NL1028577C2

NL1028577C2 - Doseerkop voor het afgeven van fluïdum uit een houder.

Info

Publication number: NL1028577C2
Application number: NL1028577A
Authority: NL
Inventors: Wilhelmus Johannes Joseph Maas; Petrus Lambertus Wilh Hurkmans
Original assignee: Afa Polytek Bv
Priority date: 2005-03-21
Filing date: 2005-03-21
Publication date: 2006-09-25
Also published as: US8561852B2; WO2006101388A1; CN101166581A; US20080277430A1; CN103551270A; AU2006225414A1; BRPI0609217A2; KR20080015392A; CN101166581B; MX2007011590A; AU2006225414B2; RU2403986C2; CA2602202A1; EP1861204A1; RU2007138958A; JP2008535651A

Description

DOSEERKOP VOOR HET AFGEVEN VAN FLUÏDUM UIT EEN HOUDER

De uitvinding heeft betrekking op een doseerkop voor het vanuit een houder afgeven van een fluïdum, omvattende ten minste één met de houder te verbinden toevoeropening, ten minste één via een leiding met de toevoeropening verbonden 5 uitstroomopening, ten minste één in de leiding opgenomen pomp en ten minste één met de houder te verbinden beluchtingsopening. Een dergelijke doseerkop is bekend, bijvoorbeeld uit WO 00/33970.

De bekende doseerkop heeft het nadeel dat deze 10 uitsluitend in nagenoeg verticale stand gebruikt kan worden, omdat anders vloeistof door de beluchtingsopening ontsnapt terwijl daarnaast geen vloeistof meer wordt aangezogen door de in de houder stekende en met de doseerkop verbonden dompelbuis.

15 De uitvinding heeft daarom tot doel een doseerkop van deze soort te verschaffen, die ook in andere standen gebruikt kan worden. Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt dit bereikt, doordat tussen de beluchtingsopening en de houder een vloeistofslot is aangebracht. Zo wordt lekkage van 20 vloeistof door de beluchtingsopening voorkomen.

Om het ontsnappen van vloeistof door de beluchtingsopening zo goed mogelijk tegen te gaan omvat bij voorkeur het vloeistofslot een ten minste tweemaal over ongeveer 180° gedraaid beluchtingskanaal. Teneinde vloeistof 25 die in het vloeistofslot binnengedrongen is daaruit te kunnen afzuigen, verdient het verder de voorkeur dat het vloeistofslot ten minste één restrictie vertoont.

Uit productietechnische overwegingen biedt het voordeel wanneer het vloeistofslot uit ten minste twee met 30 elkaar verbonden delen is samengesteld. Zo kunnen de samenstellende delen eenvoudig door spuitgieten worden 1028577 2 vervaardigd en vervolgens in elkaar worden geklemd of geklikt.

Een doelmatig vloeistofslot, dat eenvoudig te vervaardigen is, wordt verkregen wanneer elk van de delen een 5 bodem, een zijwand en een vanaf de bodem uitstekend busvormig deel vertoont, waarbij de buisvorimge delen met tussenruimte in elkaar passen en waarbij de bodem van het ene deel een opening buiten en de bodem van het andere deel een opening binnen de omtrek van het buisvormig deel vertoont.

10 Teneinde het aantal afzonderlijke delen waaruit de doseerkop bestaat zoveel mogelijk te beperken, verdient het de voorkeur dat de pomp, de toevoeropening, de uitstroomopening en de daartussen gelegen leiding als één onderdeel gevormd zijn, en één van de delen van het 15 vloeistofslot in dit onderdeel geïntegreerd is.

Een constructief eenvoudige uitvoering wordt dan bereikt, indien de restrictie bepaald is tussen de samenstellende delen van het vloeistofslot.

Anderzijds is het ook mogelijk dat het vloeistofslot 20 losneembaar met de doseerkop verbonden is. Zo kan het vloeistofslot eenvoudig worden toegevoegd aan een bestaand ontwerp van een doseerkop.

Volgens een tweede aspect verschaft de uitvinding een doseerkop die is voorzien van een met de houder te verbinden, 25 door middel van een door zwaartekracht bedienbaar element afsluitbare secundaire toevoeropening. Zo kan in de ene stand van de houder het fluïdum door de primaire toevoeropening worden aangezogen, terwijl de secundaire toevoeropening dan wordt afgesloten door het afsluitelement, dat door de 30 zwaartekracht daar op gedwongen wordt. In de andere stand van de houder wordt het afsluitelement door de zwaartekracht van de secundaire toevoeropening gelicht, die daardoor vrijkomt voor het doorlaten van fluïdum.

1028577 3

Teneinde het afsluiten en vrijgeven van de secundaire toevoeropening op goed gedefinieerde wijze te laten plaatsvinden, is bij voorkeur de secundaire toevoeropening opgenomen is in een ten minste tweemaal over ongeveer 180° 5 gedraaid secundair toevoerkanaal. Daarbij kan dan het secundair toevoerkanaal een instroomkamer vertonen waarin het afsluitelement met tussenruimte vrij beweegbaar is opgenomen, welke instroomkamer een naar de houder gerichte eindwand omvat, waarin de secundaire toevoeropening bepaald is, zodat 10 het fluïdum in de ene stand goed langs het afsluitelement kan stromen, en in de andere stand de secundaire toevoeropening op betrouwbare wijze wordt afgesloten.

Voor een optimale stroming van het fluïdum, ongeacht de stand van de doseerkop, omvat bij voorkeur het secundair 15 toevoerkanaal een uitstroomdeel, dat verbonden is met de primaire toevoeropening. Om de fluctuaties in de stroming door de dompelbuis - wanneer de houder rechtop staat - te voorkomen, verdient het aanbeveling dat tussen de primaire toevoeropening en de houder een vernauwing gevormd is, 20 waarvan het doorstroomoppervlak kleiner is dan dat van de secundaire toevoeropening.

Teneinde ook het secundaire toevoerkanaal eenvoudig te kunnen vervaardigen en monteren, is bij voorkeur althans een deel van het secundaire toevoerkanaal losneembaar met de 25 doseerkop verbonden.

Uit constructieve overwegingen verdient het de voorkeur dat althans een deel van het secundaire toevoerkanaal losneembaar met het vloeistofslot verbonden is, bijvoorbeeld het deel van het secundair toevoerkanaal 30 ingeklemd is tussen een deel van het vloeistofslot en de primaire toevoeropening zodat de verschillende kanalen door een aantal spuitgietdelen bepaald kunnen worden.

1028577 4

Tenslotte betreft de uitvinding nog een samenstel van een houder en een doseerkop als hiervoor beschreven.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een tweetal voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de 5 bijgevoegde tekening, waarin overeenkomstige onderdelen aangeduid zijn met verwijzingscijfers die met "100" verhoogd zijn, en waarin:

Fig. 1 een gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht is van een samenstel van een houder en een doseerkop volgens een 10 eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding,

Fig. 2 een doorgesneden perspectivisch aanzicht is van een deel van het samenstel van fig. 1,

Fig. 3 een perspectivisch aanzicht met uiteengenomen delen is van de doseerkop, de secundaire toevoeropening en 15 het vloeistofslot,

Fig. 4A, 4B en 4C respectievelijk een perspectivisch onderaanzicht, een vlak onderaanzicht en een doorgesneden perspectivisch aanzicht tonen van een hoofddeel van de doseerkop, waarin een deel van het vloeistofslot geïntegreerd 20 is.

Fig. 5A en 5B respectievelijk een perspectivisch bovenaanzicht en een perspectivisch onderaanzicht tonen van een deel van het vloeistofslot,

Fig. 6A en 6B respectievelijk een perspectivisch 25 bovenaanzicht en een doorsnede daarvan vanaf de andere zijde tonen van het secundair toevoerkanaal

Fig. 6C een perspectivisch aanzicht is van het afsluitelement voor de secundaire toevoeropening.

Fig. 7 en 8 de doseerkop in langsdoorsnede weergeven 30 in een staande en een omgekeerde bedrijfstand,

Fig. 9 een doorsnede is door het vloeistofslot, waarin de restrictie te zien is, 1028577 5

Fig. 10 en 11 doorgesneden vooraanzichten zijn, van de houder met doseerkop bij gebruik in rechtopstaande, respectievelijk omgekeerde positie,

Fig. 12 een langsdoorsnede is door een doseerkop 5 volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding,

Fig. 13A en 13B een perspectivisch bovenaanzicht, respectievelijk onderaanzicht zijn van een hoofddeel van het vloeistofslot en het secundaire toevoerkanaal van deze uitvoering, 10 Fig. 14A en 14B een perspectivisch onderaanzicht, respectievelijk bovenaanzicht tonen van een het hoofddeel van Fig. 13 afsluitend deel,

Fig. 15A en 15B respectievelijk een perspectivisch onderaanzicht en een perspectivisch bovenaanzicht tonen van 15 een derde onderdeel van het vloeistofslot en secundaire toevoerkanaal van de doseerkop volgens fig. 12, en

Fig. 16 een schuine doorsnede is door de doseerkop van fig. 12, waarin de positie van het secundaire toevoerkanaal is weergegeven.

20 Een doseerkop 1 voor het afgeven van een vloeistof of ander fluïdum uit een houder 2 (fig. 1) omvat een toevoeropening 4 die via een leiding verbonden is met een uitstroomopening 3 (fig. 2). In de leiding is een pomp 5 opgenomen, met een heen en weer beweegbare zuiger 12 die 25 bediend wordt door een handgreep of trekker 13. De doseerkop 1 vertoont verder een beluchtingsopening 6, waardoor lucht in de houder 2 kan binnentreden wanneer daar vloeistof uit gepompt wordt, om de vorming van een onderdruk in de houder 2 te voorkomen. Wanneer de trekker 13 en zuiger 12 van de pomp 30 5 in de uitgestoken ruststand staan, wordt de beluchtingsopening 6 afgesloten door een omtrekslip 7 van de zuiger 12, die de opening 6 vrijgeeft bij een pompslag, wanneer de zuiger 12 naar binnen bewogen wordt. De 1028577 6 toevoeropening 4 van de doseerkop 1 wordt verbonden met een dompelbuis 14, die zich uitstrekt tot nabij de bodem van de houder. Tot zover is de doseerkop 1 conventioneel.

Teneinde de doseerkop 1 ook te kunnen gebruiken 5 wanneer het samenstel van houder 2 en doseerkop 1 niet rechtop staat, maar bijvoorbeeld horizontaal gehouden of zelfs omgekeerd wordt, is volgens de uitvinding tussen de beluchtingsopening 6 en de houder 2 een vloeistofslot 8 i aangebracht. Dit vloeistofslot 8 omvat een tweemaal over 180° 10 gedraaid beluchtingskanaal 15, dat in het getoonde voorbeeld gevormd wordt door twee uitstekende buizen 16, 17, die geïntegreerd zijn in twee met elkaar te verbinden delen 18, 19. Deze beide delen zijn hier in elkaar geklemd, waarbij het ene deel 19 integraal gevormd is met de naar de houder 2 15 gekeerde zijde van de doseerkop 1, en uitsteekt in de hals van de houder 2.

In het getoonde voorbeeld is het samenstel ingericht voor een klikverbinding, die op de wijze van een bajonetsluiting losgenomen kan worden, zoals beschreven in 20 WO 02/42006. Derhalve is de hals van de houder 2 hier voorzien van een drietal nokken 20, 21 voor samenwerking met uitsparingen 22, 23 in de doseerkop 1.

Het deel 18 van het vloeistofslot 8 vormt een naar de houder 2 toe in hoofdzaak gesloten bak, met in zijn bodem 25 slechts de mond van het buisdeel 16. Het deel 18 vertoont verder een meegespoten element 24, waarin een doorvoerkanaal 25 bepaald is, waar de dompelbuis 14 ingestoken kan worden.

Ook vertoont dit element 24 een van de houder afgekeerde opening 26, die onderdeel vormt van een hierna te bespreken 30 secundair toevoerkanaal 10.

Het ander deel.of bovendeel 19 vormt zoals gezegd een integraal deel van de doseerkop 1, en vertoont rond het 1028577 7 buisvormig kanaaldeel 17 een omtrekswand 27 en een scheidingswand 28 rond de beluchtingsopening 6.

De buisvormige kanaaldelen 16, 17 zijn zodanig gedimensioneerd en samengebouwd, dat tussen de vrije eindrand 5 van het buisdeel 17 en de basis van het buisdeel 16 een nauwkeurig bepaalde restrictie in de vorm van een ringspleet 32 gevormd wordt.

Omdat bij gebruik van het samenstel in omgekeerde toestand het gevaar bestaat dat de dompelbuis 14 niet langer 10 vloeistof kan aanzuigen, kan volgens een ander aspect van de uitvinding een secundaire toevoeropening 29 zijn voorzien, die onder invloed van de zwaartekracht afsluitbaar is door een beweegbaar afsluitelement 30, in het getoonde voorbeeld een kogel. Deze secundaire toevoeropening 29 vormt hier 15 onderdeel van het secundair toevoerkanaal 10, dat bepaald wordt door het meegespoten element 24 van deel 18 in combinatie met een tweede deel 9, dat tussen dit element 24 en de toevoeropening 4 van de doseerkop 1 geklemd kan worden.

Dit tweede deel 9 omvat een instroomkamer 33, waarin 20 de kogel 30 met tussenruimte opgenomen is. In de naar de houder 2 gekeerde eindwand 34 van deze kamer 33 is de secundaire toevoeropening 29 gevormd. De zijwanden 35 van de instroomkamer vertonen instroomopeningen 36. Het tweede deel 9 omvat ook een rand 37, die om een rand rond de opening 26 25 van het element 24 grijpt, welke een wand vormt van het secundaire toevoerkanaal 10.

Het secundaire toevoerkanaal 10 omvat ook een uitstroomdeel 38, dat in de toevoeropening 4 van de doseerkop 1 steekt. Dit uitstroomdeel ligt in het verlengde van het 30 doorvoerkanaal 25 en de dompelbuis 14. Overigens is aan het eind van het doorvoerkanaal 25 nog een vernauwing 39 gevormd, waardoor het doorstroomoppervlak van dit kanaal kleiner is dan dat van de secundaire toevoeropening 29.

1028577 δ

De werking van het vloeistofslot 8 is nu als volgt. Wanneer het samenstel van de houder 2 en de doseerkop 1 rechtop staat, en de zuiger 12 zijn ruststand inneemt, is het beluchtingskanaal 15 aan de bovenzijde afgesloten, en staat 5 dit aan de onderzijde in contact met de houder 2. Het kanaal 15 is gevuld met lucht.

Wordt nu het samenstel omgekeerd, dan loopt het beluchtingskanaal 15 gedeeltelijk vol met vloeistof. Omdat de beluchtingsopening 6 nog wordt afgesloten door de lip 7 van 10 de zuiger 12, kan de daarin aanwezige lucht niet ontsnappen, maar wordt deze samengedrukt. De vloeistof zal dus bijvoorbeeld slechts doordringen in het eerste buisdeel 16 en eventueel de ruimte die begrensd wordt door de buisdelen 16 en 17, maar zal mede door de aanwezigheid van de restrictie 15 31 niet de beluchtingsopening 6 bereiken, die bovendien wordt afgeschermd door de scheidingswand 28.

Wanneer nu de pomp 5 bediend wordt door het indrukken van de trekker 13, wordt de zuiger 12 naar binnen bewogen en komt de beluchtingsopening 6 vrij. In beginsel zou dus nu 20 vloeistof door het beluchtingskanaal 15 kunnen gaan stromen. Door het verpompen van de vloeistof wordt echter tegelijk een onderdruk in de houder 2 opgewekt, waardoor de vloeistof uit het beluchtingskanaal 15 wordt terug gezogen in de houder 2, gevolgd door lucht vanuit de beluchtingsopening 6. Zo wordt 25 dus lekkage door de beluchtingsopening 6 voorkomen.

De werking van de eventueel aanwezige secundaire toevoeropening 29 is als volgt. Wanneer het samenstel van houder 2 en doseerkop 1 rechtop staat wordt de secundaire toevoeropening 29 afgesloten door de kogel 30, die op een 30 rand van de opening 29 rust onder invloed van de zwaartekracht. Wanneer in deze stand de pomp 5 bediend wordt, stelt zich in de houder 2 een onderdruk in, waardoor de kogel 30 vast op de rand gezogen wordt, en de secundaire 1028577 ! 9 toevoeropening 29 hermetisch afsluit, zodat het aanzuigen van lucht uit de houder 2 wordt voorkomen.

Wordt het samenstel omgekeerd, dan valt de kogel 30 in de instroomkamer 33. De secundaire toevoeropening 29 komt 5 dan vrij, en er kan vloeistof door de instroomopeningen 36 in de instroomkamer 33 van het secundaire toevoerkanaal 10 stromen. Vandaar stroomt de vloeistof, na de secundaire toevoeropening 29 te zijn gepasseerd en nogmaals over 180° omgebogen te zijn, via het uitstroomdeel 38 naar de 10 toevoeropening 4 van de doseerkop.

Wanneer het samenstel van houder 2 en doseerkop 1 niet in omgekeerde stand gebruikt hoeft te worden, maar bijvoorbeeld slechts in horizontale stand, kan worden afgezien van het gebruik van een secundair toevoerkanaal en 15 een secundaire toevoeropening. De dompelbuis 14 kan dan zo omlaag gericht worden, dat deze zich altijd in de vloeistof bevindt. In dat geval worden het meegespoten element 24 en het deel 9 weggelaten, en wordt de dompelbuis 14 rechtstreeks in de toevoeropening 4 gestoken. De afsluitkogel 30 kan in 20 dat geval natuurlijk ook weggelaten worden.

Bij een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding (fig. 12), zijn het vloeistofslot 108 en het secundaire toevoerkanaal 110 volledig als afzonderlijke onderdelen vervaardigd, die losneembaar verbonden kunnen 25 worden met enerzijds de doseerkop 101 en anderzijds de houder 102. Zo kan het vloeistofslot 108 worden toegevoegd aan een bestaand ontwerp van een samenstel van houder 102 en doseerkop 101, zonder dat daartoe verdere wijzigingen nodig zijn. Het vloeistofslot 108 bestaat weer uit twee delen 118, 30 119, die in elkaar geklemd kunnen worden, en die samenwerkende buisdelen 116, 117 vertonen.

Om het vloeistofslot 108 dan te kunnen gebruiken in combinatie met een klik/draaiverbinding volgens WO 02/42006 1028577 10 is het deel 118 voorzien van een drietal nokken 120, 121 voor samenwerking met uitsparingen in de doseerkop 101, en een drietal uitsparingen 122, 123 voor samenwerking met nokken op de hals van de houder 102. Natuurlijk zou het vloeistofslot 5 108 ook andere verbindingsmiddelen kunnen vertonen, wanneer bijvoorbeeld de doseerkop 101 op de houder 102 geschroefd zou worden.

Bij deze variant van de uitvinding vertoont het deel 118 van het vloeistofslot 108 naast de mond van het buisdeel 10 116 een verwijde opening 124, die verbonden is met een doorvoerkanaal 125, en een opening 126 die onderdeel vormt van het secundair toevoerkanaal 110. Het bovendeel 119 heeft de vorm van een deksel, waaruit naast het kanaaldeel 17 slechts een aan de bovenzijde afgesloten deel 27 van het 15 secundair toevoerkanaal 10 steekt. Verder is in het deksel een doorvoeropening 128 voor het doorvoerkanaal 125 van het onderdeel 118 gevormd.

Het secundair toevoerkanaal 110 wordt bij deze variant bepaald door het deel 18 in combinatie met een derde 20 los onderdeel 109, dat in de verwijde opening 124 geklemd kan worden. Dit derde onderdeel 9 omvat een aan de onderzijde verwijde en aan de bovenzijde vernauwde doorgang 111 waar de dompelbuis 114 in gestoken kan worden. Het deel 109 omvat ook een bovenvlak 131, dat een wand vormt van het secundair 25 toevoerkanaal 110.

Het vloeistofslot 8, eventueel in combinatie met de secundaire toevoeropening 29, maakt het mogelijk een samenstel van doseerkop 1 en houder 2 in niet verticale stand 30 te gebruiken, waarbij toch de houder 2 afdoende belucht kan worden, en er geen risico bestaat dat lucht wordt aangezogen vanuit de houder 2. Door de uitvoering als afzonderlijk onderdeel kan het vloeistofslot eenvoudig worden geïntegreerd 1028577 11 in een bestaand ontwerp van houder en doseerkop. De uitvoering in een gering aantal eenvoudig samen te stellen onderdelen leidt tot een geringe kostprijs.

De uitvinding is niet beperkt tot het hiervoor 5 gegeven voorbeeld, maar wordt uitsluitend bepaald door de conclusies.

1 028577

Claims

1. Doseerkop voor het vanuit een houder afgeven van een fluïdum, omvattende ten minste één met de houder te verbinden toevoeropening, ten minste één via een leiding met de toevoeropening verbonden uitstroomopening, ten minste één 5 in de leiding opgenomen pomp en ten minste één met de houder te verbinden beluchtingsopening, met het kenmerk, dat tussen de beluchtingsopening en de houder een vloeistofslot is aangebracht.

2. Doseerkop volgens conclusie 1, met het kenmerk, 10 dat het vloeistofslot een ten minste tweemaal over ongeveer 180° gedraaid beluchtingskanaal omvat.

3. Doseerkop volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het vloeistofslot ten minste één restrictie vertoont.

4. Doseerkop volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vloeistofslot uit ten minste twee met elkaar verbonden delen is samengesteld.

5. Doseerkop volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat elk van de delen een bodem, een zijwand en een vanaf de 20 bodem uitstekend buisvormig deel vertoont, waarbij de buisvorimge delen met tussenruimte in elkaar passen en waarbij de bodem van het ene deel een opening buiten en de bodem van het andere deel een opening binnen de omtrek van het buisvormig deel vertoont.

6. Doseerkop volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de pomp, de toevoeropening, de uitstroomopening en de daartussen gelegen leiding als één onderdeel gevormd zijn, en één van de delen van het vloeistofslot in dit onderdeel geïntegreerd is. 1028577

7. Doseerkop volgens conclusie 3 en 4, met het kenmexk, dat de restrictie bepaald is tussen de samenstellende delen van het vloeistofslot.

8. Doseerkop volgens één der conclusies 1-6, met het 5 kenmexk, dat het vlóeistofslot losneembaar met de doseer kop verbonden is.

9. Doseerkop volgens één der voorgaande conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, gekenmerkt door een met de houder te verbinden, door middel van een door zwaartekracht 10 bedienbaar element afsluitbare secundaire toevoeropening.

10. Doseerkop volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de secundaire toevoeropening opgenomen is in een ten minste tweemaal over ongeveer 180° gedraaid secundair toevoerkanaal.

11. Doseerkop volgens conclusie 10, met het kenmexk, dat het secundair toevoerkanaal een instroomkamer vertoont waarin het afsluitelement met tussenruimte vrij beweegbaar is opgenomen, welke instroomkamer een naar de houder gerichte eindwand omvat, waarin de secundaire toevoeropening bepaald 20 is.

12. Doseerkop volgens conclusie 10 of 11, met het kenmexk, dat het secundair toevoerkanaal een uitstroomdeel omvat, dat verbonden is met de primaire toevoeropening.

13. Doseerkop volgens één der conclusies 10-12, met 25 het kenmexk, dat tussen de primaire toevoeropening en de houder een vernauwing gevormd is, waarvan het doorstroomoppervlak kleiner is dan dat van de secundaire toevoeropening.

14. Doseerkop volgens één der conclusies 10-13, met 30 het kenmexk, dat althans een deel van het secundaire toevoerkanaal losneembaar met de doseerkop verbonden is. 1028577

15. Doseerkop volgens conclusie 14/ met hét kenmerk, dat althans een deel van het secundaire toevoerkanaal losneembaar met het vloeistofslot verbonden is.

16. Doseerkop volgens conclusie 15, met het kenmerk, 5 dat het deel van het secundair toevoerkanaal ingeklemd is tussen een deel van het vloeistofslot en de primaire toevoeropening.

17. Samenstel van een houder en een doseerkop volgens één der voorgaande conclusies. 1028577