NL1016714C2

NL1016714C2 - Doseerinrichting en werkwijze voor het vullen daarvan.

Info

Publication number: NL1016714C2
Application number: NL1016714A
Authority: NL
Inventors: Wilhelmus Johannes Joseph Maas; Petrus Lambertus Wilh Hurkmans
Original assignee: Afa Polytek Bv
Priority date: 2000-11-27
Filing date: 2000-11-27
Publication date: 2002-06-06
Also published as: US20040074928A1; SK6402003A3; SK287208B6; HUP0301856A3; CA2429667A1; BR0115607B1; PL200153B1; HK1060707A1; JP2004513780A; EP1345702A1; DE60135488D1; KR100734795B1; CY1108435T1; CZ300987B6; ATE405354T1; AR031423A1; CN1476355A; EP1345702B1; JP2008179420A; CZ20031473A3

Description

DOSEERINRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET VULLEN DAARVAN

De uitvinding heeft betrekking op een doseerinrichting die bestaat uit een houder en een daarmee verbonden doseerkop, welke houder en kop samenwerkende klikkoppelmiddelen vertonen, bestaande uit een aantal op een 5 van de twee te verbinden delen aangebrachte haken en een aantal in het andere deel aangebrachte, de haken opnemende uitsparingen. Een dergelijke doseerinrichting in de vorm van een spuitfles is bekend uit EP-A-0 208 390, en wordt met name toegepast voor vloeibare reinigingsmiddelen.

10 Conventionele doseerinrichtingen bestaan uit een fles met een hals waarop een doseerkop, in het algemeen een spuit-of sproeikop is bevestigd. De hals van de fles is daarbij in het algemeen aan zijn buitenomtrek voorzien van schroefdraad, terwijl de doseerkop een om deze hals passende mantel met 15 inwendige schroefdraad vertoont.

Dergelijke conventionele doseerinrichtingen hebben het nadeel dat voor het op de fles bevestigen van de sproeikop een schroefbeweging moet worden uitgevoerd, dat wil zeggen dat de sproeikop, of althans een deel daarvan, en de 20 fles een aantal malen ten opzichte van elkaar rond hun as geroteerd dienen te worden. Dit is met name een nadeel bij het vullen van de doseerinrichting, hetgeen machinaal wordt uitgevoerd in een industriële vullijn. Daar is de doorloopsnelheid van groot belang, en deze doorloopsnelheid 25 wordt ongunstig beïnvloed door de vereiste schroefbeweging.

In de bovengenoemde publicatie EP-A-0 208 390 wordt derhalve al een doseerinrichting voorgesteld, waarvan de sproeikop voorzien is van een tweetal naar binnen uitstekende haken, en de houder om zijn hals twee korte 30 schroefdraadsecties met afgeschuinde bovenzijden vertoont. Nabij het eind van elke schroefdraadsectie, dat zich om de 10A 6714 2 helft van de hals uitstrekt, is een dwarsribbe gevormd, waarvan de afstand tot het eind van de schroefdraad overeenkomt met de breedte van een haak. Hierdoor wordt aan het eind van de schroefdraad een uitsparing gevormd, waar de 5 haak via de afgeschuinde bovenrand van de schroefdraad in gedrukt kan worden. Door dus de sproeikop op de houder te kunnen klikken, in plaats van deze te moeten schroeven, kan de verbinding tussen de sproeikop en de houder sneller en eenvoudiger tot stand gebracht worden, waardoor de snelheid 10 van een automatische vullijn waar deze bewerking plaatsvindt kan worden verhoogd. Teneinde de houder te kunnen bijvullen kan de sproeikop losgenomen worden door de haken uit hun uitsparingen te drukken, waarna zij verder in een draaiende beweging door de schroefdraadsecties bewogen kunnen worden, 15 zodat de doseerkop losgeschroefd wordt.

Hoewel deze doseerinrichting ten opzichte van conventionele inrichtingen grote voordelen vertoont met betrekking tot de vulsnelheid, heeft deze het nadeel dat hij vervaardigd is van polypropyleen (PP). Dit materiaal is 20 relatief flexibel, waardoor het niet eenvoudig is de doseerkop voldoende stevig op de houder te bevestigen. Bovendien is PP als gevolg van zijn doorlaatbaarheid voor gas en damp voor velerlei toepassingen niet geschikt.

De uitvinding heeft nu tot doel een doseerinrichting 25 van de hiervoor beschreven soort te verschaffen, die vervaardigd kan worden van een relatief stijf en ondoorlaatbaar materiaal. Volgens de uitvinding wordt dit bij een inrichting van het in de aanhef van conclusie 1 beschreven type bereikt, doordat ten minste één van de haken 30 veerkrachtig vervormbaar en ten minste één andere haak relatief stijf en onvervormbaar is.

Door het veerkrachtig vervormbare karakter van één van de haken kan met relatief geringe krachtsinspanning de 101§714 3 verbinding tussen de doseerkop en de houder gevormd worden, terwijl de relatief stijve haak toch een uitstekende afdichting tussen de onderdelen waarborgt.

Bij voorkeur vertoont de doseerkop een naar de houder 5 gerichte rand, waarop de ten minste ene haak is aangebracht, en is de rand in de nabijheid van de of elke veerkrachtig vervormbare haak plaatselijk verzwakt, waardoor de vervormbaarheid van de haak wordt gewaarborgd, ongeacht de gekozen materiaalsoort. Een zeer goede vervormbaarheid is te 10 bereiken, wanneer de rand in de nabijheid van de of elke veerkrachtig vervormbare haak tenminste één insnijding vertoont.

Een eenvoudig te vormen maar toch stevige bevestiging is te verkrijgen met een enkele relatief onvervormbare en 15 twee veerkrachtig vervormbare haken, die in omtreksrichting van de rand verdeeld zijn aangebracht.

Bij voorkeur is de doseerinrichting ook voorzien van ten minste één in de nabijheid van de of elke haak aangebracht stabilisatie-orgaan. Hierdoor wordt een stabiele 20 stand van de doseerkop op de houder bereikt. Bij voorkeur is zelfs aan weerszijden van elke haak een paar stabilisatie-organen gevormd.

Een eenvoudig tot stand te brengen en toch stevige verbinding wordt verkregen, wanneer althans de haken zijn 25 vervaardigd van een thermoplastische polyester, in het bijzonder PET. Dit is een relatief eenvoudig te verwerken, voldoende buigzame kunststof die tegen relatief geringe kosten te verkrijgen is, en die goed recyclebaar is.

Bovendien is PET transparant en zeer gasdicht.

30 Wanneer elke uitsparing aan ten minste twee zijden een met de overeenkomstige haak samenwerkend, in de verbindingsrichting oplopend geleidingsvlak vertoont, kan de doseerkop niet slechts op de houder vastgeklikt worden, maar

101 67 AA

4 daarmee ook worden verbonden door middel van een gecombineerde druk- en draaibeweging in de vorm van een bajonetsluiting. Overigens kunnen de geleidingsvlakken natuurlijk ook op de ha(a)k(en) zijn aangebracht.

5 Bij voorkeur vertoont elke uitsparing aan ten minste één in hoofdzaak evenwijdig met de verbindingsrichting verlopende zijde een met de overeenkomstige haak samenwerkend, opstaand vlak. Hierdoor wordt verhinderd dat de ha(a)k(en) door het uitvoeren van een draaibeweging uit de 10 uitsparing(en) zou(den) kunnen schieten. De verbinding wordt zo dus verstevigd. Eventueel zou de doseerkop of houder voorzieningen kunnen vertonen voor het buiten aangrijping brengen van de haak en de opstaande rand. Hierdoor zou een kinderveilige verbinding worden gevormd, die toch losneembaar 15 zou zijn. Ook het opstaande vlak kan uiteraard op de ha(a)k(en) zijn gevormd.

Teneinde de doseerkop relatief eenvoudig van de houder te kunnen losnemen, bijvoorbeeld om de houder bij te vullen, kan het opstaand vlak tegen de verbindingsrichting in 20 oplopen. Zo wordt een hellend geleidingsvlak gevormd, waarlangs de doseerkop kan worden losgedraaid.

De uitvinding betreft ook een werkwijze voor het met een te doseren medium vullen van een doseerinrichting als hiervoor beschreven. Een algemeen bekende vulwijze omvat de 25 stappen van het aanvoeren van een houder, het door een opening in een wand van de houder vullen daarvan met het te doseren medium, en het afsluiten van de opening door het daarop aanbrengen van een doseerkop.

Volgens de uitvinding wordt een werkwijze voor het 30 vullen van deze specifieke doseerinrichting gekenmerkt doordat de doseerkop op de houder gedrukt en daarop vastgeklikt wordt. Deze wijze van vullen kan relatief snel en tegen geringe kosten worden uitgevoerd, terwijl daarbij toch 1 Q 1 R7 1 4 5 een zeer goede afdichting tussen de houder en de doseerkop wordt bereikt.

Bij een alternatieve vulwijze wordt de doseerkop bij het op de houder drukken daarvan over een relatief kleine 5 hoek geroteerd, zodat een bajonetsluiting tot stand wordt gebracht.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een voorbeeld, waarbij wordt verwezen naar de bijgevoegde tekening, waarin: 10 Fig. 1 een zijaanzicht is van een doseerinrichting volgens de uitvinding, bestaande uit een houder en een daarop bevestigde doseerkop, in de samengestelde toestand,

Fig. 2 een doorsnede is door de doseerkop en het bovenste deel van de houder van fig. 1 op vergrote schaal, 15 Fig. 3 een bovenaanzicht is op de doseerkop van fig.

2,

Fig. 4 een doorsnede is door de doseerkop en het bovenste deel van de houder volgens de lijn IV-IV in fig. 3,

Fig. 5 een doorsnede is door de doseerkop en het 20 bovenste deel van de houder volgens de lijn V-V in fig. 3,

Fig. 6 een perspectivisch onderaanzicht is op een deel van de doseerkop,

Fig. 7 een perspectivisch onderaanzicht is op een deel van de doseerkop vanuit een andere hoek, 25 Fig. 8 een perspectivisch bovenaanzicht is op de hals van de houder,

Fig. 9 schematisch de verschillende stappen van het vullen van de doseerinrichting weergeeft,

Fig. 10 een variant toont van de vulwijze van fig. 9, 30 en

Fig. 11 schematisch het bijvullen van de doseerinrichting toont.

101 6714 6

Een doseerinrichting 1 (fig. 1) bestaat uit een houder 2 met een vul- en uitstroomopening 3 aan de bovenzijde. Deze opening 3 wordt begrensd door een hals 4, waarop een doseerkop 5 is bevestigd. Voor deze bevestiging 5 zijn de houder 2 en de doseerkop 5 elk voorzien van samenwerkende klikkoppelmiddelen, hier in de vorm van een aantal haken 6, 7 en de haken opnemende uitsparingen 8. Daarbij zijn de haken 6, 7 aangebracht aan de binnenzijde van een mantel 9 aan de onderzijde van de doseerkop 5, terwijl de 10 uitsparingen 8 zijn gevormd in de buitenzijde van de hals 4.

In het getoonde voorbeeld zijn er in de omtreksrichting verdeeld drie haken 6, 7 aangebracht, waarvan er twee 6 veerkrachtig buigzaam zijn, terwijl de derde haak 7 relatief stijf en onvervormbaar is. Het veerkrachtig buigzame 15 karakter van de haken 6 wordt daarbij mede bereikt doordat de mantel 9 in de nabijheid van deze haken 6 plaatselijk is verzwakt door insnijdingen 10.

Teneinde de doseerkop 5 stabiel op de hals 4 van de houder 2 te bevestigen, zijn er in de nabijheid van de haken 20 6, 7 telkens paren stabilisatie-organen 11 gevormd, die in de gemonteerde toestand van de doseerinrichting 1 steunen op de hals 4.

Rond de uitsparingen 8 zijn geleidingsvlakken 12 gevormd, die oplopen in de verbindingsrichting, dat wil 25 zeggen de richting waarin de doseerkop 5 en de houder 2 op elkaar bevestigd worden. Hierdoor worden de haken 6, 7 bij het op de houder 2 drukken van de doseerkop 5 naar buiten gedwongen. De haak 7 zal daarbij niet of nauwelijks vervormen, zodat de noodzakelijke vervorming moet worden 30 opgenomen door de veerkrachtig buigzame haken 6. Zo wordt een zeer stevige verbinding gevormd tussen de doseerkop 5 en de houder 2.

101 67 H

7

Naast een geleidingsvlak 12 aan de naar de doseerkop 5 gerichte zijde, kan er ook een geleidingsvlak 13 zijn gevormd langs een dwars daarop gerichte zijde van elke uitsparing 8. Ook dit vlak 13 kan oplopen in de 5 verbindngsrichting. Hierdoor kunnen de haken 6, 7 ook vanaf die zijde in de uitsparingen 8 gebracht worden, wanneer de doseerkop 5 door middel van een draaibeweging op de houder 2 wordt bevestigd, onder vorming van een bajonetverbinding.

Teneinde de houder 2 te kunnen bijvullen kan de 10 doseerkop 5 losneembaar daarop bevestigd zijn. In het getoonde voorbeeld zijn de uitsparingen daartoe ook voorzien van geleidingsvlakken 14 die oplopen tegen de verbindingsrichting in.

Wanneer het niet wenselijk is dat de doseerkop 5 15 losgenomen kan worden van de houder, kunnen langs de uitsparingen 8 ook rechte, opstaande vlakken gevormd zijn, waardoor de haken 6,7 daarin vastgehouden worden.

Als tussenvorm is het denkbaar de zijwanden van de uitsparingen 8 zo uit te voeren, dat de haken 6,7 slechts met 20 een extra handeling, bijvoorbeeld het gedeeltelijk inknijpen van de mantel 9 en tegelijkertijd verdraaien daarvan, buiten aangrijping met de uitsparingen 8 gebracht kunnen worden. Zo wordt een kinderveilige bevestiging bereikt.

De houder 2 en de doseerkop 5 kunnen in beginsel van 25 elke geschikte kunststof, met name van elke thermoplastische polyester zijn vervaardigd. In de getoonde voorkeursuitvoering zijn de houder 2 en de doseerkop 5 vervaardigd van PET. Deze kunststof leent zich goed voor grootschalige vervaardigingsprocessen als blaasvormen en 30 spuitgieten, is voldoende sterk en veerkrachtig, en kan goed worden gerecycled. Daarnaast is PET zeer goed gasdicht en transparant, hetgeen ook voor veel toepassingen een voordeel is.

101 6714 8

Het vullen en assembleren van de doseerinrichting 1 volgens de uitvinding verloopt als volgt. De houder 2 wordt leeg aangevoerd en in een vulstation gevuld met het te doseren medium (Fig. 9). Daarna wordt in een volgend station 5 de doseerkop 5 aangevoerd en op de hals van de houder 2 gedrukt. De doseerkop 5 en de houder 2 zijn daarbij zodanig gericht, dat de haken 6, 7 en de uitsparingen 8 precies in register liggen. Zo wordt dus de doseerkop 5 op de houder vastgeklikt.

10 Wanneer, zoals in het getoonde voorbeeld, de uitsparingen 8 ook geleidingsvlakken 12 vertonen langs hun in de verbindingsrichting verlopende rand, kan de doseerkop 5 ook door middel van een gecombineerde druk- en draaibeweging op de houder 2 bevestigd worden, onder vorming van een 15 bajonetsluiting (Fig. 10).

Doordat de uitsparingen 8 in het getoonde voorbeeld ook voorzien zijn van een geleidingsvlak 13 dat oploopt tegen de verbindingsrichting kan de gevormde klik- of bajonetverbinding ook losgenomen worden, bijvoorbeeld om de 20 houder 2 bij te vullen (Fig. 11).

Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een voorbeeld, zal het duidelijk zijn, dat deze daartoe niet is beperkt. Zo zouden en meer of minder dan drie haken en uitsparingen aanwezig kunnen zijn, terwijl de 25 positie van de haken en uitsparingen ook omgekeerd zou kunnen zijn, dus met haken op de hals van de houder en uitsparingen in de doseerkop. Ook zouden de geleidingsvlakken op de haken gevormd kunnen zijn, in plaats van aan de randen van de uitsparingen. De omvang van de uitvinding wordt dan ook 30 uitsluitend bepaald door de bijgevoegde conclusies.

1 0 1 57 14

Claims

1. Doseerinrichting, omvattende een houder en een daarmee verbonden doseerkop, welke houder en kop samenwerkende klikkoppelmiddelen vertonen, bestaande uit een aantal op een van de twee te verbinden delen aangebrachte 5 haken en een aantal in het andere deel aangebrachte, de haken opnemende uitsparingen, met het kenmerk, dat ten minste één van de haken veerkrachtig vervormbaar en ten minste één andere haak relatief stijf en onvervormbaar is.

2. Doseerinrichting volgens conclusie 1, waarbij de 10 doseerkop een naar de houder gerichte rand vertoont, waarop de ten minste ene haak is aangebracht, met het kenmerk, dat de rand in de nabijheid van de of elke veerkrachtig vervormbare haak plaatselijk verzwakt is.

3. Doseerinrichting volgens conclusie 2, met het 15 kenmerk, dat de rand in de nabijheid van de of elke veerkrachtig vervormbare haak tenminste één insnijding vertoont.

4. Doseerinrichting volgens conclusie 2 of 3, gekenmerkt door een enkele relatief onvervormbare en twee 20 veerkrachtig vervormbare haken, die in omtreksrichting van de rand verdeeld zijn aangebracht.

5. Doseerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door ten minste één in de nabijheid van één van de haken aangebracht stabilisatie-orgaan.

6. Doseerinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat aan weerszijden van elke haak een paar stabilisatie-organen gevormd is.

7. Doseerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij althans de haken zijn vervaardigd van een 30 kunststof, met het kenmerk, dat de kunststof een thermoplastische polyester, in het bijzonder PET is. 101 6714

8. Doseerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke uitsparing aan ten minste twee zijden een met de overeenkomstige haak samenwerkend, in de verbindingsrichting oplopend 5 geleidingsvlak vertoont.

9. Doseerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke haak aan ten minste twee zijden een met de overeenkomstige uitsparing samenwerkend, in de verbindingsrichting oplopend 10 geleidingsvlak vertoont.

10. Doseerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke uitsparing aan ten minste één in hoofdzaak evenwijdig met de verbindingsrichting verlopende zijde een met de overeenkomstige haak 15 samenwerkend, opstaand vlak vertoont.

11. Doseerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke haak aan ten minste één in hoofdzaak evenwijdig met de verbindingsrichting verlopende zijde een met de overeenkomstige uitsparing samenwerkend, 20 opstaand vlak vertoont.

12. Doseerinrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat het opstaand vlak tegen de verbindingsrichting in oploopt.

13. Werkwijze voor het met een te doseren medium 25 vullen van een doseerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, omvattende de stappen van: - het aanvoeren van een houder, - het door een opening in een wand van de houder vullen daarvan met het te doseren medium, en 30. het afsluiten van de opening door het daarop aanbrengen van een doseerkop, met het kenmerk, dat de doseerkop op de houder gedrukt en daarop vastgeklikt wordt. 1016714

14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de doseerkop bij het op de houder drukken daarvan over een relatief kleine hoek wordt geroteerd. 1016714