NL1003138C2 - Bekleding voor een oever. - Google Patents

Description

Bekleding voor een oever

De uitvinding betreft een bekleding voor een oever, waterkering en dergelijke, omvattende tegen elkaar aan liggende elementen uit 5 beton of een dergelijk materiaal, welke elementen in hoogterichting bij benadering prismatisch zijn en elk twee dwarsvlakken en twee langsvlakken bezitten tussen een bovenvlak en een ondervlak, welke bekleding zich tussen de bovenvlakken en de ondervlakken uitstrekkende open ruimten bevat voor het doorlaten van water.

10 Een dergelijke bekleding is bekend uit NL-C-122279. Deze bekende bekleding bestaat uit identieke elementen, die een veelhoekige, convexe vorm bezitten. Door middel van deze vorm wordt een bekleding verkregen die open ruimten bezit, wat als voordeel heeft dat aan de onderzijde van de bekleding geen waterdruk kan ontstaan die de 15 elementen zou trachten op te lichten. Vooral bij bekledingen van een talud zoals voorkomt bij zee- of rivierdijken is een dergelijke uitvoering gunstig. Het voortdurend in golven tegen het talud aanstromende water kan weliswaar binnentreden via genoemde open ruimten, maar stroomt tegelijkertijd weer ongehinderd terug zodanig 20 dat het geen greep kan krijgen op de elementen, en de bekleding intact blijft.

Het nadeel van deze bekende bekleding is echter dat de gewenste verhouding tussen open en dicht oppervlak daarvan zich slechts voordoet in de recht verlopende delen van een talud. Zodra het talud 25 een kromming ondergaat, blijven noodgedwongen grotere open ruimten open doordat de bekende elementen dan niet meer goed aansluiten. De grotere open ruimten zouden natuurlijk gereduceerd kunnen worden door vakkundig herschikken of door opvullen met kleinere stukken, maar daarvoor is vakbekwaam personeel nodig dat niet altijd beschikbaar is. 30 Doel van de uitvinding is een bekleding te verschaffen die aan de ene kant eenvoudig te leggen is met behulp van machines en ongeschoold personeel, en die aan de andere kant toch een juiste verhouding tussen de open en gesloten delen ook in gebogen delen van het talud mogelijk maakt. Dat doel wordt bereikt doordat van elk element een dwarsvlak 35 concaaf gevormd is en het andere dwarsvlak overeenkomstig convex gevormd is.

Dankzij de hol/bolle vorm van de elementen kunnen deze goed aansluitend tegen elkaar worden gelegd, ook in de gekromde delen van 1003138 2 een talud. Bovendien kan een dergelijk gunstig resultaat worden verkregen bij diverse hellingen, terwijl ook kademuren met de elementen volgens de uitvinding kunnen worden bekleed. Dankzij de open ruimten kan water geen vat krijgen op de bekleding.

5 De elementen vormen rijen waarin, in elke rij, de dwarszijden tegen elkaar aanliggen en elementen uit naast elkaar liggende rijen met hun langszijden tegen elkaar aanliggen.

De uit NL-C-122279 bekende bekleding is uitgevoerd met elementen waarvan de dwarsvlakken en/of langsvlakken zodanig zijn gevormd dat de 10 tegen elkaar aanliggende elementen ruimten vrijlaten voor het doorlaten van water. Bij de bekleding volgens de uitvinding kunnen, naast de concaaf/convexe elementvorm, de elementvormen volgens NL-C-122279. die open ruimten aldaar verschaffen, eveneens worden toegepast.

15 Bij voorkeur echter bezit, bij de bekleding volgens de uitvinding, tenminste een der dwarsvlakken en/of langsvlakken een doorlaatopening, welke dwarsvlakken en/of langsvlakken zodanig zijn gevormd dat de tegen elkaar aanliggende elementen open ruimten vrijlaten voor het doorlaten van water, terwijl de elementen met hun 20 dwarsvlakken tegen elkaar aan kunnen liggen in verschillende verdraaide posities, en de doorlaatopeningen elk een open ruimte begrenzen met een tegenoverliggende wand en/of doorlaatopening van een aangrenzend element.

Als alternatief kunnen de elementen een doorlaatopening bevatten 29 die niet uitmondt op een dwarsvlak of een langsvlak.

In het bijzonder kunnen de dwarsvlakken van de elementen een overeenkomstige, ronde vorm bezitten evenwijdig aan de hoogterichting, bij voorkeur ongeveer overeenkomend met een gedeelte van een cilinder. De langsvlakken van de elementen kunnen in wezen plat zijn, zodanig 30 dat zij in halfsteens of ook in steens verband kunnen worden gelegd. Daarbij vormen de elementen rijen waarin, in elke rij, de dwarszijden tegen elkaar aanliggen.

Ter verschaffing van de noodzakelijke openingen kan tenminste een der langsvlakken of dwarsvlakken een uitsparing hebben.

35 Be uitvinding betreft tevens een element voor toepassing in de bekleding volgens de uitvinding.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de hand een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

100313« 3

Figuur 1 toont een element uit beton volgens de uitvinding in perspectief.

Figuur 2 toont een eerste legpatroon met het element volgens figuur 1, in een recht traject.

5 Figuur 3 toont een tweede legpatroon.

Figuur k toont een legpatroon in een gekromd traject.

In figuur 1 weergegeven element uit beton voor de bekleding van een oever, waterkering en dergelijke, dat in zijn algemeenheid is aangeduid met 1, omvat een (niet zichtbaar) ondervlak 2, een bovenvlak 10 3. alsmede een in zijn geheel met aangeduide, prismatische omtrek.

Deze omtrek bestaat uit twee langsvlakken 5 (niet zichtbaar) en 6, alsmede twee dwarsvlakken 7 (niet zichtbaar) en 8.

De omtrek 4 heeft een lichte tapsheid, en loopt naar het bovenvlak 3 een weinig smaller wordend toe.

15 De langsvlakken 5t 6 bezitten elk een in wezen prismatische uitsparing 9· Het achterste dwarsvlak 7 van elk element is concaaf (hol), terwijl het voorblad 8 convex (bol) is. Zowel het holle vlak 7 als het bolle vlak 8 komen ongeveer overeen met een gedeelte van een cilinder. Ook het bolle vlak 8 bezit een ongeveer prismatische 20 uitsparing 10.

Zoals weergegeven in de figuren 2 en 3. kunnen de betonelementen volgens de uitvinding gebruikt worden voor bekledingen met verschillende patronen. In figuur 2 zijn de betonelementen 1 met hun langsvlakken 5 en 6 vol tegen elkaar aan gelegd. De uitsparingen 9 in 25 hun dwarsvlakken vormen daarbij openingen, terwijl ook de uitsparingen 10 in hun voorste, bolle dwarsvlak 8 een opening vormen. Verder zijn openingen 11 aanwezig tussen telkens vier betonelementen 1.

Ook bij het half-s teenspatroon in figuur 3 zijn dergelijke uitsparingen terug te vinden. Zij hebben ten doel om water, dat 30 tengevolge van golfslag op de bekleding terechtkomt, zo gemakkelijk door de bekleding heen, als ook daar weer uit te laten treden. Daardoor wordt vermeden dat onder de bekleding een overdruk ontstaat, waardoor de elementen zouden worden weggedrukt of waardoor onder de elementen ontspoeling zou optreden.

35 Volgens de uitvinding passen de holle dwarsvlakken 7 en de bolle dwarsvlakken 8 onder verschillende hoekstanden in elkaar, zoals duidelijk is in het in figuur 4 weergegeven patroon. De elementen zijn in verschillende rijen 12 achter elkaar gelegd, waarbij hun 1003138 4 dwarsvlakken 7» 8 telkens nauwsluitend in elkaar grijpen, onafhankelijk van hun onderlinge hoekafstand.

1003138

Claims (8)

1. Bekleding voor een oever, waterkering en dergelijke, omvattende tegen elkaar aanliggende elementen (1) uit beton of een 5 dergelijk materiaal die in hoogterichting bij benadering prismatisch zijn en elk twee dwarsvlakken (7, 8) en twee langsvlakken (5, 6) bezitten tussen een bovenvlak (3) en een ondervlak (2), welke bekleding zich tussen de bovenvlakken (3) en ondervlakken (2) uitstrekkende open ruimten bevat voor het doorlaten van water, met het 10 kenmerk dat van elk element een dwarsvlak (7) concaaf gevormd is, en het andere dwarsvlak (8) overeenkomstig convex gevormd is.

2. Bekleding volgens conclusie 1, waarbij de elementen (1) rijen (12) vormen waarin, in elke rij, de dwarszijden (7, 8) tegen elkaar 15 aanliggen en elementen (1) uit naast elkaar liggende rijen met hun langszijden (5, 6) tegen elkaar aanliggen.

3. Bekleding volgens conclusie 1 of 2, omvattende elementen waarvan de dwarsvlakken en/of langsvlakken zodanig zijn gevormd dat de 20 tegen elkaar aanliggende elementen open ruimten vrijlaten voor het doorlaten van water, waarbij tenminste een der dwarsvlakken en/of langsvlakken een doorlaatopening (9, 10) bezit, zodanig dat de elementen met hun dwarsvlakken tegen elkaar aan kunnen liggen in verschillende verdraaide posities, en de doorlaatopeningen (9, 10) elk 25 een open ruimte begrenzen met een tegenoverliggende wand (5-8) en/of doorlaatopening (9, 10) van een aangrenzend element.

4. Bekleding volgens conclusie 1 of 2, waarbij de elementen een doorlaatopening bevatten die niet uitmondt op een dwarsvlak of een 30 langsvlak. 1 2 3 4 5 6 1003138 Element voor een bekleding volgens één der voorgaande 2 conclusies, welk element in hoogterichting bij benadering prismatisch 3 is en twee dwarsvlakken (7, 8) en twee langsvlakken (5, 6) bezit 4 35 tussen een bovenvlak (3) en een ondervlak (2), met het kenmerk dat een dwarsvlak concaaf gevormd is en het andere dwarsvlak (8) convex 6 gevormd is, en tenminste een der dwarsvlakken (7, 8) en/of langsvlakken (5. 6) een zich tussen bovenvlak (3) en ondervlak (2) uitstrekkende doorlaatopening (9, 10) bezit.

6. Element voor een bekleding volgens één der conclusies 1-4, 5 welk element in hoogterichting bij benadering prismatisch is en twee dwarsvlakken (7, 8) en twee langsvlakken (5, 6) bezit tussen een bovenvlak (3) en een ondervlak (2), met het kenmerk dat een zich tussen bovenvlak (3) en ondervlak (2) uitstrekkende doorlaatopening is voorzien die niet uitmondt op een dwarsvlak (7, 8) of een langsvlak 10 (5. 6).

7. Bekleding volgens conclusie 5 of 6, waarbij de dwarsvlakken (7, 8) van de elementen een overeenkomstige, ronde vorm bezitten evenwijdig aan de hoogterichting. 15

8. Bekleding volgens conclusie 7, waarbij de dwarsvlakken (7, 8) van de elementen ongeveer overeenkomen met een gedeelte van een cilinder. 1 1003138

9· Bekleding volgens conclusie 5. 6, 7 of 8, waarbij de langsvlakken (5, 6) van de elementen in wezen plat zijn.