NL193860C - Inrichting voor het thermovormen uit een foliebaan van bekervormige voorwerpen en voor het stapelen hiervan. - Google Patents

Description

1 193860

Inrichting voor het thermovormen uit een foliebaan van bekervormige voorwerpen en voor het stapelen hiervan

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het thermovormen uit een foliebaan van bekervormige 5 voorwerpen en voor het althans stapelen hiervan, voorzien: - van een thermovormpers, met een met stempels uitgeruste stempeldrager en met twee elk vormholten bezittende vormen, die tezamen beweegbaar zijn ten opzichte van de stempeldrager, waarbij de vormen met hun vormholten beurtelings met de stempels van de stempeldrager kunnen samenwerken om uit een foliebaan in een perssluitbeweging een groep voorwerpen te vervaardigen terwijl de andere vorm zich 10 daarbij zijdelings van de stempeldrager in zijn lospositie bevindt, alsmede met een snij-inrichting die bedienbaar is aan het eind van elke perssluitbeweging, voor het uit de foliebaan lossnijden van steeds een groep gevormde voorwerpen; - van een stapsgewijs werkende folietoevoerinrichting om een foliebaan tussen de stempeldrager en een vorm toe te voeren; en 15 - van overbrengmiddelen voor het groepsgewijs overbrengen van gevormde voorwerpen naar een gestapelde positie, welke overbrengmiddelen ten minste één naar een lospositie beweegbare opneemkop omvatten voor het afwisselend uit de vormen in hun lospositie opnémen van gevormde voorwerpen.

Een dergelijke inrichting is bekend uit CH-A-625.742. Bij de bekende inrichting zijn de overbrengmiddelen uitgevoerd als beweegbaar opgestelde opneemkoppen met zuignappen. Met deze opneemkoppen kan om 20 beurten uit de ene vorm respectievelijk de andere vorm een groep bekervormige producten worden uitgenomen om direct te worden overgebracht naar een positie waar ze nestend worden gestapeld.

Nadelig van de bekende inrichting is dat de bekervormige producten ontnest dienen te worden voordat werkzaamheden, zoals boren, etiketteren of steriliseren bij de voorwerpen kunnen worden uitgevoerd. De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort die bovengenoemde nadelen niet 25 bezit. Daartoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat - de overbrengmiddelen voorts een stapsgewijs werkende transporteur (35) omvatten die is uitgerust met een reeks dragers (37), elk voorzien van een aantal opneemopeningen (37a) dat ten minste gelijk is aan het aantal holten (15) van een vorm (6, 7) waarbij de ópneemkop(pen) (26, 27) beweegbaar is naar zijn lospositie boven een drager (37) van de transporteur (35), welke transporteur (35) stroomafwaarts in een 30 transportinrichting samenwerkt met een stapelstation (51) voor het nestend stapelen van gevormde voorwerpen (150), en dat - langs de transporteur (35) tussen de ten minste ene opneemkop (26, 27) en het stapelstation (51) ten minste één bewerkings- of behandelingsstation (50) is opgesteld voor de gelijktijdige behandeling of bewerking van groepen voorwerpen (15) uit ten minste één vorm- of pershandeling.

35 Door te voorzien in een transporteur met dragers waarin de gevormde producten kunnen worden opgenomen, wordt bereikt dat aan de voorwerpen met behoud van hun oriëntatie handelingen kunnen worden verricht alvorens ze worden gestapeld. Hiermee is tevens gewaarborgd, dat de voorwerpen bij het stapelen voldoende afgekoeld zijn en niet onderling zullen plakken.

In een voordelige uitvoeringsvorm zijn de dragers plaatvormig en zijn de opneemopeningen van elke 40 drager doorgaand uitgevoerd. Hierdoor wordt bereikt dat in de opneemopeningen van de dragers aanwezige voorwerpen aan een door de platen heen reikende onderzijde toegankelijk zijn om te worden bewerkt. Met name is dit voordelig wanneer de voorwerpen bij het stapelstation een stootbeweging moeten ondergaan.

In een andere voordelige uitvoering is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de opneemopeningen in hoofdzaak dezelfde vorm en rangschikking hebben als de holten van de holle 45 vormhelften. Hierdoor wordt bereikt dat het naar de dragers overbrengen van de groepen gevormde voorwerpen kan worden uitgevoerd zonder verandering van hun relatieve positie, hetgeen het overforengen aanzienlijk vergemakkelijkt.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: 50 figuur 1 een vooraanzicht in schematische vorm van een deel van een transporteur, welke bij de inrichting volgens de uitvinding wordt gebruikt; figuur 2 een bovenaanzicht van de inrichting volgens figuur 14; figuren 3 en 4 respectievelijk een bovenaanzicht en een vergroot bovenaanzicht, overeenkomende met dat, weergegeven in figuur 2, doch met de opneemkoppen tijdens een andere stap van de bedrijfscyclus; 55 figuren 3A en 3B respectievelijk gedeeltelijke bovenaanzichten op vergrote schaal van de twee helften van een dubbele holle vorm; figuren 5 en 6 vooraanzichten in schematische vorm van de thermovormpers tijdens twee verschillende 193860 2 bedrijfsstappen zonder de stapsgewijs werkende transporteur; figuur 7 een onderaanzicht op vergrote schaal van een gedeelte van de opneemkop; figuren 8A, 8B en 8C details in figuur 6 op vergrote schaal; figuur 9 detail van figuur 1 op vergrote schaal; 5 figuur 10 een afbeelding, overeenkomende met die volgens figuur 14 doch tijdens een andere stap van de bedrijfscyclus; figuur 11 een detail van figuur 10; figuur 12 een vooraanzicht van een stapelinrichting, welke stroomafwaarts van de stapsgewijs werkende transporteur tijdens de toevoerstap kan worden gebruikt; 10 figuur 12A een detail van figuur 12 op vergrote schaal, waarin de wijze is aangegeven, waarop de thermisch gevormde voorwerpen worden gestapeld; figuur 13 een detail van figuur 12 op grotere schaal figuur 14 de stapelinrichting volgens figuur 12 tijdens de stap van het afvoeren op een plaat; figuur 15 een detail van figuur 13 in een positie, gereed voor afvoer; 15 figuur 16 de stapelinrichting volgens figuur 12 in een positie voor horizontale afvoer; figuren 17 en 18 schematisch opeenvolgende stappen bij het horizontaal afvoeren uit de stapelinrichting volgens figuur 16; figuur 19 een variant van figuur 10; en figuur 20 een diagram van de thermovormstappen en cyclustijden voor de inrichting, weergegeven in de 20 figuren 1-18.

Onder verwijzing naar de bovengenoemde figuren wordt opgemerkt, dat de inrichting is voorzien van een steunframe 1 waarop een stationaire bovenplaat 2 is gemonteerd, met een stempeldrager 3, die bij het afgebeelde voorbeeld eveneens stationair is, een verschuifbare tafel 4, welke bijvoorbeeld wordt onder-25 steund op rolvoeten, geschikt voor grote belasting met automatische smering (niet afgebeeld in de tekening) voor het uitvoeren van horizontale bewegingen (pijl A), en een onderplaat 5, die het uitvoeren van horizontale bewegingen (pijl A), en een onderplaat 5, die in verticale richting kan bewegen (pijl B - figuur 5), welke door bijvoorbeeld twee tuimeleenheden (niet afgebeeld) wordt aangedreven. Verschuifbare tafel 4 ondersteunt twee elk vormholten 15 bezittende vormen 6 en 7, welke identiek zijn en op hetzelfde niveau 30 naast elkaar zijn opgesteld, en waarvan het de bedoeling is, dat zij door verschuifbare tafel 4 afwisselend onder de stempeldrager 3 worden bewogen, waar wordt veroorzaakt, dat zij zich naar boven bewegen en met de stempeldrager samenwerken en dan naar beneden en opzij worden bewogen ten opzichte van de stempeldrager 3. De vorm 6 wordt naar links en de vorm 7 naar rechts (als beschouwd in de figuren in de tekening) zijdelings buiten de stempeldrager 3 bewogen.

35 Een baan 8 van thermoplastisch materiaal, welke vanaf een wikkel kan worden afgewikkeld of direct kan worden afgenomen uit een extrusie-eenheid, welke met de thermovorminrichting is gecombineerd, wordt voortbewogen door middel van een ketting-toevoermechanisme 9 in een richting, loodrecht op die van de vormen 6, 7 onder de stempeldrager 3, doch boven de dubbele opnemende vormen 6, 7 in stappen, gesynchroniseerd met de druk· of vormsnelheid.

40 Zoals beter blijkt uit de figuren 5 en 6, kan de stempeldrager 3 zijn voorzien van een aantal kamers 10 met vrije onderranden 11 (figuur 8C), in elk waarvan een stempel 12 is ondergebracht, die aan één uiteinde van een overeenkomstige verticale stuurstang 13 is bevestigd, welke verschuifbaar is in de bovenwand van de stempeldrager. De stuurstangen zitten aan een bedieningsstaaf of -plaat 14, welke door in de tekening niet afgebeelde bedieningsorganen wordt bediend. De twee vormen 6 en 7 bezittèn elk een aantal naar 45 boven open holten 15, waarvan het aantal gelijk is aan het aantal kamers 10 en met dezelfde tussenafstand, één en ander zodanig, dat wanneer een opnemende vorm samenwerkt met de stationaire stempel, elke kamer 10 op een nauwkeurige wijze samenwerkt met een overeenkomstige holte 15 daaronder.

Vaste centreerpennen 16 aan de bovenste plaat 2 kunnen worden opgenomen in opneemzittingen 17, die in de vorm 6 respectievelijk 7 aanwezig zijn, wanneer deze vorm 6 of 7 tegen de stempeldrager 3 wordt 50 aangebracht, voor een juiste samenwerking tussen de vorm 6 of 7 en de stempeldrager 3.

De voet van elke holte 15 is voorzien van een uitdrukinrichting (figuren 5, 6, 8A, 8B en 8C), voorzien van een kop 18, die naar boven kan bewegen onder besturing van een stang 19, welke zit aan een bedienings-stang of -plaat 20, waarvan het de bedoeling is om thermisch gevormde voorwerpen 150 uit de vormholten vrij te maken en naar buiten te drukken nadat de stempels zijn geopend.

55 Bij voorkeur bezit elke holte 15 een vernauwing 21, welke een getrapt gedeelte om het gevormde voorwerp vormt, en waarvan de hoogte tot de voet van de holte de stapelhoogte H voor gevormde voorwerpen 150 bepaalt (figuur 8A).

3 193860

De onderste plaat 5 wordt aangedreven door bijvoorbeeld twee tuimeleenheden, teneinde de verticale sluit- en openingsbewegingen tussen de opnemende vormen 6, 7 en de stempeldrager 3 te effectueren.

Twee excentrieken, welke dienen om de plaat 5 over een kleine afstand te bewegen en daardoor de voorwerpen uit de folie te snijden en te scheiden, kunnen onder de voet van de twee tuimeleenheden 5 aanwezig zijn. Deze handeling wordt uitgevoerd tijdens het sluiten van de vormen 6, 7 tegen de stempel-drager 3.

De stationaire bovenplaat 2 bezit twee verticale ondersteuningskolommen 22 en 23 (figuren 2, 3 en 4), op elk waarvan zwenkbaar een arm 24, 25 is gemonteerd, die aan het vrije uiteinde een zuigopneemkop 26, 27 ondersteunt, welke bijvoorbeeld de vorm heeft van een klokvormige kom, die aan de voet is afgesloten 10 door een geperforeerde zuigplaat 28 die bijvoorbeeld met een zuigpomp in verbinding staat door middel van een buigzame leiding 26a en 27a. Zoals uit figuur 7 blijkt, bezit de plaat 29 een aantal doorgaande openingen 29, die op een geordende wijze op een afstand van de snijpunten van de longitudinale 30 en transversale 31 zuiggroeven zijn opgesteld met een afstand, welke gelijk is aan die van de holten 15 in de vormen 6 en 7.

15 De armen 24 en 25 bevinden zich ter weerszijden van de stempeldrager 3 en kunnen zich in een hoekrichting om de kolommen 22 en 23 bewegen tussen een positie, waarin de betreffende opneemkop 26 en 27 zich boven een vorm 6 of 7 bevindt, wanneer deze naast stempeldrager 3 is bewogen, en een positie buiten de thermovormmachine, en wel door een overeenkomstige motorreductie-tandwieleenheid 32, 33, die zodanig wordt aangedreven, dat de opneemkoppen 26, 27 ritmische hoekbewegingen gesynchroniseerd met 20 de heen- en weergaande bewegingen van de vormen 6 en 7 uitvoeren teneinde de overdracht van thermisch gevormde voorwerpen 150 te effectueren.

Binnen de werkingsstraal van de armen 24 en 25 bevindt zich een stapsgewijs aandrijfbare transporteur 35 (figuren 1, 2, 3, 9 en 10), welke voorzien is van twee zijgeleidingen 36, een aantal platen 37, die glijdbaar door de zijgeleidingen worden ondersteund en aan de twee tegenover elkaar gelegen uiteinden 25 daarvan zijn gekoppeld met een paar aandrijfbare kettingen 38, welke zich om een paar kettingwielen 39 aan de einden van de transporteur uitstrekken (figuur 22). Elke plaat 37 bezit tussenponnen 40, welke voorzien in een scharnierwerking met de kettingen 38 en twee zijdelingse rollen of pennen 41 en 42 aan elk uiteinde. Langs de zijden 36 kunnen de rollen 41 en 42 vrij langs de overeenkomstige rechte boven- 43 en onder- 44-geleidingen of rails bewegen, terwijl bij het overdrachtseind van de transporteur, de pennen 40 30 gedwongen wordt een cirkelvormige baan de kettingwielen 39 te volgen, een voorste rol 41 (figuur 9) wordt gedwongen een baan te volgen, welke eveneens cirkelvormig is en wel langs een overeenkomstige stationaire geleiding 45, die dezelfde kromtestraal heeft als de kromming van het wiel 39 en waarbij een achterste rol 42 (figuur 9) ingrijpt tussen twee tanden 46 van tandwiel 47, waarvan de rotatiehartlijn is gelegen op dezelfde hoogte als die van het kettingwiel 39. Bij deze constructie wordt aan het eind van de 35 transporteur 35 elke plaat 37 teruggevoerd naar een positie, welke steeds evenwijdig is aan de andere platen of vorminrichtingen, en wanneer deze zich in de afvoerpositie bevindt, relatief veraf ligt van de plaats of vorminrichting, welke daaraan is voorafgegaan en diegene, welke daarop volgt.

Er is voorzien in een behandelingsstation 50 (figuren 1 en 10) en een stapelstation 51 bij de transporteur 35 en eventueel in tussenbehandelingsstations.

40 Het behandelingsstation 50 dient voor het uitvoeren van verschillende bewerkingen aan gevormde voorwerpen 150, terwijl in de stapelstation 51 de gevormde voorwerpen kunnen worden gestapeld wanneer zij van de transporteur 35 worden verwijderd.

De platen 37 bezitten elk een aantal openingen of zittingen 38 met dezelfde diameter (of een iets kleinere diameter) en dezelfde afstanden als de holten 15 in de vormen 6 en 7, zodat zij de uit een 45 vormhandeling verkregen, daarnaar door de koppen 26 en 27 overgedragen voorwerpen kunnen opnemen. De platen 37 worden stapsgewijs langs een bovenste baan van de transporteur 35 bewogen, waarlangs zij gevormde voorwerpen 150 vanaf de koppen 26 en 27 afwisselend opnemen, achtereenvolgens stapsgewijs tot stilstand worden gebracht in het behandelingsstation 50 en daarna langs een onderste baan worden gevoerd om het stapelstation 51 te bereiken.

50 Het behandelingsstation 50 kan zijn uitgevoerd voor het perforeren van de voeten van gevormde voorwerpen 150, het droog bedrukken of stempelen van de voorwerpen, het etiketteren, het vullen met oplosbare drankpoeders, of het steriliseren, enz.

In de figuren 1 en 10 is het station 50 bij wijze van voorbeeld uitgerust met een door een tuimelaar aangedreven boorkop, welke is voorzien van boorelementen 52, die met dezelfde afstand als de openingen 55 37a in de platen 37 zijn opgesteld en met dezelfde bedrijfssnelheid als de transporteur 35 worden bedreven.

Het stapelstation 51 (figuren 1 en 10 tot 16) omvat een ondersteuningsgestel 53, hierop bevindt zich het stroomafwaartse eind van de transporteur 35, een hefinrichting 54, die op en neer te bewegen is synchroon 193860 4 met de stapsgewijze werking van de transporteur 35 en voorzien is van een aantal drukkoppen 55, waarvan het aantal gelijk is aan en dezelfde afstand heeft als de openingen 37a in de plaat 37, en een stapel· inrichting 56, die boven de transporteur 35 verticaal gecentreerd met de hefinrichting 54 is opgesteld. De stapelinrichting 56 kan zijn voorzien van een aantal evenwijdige buisvormige staven 57, die tezamen worden 5 gehouden door een gestel 58 (figuur 25), waarop ook glijdbaar een bovenste drukinrichting 59 is gemonteerd, die eveneens een wisselende heen- en weergaande beweging kan uitvoeren, zoals hierna zal worden beschreven.

Elke staaf 57 is bij voorkeur voorzien van tanden 60 (figuren 13 en 15), die zwenkbaar zijn om een dwarsas 61 tussen een positie, waarin zij in de staaf (figuur 28) zijn teruggetrokken, zodat voorwerpen 150 10 tussen de staven kunnen glijden, en een positie, waarin zij uit de staaf (figuren 11, 12) uitsteken teneinde op een rand 151 van een voorwerp 150 te kunnen aangrijpen.

Zoals blijkt uit de figuren 3A, 3B en 12A is het mogelijk, dat de vorm 6 voorwerpen levert, die identiek zijn aan die welke de vorm 7 levert, doch voorwerpen die zijn voorzien van bijvoorbeeld vier voeten of insnijdingen 152 over een voorafbepaalde hoek verdraaid ten opzichte van die uit de vorm 7 af te leveren 15 zou dat, wanneer voorwerpen in station 51 worden gestapeld ze afwisselend uit de vorm 6 en de vorm 7 komen, omdat deze afwisselend aan de platen 37 van de transporteur 35 worden toegevoerd. Hierdoor zal een vlakbodemdeel van een voorwerp 150 in de stapel steeds komt te rusten tegen een aantal voeten 152.

Een soortgelijk resultaat verkrijgt men indien in plaats van een verschillende hoekoriëntatie van de voeten 152 in de twee opnemende vormen, een verschillend aantal voeten 152 aanwezig is. Dit maakt het 20 natuurlijk mogelijk steeds een volmaakte stapelvorm te krijgen zonder dat kans bestaat op een permanente of onomkeerbare verbinding tussen voorwerpen 150, waardoor het aantal onbruikbare voorwerpen in een stapel wordt gereduceerd.

De stapelinrichting 56 wordt ondersteund op een trolleystelsel 62, dat door middel van wielen 63 langs een balk 64 kan bewegen om een aantal stapels van voorwerpen 150 uit de stapelinrichting 56 bijvoorbeeld 25 naar een staand en ondersteunend oppervlak 65 over te dragen, dat, indien gewenst, in staat is om naar boven of naar beneden te worden bewogen, zoals schematisch in figuur 12 en 14 is aangegeven.

De balk 64 kan zwenkbaar om zijn eigen lengteas 66 worden ondersteund en kan zijn voorzien van een getand hoekuitsteeksel 67, welke samenwerkt met een rondsel 68, dat op de aandrijfas 69 van een motor/reductietandwieleenheid 70 is gespied. Bij deze constructie kan de stapelinrichting 56 over 90° of een 30 tussengelegen hoek hellen waardoor deze bijvoorbeeld in een horizontale positie kan worden gebracht en op een ondertsteuningsplateau kan worden geplaatst (figuur 16-18). Het plateau 71 is bestemd voor het uitvoeren van een trapsgewijze dalende beweging (via een overdrachtsmechanisme 72, een schroefspil 73 en een overeenkomstige moer) teneinde het aan een dwarsuitdrijfinrichting 74 mogelijk te maken een rij van gestapelde voorwerpen 150 naar een kooitransporteur 75 over te dragen, die de gestapelde voorwerpen 35 bijvoorbeeld naar een pakstation voert.

De werking van de boven beschreven organen is bijzonder eenvoudig. Wanneer de pers open is wordt een voorafbepaalde lengte van de foliebaan 8 voortbewogen door middel van de kettingtoevoerinrichting 9 onder de stempeldrager 3, waarop de opnemende vorm 6 of 7 (bijvoorbeeld te vorm 6), welke zich onder de stempeldrager bevindt, naar boven wordt bewogen en met de stempel 3 samenwerkt met dientengevolge 40 het thermisch vormen van voorwerpen 150 en het daarna afsnijden daarvan. De vorm 6 beweegt dan tezamen met de vorm 7 naar beneden om de pers te openen en onmiddellijk daarna beweegt de vorm-ondersteunende tafel 4 zich zijdelings teneinde de vorm 6 volledig van de stempeldrager 3 af te bewegen en de vorm 7 onder de stempel 3 te bewegen, in gereedheid voor de volgende thermovormcyclus.

Ondertussen is de opneemkop 26 in het extractiegebied boven de vrij liggende vorm 6 bewogen en 45 zodra als de vorm 7 tegen de stempeldrager sluit, verwijdert de opneemkop 26 de gevormde voorwerpen 150 uit de vorm 6, welke eerder zijn losgemaakt uit de holten 15 door de drukkoppen 18 hiervan. Om de bijbehorende kolom 22 roterend (figuur 3) beweegt de kop 26 zich boven een plaat 37 op de transporteur 35 en plaatst gevormde voorwerpen 150 in een identiek aantal openingen 37a (figuren 2 en 3).

Bij de daaropvolgende vormcyclus beweegt de opneemkop 27 zich boven de vorm 7, welke zijdelings ten 50 opzichte van de stempeldrager 3 in het extractiegebied is bewogen en draagt, met een soortgelijke beweging als die van de kop 26, gevormde voorwerpen uit de vorm 7 naar een plaat 37 op de transporteur 35 op een soortgelijke wijze over. Op deze wijze zal de kop 27 voorwerpen 150 op afwisselende platen van de transporteur plaatsen. Hetzelfde zal geschieden door de opneemkop 26, doch bij de platen, die niet door de kop 27 worden gevuld, zodat alle platen 37 tenslotte zijn gevuld met voorwerpen 150, voordat deze aan 55 het behandelingsstation 50 worden toegevoerd.

In wezen worden bij het afgebeelde voorbeeld de voorwerpen 150 gedurende zeven of meer thermovor-mcycli door de platen 37 van de transporteur 35 ondersteund.

Claims (3)

5 193860 Het is mogelijk voorwerpen 150 uit een plaat 37, die willekeurig is gekozen, te bemonsteren teneinde de kwaliteit van de voorwerpen 150 te controleren zonder dat de geringste storing optreedt in het bedrijven van de inrichting. In het bewerkingsstation 50 worden de voorwerpen bewerkt, gedeeltelijk gevuld met poedervormig 5 materiaal, of geëtiketteerd enz. en daarna langs het onderste gedeelte van de transporteur 35 naar het stapelstation 51 gevoerd, alwaar zij worden verwijderd en gestapeld. Stapels kunnen worden afgeleverd, of eerst verpakt worden. Zelfs terwijl zij zich langs het onderste gedeelte van de transporteur bewegen, ondergaan zij een langdurige stabilisatie, en blijven zij in dezelfde onderlinge positie als die, welke zij in de thermovormpers innamen. 10 Door het gebruik van de opneemkoppen 26 en 27 is de beweging voor het onttrekken van voorwerpen 150 uit de persen gelijk aan de stapelhoogte H (figuur 8A). Onder verwijzing naar figuur 8B blijkt, dat wanneer een vorm 6 of 7 (bijvoorbeeld de vorm 6) in de onttrekkings- of afvoerpositie wordt bewogen, de opneemkop 26 op hetzelfde moment naar een plaats boven de vorm 6 bewogen. Het uitdrukken over de afstand ha, van voorwerpen 150 door de uitdruk-15 inrichting 18 en 20 voordat deze door de opneemkop 26 worden aangegrepen, vindt plaats, terwijl het deel 7 van de pers weer een thermovormingscyclus uitvoert. Dit geldt ook voor de daaropvolgende onttrekkings-bewegingen, uitgevoerd door de opneemkop 27, voor de rotatie daarvan en het aanbrengen van de voorwerpen 150 in de plaat 37 en de terugvoer daarvan in de positie boven de vorm 7, zodat aan geen van de vormcycli dode tijden worden toegevoegd. 20 Dit betekent, dat de wachttijd gedurende welke de pers open is minimaal is. In figuur 8B, is de vorm 7 weergegeven in de onttrekkings- of afvoerpositie. Het feit, dat de vorm 7 naar een positie, volledig buiten het pers- of thermovormgebied wordt bewogen, heeft het mogelijk gemaakt de opneemkoppen 26 en 27 zodanig te dimensioneren, dat de som van de stromen (Q1 + 02 + Q3) in zijn geheel de sectie Hpe doorloopt. In de secties S1, S2 en S3 zullen de stroomsnelheden aan elkaar gelijk zijn 25 en derhalve zal de waarde van de druk pi, welke in de kop wordt ingesteld, over de gehele oppervlakte van de plaat 28 uniform zijn. Dit heeft tot gevolg, dat de meest belangrijke parameter voor de bevredigende werking van een opneemkop 26, 27 optimaal wordt gemaakt, met het gevolg, dat het mogelijk is de optimale toestand te verkrijgen, waarbij Q1 = Q2 = Q3. Als alternatief voor de transporteur 35 is een transporteur denkbaar met een lege teruggaande baan, of 30 met lege platen 37, na een eindomkeerwiel met aanzienlijke diameter of een aantal omkeerwielen zodanig te hebben gepasseerd, en waarbij de stations 50 en 51 beide langs de bovenste baan zijn opgesteld. Ook hier kan meer dan één bewerkingsstation 50 aanwezig zijn, en deze kunnen dan achtereenvolgens langs de transporteur zijn opgesteld. Indien gewenst kan station 50 worden weggelaten of in elk geval buiten werking worden gelaten voor 35 bepaalde typen voorwerpen 150. Voorts wordt, als aangegeven in de figuren 10 en 19, een zuigkap 80 voor de vluchtige residuen, welke ontstaan uit het thermoplastische materiaal A, dat voor het thermisch vormen van de voorwerpen 150 wordt gebruikt, met succes in een geschikte positie boven, om of onder de transporteur 35 worden aangebracht Een tunnelbehandelingskamer 85 bijvoorbeeld voor sterilisatie en/of thermische conditionering, welke ten 40 minste een gedeelte van de transporteur 35 kan omgeven en welke kan zijn voorzien van een aantal naalden 86, welke bestemd zijn voor het injecteren van een fluïdum, zoals koude lucht, voor het verkrijgen van een optimale stabilisatie van de voorwerpen 150 buiten de pers, is eveneens schematisch in figuur 19 afgebeeld. Indien gewenst is stroomafwaarts van elke opneemkop 26 en 27 een randomzetstation aanwezig om bij 45 alle tijdens eenzelfde vormhandeling gevormde voorwerpen onmiddellijk nadat deze op een plaat 37 zijn gevoerd, een omgezette rand te vormen. In dit geval heeft de transporteur 35 een dienovereenkomstig grotere lengte met ten minste twee platen, waardoor het mogelijk is, dat de voorwerpen, welke binnen de cyclustijd van een omgezette rand moeten worden voorzien, nog steeds warm zijn aangezien zij zojuist zijn opgenomen uit de vorm 6 of 7, en derhalve geen noodzaak bestaat deze juist vóór de randafwerkhandeling 50 te verhitten voordat zij het behandelingsstation 50 bereiken.

1. Inrichting voor het thermovormen uit een foliebaan van bekervormige voorwerpen en voor het althans stapelen hiervan, voorzien - van een thermovormpers, met een met stempels uitgeruste stempeldrager en met twee elk vormholten 193860 6 bezittende vormen, die tezamen beweegbaar zijn ten opzichte van de stempeldrager, waarbij de vormen met hun vormholten beurtelings met de stempels van de stempeldrager kunnen samenwerken om uit een foliebaan in een perssluitbeweging een groep voorwerpen te vervaardigen terwijl ede andere vorm zich daarbij zijdelings van de stempeldrager in zijn lospositie bevindt, alsmede met een snij-inrichting die 5 bedienbaar is aan het eind van elk perssluitbeweging, voor het uit de foliebaan lossnijden van steeds een groep gevormde voorwerpen; - van een stapsgewijs werkende folietoevoerinrichting om een foliebaan tussen de stempeldrager en een vorm toe te voeren; en - van overbrengmiddelen voor het groepsgewijs overbrengen van gevormde voorwerpen naar een 10 gestapelde positie, welke overbrengmiddelen ten minste één naar een iospositie beweegbare opneemkop omvatten voor het afwisselend uit de vormen in hun lospositie opnemen van gevormde voorwerpen, met het kenmerk, dat - de overbrengmiddelen voorts een stapsgewijs werkende transporteur (35) omvatten die is uitgerust met een reeks dragers (37), elk voorzien van een aantal opneemopeningen (37a) dat ten minste gelijk is 15 aan het aantal holten (15) van een vorm (6, 7) waarbij de opneemkoppen (26, 27) beweegbaar is naar zijn lospositie boven een drager (37) van de transporteur (35), welke transporteur (35) stroomafwaarts in een transportrichting samenwerkt met een stapelstation (51) voor het nestend stapelen van gevormde voorwerpen (150), en dat - langs de transporteur (35) tussen de ten minste ene opneemkop (26,27) en het stapelstation (51) ten 20 minste één bewerkings- of behandelingsstation (50) is opgesteld voor de gelijktijdige behandeling of bewerking van groepen voorwerpen (150) uit ten minste één vorm- of pershandeling.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de dragers (37) plaatvormig zijn en dat de opneemopeningen (37a) van elke drager (37) doorgaand zijn uitgevoerd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de opneemopeningen in hoofdzaak dezelfde 25 vorm en rangschikking hebben als de holten (15) van de holle vormhelften (6, 7). Hierbij 9 bladen tekening