NL8102327A - Werkwijze voor het vervaardigen van een fundatiepaal alsmede een daarbij toe te passen buis. - Google Patents

Description

^ * Ν.β. 300½ ‘ '

Werkwijze voor het vervaardigen van een fundatiepaal alsmede een daarbij toe te passen buis.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een fundatiepaal, waarbij een cilindrische buis die aan de 5 buitenkant van het ondergedeelte is voorzien van een schroeflijnvormig verlopend blad, onder verticale belasting in de grond wordt geschroefd onder gelijktijdige toevoer via de holle buis van een verhardende vloeistof die nabij het onderste schroefvlak naar buiten treedt, welke buis met schroefbladgedeelte inde grond blijft.

10 Een dergelijke werkwijze is bekend uit de ter inzage gelegde

Nederlandse octrooiaanvrage 7608927. Bij deze bekende werkwijze past men een buis toe van relatief grote diameter die op zijn buitenvlak op meerdere plaatsen, in het bijzonder op het ondergedeelte van de buis is voorzien van schroefbladen van geringe radiale breedte waarbij 15 ter plaatse van de schroefbladen injectiebuizen zijn aangebrecht waar doorheen een verhardende vloeistof, zoals grout, in de grond kan worden geïnjecteerd. De buis is voorzien van meerdere boven elkaar gelegen schroefbladen die de volgens de schroefgangen geïnjecteerde vloeistof met de bodem vermengen waardoor, na het verharden van de massa, een 20 verbrede voet wordt gevormd. Deze bekende werkwijze is kostbaar. Dit komt omdat de fundatiepaal. in wezen wordt gevormd door de stalen buis van grote diameter en voor het in de grond brengen van deze buis , alsgevolg van de grote mantelwrijving, veel energie nodig is.

Doel van de uitvinding is in de eerste plaats een werkwijze te 25 verschaffen die aanmerkeklijk minder energie vergt en die een effectief gebruik van materiaal toelaat.

Dit doel wordt volgens de uitvinding in de eerste plaats bereikt doordat de verhardende vloeistof zodanig wordt geleid dat deze onder het schroefbladgedeelte en langs de boven het schroefbladgedeelte 30 gelegen buiswand in de grond dringt.

Naast het injecteren ter plaatse van het schroefblad respectievelijk de schroefbladen, wordt dus nu overeenkomstig de uitvinding ook naar beneden toe geïnjecteerd en naar boven toe, zodat het gehele buislichaam door de nog niet verharde vloeibare massa is omgeven.

35 Het injecteren naar beneden toe heeft tot gevolg dat de korrelspanning onder en langs het punt van de paal wordt verminderd en mogelijk zelfs grotendeels opgeheven terwijl de wrijving langs de schacht van de paal, die door de buis wordt gevormd door de tussen de grond en schacht dringende vloeistof vrijwel geheel wordt opgeheven. Daardoor wordt het moge- 8102327 -2- lijk de paal in de grond te brengen met een fractie van het vermogen dat voordien nodig was bijvoorbeeld één kwart van het tot nu'toe gebrui- i kelijke vermogen terwijl de door de buis gevormde schacht van de paal een aanmerkelijk geringere diameter kan hebben zodat deze schacht 5 met de omhullende massa een slanke fundatiepaal kan vormen.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een buis voor het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding en deze is daardoor gekenmerkt dat het of de schroefbladen zijn aangebracht op een bus, die aan het ondereinde van de buis is bevestigd onder vrijlating van 10 een naar boven en naar beneden tendele open ringvormige ruimte die in verbinding staat met het inwendige van de buis en het ondereinde van de bus en/of buis een puntvormig deel draagt dat de naar beneden gerichte uitstroomopening vrijlaat. Het gedeelte met de schroefbladen is daarmee in tegenstelling tot het bekende, volgens de eerder genoemde ter inzage 15 gelegde aanvrage 7608927 beperkt tot een kort ondergedeelte dat wordt bepaald door de lengte of hoogte van de bus waarop zich het schroefblad respectievelijk de sbhroefbladen , bij voorkeur twee, ononderbroken uitstrekken. Deze bus zorgt voor een diametervergroting zodat de naar boven toe uittredende vloeistof het zich boven de bus bevindende 20 buisgedeelte of schacht met een laag van relatief grote dikte omgeeft. Naar beneden toe stroomt de vloeistof langs de basis van de paalpunt in de grond zodat de buis met het schroefbladgedeelte tijdens het in de grond brengen roteert in een brij*achtige masssa. Penetraties tot voldoende diepte in de dragende laag is daarmee op relatief eenvoudige wijze 25 realiseerbaar waarbij de grote hoeveelheid naar beneden en naar boven en via de openingen onder de schroefbladen uittredende verhardbare ' vloeistof en na het bereiken van de gewenste positie voor zorgt dat door het verharden van de vloeistof een paal is verkregen die bestaat uit een buis van geringe diameter, een schroefdraadgedeelte gevormd 30 door de schroefbladen en een mantel uit het verharde materiaal, welk materiaal vóór het verharden , daar waar dit nodig is, in de slappere lagen is gepenetreerd respectievelijk zich daarmee heeft vermengd.

Deze verharde laag zorgt bovendien voor een bescherming van de buizen tegen corrosie. Een dergelijke op zichzelf slanke paal heeft naast een 35 puntdraagvermogen ook nog dra'eq vermogen door de kleef ten opzichte van de omgevende grond.

Opgemerkt wordt dat het op zichzelf bekend is een verhardende vloeistof via een van schroefbladen voorziene buis in de grond te brengen t.w. bij de vervaardiging van een schroefpaal waarbij na het in 40 de grond schroeven van de van schroefbladen voorziene buis deze wordt 8102327 -3- teruggetrokkenonder gelijktijdig opvullen van de gevormde holle ruimte.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening.

De-ze toont in zijaanzicht de inrichting voor het toepas-5 sen van de werkwijze volgens de uitvinding.

De tekening toont een buis 1, die kan bestaan uit successievelijk aan elkaar bevestigd, bijvoorbeeld aan elkaar gelaste secties, zoals de delen 1 en 2,. Deze buis is aan zijn ondereinde omgeven door een bus 3 die aan het boveneinde onder vrijlating van uitstroomopeningen 10 door radiale afstandstukken 4· aan de buis is bevestigd. De bus 3 vormt met de buis een ringvormige ruimte 5 .

Aan het ondereinde bevindt zich een paalpunt 6 die door middel van radiale ribben 7, 8 , 9 en 10 is bevestigd aan de bus 3 welke ribben 7 t/m 10 een naar haven gericht nok-gedeelte 11 kunnen hebben 15 dat in het ondergedeelte bus en buis op afstand van elkaar houdt.

Door deze wijze van bevestiging is een uitstroomopening verkregen zodat de via het inwendige 12 van de buis toegevoerde vloeibare materiaal tussen de ribben 7 t/m 10 door naar buiten kan treden en langs de bovenrand van de paalpunt 6 naar beneden kan stromen. Deze vloeistof 20 kan verder via de ringvormige ruimte 5 omhoog stromen en tussen de afstandstukken 4 door omhoogstromen en de buis 1 , 2 omgeven met een laag 13.

De bus 3 draagt twee schroefbladen 14· en 15, waarvan de buitenranden liggen op een buitendiameter 3 het drie- tot viervoudige be-25 draagt van de buitendiameter van de buis 1.

Onder de schroefbladen 14·, 15 kunnnen zich uitstroomopeningen 16 respectievelijk 17 bevinden waardoor vloeistof ter plaatse van de schroefbladen kan worden geïnjecteerd.

Deze vloeistof kan worden gevormd door grout, waterglas, 30 wortel of ander op zichzelf verhardend materiaal.

- conclusies 8102327

Claims (5)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een fundatiepaal, waarbij een cilindrische buis die aan de buitenkant van het ondergedeelte is voorzien van een schroeflijnvormig verlopend blad, onder verticale belasting in de grond wordt geschroefd onder gelijktijdige toevoer via de holle buis 5 van een verhardende vloeistof die nabij het onderste schroefvlak naar buiten treedt, welke buis met schroefbladgedeelte in de grond blijft, met het kenmerk, dat de verhardende vloeistof zodanig wordt geleid dat deze onder het schroefbladgedeelte en langsde boven het schroefbladgedeelte gelegen buiswand in de grond dringt. 10

2. Buis voor het toepassen van de werkwijze volgens conclusie 1, welke buis aan het ondereinde een schroefblad heeft alsmede een uittree-opening voor vloeistof nabij het onderste schroefvlak, met h et kenmerk, dat het of de schroefbladen zijn aangebracht op een bus, die aan het ondereinde van de buis is bevestigd onder vrijlating van 15 een naar boven en naar beneden tendele open ringvormige ruimte die in verbinding staat met het inwendige van de buis en het ondereinde van de bus en/of buis een puntvormig deel draagt dat de naar beneden gerichte uitstroomopening vrijlaat.

3. Buis volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat 20 de bus onder het onderste schroefblad respectievelijk schroefbladen, uitmondende openingen heeft van de ringvormige ruimte.

4. Buis volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de buis een buitendiameter heeft die ten opzichte van de buitendiameter van het schroefbladgedeelte klein is. 25

5. Buis volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de buis bestaat uit secties. 81 023 27