aangebracht kunnen worden dat de langsgroeven een 20 opneemholte voor het opnemen van een gedeelte van een metalen staafelement vormen. Een dergelijke combinatie is een “kit of parts”.
Zoals hierboven beschreven met betrekking tot het eerste aspect van de uitvinding is een emmeraanbeugelmachine voor het aanbeugelen van metalen beugels aan emmers algemeen bekend. In de open stand van de klemlichamen wordt een gedeelte van het 25 rechte metalen staafelement tussen de langsgroeven van de klemlichamen aangebracht en het kopeind uitgelijnd tegen het vervormingsorgaan. Vervolgens verplaatst de eerste hydraulische cylinder het bovenste klemlichaam naar de gesloten stand, zodat het rechte metalen staafelement zijdelings wordt ingeklemd tussen de langsgroeven van de klemlichamen terwijl het plastisch te vervormen eindgedeelte met het kopeind van het rechte 30 metalen staafelement over een geringe lengte uitsteekt ten opzichte van de klemlichamen.
Terwijl het rechte metalen staafelement is ingeklemd tussen de langsgroeven van de klemlichamen drukt de tweede hydraulische cylinder het vervormingsorgaan tegen het kopeind van het rechte metalen staafelement met een kracht die voldoende groot is om het uitstekende eindgedeelte met dat kopeind plastisch te vervormen (“koud stuiken”). Hierdoor 35 ontstaat de verdikte kop aan het ene uiteinde van het rechte metalen staafelement.
Om het rechte metalen staafelement met de gevormde verdikte kop aan het ene uiteinde daarvan te verwijderen uit de langsgroeven van de klemlichamen beweegt de -6- eerste hydraulische cilinder het bovenste klemlichaam weer naar de open stand. Doordat het rechte metalen staafelement tijdens het koud stuiken stevig was ingeklemd tussen de langsgroeven van de klemlichamen, bestaat het risico dat bij het bewegen van het bovenste klemlichaam naar de open stand het rechte metalen staafelement in de langsgroef van het 5 onderste of bovenste klemlichaam blijft vastzitten.
Een doel van het tweede aspect van de uitvinding is om een verbeterde combinatie van ten minste twee klemlichamen te verschaffen, in het bijzonder voor toepassing bij een inrichting voor het vormen van een metalen beugel voor een emmer of een emmeraanbeugelinrichting voor het aanbeugelen van een metalen beugel aan een emmer. 10 Dit doel is volgens het tweede aspect van de uitvinding bereikt doordat het eerste klemlichaam is voorzien van een haakvormig uitsteeksel dat uitsteekt vanaf het klemvlak daarvan, en het tweede klemlichaam is voorzien van een uitsparing die is aangebracht in het klemvlak daarvan, en het haakvormige uitsteeksel van het eerste klemlichaam opneembaar is in de uitsparing van het tweede klemlichaam bij tegen elkaar aanliggende 15 klemvlakken van de klemlichamen.
Tussen de langsgroeven van de tegen elkaar aangebrachte klemvlakken van de klemlichamen kan een metalen staafelement stevig worden vastgeklemd, bijvoorbeeld een recht metalen staafelement met een constante dwarsdoorsnede over de gehele lengte daarvan, zoals een ronde dwarsdoorsnede, zodat het koud stuiken tegen een kopeind van 20 het metalen staafelement ter vorming van de verdikte kop mogelijk is. Bij het tegen elkaar aanbrengen van de klemvlakken van de klemlichamen is het haakvormige uitsteeksel van het eerste klemlichaam opneembaar in de uitsparing van het tweede klemlichaam. De aanwezigheid van het haakvormige uitsteeksel en de uitsparing heeft derhalve niet of nauwelijks invloed op de inklemming van het metalen staafelement. Na het vormen van de 25 verdikte kop bewegen de klemlichamen met de klemvlakken daarvan uit elkaar. Het haakvormige uitsteeksel grijpt daarbij zijdelings aan op het metalen staafelement en trekt derhalve het tussen de langsgroeven opgenomen metalen staafelement los. Het verwijderen van het metalen staafelement na het koud stuiken van de verdikte kop is hierdoor sterk verbeterd.
30 In een uitvoeringsvorm is het haakvormige uitsteeksel voorzien van een oplegdeel, dat zich in hoofdzaak dwars uitstrekt vanaf het klemvlak van het eerste klemlichaam, en een haakdeel, dat zich in hoofdzaak dwars uitstrekt vanaf het oplegdeel op een afstand van de langsgroef in het klemvlak van het eerste klemlichaam. Om een metalen staafelement tussen de langsgroeven van de klemlichamen in te klemmen wordt het metalen 35 staafelement eerst op het oplegdeel geplaatst. Het metalen staafelement bevindt zich dan tussen de langsgroef en het haakdeel van het eerste klemlichaam. Vervolgens bewegen de klemvlakken van de klemlichamen naar elkaar toe, zodat het metalen staafelement door de -7- langsgroef van het tweede klemlichaam over het oplegdeel naar de langsgroef van het eerste klemlichaam wordt geduwd totdat het metalen staafelement is opgesloten tussen de langsgroeven. Na het koud stuiken van de verdikte kop verplaatsten de klemvlakken van de klemlichamen uit elkaar, waarbij het haakdeel van het eerste klemlichaam het metalen 5 staafelement uit de langsgroef van het tweede klemlichaam trekt.
Het is daarbij mogelijk dat het oplegdeel is voorzien van een oplegvlak voor het daarop neerleggen van een metalen staafelement, waarbij het oplegvlak is uitgelijnd ten opzichte van de langsgroef van het eerste klemlichaam. Als het oplegvlak is uitgelijnd ten opzichte van de langsgroef van het eerste klemlichaam, bevindt zich een in hoofdzaak 10 vloeiende of continue overgang tussen het oplegvlak en de langsgroef van het eerste klemlichaam. Het inklemmen van het metalen staafelement is hierdoor betrouwbaar.
In een uitvoeringsvorm zijn de langsgroeven van de klemlichamen elk voorzien van ten minste een klemribbel, waarbij de klemribbels zijn uitgevoerd om, bij tegen elkaar aanliggende klemvlakken van de klemlichamen en een in de opneemholte opgenomen 15 metalen staafelement, dat metalen staafelement zijdelings in te klemmen. Als het metalen staafelement is opgesloten tussen de langsgroeven van de klemlichamen, worden de klemribbels zijdelings in het metalen staafelement gedrukt. Daarbij wordt bijvoorbeeld door plastische vervorming een omtreksgroef met een geringe diepte in het metalen staafelement gevormd. Door middel van de klemribbels is het mogelijk om het metalen staafelement in 20 axiale richting stevig in te klemmen.
In een uitvoeringsvorm zijn de klemlichamen elk voorzien van een in hoofdzaak vlak aanslagvlak dat zich in hoofdzaak loodrecht uitstrekt ten opzichte van de langsgroef, waarbij de aanslagvlakken van de klemlichamen in een gemeenschappelijk vlak uitlijnbaar zijn bij tegen elkaar aanliggende klemvlakken van de klemlichamen, en waarbij bij een in de 25 opneemholte opgenomen metalen staafelement het kopeind daarvan uitsteekt ten opzichte van de aanslagvlakken, en waarbij de combinatie een vervormingslichaam omvat, dat is voorzien van een vervormingsvlak dat is uitgevoerd om, bij tegen elkaar aanliggende klemvlakken van de klemlichamen en een in de opneemholte opgenomen metalen staafelement met een kopeind dat uitsteekt ten opzichte van de aanslagvlakken, dat 30 kopeind plastisch te vervormen ter vorming van de verdikte kop.
Het is daarbij mogelijk dat het vervormingsvlak is voorzien van een vervormingsholte die in hoofdzaak overeenkomt met de te vormen verdikte kop. De vervormingsholte is zodanig aangebracht in het vervormingsvlak van het vervormingslichaam dat als de klemvlakken van de klemlichamen tegen elkaar aanliggen en tussen de langsgroeven een 35 metalen staafelement is opgenomen met een kopeind dat uitsteekt ten opzichte van de aanslagvlakken van de klemlichamen, dat kopeind in de vervormingsholte terechtkomt bij het aanbrengen van het vervormingslichaam met het vervormingsvlak tegen de -8- aanslagvlakken. Het eindgedeelte van het metalen staafelement met dat kopeind wordt daarbij plastisch vervormd in de vervormingsholte ter vorming van de verdikte kop.
Het is mogelijk dat het eerste klemlichaam en het tweede klemlichaam elk zijn voorzien van ten minste een bevestigingsgat voor het losneembaar bevestigen van dat 5 klemlichaam. De klemlichamen zijn bijvoorbeeld losneembaar bevestigd aan een inrichting voor het vormen van een metalen beugel voor een emmer. De losneembare bevestiging kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Bijvoorbeeld omvat elk klemlichaam ten minste een boutgat voor het vastbouten van de klemlichamen.
Door de losneembare bevestiging van de klemlichamen kunnen de klemlichamen 10 eenvoudig worden verwisseld. Dit is gunstig bij het ombouwen van een emmeraanbeugelinrichting of een inrichting voor het vormen van een metalen beugel voor een emmer voor toepassing bij metalen beugels met een andere diameter. Bij een andere diameter van de metalen staafelementen is het kopeind niet meer nauwkeurig uitgelijnd ten opzichte van de vervormingsholte in het vervormingsvlak van het vervormingslichaam. De 15 positie van de vervormingsholte ligt gewoonlijk vast. Door de combinatie van klemlichamen te verwisselen door een andere combinatie van klemlichamen kan de diameter van de langsgroeven en de hoogte van het oplegvlak van het haakvormige uitsteeksel eenvoudig worden aangepast aan de positie van de vervormingsholte.
De klemlichamen en/of het vervormingslichaam kunnen verschillende materialen 20 omvatten die geschikt zijn voor het inklemmen en koud stuiken van het metalen staafelement. Bijvoorbeeld zijn het eerste klemlichaam en/of het tweede klemlichaam en/of het vervormingslichaam gemaakt van gehard staal.
De uitvinding heeft verder betrekking op een kleminrichting voor het inklemmen van een metalen staafelement, omvattende een combinatie van klemlichamen zoals hierboven 25 beschreven. Daarbij kan bijvoorbeeld het eerste klemlichaam beweegbaar zijn, terwijl het tweede klemlichaam vast is. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het vormen van een verdikte kop aan een kopeind van een metalen staafelement, omvattende een combinatie van klemlichamen zoals hierboven beschreven. De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het vormen van een metalen beugel voor een 30 emmer, omvattende een combinatie van klemlichamen zoals hierboven beschreven en/of een dergelijke inrichting voor het vormen van een verdikte kop aan een kopeind van een metalen staafelement. Daarnaast heeft de uitvinding betrekking op een emmeraanbeugelinrichting voor het aanbeugelen van een metalen beugel aan een emmer, omvattende een combinatie van klemlichamen zoals hierboven beschreven en/of een 35 dergelijke inrichting voor het vormen van een metalen beugel voor een emmer.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
-9-
Figuur 1 toont een schematisch bovenaanzicht van een inrichting voor het vormen van metalen beugels voor kunststof emmers.
Figuur 2a toont een vergroot detail Ma van figuur 1.
Figuur 2b toont een aanzicht in perspectief van een gedeelte van de in figuur 1 5 getoonde inrichting.
Figuur 3a-3g tonen bovenaanzichten van een metalen staafelement zoals uitgevoerd op verschillende plaatsen in de in figuur 1 getoonde inrichting.
Figuur 4 toont een aanzicht in perspectief van een inrichting voor het vormen van een verdikte kop aan een kopeind van het metalen staafelement van de in figuur 1 getoonde 10 inrichting.
Figuur 5 toont een bovenaanzicht van de in figuur 4 getoonde inrichting.
Figuur 6 toont een zijaanzicht van de in figuur 4 getoonde inrichting.
Figuur 7a, 7b tonen schematisch de werking van de aandrijving voor het aandrijven van het vervormingslichaam van de in figuur 4 getoonde inrichting.
15 Figuur 8a, 8b, 9 en 10 tonen de klemlichamen van de in figuur 4 getoonde inrichting.
Figuur 11 a-11 d tonen het beweegbare klemlichaam van de in figuur 4 getoonde inrichting.
Figuur 12a-12d tonen het vaste klemlichaam van de in figuur 4 getoonde inrichting.
De inrichting voor het vormen van metalen beugels voor kunststof emmers is in figuur 20 1 in zijn geheel aangeduid met verwijzingscijfer 1. De inrichting 1 maakt bijvoorbeeld deel uit van een emmeraanbeugelmachine voor het aanbeugelen van kunststof emmers met metalen beugels. De metalen beugels worden vervaardigd uit rechte metalen staafelementen 2, die zijn opgenomen in een magazijn van de inrichting 1 (niet weergegeven). De inrichting 1 omvat een verplaatsingsmechanisme voor het in stappen 25 verplaatsen van de rechte metalen staafelementen 2 door de inrichting 1 - in figuur 1 van onder naar boven. In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat het verplaatsingsmechanisme twee beweegbare horizontale lijsten 4, die elk zijn voorzien van inkepingen voor het ondersteunen van de rechte metalen staafelementen 2. De beweegbare lijsten 4 kunnen de rechte metalen staafelementen 2 in horizontale en verticale richting verplaatsen.
30 Het verplaatsingsmechanisme voert een uit het magazijn afkomstig, recht metalen staafelement 2 eerst langs een eerste inrichting 6 voor het vormen van een verdikte kop of stuikkop 5 aan een kopeind van het rechte metalen staafelement 2 (links in figuur 1). Nadat het linker uiteinde van het rechte metalen staafelement 2 is voorzien van een verdikte kop 5, wordt het staafelement 2 langs een tweede inrichting 6 voor het vormen van een verdikte 35 kop 5 aan een kopeind van het rechte metalen staafelement 2 gebracht (rechts in figuur 1). De tweede inrichting 6 vormt een tweede verdikte kop 5 aan het rechter uiteinde van het rechte metalen staafelement 2.
-10-
Daarna wordt het rechte metalen staafelement 2 met de verdikte koppen 5 aan beide uiteinden doorgeleid naar een inrichting 7 voor het haaks omzetten van de kopeinden van het staafelement 2. Vervolgens buigt een vorminrichting 9 het metalen staafelement 2 met de omgezette kopeinden 8 om een vormplaat 10, zodat de gewenste beugelvorm voor de 5 emmer ontstaat. De verschillende vormen van het metalen staafelement 2 bij het doorlopen van de inrichting 1 zijn weergegeven in figuur 3a-3g.
De inrichting 6 voor het vormen van een verdikte kop 5 aan een kopeind van het rechte metalen staafelement 2 zal thans nader worden beschreven.
De inrichting 6 omvat een kleminrichting voor het stevig inklemmen van het metalen 10 staafelement 2. De kleminrichting is voorzien van een vast klemlichaam 14 (vaste klemnippel) en een beweegbaar klemlichaam 15 (beweegbare klemnippel). Het beweegbare klemlichaam 15 is beweegbaar tussen een eerste, open stand en een tweede, gesloten stand.
In de open stand bevindt het beweegbare klemlichaam 15 zich op afstand van het 15 vaste klemlichaam 14, zodat het rechte metalen staafelement 2 tussen de klemlichamen 14, 15 kan worden neergelaten en daartussenuit kan worden verwijderd. In de gesloten stand drukken de klemlichamen 14, 15 tegen elkaar aan en is het rechte metalen staafelement 2 aan een eindgedeelte daarvan zijdelings ingeklemd tussen de klemlichamen 14, 15.
Zoals weergegeven in figuren 8-12 omvat het vaste klemlichaam 14 een eerste 20 klemvlak 50 en het beweegbare klemlichaam 15 een tweede klemvlak 51. In elk klemvlak 50, 51 is een langsgroef 53 respectievelijk 54 aangebracht. De langsgroeven 53, 54 van de klemlichamen 14, 15 vormen in de gesloten stand gezamenlijk een opneemholte voor het opnemen van een eindgedeelte van het rechte metalen staafelement 2. Als het eindgedeelte van het rechte metalen staafelement 2 is opgesloten in de opneemholte, wordt 25 het uitknikken van dat eindgedeelte verhinderd.
Om een axiale verplaatsing van het rechte metalen staafelement 2 door de opneemholte te voorkomen, bezitten de langsgroeven 53, 54 van de klemlichamen 14, 15 elk meerdere klemribbels 61. In de gesloten stand van het beweegbare klemlichaam 15 drukken de klemvlakken 50, 51 van de klemlichamen 14, 15 stevig tegen elkaar aan, 30 waardoor de klemribbels 61 zijdelings aangrijpen op het metalen staafelement 2. De uitgeoefende aandrukkracht is bijvoorbeeld zodanig dat de klemribbels 61 door plastische vervorming omtreksgroeven in het ingeklemde eindgedeelte van het metalen staafelement 2 vormen.
De klemlichamen 14, 15 omvatten elk een in hoofdzaak vlak aanslagvlak 62 35 respectievelijk 63 dat zich in hoofdzaak loodrecht uitstrekt ten opzichte van de langsgroeven 53, 54. De klemlichamen 14, 15 zijn zodanig ten opzichte van elkaar uitgelijnd, dat de - 11 - aanslagvlakken 62, 63 in een gemeenschappelijk vlak liggen. De aanslagvlakken 62, 63 vormen een aambeeldoppervlak, hetgeen hieronder zal worden toegelicht.
De inrichting 6 is voorzien van een aanslagelement 32 met een aanslagvlak voor het kopeind van het in te klemmen metalen staafelement 2 (zie figuur 2a en 2b). Het 5 aanslagvlak van het aanslagelement 32 verloopt in hoofdzaak evenwijdig aan en op afstand van de aanslagvlakken 62, 63 van de klemlichamen 14, 15. Om het metalen staafelement 2 nauwkeurig te positioneren wordt het kopeind van het in te klemmen metalen staafelement 2 in axiale richting daarvan tegen het aanslagvlak van het aanslagelement 32 uitgelijnd, bijvoorbeeld door middel van een pneumatische cilinder die aanduwt tegen het 10 tegenoverliggende kopeind. De afstand tussen het aanslagvlak van het aanslagelement 32 en de aanslagvlakken 62, 63 van de klemlichamen 14, 15 bepaalt de lengte waarover het kopeind van het rechte metalen staafelement 2 uitsteekt ten opzichte van de aanslagvlakken 62, 63 van de klemlichamen 14, 15.
Om de lengte waarover het kopeind uitsteekt nauwkeurig te kunnen instellen is het 15 aanslagelement 32 verschuifbaar bevestigd aan een geleiding 33 die zich in hoofdzaak evenwijdig aan het in te klemmen staafelement 2 uitstrekt. Hierdoor is het aanslagvlak van het aanslagvlak 32 fixeerbaar op verschillende afstanden van de aanslagvlakken 62, 63 van de klemlichamen 14, 15. Zoals getoond in figuur 1 is het instelbare aanslagelement 32 van boven vrij toegankelijk, zodat het instellen van het aanslagelement 32 eenvoudig en snel is. 20 De inrichting 6 omvat een vervormingslichaam 6 (stuiknippel) voor het plastisch vervormen van het eindgedeelte van het metalen staafelement 2 dat uitsteekt ten opzichte van de aanslagvlakken 62, 63 van de klemlichamen 14,15 nadat het rechte metalen staafelement 2 stevig is ingeklemd. Het vervormde eindgedeelte van het metalen staafelement 2 vormt de verdikte kop 5. Het plastisch vervormen vindt plaats bij 25 kamertemperatuur (“koud stuiken”).
Het vervormingslichaam 16 is voorzien van een vervormingsvlak dat naar de aanslagvlakken 62, 63 van de klemlichamen 14, 15 is toegekeerd. Het vervormingsvlak is voorzien van een vervormingsholte die in hoofdzaak overeenkomt met de te vormen verdikte kop 5. Het vervormingslichaam 16 is beweegbaar tussen een eerste, ruststand en een 30 tweede, stuikstand. In de ruststand bevindt het vervormingsvlak van het vervormingslichaam 16 zich op een afstand van het kopeind van het metalen staafelement 2. In de stuikstand is het vervormingslichaam 16 vanuit de ruststand naar de aanslagvlakken 62, 63 van de klemlichamen 14, 15 toe verplaatst en is het uitstekende eindgedeelte van het metalen staafelement 2 plastisch vervormd in de vervormingsholte van het vervormingslichaam 16.
35 De lengte waarover het eindgedeelte uitsteekt bepaalt een hoeveelheid materiaal die door plastische vervorming tot de verdikte kop 5 leidt. Als te veel of te weinig materiaal wordt vervormd, krijgt de verdikte kop 5 niet de gewenste vorm. Bij een te lang uitstekend - 12 - eindgedeelte wordt het materiaal tijdens het stuiken bijvoorbeeld buiten de vervormingsholte van het vervormingslichaam 16 gedrukt. Met het hierboven genoemde aanslagelement 32 is de uitstekende lengte nauwkeurig instelbaar, zodat de vorm van de verdikte kop 5 is gewaarborgd.
5 Nadat de verdikte kop 5 is gevormd, beweegt het beweegbare klemlichaam 15 terug naar de open stand. Zoals getoond in figuur 11 a-11 d is het beweegbare klemlichaam 15 voorzien van een haakvormig uitsteeksel 56 dat uitsteekt vanaf het klemvlak 51. Het haakvormige uitsteeksel 56 omvat een in hoofdzaak horizontaal oplegdeel 57 en een in hoofdzaak verticaal haakdeel 58. Het oplegdeel 57 heeft een bovenste oplegvlak 59 waarop 10 het metalen staafelement 2 rust na het plaatsen van het staafelement 2 tussen de klemlichamen 14, 15 in de open stand. Zoals het duidelijkst zichtbaar in figuur 11a en 11 d loopt het oplegvlak 59 continu door in de langsgroef 54. Het haakdeel 58 steekt omhoog vanaf het van het klemvlak 51 afgekeerde eind van het oplegdeel 57.
Het vaste klemlichaam 14 omvat een uitsparing 60 in het klemvlak 50. Als de 15 klemvlakken 50, 51 tegen elkaar zijn aangebracht en het metalen staafelement 2 stevig is ingeklemd, is het haakvormige uitsteeksel 56 van het beweegbare klemlichaam 15 opgenomen in de uitsparing 60 van het vaste klemlichaam 14. Het haakdeel 58 grijpt daarbij achter het ingeklemde metalen staafelement 2.
Bij het uit elkaar bewegen van de tegen elkaar aanliggende klemvlakken 50, 51 van 20 de klemlichamen 14, 15 door het beweegbare klemlichaam 15 vanuit de gesloten stand terug naar de open stand te verplaatsen, neemt het haakvormige uitsteeksel 56 het metalen staafelement 2 mee uit de langsgroef 53 in het vaste klemlichaam 14.
Het vaste klemlichaam 14 en het beweegbare klemlichaam 15 zijn losneembaar bevestigd door middel van bouten in boutgaten 64, 65. De klemlichamen 14, 15 zijn 25 bijvoorbeeld gemaakt van gehard staal. Niettemin is de levensduur van de klemlichamen 14, 15 door de aanzienlijke belastingen beperkt tot ongeveer 2 miljoen stuikhandelingen.
Daarna moeten de klemlichamen 14, 15 worden vervangen. Volgens de uitvinding zijn de boutverbindingen van boven eenvoudig toegankelijk (zie figuur 1), zodat het vervangen van de klemlichamen 14, 15 eenvoudig en snel is.
30 Het vervormingslichaam 16 oefent een aanzienlijke kracht uit op het uitstekende eindgedeelte van het metalen staafelement 2 om dat eindgedeelte plastisch te vervormen tot een verdikte kop 5. Om het vervormingslichaam 16 aan te drijven is een aandrijving voorzien, die hieronder nader zal worden beschreven aan de hand van figuren 4-7.
De aandrijving is voorzien van een lineaire aandrijfeenheid 18, die in dit 35 uitvoeringsvoorbeeld is uitgevoerd als een pneumatische cilinder met een aandrijfstang 19. De aandrijfstang 19 is heen en weer beweegbaar ten opzichte van de pneumatische cilinder - 13- 18. De pneumatische cilinder 18 met de aandrijfstang 19 zijn scharnierbaar om een scharnierhartlijn 29.
Het heen en weer beweegbare eind van de aandrijfstang 19 is scharnierbaar om een scharnierhartlijn 20 verbonden met een overbrengingselement 21. Het 5 overbrengingselement 21 is zwenkbaar om een zwenkhartlijn 22, die in hoofdzaak evenwijdig aan de scharnierhartlijnen 29, 20 verloopt. Het overbrengingselement 21 omvat een nokbaan 23, die in dit uitvoeringsvoorbeeld is uitgevoerd als een gekromde baan of curvenbaan.
Tegen de curvenbaan 23 is een steunrol 26 afgesteund, die draaibaar om een 10 draaihartlijn 30 is aangebracht aan een ondereind 25 van een hefboomarm 24. De draaihartlijn 30 verloopt in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkhartlijn 22. De hefboomarm 24 is door middel van een boutverbinding (zie figuur 6) bevestigd aan een U-vormige houder 28. De U-vormige houder 28 en de hefboomarm 24 zijn gezamenlijk scharnierbaar om een scharnierhartlijn 27, die in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkhartlijn 22 verloopt. Aan het 15 boveneind van de hefboomarm 24 is het vervormingslichaam 16 bevestigd.
De curvenbaan 23 van het overbrengingselement 21 omvat een traject met een beginpunt en een eindpunt. Dit traject verloopt niet concentrisch ten opzichte van de zwenkhartlijn 22. Elk punt van het traject van de curvenbaan 23 is bepaald door de afstand tussen dat punt van het traject en de zwenkhartlijn 22 en de hoek tussen de verbindingslijn 20 van dat punt naar de zwenkhartlijn 22 en de verbindingslijn van het beginpunt naar de zwenkhartlijn 22. Het traject van de curvenbaan 23 is zodanig uitgevoerd dat die afstand recht evenredig is met die hoek.
M.a.w. elke mm slag van de aandrijfstang 19 geeft een evenredige verplaatsing van de steunrol 26 van de hefboomarm 24. Hierdoor oefent het vervormingslichaam 16 een in 25 hoofdzaak constante kracht uit op het uitstekende eindgedeelte van het metalen staafelement 2 terwijl de steunrol 26 van de hefboomarm 24 het traject van de curvenbaan 23 volgt. De beweging van de aandrijving is schematisch weergegeven in figuur 7a, 7b.
Het beweegbare klemorgaan 15 is aandrijfbaar door een tweede aandrijving, die in dit uitvoeringsvoorbeeld op dezelfde manier is uitgevoerd als de aandrijving voor het 30 aandrijving van het vervormingslichaam 16. De tweede aandrijving omvat derhalve een tweede aandrijfeenheid, een tweede hefboomarm 44 en een tweede overbrengingselement, dat zwenkbaar is verbonden tussen de tweede aandrijfeenheid en de tweede hefboomarm 44. De tweede aandrijfeenheid is uitgevoerd als een pneumatische cilinder 38 met een heen en weer beweegbare aandrijfstang. De tweede hefboomarm 44 omvat aan het boveneind 35 het beweegbare klemlichaam 15 en aan het ondereind een draaibare steunrol 46, die aanligt tegen een curvenbaan van het tweede overbrengingselement.
- 14 -
De uitvinding is niet beperkt tot het in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. De vakman kan verschillende aanpassingen aanbrengen die binnen de reikwijdte van de uitvinding liggen.

Claims (29)

1. Inrichting voor het vormen van een verdikte kop (5) aan een kopeind van een metalen staafelement (2), welke inrichting is voorzien van: . een kleminrichting voor het inklemmen van het metalen staafelement (2) onder vrijlating van een eindgedeelte met het kopeind, 5. een vervormingslichaam (16) voor het plastisch vervormen van het eindgedeelte van het metalen staafelement (2) ter vorming van de verdikte kop (5), . een aandrijving voor het aandrijven van het vervormingslichaam (16), met het kenmerk, dat de aandrijving is voorzien van: 10. een aandrijfeenheid (18), . een overbrengingselement (21), dat aandrijfbaar is verbonden met de aandrijfeenheid (18), welk overbrengingselement (21) zwenkbaar om een zwenkhartlijn (22) is en is voorzien van een nokbaan (23), . een hefboomarm (24), die aan een eind aanligt tegen de nokbaan (23) van 15 het overbrengingselement (21) en aan een tegenoverliggend eind is voorzien van het vervormingslichaam (16), welke hefboomarm (24) scharnierbaar is om een scharnierhartlijn (27) die in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkhartlijn (22) verloopt.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de aandrijfeenheid een lineaire 20 aandrijfeenheid omvat, zoals een pneumatische cylinder (18).
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de aandrijfeenheid (18) is voorzien van een heen en weer beweegbare aandrijfstang (19) die scharnierbaar is verbonden met het overbrengingselement (21). 25
4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de nokbaan (23) van het overbrengingselement (21) een gekromde baan omvat.
5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de gekromde baan (23) is voorzien van een 30 traject met een beginpunt, en waarbij elk punt van het traject is bepaald door de afstand tussen dat punt van het traject en de zwenkhartlijn (22) en de hoek tussen de verbindingslijn van dat punt naar de zwenkhartlijn (22) en de verbindingslijn van het beginpunt naar de zwenkhartlijn (22), en waarbij die afstand recht evenredig is met die hoek. 35 - 16-
6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is voorzien van een aanslagelement (32) voor het kopeind van het in te klemmen metalen staafelement (2), waarbij het aanslagelement (32) instelbaar is in een richting evenwijdig aan het in te klemmen staafelement (2). 5
7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de kleminrichting is voorzien van een vast klemlichaam (14) en een beweegbaar klemlichaam (15), waarbij het beweegbare klemlichaam (15) beweegbaar is tussen een eerste stand, waarin het metalen staafelement (2) tussen de klemlichamen (14, 15) brengbaar is, en een tweede stand, 10 waarin het metalen staafelement (2) zijdelings inklembaar is tussen de klemlichamen (14, 15) onder vrijlating van het eindgedeelte met het kopeind.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de inrichting een tweede aandrijving omvat die is uitgevoerd voor het aandrijven van het beweegbare klemorgaan (15), waarbij de 15 tweede aandrijving is voorzien van: • een tweede aandrijfeenheid (38), • een tweede overbrengingselement, dat aandrijfbaar is verbonden met de tweede aandrijfeenheid (38), welk tweede overbrengingselement zwenkbaar om een zwenkhartlijn is en is voorzien van een nokbaan, 20. een tweede hefboomarm (44), die aan een eind aanligt tegen de nokbaan van het tweede overbrengingselement en aan een tegenoverliggend eind is voorzien van het beweegbare klemorgaan (15), welke tweede hefboomarm (44) scharnierbaar is om een scharnierhartlijn die in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkhartlijn van het tweede overbrengingselement verloopt. 25
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij het vaste klemlichaam (14) en het beweegbare klemlichaam (15) elk zijn voorzien van telkens een klemvlak (50, 51), waarin een langsgroef (53, 54) is aangebracht, en waarbij in de tweede stand van het beweegbare klemlichaam (15) de klemvlakken (50, 51) van de klemlichamen (14, 15) zodanig tegen 30 elkaar zijn aangebracht dat de langsgroeven (53, 54) een opneemholte voor het opnemen van een gedeelte van het metalen staafelement (2) vormen, waarbij het beweegbare klemlichaam (15) is voorzien van een haakvormig uitsteeksel (56) dat uitsteekt vanaf het klemvlak (51) daarvan, en het vaste klemlichaam (14) is voorzien van een uitsparing (60) die is aangebracht in het klemvlak (50) daarvan, en waarbij in de tweede stand van het 35 beweegbare klemlichaam (15) het haakvormige uitsteeksel (56) van het beweegbare klemlichaam (15) is opgenomen in de uitsparing (60) van het vaste klemlichaam (14). - 17-
10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij het haakvormige uitsteeksel (56) is uitgevoerd om, als de klemvlakken (50, 51) van de klemlichamen (14, 15) tegen elkaar aanliggen en een metalen staafelement (2) is opgenomen in de opneemholte, zijdelings aan te grijpen op 5 dat metalen staafelement (2) bij het van elkaar af bewegen van die tegen elkaar aanliggende klemvlakken (50, 51) van de klemlichamen (14,15).
11. Inrichting volgens 9 of 10, waarbij het haakvormige uitsteeksel (56) is voorzien van een oplegdeel (57), dat zich in hoofdzaak dwars uitstrekt vanaf het klemvlak (51) van het 10 beweegbare klemlichaam (15), en een haakdeel (58), dat zich in hoofdzaak dwars uitstrekt vanaf het oplegdeel (57) op een afstand van de langsgroef (54) in het klemvlak (51) van het beweegbare klemlichaam (15).
12. Inrichting volgens een van de conclusies 9-11, waarbij het oplegdeel (57) is voorzien 15 van een oplegvlak (59) voor het daarop neerleggen van het metalen staafelement (2), en waarbij het oplegvlak (59) is uitgelijnd ten opzichte van de langsgroef (54) van het beweegbare klemlichaam (15).
13. Inrichting volgens een van de conclusies 9-12, waarbij de langsgroeven (53, 54) van 20 de klemlichamen (14, 15) elk zijn voorzien van ten minste een klemribbel (61), waarbij de klemribbels (61) zijn uitgevoerd om, bij tegen elkaar aanliggende klemvlakken (50, 51) van de klemlichamen (14, 15) en een in de opneemholte opgenomen metalen staafelement (2), dat metalen staafelement (2) zijdelings in te klemmen.
14. Inrichting volgens een van de conclusies 9-13, waarbij de klemlichamen (14, 15) elk zijn voorzien van een in hoofdzaak vlak aanslagvlak (62, 63) dat zich in hoofdzaak loodrecht uitstrekt ten opzichte van de langsgroef (53, 54), waarbij de aanslagvlakken (62, 63) van de klemlichamen (14, 15) zijn uitgelijnd in een gemeenschappelijk vlak, en waarbij het vervormingslichaam (16) is voorzien van een vervormingsvlak dat is uitgevoerd om, bij 30 een in de opneemholte opgenomen metalen staafelement (2) met een van het kopeind voorzien eindgedeelte dat uitsteekt ten opzichte van de aanslagvlakken (62, 63), dat eindgedeelte plastisch te vervormen ter vorming van de verdikte kop (5).
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij het vervormingslichaam (16) beweegbaar is 35 tussen een eerste stand, waarin het vervormingslichaam (16) zich op een afstand van het kopeind van het metalen staafelement (2) bevindt, en een tweede stand, waarin het -18- vervormingsorgaan (16) vanuit de eerste stand naar de aanslagvlakken (62, 63) van de klemlichamen (14, 15) toe is bewogen en het eindgedeelte met dat kopeind door het vervormingslichaam (16) plastisch is vervormd.
16. Inrichting volgens een van de conclusies 9-15, waarbij het vervormingsvlak is voorzien van een vervormingsholte die in hoofdzaak overeenkomt met de te vormen verdikte kop (5).
17. Inrichting volgens een van de conclusies 9-16, waarbij het vaste klemlichaam (14) 10 losneembaar is bevestigd aan de inrichting, en waarbij het beweegbare klemlichaam (15) losneembaar is bevestigd aan de tweede hefboomarm (44).
18. Inrichting voor het vormen van een metalen beugel voor een emmer, omvattende een inrichting volgens een van de voorgaande conclusies. 15
19. Emmeraanbeugelinrichting voor het aanbeugelen van een metalen beugel aan een emmer, omvattende een inrichting volgens conclusie 18.
20. In combinatie, ten minste een eerste klemlichaam (15) en tweede klemlichaam (14), 20 waarbij elk klemlichaam (14, 15) is voorzien van klemvlak (50, 51), waarin een langsgroef (53, 54) is aangebracht, en waarbij de klemvlakken (50, 51) van de klemlichamen (14, 15) zodanig tegen elkaar aangebracht kunnen worden dat de langsgroeven (53, 54) een opneemholte voor het opnemen van een gedeelte van een metalen staafelement (2) vormen, met het kenmerk, dat het eerste klemlichaam (15) is voorzien van een haakvormig 25 uitsteeksel (56) dat uitsteekt vanaf het klemvlak (51) daarvan, en het tweede klemlichaam (14) is voorzien van een uitsparing (60) die is aangebracht in het klemvlak (50) daarvan, en het haakvormige uitsteeksel (56) van het eerste klemlichaam (15) opneembaar is in de uitsparing (60) van het tweede klemlichaam (14) bij tegen elkaar aanliggende klemvlakken (50, 51) van de klemlichamen (14, 15). 30
21. Combinatie volgens conclusie 20, waarbij het haakvormige uitsteeksel (56) is uitgevoerd om, als de klemvlakken (50, 51) van de klemlichamen (14, 15) tegen elkaar aanliggen en een metalen staafelement (2) is opgenomen in de opneemholte, zijdelings aan te grijpen op dat metalen staafelement (2) bij het van elkaar af bewegen van die tegen 35 elkaar aanliggende klemvlakken (50, 51) van de klemlichamen (14, 15). - 19-
22. Combinatie volgens conclusie 20 of 21, waarbij het haakvormige uitsteeksel (56) is voorzien van een oplegdeel (57), dat zich in hoofdzaak dwars uitstrekt vanaf het klemvlak (51) van het eerste klemlichaam (15), en een haakdeel (58), dat zich in hoofdzaak dwars uitstrekt vanaf het oplegdeel (57) op een afstand van de langsgroef (54) in het klemvlak van 5 het eerste klemlichaam (15).
23. Combinatie volgens conclusie 22, waarbij het oplegdeel (57) is voorzien van een oplegvlak (59) voor het daarop neerleggen van een metalen staafelement (2), en waarbij het oplegvlak (59) is uitgelijnd ten opzichte van de langsgroef (54) van het eerste 10 klemlichaam (15).
24. Combinatie volgens een van de conclusies 20-23, waarbij de langsgroeven (53, 54) van de klemlichamen (14, 15) elk zijn voorzien van ten minste een klemribbel (61), waarbij de klemribbels (61) zijn uitgevoerd om, bij tegen elkaar aanliggende klemvlakken (50, 51) 15 van de klemlichamen (14, 15) en een in de opneemholte opgenomen metalen staafelement (2), dat metalen staafelement (2) zijdelings in te klemmen.
25. Combinatie volgens een van de conclusies 20-24, waarbij de klemlichamen (14, 15) elk zijn voorzien van een in hoofdzaak vlak aanslagvlak (62, 63) dat zich in hoofdzaak 20 loodrecht uitstrekt ten opzichte van de langsgroef (53, 54), waarbij de aanslagvlakken (62, 63) van de klemlichamen (14, 15) in een gemeenschappelijk vlak uitlijnbaar zijn bij tegen elkaar aanliggende klemvlakken (50, 51) van de klemlichamen (14,15), en waarbij de combinatie een vervormingslichaam (16) omvat, dat is voorzien van een vervormingsvlak dat is uitgevoerd om, bij tegen elkaar aanliggende klemvlakken (50, 51) van de 25 klemlichamen (14, 15) en een in de opneemholte opgenomen metalen staafelement (2) met een kopeind dat uitsteekt ten opzichte van de aanslagvlakken (50, 51), dat kopeind plastisch te vervormen ter vorming van de verdikte kop (5).
26. Combinatie volgens conclusie 25, waarbij het vervormingsvlak is voorzien van een 30 vervormingsholte die in hoofdzaak overeenkomt met de te vormen verdikte kop (5).
27. Combinatie volgens een van de conclusies 20-26, waarbij het eerste klemlichaam (15) en het tweede klemlichaam (14) elk zijn voorzien van ten minste een bevestigingsgat (64, 65) voor het losneembaar bevestigen van dat klemlichaam (14, 15). 35 -20-
28. Combinatie volgens een van de conclusies 20-27, waarbij het eerste klemlichaam (15) en/of het tweede klemlichaam (14) en/of het vervormingslichaam (16) zijn gemaakt van gehard staal.
29. Werkwijze voor het vormen van een verdikte kop (5) aan de kopeinden van een metalen staafelement (2), welke werkwijze is voorzien van: . het inklemmen van het metalen staafelement (2) onder vrijlating van een eindgedeelte met een kopeind, . het door een vervormingslichaam (16) plastisch vervormen van het 10 eindgedeelte van het metalen staafelement (2) ter vorming van de verdikte kop (5), . het door een aandrijving aandrijven van het vervormingslichaam (16), waarbij de aandrijving is voorzien van: • een aandrijfeenheid (18), . een overbrengingselement (21), dat aandrijfbaar is verbonden met de 15 aandrijfeenheid (18), welk overbrengingselement (21) zwenkbaar om een zwenkhartlijn (22) is en is voorzien van een nokbaan (23), . een hefboomarm (24), die aan een eind aanligt tegen de nokbaan (23) van het overbrengingselement (21) en aan een tegenoverliggend eind is voorzien van het vervormingslichaam (16), welke hefboomarm (24) scharnierbaar is om een 20 scharnierhartlijn (27) die in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkhartlijn (22) verloopt.
NL2005580A 2010-10-26 2010-10-26 Inrichting en werkwijze voor het vormen van een verdikte kop aan de kopeinden van een metalen staafelement. NL2005580C2 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2005580A NL2005580C2 (nl) 2010-10-26 2010-10-26 Inrichting en werkwijze voor het vormen van een verdikte kop aan de kopeinden van een metalen staafelement.
EP19193156.7A EP3608032A1 (en) 2010-10-26 2011-10-26 Device and method for forming a thickened head on the head ends of a metal rod element
EP11186683.6A EP2446981B1 (en) 2010-10-26 2011-10-26 Device and method for forming a thickened head on the head ends of a metal rod element
NL2008060A NL2008060C2 (nl) 2010-10-26 2011-12-30 Combinatie omvattende twee klemlichamen, kleminrichting, emmeraanbeugelinrichting, alsmede inrichting en werkwijze voor het vormen van een verdikte kop aan een kopeind van een metalen staafelement.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2005580A NL2005580C2 (nl) 2010-10-26 2010-10-26 Inrichting en werkwijze voor het vormen van een verdikte kop aan de kopeinden van een metalen staafelement.
NL2005580 2010-10-26

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2005580C2 true NL2005580C2 (nl) 2012-04-27

Family

ID=44140986

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2005580A NL2005580C2 (nl) 2010-10-26 2010-10-26 Inrichting en werkwijze voor het vormen van een verdikte kop aan de kopeinden van een metalen staafelement.
NL2008060A NL2008060C2 (nl) 2010-10-26 2011-12-30 Combinatie omvattende twee klemlichamen, kleminrichting, emmeraanbeugelinrichting, alsmede inrichting en werkwijze voor het vormen van een verdikte kop aan een kopeind van een metalen staafelement.

Family Applications After (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2008060A NL2008060C2 (nl) 2010-10-26 2011-12-30 Combinatie omvattende twee klemlichamen, kleminrichting, emmeraanbeugelinrichting, alsmede inrichting en werkwijze voor het vormen van een verdikte kop aan een kopeind van een metalen staafelement.

Country Status (2)

Country Link
EP (2) EP3608032A1 (nl)
NL (2) NL2005580C2 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN111545675B (zh) * 2020-05-22 2022-02-18 江西铜业集团铜材有限公司 一种铜线用的弯折设备
CN113909405B (zh) * 2021-08-30 2022-07-26 江苏玖泰电力实业有限公司 一种用于水泥杆生产的具有自动翻料功能的液压墩头机
CN114406137B (zh) * 2021-12-31 2023-04-18 江苏玖泰电力实业有限公司 一种水泥杆内部钢筋加工用液压墩头机

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH550635A (de) * 1970-12-24 1974-06-28 Aida Eng Ltd Verfahren zur herstellung von gegenstaenden aus bandoder drahtmaterial und doppelschlagstaucher zur ausfuehrung des verfahrens.
EP1002733A1 (en) * 1998-10-20 2000-05-24 van den Brink B.V. Bucket handle machine
DE10027680A1 (de) * 1999-06-07 2000-12-14 Volker Wengenroth Verfahren und Vorrichtung zum Herstellen von Umformteilen aus Drahtrohlingen

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3359582A (en) * 1965-11-22 1967-12-26 Bethlehem Steel Corp Die assembly for making chamfer headed nails
US5154670A (en) * 1990-10-15 1992-10-13 Illinois Tool Works, Inc. Apparatus for forming a wire nail
AT10206U1 (de) * 2007-10-22 2008-11-15 Ceratizit Austria Gmbh Werkzeug zum klemmen oder ablängen

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH550635A (de) * 1970-12-24 1974-06-28 Aida Eng Ltd Verfahren zur herstellung von gegenstaenden aus bandoder drahtmaterial und doppelschlagstaucher zur ausfuehrung des verfahrens.
EP1002733A1 (en) * 1998-10-20 2000-05-24 van den Brink B.V. Bucket handle machine
DE10027680A1 (de) * 1999-06-07 2000-12-14 Volker Wengenroth Verfahren und Vorrichtung zum Herstellen von Umformteilen aus Drahtrohlingen

Also Published As

Publication number Publication date
EP2446981B1 (en) 2019-08-28
NL2008060A (nl) 2012-04-27
EP3608032A1 (en) 2020-02-12
NL2008060C2 (nl) 2012-10-23
EP2446981A3 (en) 2012-07-18
EP2446981A2 (en) 2012-05-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2005580C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het vormen van een verdikte kop aan de kopeinden van een metalen staafelement.
US4967585A (en) Bending die and ram assembly for tube bending machine
US7308817B2 (en) Push plate tool holder for press brakes
JP2009107015A (ja) 線材搬送装置
EP3281530B1 (en) Clipping machine with a shortened crank drive
JPH0373213A (ja) チューブ切断装置
FI113951B (fi) Polviviputyyppinen meistikäyttöjärjestelmä
US5301533A (en) Cam operated pierce apparatus
CN110355244A (zh) 四角弯框机及其生产控制方法
CN210253675U (zh) 一种铝型材张力矫直机钳口
US3606786A (en) Single bar module bender
AU620608B2 (en) Bending apparatus
NL8005859A (nl) Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van buis- bochtstukken.
CN207899955U (zh) 角钢冲压机
US1852101A (en) Cylinder-forming machine
US9687896B2 (en) Sheet metal brake press
NL8303472A (nl) Inrichting voor het buigen van plaatmateriaal.
CN108747317B (zh) 一种弹簧卡片旋入装置及装配方法
CN208866662U (zh) 一种自动压紧装置
CN209646883U (zh) 刮胶装置
US1084533A (en) Punching-machine.
CN210660838U (zh) 一种液压支架防滑装置
CN212397744U (zh) 钩弯装置
CN215148654U (zh) 一种发动机再制造工装
CN220073048U (zh) 一种锻件压弯用定位结构

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20211101