BE900463A - Grondverdringingsboor, daarbij gebruikte verdringingskop, werkwijze ter vervaardiging van een paal, en aldus vervaardigde paal. - Google Patents

Grondverdringingsboor, daarbij gebruikte verdringingskop, werkwijze ter vervaardiging van een paal, en aldus vervaardigde paal. Download PDF

Info

Publication number
BE900463A
BE900463A BE2/60487A BE2060487A BE900463A BE 900463 A BE900463 A BE 900463A BE 2/60487 A BE2/60487 A BE 2/60487A BE 2060487 A BE2060487 A BE 2060487A BE 900463 A BE900463 A BE 900463A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
tip
soil displacement
section
outside
drill according
Prior art date
Application number
BE2/60487A
Other languages
English (en)
Inventor
A J Verstraeten
Original Assignee
Fundex Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Fundex Nv filed Critical Fundex Nv
Publication of BE900463A publication Critical patent/BE900463A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B7/00Special methods or apparatus for drilling
    • E21B7/26Drilling without earth removal, e.g. with self-propelled burrowing devices
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D5/00Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
    • E02D5/22Piles
    • E02D5/62Compacting the soil at the footing or in or along a casing by forcing cement or like material through tubes
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B10/00Drill bits
    • E21B10/44Bits with helical conveying portion, e.g. screw type bits; Augers with leading portion or with detachable parts

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Geology (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)
  • Piles And Underground Anchors (AREA)
  • Placing Or Removing Of Piles Or Sheet Piles, Or Accessories Thereof (AREA)

Abstract

De op de boorbuis 1 aansluitende kop 2 bestaat uit een cilindrisch gedeelte 3, een konische punt 4 die eindigt op een cilindrisch puntgedeelte 5 en drie spiraalribben 7,8. Het op de punt 4 staande ribgedeelte 7 bezit een buitenzijde die een hoek tussen 0 graden en 5 graden met de booras maakt en een binnenzijde die met de punt 4 een hoek maakt die kleiner is dan 90 graden plus de helft van de tussen 85 graden en 95 graden gelegen tophoek van de punt 4. Het ribgedeelte8 bezit een bovenzijde die een hoek tussen 85 graden en 95 graden met de buitenzijde van het deelte 3 maakt. De onderste rand van het gedeelte 7 gaat over in de buitenste rand van het gedeelte 8.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



    BESCHRIJVING   behorende bij een
UITVINDINGSOCTROOIAANVRAGE ten name van de naamloze vennootschap "Fundex" voor : "Grondverdringingsboor, daarbij gebruikte ver- dringingskop, werkwijze ter vervaardiging van een paal, en aldus vervaardigde paal". 



  Recht van voorrang : Nederlandse octrooiaanvrage nr. 84-01118 van 9 april 1984. 



  Uitvinder : Alexander Julien VERSTRAETEN 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 
De uitvinding heeft betrekking op een grondverdringingsboor die een boorbuis bevat, op het onderste einde daarvan een nagenoeg cilindrisch gedeelte en een-op dit gedeelte aansluitende kegelvormige punt, en ten minste een spiraalrib, welke spiraalrib een gedeelte bevat dat op de punt staat en een zich naar onder uitstrekkende buitenzijde bezit, en een gedeelte bevat dat op het einde van het eerstgenoemde gedeelte van de rib aansluit, op het cilindrische gedeelte staat en een zich naar buiten uitstrekkende bovenzijde bezit. 



   Dergelijke grondverdringingsboren worden gebruikt bij het trillingsvrij vervaardigen van betonnen palen in de grond. Door de aanwezigheid van de spiraalrib dringt de verdringingsboor bij rotatie in de grond waarbij de grond wordt weggeperst en dus rond de booropening wordt verdicht. 



   De spiraalrib is dus geen snijorgaan en de verdringingsboor is dus niet geschikt om door zeer harde materialen zoals rotsen te boren. Een snijboor kan dit daarentegen wel aangezien ze op haar punt van een of meer snijorganen is voorzien. Deze snijorganen snijden de grond weg die, bij voorbeeld doorheen de boorbuis, wordt afgevoerd. 



   Een grondverdringingsboor van het hiervoor gedoelde type is bekend uit het Duitse gebruiksmodel G 79 23 274.9 ten name van de aanvraagster. 



   De grondverdringingsboor volgens dit gebruiksmodel bevat één enkele spiraalrib. De naar het punteinde gekeerde zijde van het op de punt staande gedeelte van de spiraalrib is loodrecht gericht op de meetkundige as van de boor. Deze naar het punteinde gekeerde zijde gaat trouwens, zonder van helling te veranderen en zonder   discontinuïteit,   

 <Desc/Clms Page number 3> 

 over in de naar het punteinde gekeerde zijde van het op het cilindrische gedeelte staande gedeelte van de spiraalrib. 



   Daarenboven sluiten de opeenvolgende windingen van de enige spiraalrib, althans op de punt, zijdelings op elkaar aan. Op deze punt sluit de naar het punteinde gekeerde zijde van de ene winding van de spiraalrib rechtstreeks aan op de, zich meestel evenwijdig aan de meetkundige as van de boor uitstrekkende buitenzijde van een dichter bij het punteinde gelegen winding. 



   Het in de grond dringen van deze bekende verdringingsboor verloopt relatief langzaam en vergt veel energie. 



   Een van de redenen hiervan is vermoedelijk het feit dat de gronddeeltjes zich in opwaartse richting ten opzichte van de punt uitsluitend kunnen verplaatsen door de spiraalrib te volgen, waarbij ze zich dus langs de naar het punteinde gekeerde zijde van de spiraalrib moeten verplaatsen. 



  Het is duidelijk dat deze gronddeeltjes daarbij een tamelijk lange weg moeten afleggen voor een beperkte opwaartse verplaatsing ten opzichte van de punt. Bij deze bekende boren blijkt de grond in hoofdzaak zijdelings door de punt te worden weggeperst. Het op het cilindrische gedeelte staande, bladvormige gedeelte van de spiraalrib veroorzaakt wel een verdringing in een richting evenwijdig aan de meetkundige as van de boor, dat is dus de verticale richting, van de reeds zijwaarts verdichte gronddeeltjes, maar horizontaal verdrongen gronddeeltjes moeten vaak een halve tot bijna één omwenteling wachten om ook in verticale richting verdrongen te worden. 



   De uitvinding heeft tot doel een verdringingsboor te verschaffen die gemakkelijker en sneller dan deze bekende verdringingsboor in de grond dringt. 



   Tot dit doel bevat de grondverdringingsboor ten minste twee spiraalribben, die hoogstens op het punteinde met hun einde samenkomen maar voor de rest over gans hun lengte op een afstand van elkaar zijn gelegen en maakt de 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 binnenzijde van het op de punt staande gedeelte van elk van deze spiraalribben, aan de onderkant, een hoek met de buitenzijde van de punt die kleiner is dan 900 vermeerderd met de helft van de tophoek van de punt, en sluit de bovenzijde van het op het cilindrische gedeelte staande gedeelte van elk van de spiraalribben aan op de buitenzijde van het op de punt staande gedeelte van dezelfde spiraalrib, nabij de onderkant van de laatstgenoemde buitenzijde. 



   Verrassenderwijze is gebleken dat door de hiervoor genoemde constructieve wijzigingen de verdringingsboor merkelijk sneller, zelfs tot tweemaal sneller in de grond dringt dan de hogergenoemde bekende verdringingsboor. 



   In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de grondverdringingsboor drie dergelijke spiraalribben die gelijkmatig over de omtrek van de punt zijn   verdeelc.   



   In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de tophoek van de kegelvormige punt tussen   85'" en     95    gelegen. 



   Bij de hogergenoemde bekende grondverdringingsboor is de tophoek noodzakelijkerwijze tussen 530 en 570   geleden.   



   In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding maakt de bovenzijde van het op het cilindrische gedeelte staande gedeelte van elke spiraalrib een hoek met de buitenzijde van dit cilindrische gedeelte die tussen 850 en 950 is gelegen. 



   De grondverdringingsboor kan, volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding, twee van elkaar losneembare delen bevatten, namelijk een deel dat de boorbuis bevat en een kop die de punt bevat met erop gedeelten van de spiraalribben. 



   Het cilindrische gedeelte kan één geheel met de boorbuis vormen maar maakt bij voorkeur deel uit van de kop welke kop dan van de volledige spiraalribben is voorzien, en hol is zodat de boorbuis met haar onderste einde in het 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 cilindrische gedeelte kan dringen. 



   Deze kop kan als dusdanig in de handel worden gebracht en de uitvinding heeft ook betrekking op een dergelijke kop. 



   In een andere merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de grondverdringingsboor inwendig een leiding voor het toevoeren van een hardbaar vloeibaar materiaal, welke leiding op het einde van de boor waarlangs zich de punt bevindt, op de buitenzijde uitgeeft. 



   In een variante geeft deze leiding door ten minste een opening uit op de buitenzijde van het onderste einde van de boorbuis. 



   In een andere variante geeft deze leiding door ten minste een opening uit op het punteinde. 



   De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze ter vervaardiging van een paal in de grond waarbij men gebruik maakt van een grondverdringingsboor voorzien van een lei'ring voor hardbaar materiaal en men, enerzijds, een vloeibaar hardbaar materiaal doorheen de leiding pompt en, anderzijds, in de geboorde opening, boven de punt die men in de grond laat, beton stort. 



   Men kan het hardbaar materiaal inspuiten na het harden van het beton dat men in de boorbuis stort. Bij voorkeur brengt men evenwel reeds dit hardbaar materiaal aan op het einde van het in de grond brengen van de grondverdringingsboor. 



   In al de gevallen mengt het hardbaar materiaal zich met de grond rond het onderste gedeelte van de grondverdringingsboor en vergroot het na het harden het draagvermogen van de gevormde paal. In het geval waarin men een grondverdringingsboor gebruikt waarbij de leiding voor het hardbaar materiaal nabij het punteinde uitmondt, wordt dit materiaal rond de punt met gronddeeltjes gemengd en vormt het na harden 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 een verzwaarde voet van de betonpaal. 



   De uitvinding heeft ten slotte ook betrekking op een paal vervaardigd volgens de werkwijze volgens een van de vorige uitvoeringsvormen. 



   Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een grondverdringingsboor, van een daarbij gebruikte verdringingskop, van een werkwijze ter vervaardiging van een 
 EMI6.1 
 paal vinding deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet ; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen. 



   Figuur   l   is een onderaanzicht van een grondverdringingsboor volgens de uitvinding. 



   Figuur 2 stelt een schematisch gehouden doorsnede voor volgens het vlak aangeduid door de lijn II-II uit figuur   l.   



   Figuur 3 is een zicht in perspectief van de grondverdringingsboor uit de vorige figuren maar waarbij de boorbuis, waarvan slechts een gedeelte werd voorgesteld, los van de verdringingskop werd voorgesteld. 



   Figuur 4 is een ander zicht in perspectief van de grondverdringingskop uit figuur 3. 



   Figuur 5 is een schematische voorstelling van een grondverdringingsboor volgens de uitvinding tijdens het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding en met betrekking op een andere uitvoeringsvorm van de verdringingsboor dan in de figuren   l   tot 3 is voorgesteld. 



   Figuur 6 stelt een verticale doorsnede voor van het onderste einde van de grondverdringingsboor uit figuur 5, op grotere schaal getekend. 



   Figuur 7 stelt een verticale doorsnede voor analoog aan deze uit figuur 6 maar met betrekking op een nog andere uitvoeringsvorm van de grondverdringingsboor volgens de uit- 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 vinding. 



   In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen. 



   De grondverdringingsboor volgens de figuren 1 tot 3 bestaat in hoofdzaak uit een ronde stalen boorbuis 1 en een holle gietijzeren kop, in het algemeen met het verwijzingscijfer 2 aangeduid. 



   De kop 2 is gevormd uit een bovenste cilindrisch gedeelte 3, een met zijn basis op dit gedeelte aansluitende kegelvormige punt 4, een op het punteinde van deze punt 4 aansluitend cilindrisch puntgedeelte 5 met op zijn einde een beitelpunt 6, en drie spiraalribben 7, 8. 



   De tophoek van de punt 4, in figuur 2 met de letter a aangeduid, is tussen 850 en 950 gelegen en is bij voorkeur gelijk aan   90    zoals voorgesteld in de figuren   l   tot 3. 



   Elke spiraalrib 7,8 bestaat uit een gedeelte 7 dat op de punt 4 staat en een erop aansluitend gedeelte 8 dat op het cilindrische gedeelte 3 staat. Deze ribben 7,8 zijn gevormd door een blad met, behalve ter plaatse van de aansluiting van hun gedeelte 7 op hun gedeelte 8, een constante breedte. Het gedeelte 7 van de spiraalrib is evenwel anders gericht dan het gedeelte 8. 



   De van het punteinde afgekeerde zijde, dit is de naar buiten gekeerde zijde, van het gedeelte 7 van elke spiraalrib 7,8 maakt een buitenhoek met de buitenzijde van de punt 4 die ten minste gelijk is aan   1750 verminderd   met de helft van de tophoek a van de punt 4. Deze buitenhoek is in de figuur 2 met de letter   P   aangeduid. Dit betekent dat de buitenzijde van het gedeelte 7 naar onder zich niet sterk van de meetkundige as van de verdringingsboor mag verwijderen maar zich naar deze as moet uitstrekken of er nagenoeg evenwijdig aan moet lopen. Daardoor wordt het in de grond dringen van de kop en het door de kop zijdelings verdringen van de grond- 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 deeltjes vergemakkelijkt.

   De buitenzijde van het gedeelte 7 mag zich evenwel ook niet te fel naar onder naar de meetkundige as toe uitstrekken en bij voorkeur is de hogergenoemde hoek   ss   
 EMI8.1 
 (X ex tussen ze en (1850-2) gelegen of zelfs praktisch gelijk aan 1800-2 in de figuren l tot 3 is voorgesteld. 



   De andere zijde van het gedeelte 7, dat is dus de naar de punt 4 gekeerde binnenzijde, moet, aan de naar het punteinde gekeerde zijde, met de buitenzijde van de punt 4 een hoek r maken die kleiner is dan   90    vermeerderd met de helft van de tophoek a van de punt om de afvoer van gronddeeltjes naar boven te vergemakkelijken. Dit betekent dus dat bij verticale stand van de meetkundige as van de boor, dit is dus de normale stand bij het in de grond boren, de binnenzijde vanaf de punt 4 zich min of meer neerwaarts moet uitstrekken. Deze zijde kan daarbij praktisch evenwijdig zijn aan de meetkundige as van de boor, en maakt bij voorkeur een hoek   y   met de buitenzijde van de punt 4 die tussen de helft van de tophoek a en deze helft vermeerderd met 100 is gelegen, zoals voorgesteld is in de figuren 1 tot 3. 



   In feite komt het hierop neer dat het gedeelte 7 van elke spiraalrib 7,8 een blad is dat evenwijdig aan de meetkundige as van de punt 4 en dus van de volledige boor, is gericht maar waarvan de dikte naar de punt 4 toe een weinig toeneemt. Dit laatste is gewenst om giettechnische redenen en laat toe minder materiaal voor het blad te gebruiken zonder gevaar dat het blad van de punt 4 afbreekt. 



   De gedeelten 7 van de drie spiraalribben 7, R sluiten op het punteinde met hun einden aan op het cilindrische puntgedeelte 5, boven de beitelpunt 6. Vanaf het punteinde gezien, strekken de drie gedeelten 7 zich waaiervormig uit, gelijkmatig verdeeld over de buitenzijde van de punt 4 zoals duidelijk blijkt uit figuur 1. De gedeelten 7 beschrijven daarbij elk minder dan een halve omwenteling 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 rond de meetkundige as van de punt 4 tussen-het cilindrische puntgedeelte 5 en het cilindrische gedeelte 3 van de kop 2. 



  De naburige gedeelten 7 zijn over gans hun lengte op een relatief grote afstand van elkaar gelegen, welke afstand vanaf het puntgedeelte 5 naar het cilindrische gedeelte 3 toe zeer snel toeneemt. 



   Aan de zijde van het cilindrische gedeelte 3 gaat de buitenzijde van elk gedeelte 7 vloeiend over in de buitenzijde van een uitsprong 9 op de buitenzijde van het cilindrische gedeelte 3. 



   De op dit cilindrische gedeelte 3 staande gedeelten 8 van de spiraalribben zijn bladen met een constante breedte, in radiale richting ten opzichte van het gedeelte 3 gemeten, behalve ter plaatse van de aansluiting op een gedeelte 7. 



   Elk gedeelte 8 strekt zich uit volgens een spiraallijn of schroeflijn met kleine spoed over iets meer dan een vierde van een omwenteling rond de as van de kop 2. De naar het punteinde gekeerde zijde van elk gedeelte 8, dit is dus de onderzijde, maakt aan de onderkant met de buitenzijde van het gedeelte 3 een hoek 5 van ten hoogste 950 en bij voorkeur van nagenoeg 900 zoals in de figuren   l   tot 4 is voorgesteld. De bovenzijde van elk gedeelte 8 maakt met de buitenzijde van het gedeelte 3 een hoek E die tussen 850 en   95    is gelegen en bij voorkeur praktisch gelijk is aan 900. De blad vormende gedeelten 8 bezitten dan ook over gans hun breedte een nagenoeg constante dikte.

   Wanneer de grondverdringingsboor verticaal in de grond wordt geboord, strekken de gedeelten 8 zich bijgevolg horizontaal uit in de radiale richting ten opzichte van het gedeelte 3. Doordat het gedeelte 3 een relatief kleine hoogte bezit, is de helling van elk gedeelte 8 in de langsrichting van de schroefrib gezien relatief klein. 



   Met een einde sluit het gedeelte 8 aan op het ge- 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 deelte 7 van de overeenstemmende spiraalrib 7,8 en meer bepaald op de onderkant van de buitenzijde van het bovenste, in de uitsprong 9 overgaande einde van dit gedeelte 7. De uiterste rand van het gedeelte 8 gaat daarbij vloeiend over in de onderste rand van het overeenstemmende gedeelte 7. 



  Ter plaatse van de overgang, neemt de breedte van het gedeelte 8 toe in de van het gedeelte 7 weg gerichte richting van nul tot zijn normale breedte, welke overigens gelijk is aan de breedte van het gedeelte 7. 



   De binnendiameter van het cilindrische gedeelte 3 is iets groter dan de buitendiameter van de boorbuis 1. 



  Op de binnenzijde van het gedeelte 3 staan zes meeneemnokken 10. Het onderste einde van de boorbuis 1 is van overeenstemmende uitsparingen 11 voorzien zodat de boorbuis   l over   de meeneemnokken 10 grijpend met zijn onderste einde in het cilindrische gedeelte 3 kan worden gebracht. 



   Op deze manier is de boorbuis   l losneembaar gekop-   peld aan de kop 2. 



   De verdringingsboor bevat ten slotte nog een buis 12 die met een versmald, uitwendig van schroefdraad voorzien einde in het holle, inwendig van schroefdraad voorziene cilindrische puntgedeelte 5 kan worden geschroefd. Duidelijkheidshalve is deze buis 12 noch in de figuur 3, noch in de figuur 4 die alleen de kop 2 toont, voorgesteld. 



   Doorheen de wand van het holle gedeelte 5 strekken zich drie openingen 13 uit. Deze openingen 13 geven op de binnenkant van het holle puntgedeelte 5 uit, onder het einde van de buis 12 wanneer deze maximaal in het puntgedeelte 5 is geschroefd, strekken zich schuin opwaarts uit onder een hoek die gelijk is aan de helft van de tophoek a van de punt 4 en monden, juist onder de punt 4, tussen de gedeelten 7 van de spiraalribben 7,8 op de buitenkant uit. Doorheen de buis 12 en de openingen 13 kan men tussen de naburige spiraalribben 7,8 een vloeibaar, hardbaar mengsel op basis 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 van cement injecteren. 



   Voor het vervaardigen van een paal in de grond met de hiervoor beschreven grondverdringingsboor gaat men als volgt te werk. 



   Men plaatst de boorbuis   l   op de kop 2 zo dat de meeneemnokken 10 zich in de uitsparingen 11 bevinden. Door de boorbuis   l   te wentelen en een neerwaartse druk op de boorbuis 1 uit te oefenen, drijft men de verdringingsboor, meestal verticaal, in de grond. 



   Door de gedeelten 7 van de drie spiraalribben 7,8 worden de gronddeeltjes zijdelings en dus horizontaal verdrongen. Deze deeltjes kunnen zich evenwel ook over de kop 2 in opwaartse richting verplaatsen. Dit is zeker het geval wanneer door horizontale verdringing de grond rond de kop 2 reeds zo verdicht is dat geen verdere verdichting in de horizontale richting nog mogelijk is. Deze zich in opwaartse richting over de draaiende kop 2 verplaatsende gronddeeltjes komen zeer snel van aan de buitenzijde van het gedeelte 7 van een spiraalrib 7,8 op de bovenzijde van het gedeelte 8 van dezelfde spiraalrib 7,8 terecht en worden dan door dit gedeelte   R   in verticale richting verdrongen. 



  Deze gronddeeltjes komen uiteindelijk terecht op de plaats waar de bodem de minste tegendruk vormt, dit is dus ter plaatse van zwakke plekken in de bodem. Doordat de gedeelten 8 van de drie spiraalribben 7,8 een kleine helling bezitten, oefenen ze op de gronddeeltjes een grote verdringende kracht uit. 



   Nadat de grondverdringingsboor de gewenste diepte heeft bereikt, verwijdert men de boorbuis 1. Men brengt de buis 12 aan indien die nog niet eerder was aangebracht en men stort beton rond de buis 12 in de gevormde opening. 



  De kop 2 blijft ter plaatse in de grond. 



   Na het harden van het beton, pompt men een vloei- 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 baar hardbaar materiaal op basis van cement onder druk doorheen de buis 12. Dit materiaal spuit langs de openingen 13 uit de kop 2 en mengt zich met de grond rond de kop. Dit materiaal hardt samen met de grond en vergroot het draagvermogen van de gevormde paal en verbetert het zettingsgedrag ervan. 



   Men kan reeds het pompen van het hardbaar vloeibaar materiaal beginnen tijdens het in de grond boren van de verdringingsboor. Het materiaal dat doorheen de openingen 13 naar buiten wordt geperst, wordt door de spiraalribben 7,8 meegenomen en gemengd met de grond. Er vormt zich rond de grondverdringingsboor een mantel van grond gemengd met het hogergenoemde materiaal. Na het harden van het materiaal zorgt deze mantel voor een grotere draagkracht van de paal. 



   Meestal verdient het daarbij de voorkeur de boorbuis 1 in de grond te laten als een schacht voor de te vormen paal. 



   In een dergelijk geval is het uiteraard niet nodig dat de boorbuis 1 losneembaar van de kop 2 is. De boorbuis   l   kan aan de kop 2 zijn gelast zoals bij de uitvoeringsvormen van de grondverdringingsboor volgens de figuren 5 tot 7. 



   De uitvoeringsvorm van de grondverdringingsboor volgens de figuren 5 en 6 verschilt van de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm doordat, zoals reeds vermeld, de boorbuis 1 met haar onderste einde aan de binnenkant van de kop 2 en met name van de punt 4 is gelast. De buitendiameter van de boorbuis 1 is in dit geval merkelijk kleiner dan de binnendiameter van het cilindrische gedeelte 3. 



   Men brengt op de hiervoor beschreven manier de grondverdringingsboor in de grond 14. Gedurende de laatste vijf tot zes meter pompt men door middel van de pomp 15 via de leiding 16 en de afdichting 17 een vloeibaar hardbaar materiaal in de buis 12. De afdichting 17 zorgt voor de 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 verbinding tussen de stilstaande leiding 16 en de met de boorbuis 1 en de kop 2 mee roterende buis 12. Naarmate men dieper in de grond 14 boort, vormt zich rond de boorbuis 1 een mantel 18 die gevormd is door een mengsel van grond en hardbaar materiaal. Wanneer de grondverdringingsboor diep genoeg in de grond is, pompt men nog een extra hoeveelheid van het hardbaar materiaal zodat zich rond de kop 2 een verdikte voet 19 van een mengsel van grond en hardbaar materiaal vormt. 



   De uitvoeringsvorm van de grondverdringingsboor volgens figuur 7 verschilt van de uitvoeringsvorm volgens de figuren 5 en 6 doordat het onderste einde van de buis 12 niet door openingen 13 onder de punt 4 uitmondt maar wel door middel van radiale kanalen 20 uitgeeft op de buitenkant van het onderste einde van de boorbuis   l,   ter hoogte van het cilindrische gedeelte 3. 



   De werkwijze voor het vormen van een paal is volledig analoog als beschreven in verband met de figuren 5 en 6. Uiteraard wordt hier geen verdikte voet 19 rond de kop 2 gevormd maar enkel een mantel 18 rond de boorbuis   l.   



   De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen, en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvormen vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt. 



   In het bijzonder moet de kop niet noodzakelijk drie spiraalribben bevatten. Het volstaat dat de kop twee dergelijke ribben bevat. 



   Bij de uitvoeringsvormen van de boor waarbij de kop losneembaar van de boorbuis is, moet het cilindrische gedeelte niet noodzakelijk deel uitmaken van de kop. Dit cilindrische gedeelte kan met de erop staande gedeelten 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 van de spiraalribben vast zijn aan de boorbuis. 



   De grondverdringingsboor moet ook niet noodzakelijk een buis bezitten voor het pompen van vloeibaar hardbaar materiaal. 



   De spiraalribben moeten ook niet noodzakelijk platen zijn en moeten zelfs niet noodzakelijk massief zijn. 



  In het bijzonder de op de punt staande gedeelten ervan kunnen bij voorbeeld samengesteld zijn uit een blad en een plaat die de ruimte aan de onderzijde tussen deze plaat en de punt gedeeltelijk afsluit. Deze plaat vormt dan de hiervoor gedoelde binnenzijde van deze gedeelten. 



   Deze binnenzijde van het op de punt staande gedeelte van de spiraalribben moet niet noodzakelijk nagenoeg evenwijdig aan de booras zijn gericht. Belangrijk is dat deze zijde zich van de punt weg, dus naar buiten, ten minste enigszins naar onder uitstrekt. Indien deze zijde zich naar onder uitstrekt en zeker indien ze bij voorbeeld nagenoeg evenwijdig is aan de booras zoals in de figuren is voorgesteld, blijkt tijdens het in de grond dringen van de kop zich grond tussen deze onderzijde en de punt te bevinden, welke grond de zijwaartse beweging van gronddeeltjes blijkt te vergemakkelijken. 



   In de uitvoeringsvorm van de boorbuis waarbij het cilindrische gedeelte deel uitmaakt van een kop die losneembaar is van de boorbuis moet ten minste dit cilindrische gedeelte hol zijn aangezien dit gedeelte aan de buitenzijde van een gedeelte van de spiraalribben is voorzien en de boorbuis dus in de kop moet kunnen dringen, maar bij de andere uitvoeringsvorm moet dit gedeelte niet noodzakelijk hol zijn en kan de kop vol zijn.

Claims (28)

  1. CONCLUSIES 1. Grondverdringingsboor die een boorbuis (1) bevat, op het onderste einde daarvan een nagenoeg cilindrisch gedeelte (3) en een op dit gedeelte aansluitende kegelvormige punt (4), en ten minste een spiraalrib (7, 8), welke spiraalrib (7,8) een gedeelte (7) bevat dat op de punt (4) staat en een zich naar onder uitstrekkende buitenzijde bezit en een gedeelte (8) bevat dat op het einde van het eerstgenoemde gedeelte (7) van de rib (7,8) aansluit, op het cilindrische gedeelte (3) staat en een zich naar buiten uitstrekkende bovenzijde bezit, met het kenmerk dat zij ten minste twee spiraalribben (7,8) bevat, die hoogstens op het punteinde met hun einde samenkomen maar voor de rest over gans hun lengte op een afstand van elkaar zijn gelegen, de binnenzijde van het op de punt (4) staande gedeelte (7) van elk van deze spiraalribben (7,
  2. 2. Grondverdringingsboor volgens de conclusie 1, met het kenmerk dat ze drie dergelijke spiraalribben (7,8) bevat die gelijkmatig over de omtrek van de punt (4) zijn verdeeld.
  3. 3. Grondverdringingsboor volgens een van de conclusies 1 en 2, met het kenmerk dat de tophoek (a) van de kegelvormige punt (4) tussen 850 en 95 is gelegen.
  4. 4. Grondverdringingsboor volgens de conclusie 3, met het kenmerk dat de tophoek (a) van de kegelvormige punt <Desc/Clms Page number 16> (4) 900 is.
  5. 5. Grondverdringingsboor volgens een van de conclusies l tot 4, met het kenmerk dat de onderste rand van het op de punt (4) staande gedeelte (7) van elke spiraalrib (7,8) overgaat in de buitenste rand van het op het cilindrische gedeelte (3) staande gedeelte (8) van dezelfde spiraalrib (7,8).
  6. 6. Grondverdringingsboor volgens een van de conclusies 1 tot 5, met het kenmerk dat de buitenzijde van het op de punt (4) staande gedeelte (7) van elke spiraalrib (7,8) vanaf het punteinde tot nagenoeg aan het cilindrische gedeelte (3) met de buitenzijde van deze punt (4) een buitenhoek (P) maakt die ten minste gelijk is aan 1750 verminderd met de helft van de tophoek (a) van de punt (4).
  7. 7. Grondverdringingsboor volgens de conclusie 6, met het kenmerk dat de buitenzijde van het op de punt (4) staande gedeelte (7) van de spiraalribben (7,8) een buitenhoek (P) met de buitenzijde van de punt (4) maakt die tussen 1750 verminderd met de helft van de tophoek (a) van de punt (4) en 1850 verminderd met de helft van deze tophoek (a) is gelegen en dus gericht is in een richting die een hoek met de booras maakt die tussen 0 en 50 is gelegen.
  8. 8. Grondverdringingsboor volgens de conclusie 7, met het kenmerk dat de buitenzijde van het op de punt (4) staande gedeelte (7) van elke spiraalrib (7,8) met zijn einde waarop het andere gedeelte (8) aansluit, vloeiend uitloopt in de buitenzijde van een op het cilindrische gedeelte (3) staande uitsprong (9).
    8), aan de onderkant een hoek (r) met de buitenzijde van de punt (4) maakt die kleiner is dan 900 vermeerderd met de helft van de tophoek EMI15.1 (a) van de punt (4), en de bovenzijde van het op het cilindrische gedeelte (3) staande gedeelte (8) van elk van de spiraalribben (7,8) op de buitenzijde van het op de punt (4) staande gedeelte (7) van dezelfde spiraalrib (7,8), nabij de onderkant van de laatstgenoemde buitenzijde, aansluit.
  9. 9. Grondverdringingsboor volgens een van de conclusies l tot 8, met het kenmerk dat de onderzijde van het op de punt (4) staande gedeelte (7) van elk van de spiraalribben (7,8) aan de zijde van het punteinde, een hoek (r) met de buitenzijde van de punt (4) maakt die kleiner is dan 100 <Desc/Clms Page number 17> vermeerderd met de helft van de tophoek (a) van de punt (4).
  10. 10. Grondverdringingsboor volgens de conclusies 8 en 9, met het kenmerk dat het op de punt (4) staande gedeelte (7) van elke spiraalrib (7,8) een blad is.
  11. 11. Grondverdringingsboor volgens een van de conclusies l tot 10, met het kenmerk dat ze een op het punteinde van de punt (4) aansluitend cilindrisch puntgedeelte (5) bevat met merkelijk kleinere diameter dan de grootste diameter van de punt (4) en de spiraalribben (7,8) met hun einde op dit puntgedeelte (5) aansluiten.
  12. 12. Grondverdringingsboor volgens de conclusie 11, met het kenmerk dat het cilindrische puntgedeelte (5) op een beitelpunt (6) eindigt.
  13. 13. Grondverdringingsboor volgens een van de conclusies 1 tot 12, met het kenmerk dat de onderzijde van het op het cilindrische gedeelte (3) staande gedeelte (8) van elke spiraalrib (7,8) aan de onderkant een hoek (5) van ten hoogste 95 maakt met de buitenzijde van dit cilindrische gedeelte (3).
  14. 14. Grondverdringingsboor volgens een van de conclusies 1 tot 13, met het kenmerk dat de bovenzijde van het op het cilindrische gedeelte (3) staande gedeelte (8) van EMI17.1 elke spiraalrib (7, 8) een hoek (e) met de buitenzijde van dit cilindrische gedeelte (3) maakt die tussen 85 en 95 is gelegen.
  15. 15. Grondverdringingsboor volgens de conclusies 13 en 14, met het kenmerk dat het op het cilindrische gedeelte (3) staande gedeelte (8) van elke spiraalrib (7,8) een blad EMI17.2 is.
  16. 16. Grondverdringingsboor volgens een van de conclusies 1 tot 15, met het kenmerk dat ze twee van elkaar losneembare delen bevat, namelijk een deel dat de boorbuis (1) bevat en een kop (2) die de punt (4) bevat met erop gedeelten (7) van de spiraalribben (7,8). <Desc/Clms Page number 18>
  17. 17. Grondverdringingsboor volgens de conclusie 16, met het kenmerk dat het cilindrische gedeelte (3) deel uitmaakt van de kop (2), welke kop (2) van de volledige spiraalribben (7,8) is voorzien en hol is zodat de boorbuis (1) met haar onderste einde in het cilindrische gedeelte (3) kan dringen.
  18. 18. Grondverdringingsboor volgens de conclusie 17, met het kenmerk dat het cilindrische gedeelte (3) hol is en inwendig van meeneemnokken (10) is voorzien, terwijl het onderste einde van de boorbuis (1) in het holle cilindrische gedeelte (3) past en van met de nokken (10) overeenstemmende uitsparingen (11) is voorzien.
  19. 19. Grondverdringingsboor volgens een van de conclusies 1 tot 17, met het kenmerk dat ze inwendig een leiding (12) bevat voor het toevoeren van een hardbaar vloeibaar materiaal, welke leiding (12) op het einde van de boor waarlangs zich de punt (4) bevindt, op de buitenzijde uitgeeft.
  20. 20. Grondverdringingsboor volgens conclusie 19, met het kenmerk dat de leiding (12) voor het toevoeren van een hardbaar vloeibaar materiaal door ten minste een opening (20) uitgeeft op de buitenzijde van het onderste einde van de boorbuis (1).
  21. 21. Grondverdringingsboor volgens de conclusie 20, met het kenmerk dat het cilindrische gedeelte (3) en de punt (4) hol zijn en de boorbuis (1) met haar onderste einde doorheen het holle cilindrische gedeelte (3) tot in de holle punt (4) steekt en een buitendiameter bezit die merkelijk kleiner is dan de binnendiameter van het cilindrische gedeelte, terwijl de leiding (12) voor het toevoeren van een hardbaar vloeibaar materiaal door ten minste een kanaal (20) op de buitenzijde van de boorbuis (l) uitmondt tegenover het cilindrische gedeelte (3).
  22. 22. Grondverdringingsboor volgens de conclusie 19, met het kenmerk dat de leiding (12) voor het toevoeren van <Desc/Clms Page number 19> EMI19.1 een hardbaar vloeibaar materiaal door ten minste een opening (13) op het punteinde uitgeeft.
  23. 23. Grondverdringingsboor volgens een van de conclusies 11 en 12 en volgens de conclusie 22, met het kenmerk dat de leiding (12) tot in het cilindrische puntgedeelte (5) reikt en door ten minste een opening (13) op de buitenkant van dit puntgedeelte (5) uitgeeft.
  24. 24. Kop uit de grondverdringingsboor volgens een van de conclusies. 16 en 17.
  25. 25. Werkwijze ter vervaardiging van een paal in de grond, met het kenmerk dat men een grondverdringingsboor volgens een van de conclusies 19 tot 23 in de grond (14) brengt en men, enerzijds, een vloeibaar hardbaar materiaal doorheen de leiding (12) pompt en, anderzijds, in de geboorde opening, boven de punt (4) die men in de grond (14) laat, beton stort.
  26. 26. Werkwijze volgens de conclusie 25, met het kenmerk dat men, enerzijds, een vloeibaar hardbaar materiaal doorheen de leiding (12) pompt en, anderzijds, de boorbuis (1) die men samen met de punt (4) en het cilindrische gedeelte (3) in de grond (14) laat, met beton vult.
  27. 27. Werkwijze volgens de conclusie 26, met het kenmerk dat men reeds hardbaar materiaal doorheen de leiding (12) pompt op het einde van het in de grond (14) brengen van de grondverdringingsboor.
  28. 28. Paal vervaardigd volgens de werkwijze volgens een van de conclusies 25 tot 27.
BE2/60487A 1984-04-09 1984-08-30 Grondverdringingsboor, daarbij gebruikte verdringingskop, werkwijze ter vervaardiging van een paal, en aldus vervaardigde paal. BE900463A (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NLAANVRAGE8401118,A NL189365C (nl) 1984-04-09 1984-04-09 Grondverdringingsboor, alsmede werkwijze voor het vormen van een fundatiepaal in de grond onder toepassing van die grondverdringingsboor.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE900463A true BE900463A (nl) 1985-02-28

Family

ID=19843772

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2/60487A BE900463A (nl) 1984-04-09 1984-08-30 Grondverdringingsboor, daarbij gebruikte verdringingskop, werkwijze ter vervaardiging van een paal, en aldus vervaardigde paal.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US4623025A (nl)
JP (1) JPS60219320A (nl)
BE (1) BE900463A (nl)
CA (1) CA1225985A (nl)
DE (1) DE3501439A1 (nl)
NL (1) NL189365C (nl)

Families Citing this family (49)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4767241A (en) * 1985-11-13 1988-08-30 Wells Gordon T Method for simultaneous forming of concrete footings and piers
DE3624202C2 (de) * 1986-07-17 1996-06-05 Bauer Spezialtiefbau Spiralbohrer
DE3831547A1 (de) * 1988-09-16 1990-03-22 Bauer Spezialtiefbau Verfahren zur herstellung einer moertelsaeule im erdreich
DE8905166U1 (de) * 1989-04-12 1990-06-28 Delmag Maschinenfabrik Reinhold Dornfeld GmbH & Co, 7300 Esslingen Bohrgerät
US5108040A (en) * 1989-04-28 1992-04-28 Larry Koenig Tapered auger shredder
US5279502A (en) * 1991-10-24 1994-01-18 Geotechnics America, Inc. Apparatus and method for constructing compacted granular or stone columns in soil masses
DE4219150C1 (en) * 1992-06-11 1993-09-23 Bauer Spezialtiefbau Gmbh, 86529 Schrobenhausen, De Underground mortar column prodn. - by drilling with auger through which hardenable suspension is fed
NL9301176A (nl) * 1993-07-05 1995-02-01 Verstraeten Beheersmij Bv Werkwijze voor het vormen van een fundatiepaal in de grond onder toepassing van een geprefabriceerde paalschacht.
US5476149A (en) * 1994-04-18 1995-12-19 Pengo Corporation Pilot bit
DE19503177C1 (de) * 1995-02-01 1996-07-18 Bauer Spezialtiefbau Verfahren zur Herstellung von Bohrpfählen
NL1000217C2 (nl) * 1995-04-25 1996-10-28 Fundamentum Bv Werkwijze voor het in de bodem brengen van een buis alsmede boorbuis.
US6264402B1 (en) * 1995-12-26 2001-07-24 Vickars Developments Co. Ltd. Method and apparatus for forming piles in place
US5707180A (en) * 1995-12-26 1998-01-13 Vickars Developments Co. Ltd. Method and apparatus for forming piles in-situ
BE1010638A3 (nl) * 1996-09-20 1998-11-03 Poorteman Frank Boor voor het maken van een paal in de grond en werkwijze die deze boor toepast.
DE19702137A1 (de) * 1997-01-22 1998-07-23 Fundex N V Erdverdrängungsbohrer
IT1291804B1 (it) * 1997-03-17 1999-01-21 Miro Cesare Mati Attrezzatura per la lavorazione di un terreno senza escavazioni demolitive
DE19734068B4 (de) * 1997-08-06 2007-07-05 Beheersmaatschappij Verstraeten B.V. Bohrspitze
NL1012370C2 (nl) * 1999-06-16 2000-12-19 Pieter Faber Paal en inrichting voor het in de grond drijven daarvan.
US6533048B2 (en) * 2000-02-28 2003-03-18 Timothy R. Wall Earth boring bit
NL1018702C2 (nl) 2001-08-03 2003-02-04 Verstraeten Funderingstech Bv Werkwijze voor het aanbrengen van een fundatiepaal in de grond, alsmede een fundatiepaal en een oplanger voor deze werkwijze, en een grondverdringingsboor.
US6568881B2 (en) * 2001-10-15 2003-05-27 Walter Daniel Long Jet head device for sinking pilings
CA2468358C (en) * 2004-06-18 2005-05-03 Subterranean Ltd. Pile installation method with downhole hammer
CA2608866C (en) 2005-03-02 2012-12-04 Steve Neville Screw pile substructure support system
US7470093B2 (en) * 2005-06-28 2008-12-30 Mansfield Peter W Interlocking seawall construction and installation apparatus
US8485493B2 (en) * 2006-09-21 2013-07-16 Soundfootings, Llc Concrete column forming assembly
WO2010022691A1 (en) * 2008-08-28 2010-03-04 Petr Horanek Pile for foundation
GB0900606D0 (en) 2009-01-15 2009-02-25 Downhole Products Plc Tubing shoe
GB0905663D0 (en) 2009-04-01 2009-05-13 Marine Current Turbines Ltd Methods of and apparatus for the installation of columns/piles
US8517123B2 (en) 2009-05-29 2013-08-27 Varel International, Ind., L.P. Milling cap for a polycrystalline diamond compact cutter
CN102414393B (zh) * 2009-06-05 2014-09-10 维拉国际工业有限公司 套管钻头和套管铰孔器设计
US20110229272A1 (en) * 2009-09-17 2011-09-22 Mike Lindsay Drill tip for foundation pile
US8727668B2 (en) * 2011-02-01 2014-05-20 Donald Alan Dolly Drill tip for foundation pile
US10190280B2 (en) * 2009-12-18 2019-01-29 Foundation Constructors, Inc. Drill tip for foundation pile
CN102383421A (zh) * 2011-08-30 2012-03-21 李征 一种同步取土浇注桩体振动沉拔管底端排土成桩装置及方法
US9469959B2 (en) * 2013-05-28 2016-10-18 Michael Maggio Full displacement pile tip and method for use
US9416513B2 (en) 2013-10-25 2016-08-16 Hubbell Incorporated Helical screw pile and soil displacement device with curved blades
US9057169B1 (en) * 2014-05-02 2015-06-16 Magnum Piering, Inc. Sacrificial tip and method of installing a friction pile
US9840835B2 (en) * 2015-03-04 2017-12-12 Bahman Niroumand Temporary drainage wells in loose granular soils
US9121156B1 (en) * 2015-06-01 2015-09-01 SS Associates, Trustee for Soil stabilizer CRT Trust Soil stabilizer
US10458090B2 (en) 2016-02-03 2019-10-29 Hubbell Power Systems, Inc. Soil displacement piles
BE1023258B1 (nl) 2016-03-15 2017-01-13 Proferro Nv Een tip voor een funderingspaal.
BE1023794B1 (nl) 2016-07-14 2017-07-26 Proferro Nv Een tip met uitsteeksels voor een grondverplaatsingsoperatie voor een funderingspaal
US10233607B2 (en) * 2017-02-12 2019-03-19 Bahman Niroumand Comprehensive excavation process
WO2018165617A1 (en) 2017-03-10 2018-09-13 Hubbell Incorporated Pile with soil displacement assembly
NL2018729B1 (nl) * 2017-04-18 2018-10-29 Chinforce B V Boorpunt voor een grondverdringingsboor
CA2980619C (en) * 2017-09-28 2021-12-21 Michael G. Rawlyk Helical screw pile assemblies
US10538894B1 (en) * 2018-08-02 2020-01-21 Polymer Technologies Worldwide, Inc. Mixing device for silt fine soil
CN111236933B (zh) * 2020-01-15 2021-11-09 中国科学院声学研究所 利用声波测井仪器对地层径向速度进行分步反演的方法
JP6861448B1 (ja) * 2020-06-22 2021-04-21 Fmd株式会社 センタードリル

Family Cites Families (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB281148A (en) * 1927-03-17 1927-12-01 Braithwaite And Company Engine Improvements in and connected with screw pile driving
US3043383A (en) * 1959-05-28 1962-07-10 Trainer Associates Inc Ground-drilling auger
FR2040519A5 (nl) * 1969-04-10 1971-01-22 Atlas France
BE794280A (fr) * 1972-06-05 1973-05-16 Mazzalai Quirino Dispositif pour realiser des fondations sur pieux executes dans le sol
FR2215075A6 (nl) * 1973-01-19 1974-08-19 Atlas France
DE2422489C2 (de) * 1974-05-09 1984-10-25 Kabushiki Kaisha Takechi Koumusho, Osaka Erdbohrer und Verfahren zum Einsetzen von Pfählen o.dgl.
US4193461A (en) * 1978-02-13 1980-03-18 Intrusion-Prepakt, Inc. Means and method for forming and enlarging holes in soil
DE2936060C2 (de) * 1979-09-06 1986-11-06 Fundex P.V.B.A., Zeebrugge Erdbohrer und Bohrkopf dafür
NL8102327A (nl) * 1981-05-12 1982-12-01 Fundamentum Bv Werkwijze voor het vervaardigen van een fundatiepaal alsmede een daarbij toe te passen buis.
JPS5835711U (ja) * 1981-09-01 1983-03-08 リンナイ株式会社 暖房器具
AU550190B2 (en) * 1981-09-22 1986-03-06 Dnepropetrovsky Inzhenerno-Stroitelny Institut Forming holes in non rock soils
SU1086106A1 (ru) * 1981-09-22 1984-04-15 Днепропетровский инженерно-строительный институт Устройство дл образовани скважин под набивные сваи
US4458765A (en) * 1982-05-12 1984-07-10 Dnepropetrovsky Inzhenerno-Stroitelny Institut Tool for forming a hole in macroporous compressible soil
BE897242A (nl) * 1983-07-07 1983-11-03 Atlas Palen Nv Inrichting voor het trillingvrij aanbrengen van funderingspalen uit gewapend beton

Also Published As

Publication number Publication date
NL189365B (nl) 1992-10-16
JPH0531607B2 (nl) 1993-05-13
CA1225985A (en) 1987-08-25
NL8401118A (nl) 1985-11-01
NL189365C (nl) 1993-03-16
DE3501439A1 (de) 1985-10-17
US4623025A (en) 1986-11-18
DE3501439C2 (nl) 1989-11-23
JPS60219320A (ja) 1985-11-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE900463A (nl) Grondverdringingsboor, daarbij gebruikte verdringingskop, werkwijze ter vervaardiging van een paal, en aldus vervaardigde paal.
US8079780B2 (en) Slotted mandrel for lateral displacement pier and method of use
US4730954A (en) Ground treatment
CN109440762B (zh) 一种排水泵站用灌注桩的施工方法
US3781154A (en) Device for forming shear keyways on sides of extruded slabs and the like
CN116877109A (zh) 一种隧道内软弱基础加固钻桩机具
CN109083136B (zh) 一种防溢浆变截面水泥土搅拌桩头
GB2267926A (en) A tube for forming a pile
CN103526746A (zh) 一种挤压土体全螺纹灌注桩桩机及其成桩工法
NL1032167C2 (nl) Samenstel voor het in een bodem vervaardigen van een langwerpig constructie-element alsmede een verdringingselement ter gebruike daarbij.
BE1023794B1 (nl) Een tip met uitsteeksels voor een grondverplaatsingsoperatie voor een funderingspaal
JP6707778B2 (ja) 掘削部材およびそれを用いた地盤改良工法
EP0974729B1 (en) A screw drilling device
BE1015173A5 (nl) Werkwijze voor het bouwen van een beschoeiing.
NL8001125A (nl) Schroefboor voor het vervaardigen van betonnen fundatiepalen.
JP2013133630A (ja) 掘削ロッドおよび施工方法
CN108442441B (zh) 一种道路铺设用路基建设设备
JPH07279171A (ja) ソイルセメント合成杭、その施工方法および施工装置
JPS5924026A (ja) 杭造成工法
NL193640C (nl) Samenstel voor het in de grond vervaardigen van een fundatiepaal alsmede werkwijze voor het bedrijven van dat samenstel.
KR100951632B1 (ko) 선단 그라우트 주입장치를 이용한 입상재 지반 압밀주입공법
CN1082650A (zh) 一种灌注桩及其成桩法
NL1032168C1 (nl) Samenstel voor het in een bodem vervaardigen van een langwerpig constructie-element alsmede een verdringingselement ter gebruike daarbij.
CN218667520U (zh) 一种多频微型振动挤密桩施工设备
NL1018792C2 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een funderingspaal, alsmede een holle buis ten gebruike bij deze werkwijze.

Legal Events

Date Code Title Description
RE20 Patent expired

Owner name: *FUNDEX N.V.

Effective date: 20040830