BE848375R - Bouwsteen en werkwijze voor het oprichten van bouwwerken bij middel van dergelijke bouwstenen, - Google Patents

Bouwsteen en werkwijze voor het oprichten van bouwwerken bij middel van dergelijke bouwstenen,

Info

Publication number
BE848375R
BE848375R BE172389A BE172389A BE848375R BE 848375 R BE848375 R BE 848375R BE 172389 A BE172389 A BE 172389A BE 172389 A BE172389 A BE 172389A BE 848375 R BE848375 R BE 848375R
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
emi
blocks
building
block
row
Prior art date
Application number
BE172389A
Other languages
English (en)
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from BE170293A external-priority patent/BE845779A/nl
Application filed filed Critical
Priority to BE172389A priority Critical patent/BE848375R/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE848375R publication Critical patent/BE848375R/nl
Priority to NO772925A priority patent/NO772925L/no
Priority to CH1046177A priority patent/CH625582A5/fr
Priority to IE1802/77A priority patent/IE45474B1/en
Priority to NLAANVRAGE7709564,A priority patent/NL173430C/nl
Priority to AT627077A priority patent/AT360723B/de
Priority to SE7709734A priority patent/SE416330B/xx
Priority to FR7726409A priority patent/FR2363675A1/fr
Priority to DK387877A priority patent/DK387877A/da
Priority to ZA00775264A priority patent/ZA775264B/xx
Priority to FI772606A priority patent/FI60276C/fi
Priority to PT66985A priority patent/PT66985B/pt
Priority to DE2739453A priority patent/DE2739453C3/de
Priority to AU28475/77A priority patent/AU509454B2/en
Priority to GB36598/77A priority patent/GB1588544A/en
Priority to CA285,954A priority patent/CA1082479A/en
Priority to IT68957/77A priority patent/IT1116256B/it
Priority to IL52871A priority patent/IL52871A/xx
Priority to JP10573777A priority patent/JPS5373820A/ja
Priority to IN136/CAL/77A priority patent/IN149157B/en
Priority to US05/830,095 priority patent/US4237670A/en
Priority to US06/189,830 priority patent/US4425748A/en

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B2/00Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls
    • E04B2/02Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls built-up from layers of building elements
    • E04B2/14Walls having cavities in, but not between, the elements, i.e. each cavity being enclosed by at least four sides forming part of one single element
    • E04B2/26Walls having cavities in, but not between, the elements, i.e. each cavity being enclosed by at least four sides forming part of one single element the walls being characterised by fillings in all cavities in order to form a wall construction
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04CSTRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
    • E04C3/00Structural elongated elements designed for load-supporting
    • E04C3/02Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B2/00Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls
    • E04B2/02Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls built-up from layers of building elements
    • E04B2002/0202Details of connections
    • E04B2002/0204Non-undercut connections, e.g. tongue and groove connections
    • E04B2002/0208Non-undercut connections, e.g. tongue and groove connections of trapezoidal shape
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04CSTRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
    • E04C3/00Structural elongated elements designed for load-supporting
    • E04C3/02Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces
    • E04C2003/023Lintels

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Building Environments (AREA)

Description


   <EMI ID=1.1> 

  
bij middel van dergelijke bouwstenen".

  
 <EMI ID=2.1>  wordt, die dus genoemde holten minstens gedeeltelijk vult.

  
Een dergelijke werkwijze is in principe reeds bekend, waarbij meestal gebruik gemaakt wordt van een bouwblok met minstens twee naast elkaar gelegen holten die in normaal verband op elkaar geplaatst worden zodanig dat doorheen de op elkaar geplaatste blokken vertikale kanalen gevormd worden.

  
Deze bekende blokken vertonen bovendien dikwijls nog zijdelingse uitsparingen met het oog op het vormen, bij het op elkaar stapelen ervan, van horizontale verbindingskanalen. Nadat, door het opeenstapelen van deze blokken, een muur van een zekere hoogte bekomen wordt stort men vloeibaar beton in genoemde vertikale kanalen.

  
Experimenteel werd vastgesteld dat, om te vermijden dat, onder de druk, die aldus binnenin de blokken bekomen wordt tijdens het storten van het vloeibaar beton, deze zouden openbarsten, men, ten hoogste na twee of drie lagen blokken, moet overgaan tot het vullen van genoemde kanalen, waarbij dan nog belangrijke voorzorgsmaatregelen dienen genomen te worden. In dit verband dient vermeld te worden dat de in de blokken ontstane zijdelingse druk groter is voor vloeibaar beton dan voor beton dat een zekere consistentie vertoont.Dit alles maakt bijgevolg tot nog toe deze werkwijze zeer weinig aantrekkelijk gezien ze nagenoeg geen tijdsbesparing meebrengt ten opzichte van de klassieke werkwijze,waarbij de stenen door mortel op elkaar gevoegd worden.

  
Bovendien bekomt men, door het gebruik van dit vloeibaar beton, automatisch, binnenin de kanalen, een scheiding tussen een waterige suspensie van cement, enerzijds, en de vulstof, anderzijds, waardoor bijgevolg een zeer heterogene, massa bekomen wordt, wat natuurlijk nadelige gevolgen heeft

  
op de stevigheid van het bekomen bouwwerk. 

  
Verder dient nog vermeld te worden dat, zelfs met zeer vloeibaar beton,de vulling van de genoemde horizontale kanalen zeer twijfelachtig zal zijn, dit juist wegens de snelle afzetting

  
 <EMI ID=3.1> 

  
vastzet in de kanalen en alle verdere doorstroming-van beton verhindert.

  
Tenslotte kan nog terloops vermeld worden dat bij&#65533;middel van de tot nog toe bekende bouwblokken, waarin beton gestort kan worden&#65533;het meestal niet mogelijk is hoeken of verbindingen te vormen tussen muren van verschillende dikten, zonder dat hiervoor speciale types blokken dienen voorzien te worden.

  
De uitvinding heeft onder andere tot doel aan deze verschillende nadelen te verhelpen en een werkwijze voor te stellen die toelaat op een zeer eenvoudige manier bouwwerken met grote nauwkeurigheid op te richten in een minimum van tijd en

  
dit zonder nagenoeg enige vakker&#65533;is.

  
Bovendien wordt ernaar gestreefd,volgens de uitvinding, een werkwijze voor te stellen die toelaat bouwblokken te gebruiken welke geen bijzondere stevigheid vereisen en bij voorbeeld uit beton, slak, geëxpandeerde of gebakken klei of zelfs uit bepaalde kunststoffen met zeer goede isolerende.eigenschappen kunnen vervaardigd worden en dit zonder de aanwezigheid van

  
enige wapening,en waarvan de vorm zodanig is dat hij geschikt is voor alle in bouwwerken voortkomende bouwcombinatie.

  
Aldus is het mogelijk, volgens de uitvinding, bouwwerken op te richten waarvan de kostprijs merkelijk lager is dan van deze die bekomen worden volgens de tot nog toe toegepaste klassieke werkwijzen en die bovendien zeer goede thermisch isolerende eigenschappen bezitten. 

  
Tot dit doel plaatst men holle bouwblokken in een zodanig verband ten opzichte van elkaar dat, onder invloed van zijn eigen gewicht, de bindingsspecie, die in genoemde kanalen gestort wordt, doorheen deze laatste vrij kan vloeien met een debiet en aan een snelheid die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de toelaatbare snelheid en'debiet,die op hun beurt bepaald worden door de toelaatbare druk op de wanden van de blokken.

  
De uivinding heeft verder tot doel een speciale bouwblok voor te stellen die toelaat op een zeer eenvoudige

  
en doeltreffende manier bovengenoemde werkwijze toe te

  
passen. Het betreft, volgens de uitvinding, een bouwblok

  
met minstens een holte waarin bindingsspecie,zoals beton,

  
kan gestort worden, welke holte zich over de volledige hoogte

  
van de blok uitstrekt en bovenaan, onderaan en aan minstens

  
een zijkant minstens gedeeltelijk open is zodanig dat, bij

  
het op elkaar en in elkaars verlengde plaatsen van dergelijke blokken,enerzijds,minstens 'een neerwaarts doorlopend hellend kanaal doorheen de op elkaar geplaatste blokken gevormd wordt, waarin de bindingsspecie vrij kan vloeien met een beperkt debiet en snelheid om het openparsten van de blokken te vermijden onder de druk van de bindingsspecie en, anderzijds, genoemde open zijkant door een aanliggende blok afgesloten wordt en een zijdelings gesloten en boven- en onderaan open ruimte bepaald wordt, waarin bindingsspecie kan gestort worden en aanliggende blokken aan elkaar kan hechten, welke blok verbindingsorganen vertoont

  
 <EMI ID=4.1> 

  
tens zijdelings ten opzichte van elkaar te verankeren. 

  
De uitvinding heeft ten slotte nog betrekking op de vormen voor het vervaardigen van genoemde bouwblok. 

  
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van enkele

  
 <EMI ID=5.1> 

  
uitvinding en van speciale bouwblokken voor het toepassen van deze werkwijze; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvind:ing niet; de in de beschrijving gebruikte verwijzingscijfers hebben -betrekking op de hieraan toegevoegde figuren. 

  
Figuur 1 is een perspectief voorstelling van een bijzonderé uitvoeringsvorm van de bouwblok volgens de uitvinding.  <EMI ID=6.1>  andere uitvoeringsvormen van de bouwblok volgens de uitvinding. Figuur 4 is een bovenaanzicht van twee haakse muurdelen die een hoek vormen. Figuur 5 is een doorsnede volgens de lijn V-V van figuur 4. Figuur 6 is een doorsnede volgens de lijn VI-VI van figuur 5. Figuur 7 is een bovenaanzicht van twee met elkaar haaks verbonden muurdelen van verschillende dikten. Figuur 8 is een doorsnede volgens de lijn VIII-VIII  van figuur 7.  Figuur 9 is een gedeeltelijk.vooraanzicht van een  muur, met venster- of deuropening, vervaardigd aan de hand

  
van de uitvoeringsvormen van de bouwblokken volgens figuren

  
1 en 2. 

  
.. Figuur 10 is een doorsnede volgens de lijn X-X van  figuur 9.  <EMI ID=7.1>  figuur 9.  Figuur 12 is een gedeeltelijk vooraanzicht van een ligger volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding uitgevoerd bij middel.van blokken volgens figuur 2. Figuur 13 is een doorsnede volgens de lijn XIII-XIII van figuur 12. Figuur 14 is een bovenaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de bouwblok volgens de uitvinding die enkel door zijn relatieve afmetingen verschilt van deze volgens figuur 2. Figuur 15 is een gedeeltelijk vooraanzicht van een kolom opgericht bij middel van bouwblokken volgens figuur 14. Figuur 16 is een doorsnede volgens de lijn XVI-XVI van figuur, 15.

  
 <EMI ID=8.1> 

  
bovenaanzicht van een vloerbewaping boven een ruimte die zijdelings afgesloten is bij middel van muren opgericht volgens de werkwijze van de uitvinding.

  
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of analoge elementen.

  
Algemeen heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het oprichten van bouwwerken, zoals muren en der-

  
 <EMI ID=9.1> 

  
bestaat deze bouwblokken, die minstens één holte vertonen over hun volledige hoogte, op elkaar.en in rij naast elkaar

  
 <EMI ID=10.1> 

  
worden waarin een bindingsspecie, waaraan geen eisen gesteld worden die de kwaliteit ervan ongunstig zouden beïnvloeden, zoals beton met een normale consistentie, kan gestort worden, die aan een industriëel verantwoorde snelheid en debiet,en op een zodanige wijze in deze kanalen vloeit dat alle holten in de blokken door deze specie automatisch en praktisch volledig gevuld worden onder een voldoende druk, die nochtans kleiner

  
 <EMI ID=11.1> 

  
de wanden van de blokken, en dit zonder dat hiervoor maatregelen zouden dienen genomen te worden die, in de werkomstandigheden van een normaal bouwwerf, moeilijk of niet zouden kunnen nageleefd worden of eventueel een bijzondere vakkennis zouden eisen.

  
 <EMI ID=12.1> 

  
blokken en van hun holten alsook het verband waarin zij geplaatst worden zodanig gekozen dat, onder invloed van zijn eigen gewicht, een bindingsspecie, die in genoemde kanalen gestort wordt, doorheen deze laatste vrij kan vloeien met een debiet en aan een snelheid die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de toelaatbare snelheid en debiet, die op hun beurt bepaald worden door de toelaatbare druk op de zijwanden

  
van de blokken.

  
Op een voordelige wijze dient de helling en de vorm van deze kanalen zodanig gekozen te worden dat de bindingsspecie naar beneden kan vloeien binnen de hierboven bepaalde  snelheids= en debietsgrenzen en volgens richtingen waarvan de resultante nagenoeg evenwijdig is aan genoemde helling.

  
 <EMI ID=13.1> 

  
beperkt tot het gebruik van een bepaald type bouwblok, wordt deze werkwijze hierna op een meer concrete wijze geïllustreerd

  
 <EMI ID=14.1> 

  
zoals voorgesteld werd in de figuren 1, 2, 3 en 14. 

  
De in figuur 1 voorgestelde bouwblok vertoont het uitzicht van een vierzijdig rechthoekig prisma dat aan zijn tegenoverliggende uiteinden complementaire verbindingsorganen respectievelijk 1 en 2 vertoont zodanig dat twee in elkaars verlengde geplaatste blokken-minstens tegen zijdelingse verschuivingen ten opzichte van elkaar verankerd zijn.

  
Verder vertoont deze bouwblok een aan de boven- en onderzijde open holte 3 die zich over de volledige hoogte

  
van de blok uitstrekt, zodanig dat op elkaar geplaatste blokken onderling minstens één hellend doorlopend kanaal vormen waardoorheen de bindingsspecie kan vloeien.

  
Het verbindingsorgaan 1 bestaat uit een nagenoeg Uvormig of vorkvormig deel waarvan de benen of tanden 4 en 5 zich volgens de langszijvlakken respectievelijk 6 en 7 van de blok uitstrekken.

  
Het verbindingsorgaan 2 wordt gevormd door een uit-

  
 <EMI ID=15.1> 

  
staat en dat zich nagenoeg passend plaatst tussen de vrije uiteinden van de benen 4 en 5 van een aangrenzende blok zo-

  
 <EMI ID=16.1> 

  
het uitsteeksel 2 en.het U-vormig deel 1 voorzien is.

  
De lengte van de middendeel 9 is nagenoeg het dubbel van deze van het U-vormig deel 1, terwijl de in het middendeel 9 voorziene holte 3 eveneens het uitzicht heeft van een vierzijdig rechthoekig prisma die van de ruimte 8, tussen de benen 4 en 5 van het U-vormig deel 1, gescheiden is door een dwarsstuk 10. 

  
 <EMI ID=17.1> 

  
over de volledige hoogte van de blok uit, terwijl in minstens één van de tegenoverliggende randen van het dwarsstuk 10 een uitsparing 11 voorzien is.

  
Ten slotte zijn in de bovenranden van het middendeel 9, op regelmatige afstanden van elkaar, gleuven
12 uitgespaard voor het plaatsen van niet voorgestelde spouwof muurhaken.

  
In de figuren 2 en 3 wordt een andere uitvoeringsvorm voorgesteld van de bouwblok volgens de uitvinding.

  
De bouwblok volgens figuur 2 stemt in feite overeen met het middendeel 9 dat met het uitsteeksel 2 voorzien is, terwijl deze volgens figuur 3 overeenstemt met het U-vor-

  
 <EMI ID=18.1> 

  
rug eveneens met een uitsteeksel 2 voorzien is.

  
Elk van de bouwblokken volgens de figuren 2 en 3 stemt overeen met een deel van deze volgens figuur 1 en kunnen in zekere zin als twee stukken van deze laatste beschouwd worden.

  
 <EMI ID=19.1> 

  
is nagenoeg gelijk aan 1/3 van de lengte van deze volgens figuur 1, terwijl de lengte van-de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 nagenoeg overeenstemt met 2/3 van deze lengte.

  
Deze kleinere blokken worden gebruikt in combinatie met bouwblokken volgens figuur 1 bij het oprichten van murer.

  
 <EMI ID=20.1> 

  
geplaatst te worden ten opzichte van deze van de onderliggend laag. Dank zij deze kleine blokken wordt praktisch vermeden dat blokken dienen stuk geslagen te worden bij het oprichten van bouwwerken. 

  
De bouwblok volgens figuur 3 is nochtans niet onmisbaar en kan op een voordelige wijze.vervangen worden door twee in elkaars verlengde geplaatste bouwblokken volgens figuur 2. 

  
Verder kan het nuttig zijn kortere U-vormige blokken te voorzien&#65533;voor éénzelfde breedte,voor het vormen van verbindingen tussen muren in het gewenste verband.

  
Aldus kan, volgens de uitvinding, gelijk welk bouwwerk opgericht worden in het gewenste verband bij middel van twee types bouwblokken, namelijk volgens figuren 1 en 2.

  
Voor bijzondere;in de praktijk eerder weinig voorkomende gevallen kunnen de afmetingen van de bouwblok volgens figuur 2 enigszins afwijken ten opzichte van deze van figuur <EMI ID=21.1> 

  
Een dergelijke uitvoeringsvorm werd voorgesteld in figuur 10.

  
De werkwijze volgens de uitvinding zal hierna nader toegelicht worden bij middel van de hierboven beschreven bouwblokken.

  
Hiervoor wordt eerst verwezen naar figuren 4, 5 en 6 die een gedeelte van een muur voorstellen die opgericht werd bij middel van boven beschreven bouwblokken.

  
De bouwblokken worden in verband los op elkaar geplaatst, zonder gebruik te maken van mortel of een ander kleefmiddel, en zodanig dat, dank zij genoemde verbindingsorganen

  
1 en 2, de in elkaars verlengde geplaatste blokken zijdelings verankerd zijn.

  
Men plaatst de bouwblokken in een zodanig verband dat onder de holte 3 van elke blok zoveel mogelijk een nagenoeg trapvormig kanaal gevormd wordt waardoor, bij het storten van de bindingsspecie, een cascade effect bekomen wordt dat, enerzijds, de valsnelheid en het debiet ervan afremt en, anderzijds, de specie

  
 <EMI ID=22.1> 

  
noeg onafhankelijk van de relatieve plaats van deze rij ten opzichte van'de rij waar het storten van de specie geschiedt. Deze fenomenen zullen hierna nader verduidelijkt worden.

  
Bij het vormen van een rij bouwblokkén 

  
begint men vanaf de hoekpunten van het op te richten bouwwerk, en zet men het plaatsen van de blokken voort in een zodanig verband dat de plaatsingszin van de blokken in één

  
rij overeenstemt met de zin van de horizontale componente 15 van de bovengenoemde resultante van de verplaatsingen

  
van de bindingsspecie in de kanalen, waarbij de helling 16 van deze laatste nagenoeg evenwijdig is aan deze resultante.

  
In de figuren 4, 5 en 6 wordt een gedeelte van een bouwwerk voorgesteld met twee volgens een hoek haaks op elkaar staande halfsteensmuren 17 en 18, welke bij voorbeeld opgericht zijn bij middel van volledige bouwblokken volgens figuur 1, met als standaardafmetingen 14 x 19 x 39 cm, en U-vormige blokken volgens figuur 2, met als afmetingen
14 x 19 x 13,5 cm.

  
Het betreft hier dus twee muren van 14 cm breedte.

  
Zoals zal blijken uit de hiernavolgende beschrijving kan het eventueel nuttig zijn,in de nabijheid van muurverbindingen b.v., U-vormige blokken te gebruiken waarvan de lengte nagenoeg gelijk.is aan het verschil tussen de lengte van een normale U-vormige blok, volgens figuur 2, die nagenoeg gelijk

  
 <EMI ID=23.1> 

  
dikte van deze laatste of ook aan de helft van het verschil tussen de lengte van een blok volgens figuur 1 die aangewend wordt voor een muur en de dikte van de andere muur. Voor de eenvoud zal, in de hiernavolgende beschrijving, door "volledige

  
 <EMI ID=24.1> 

  
blok volgens figuur 2 bedoeld worden.

  
Bij het oprichten, van een muur plaatst men meestal eerst en vooral een horizontale onderlaag volle betonblokken
19, waarop dan bij voorbeeld asfaltpapier of roofing 20

  
gelégd wordt. Vervolgens wordt op dit asfalt, papier of roofing, bij middel van.mortel 21 een eerste rij holle blokken waterpas

  
 <EMI ID=25.1> 

  
Voor-de in figuur 5 voorgestelde muur 17 vertrekt men bij voorbeeld met de holle blokken van de linkse hoek in de zin van pijl 15.

  
In de eerste rij vertrekt men van een U-vormige blok al waarvan de benen zich uitstrekken volgens de richting van de muur 18. Tegen het aan de binnenzijde van de muur gelegen benen van deze blok al plaatst men vervolgens de rug 13 met het uitsteeksel 2 van.een tweede U-vormige blok a zodanig

  
 <EMI ID=26.1> 

  
plaatst zodanig dat het uitsteeksel 2 van elke blok tussen .de vrije uiteinden van de benen 4 en 5 .van de vorige blok komt te.liggen, wat dus de zijdelingse verankering.verzekert.

  
 <EMI ID=27.1> 

  
trekt men dus eveneens van het genoemd hoekpunt. Eerst plaatst

  
 <EMI ID=28.1>  hoek vormt. Vervolgens wordt een U-vormige blok b geplaatst om daarna verder te kunnen gaan met volledige blokken

  
 <EMI ID=29.1> 

  
 <EMI ID=30.1> 

  
18 en plaatst men daarna eerst twee opeenvolgende in elkaar hakende U-vormige blokken c en c waarvan de benen gericht zijn in de zin van pijl 15, om dan opnieuw verder te gaan met'

  
 <EMI ID=31.1> 

  
Bij het vormen van de vierde rij, bij middel van

  
 <EMI ID=32.1> 

  
plaatst men op de hoek een eerste U-vormige blok d- met de benen in de zin van pijl 15, en dan een nieuwe U-vormige blok

  
 <EMI ID=33.1> 

  
richt zijn in de plaatsingszin 15 van de blokken van de muur 17. Men gaat dan opnieuw verder met volledige blokken d , d 4 enz.  op dezelfde wijze als in de vorige rijen. Bij het vormen van 

  
 <EMI ID=34.1> 

  
einden van de benen 4 en 5 ervan iri de aanbouwrichting van de  muur 18. Men gaat daarna verder in.de zin van pijl 15 met

  
 <EMI ID=35.1> 

  
Bij het vormen van de volgende rij vertrekt men on-

  
 <EMI ID=36.1> 

  
gens de zin van pijl 15 en gaat men dan verder met volledige <EMI ID=37.1> 

  
Op deze manier bekomt men dus een reeks evenwijdige

  
 <EMI ID=38.1>  door pijlen 16 en die dus nagenoeg evenwijdig is aan bovenvermelde verplaatsingsresultante van de specie in deze kanalen.

  
Een dergelijk kanaal wordt bij voorbeeld gevormd door

  
 <EMI ID=39.1> 

  
Zoals kan vastgesteld worden'uit figuur 6, is het

  
 <EMI ID=40.1> 

  
heid van de hoek, enigszins bepaald door de met de muur 17 gevormde ve&#65533;binding.

  
Hetgeen waarop het in feite vooral aankomt bij het plaatsen van de blokken van de hoeken is dat, enerzijds, een voldoende verbinding bekomen wordt in de hoeken en, anderzijds,

  
 <EMI ID=41.1> 

  
mogelijk is, maar voldoende om de bindingsspecie onder haar eigen gewicht naar beneden te laten zakken en ten hoogste om de  twee opeenvolgende'rijen deze ruimte minstens een zijdelingse vertakking vertonen waardoorheen de bindingsspecie, die boven-  aan in de holte 3 van twee aan elkaar grenzende hoekvormende

  
 <EMI ID=42.1> 

  
kan overvloeien naar een aangrenzend kanaal, zodanig dat,  door het eventueel opnieuw herhalen van dit overvloeien, onderaan de hoek de bindingsspecie vrij kan af- of openvloeien zonder drukophoping, tot het vormen van een relatief brede

  
 <EMI ID=43.1> 

  
blokken van de onderste rij en dit in elk van de muren 17 en 18.

  
Concreet gezien strekt de vulling met bindingsspecie,

  
 <EMI ID=44.1>   <EMI ID=45.1> 

  
Dit kan gemakkelijk in de figuren 5 en 6 nagegaan worden.

  
Het kan.nuttig zijn, in de nabijheid van de hoeken, enkele voorzorgsmaatregelen te nemen bij het storten van de bindingsspecie om een goede vulling van de blokken te bekomen,

  
 <EMI ID=46.1> 

  
Aldus brengt men bij voorkeur ijzeren staven 22, bij voorbeeld betonnen staven van 8 mm diameter, doorheen de holten van de blokken aan de hoek&#65533;vóór het storten van de specie, die heen en weer bewogen worden tijdens het storten. Deze staven kunnen na het storten verwijderd worden of eventueel als bewapening in deze holten behouden worden.

  
Hetgeen waarop het verder nog aankomt bij het plaatsen van de blokken is dat, vanaf elke hoek, zoveel mogelijk een trede gevormd wordt met U-vormige delen van volledige blokken of met-afzonderlijke U-vormige blokken van een rij met blokken van de onderliggende rij en dit'in de richting van pijl 15.

  
Nadat op deze manier een aantal rijen holle blokken op elkaar geplaatst werden, bij voorbeeld zes, zoals voorgesteld.werd in figuren 5 en 6, wordt in de holten 3 van de bovenste rij bindingsspecie, meer bepaald.beton, gestort.

  
Hierbij is het van zeer groot belang, volgens de uitvinding, eveneens te beginnen vanaf de hoek en verder te gaan in de zin van pijl 15, er zorg voor dragend slechts in een holte 3 van de desbetreffende rij bouwblokken tegelijkertijd

  
 <EMI ID=47.1> 

  
volledig gevuld is. 

  
In tegenstelling met hetgeen het geval is voor de

  
 <EMI ID=48.1> 

  
tig is staven 22 te gebruiken, kan men de vulling van de hellende kanalen van bovenaf gemakkelijk zien en dus volgen en kan men bij een eventuele verstopping&#65533;veroorzaakt bij voorbeeld door in de specie aanwezige verhardingen, onmiddelijk en gemakkelijk ingrijpen.

  
Het storten van de bindingssepcie, meer bepaald van het beton, vangt dus aan op de hoek zelf zoals aangeduid werd door pijl 50 waar het van belang is twee volledige blokken

  
 <EMI ID=49.1> 

  
Dit heeft, zoals hierna reeds beschreven werd, als gevolg dat het beton gelijktijdig in beide haaks geplaatste muren vloeit, o.a. wegens de aanwezigheid van de dwarsgeplaatste

  
 <EMI ID=50.1> 

  
muurdelen. Door beton te storten, zoals aangeduid werd door pijl 50, vult het beton trapvormig de muren vanaf de holte 3

  
 <EMI ID=51.1> 

  
 <EMI ID=52.1> 

  
Daarna gaat men over tot het vullen van de holte 3 van de blok f . Als men vaststelt dat de holte 3 van de .blok a volledig gevuld is weet men automatisch dat dit eveneens het geval is voor het volledig trapvormig kanaal waarvan de holte 3 van deze onderste blok a deel uitmaakt.

  
In figuur 5 werd schematisch het verloop van deze vulling bij middel van een vultrechter 23 voorgesteld. Zoals men kan vaststellen worden, bij de aanvang van het storten van het beton, praktisch onmiddellijk de ruimte 8 tussen de benen

  
 <EMI ID=53.1> 

  
bevinden, gevuld. 

  
 <EMI ID=54.1> 

  
 <EMI ID=55.1> 

  
 <EMI ID=56.1> 

  
op boven deze ruimten,terwijl een ander deel vervolgens de

  
 <EMI ID=57.1> 

  
bijgevolg op dezelfde manier een tril effect op het beton in

  
 <EMI ID=58.1> 

  
 <EMI ID=59.1> 

  
 <EMI ID=60.1> 

  
 <EMI ID=61.1> 

  
geremd worden door de trapvormige dwarswanden van het kanaal waartegen het aanbotst tijdens zijn dalende beweging, achter-

  
 <EMI ID=62.1> 

  
van het beton in elk van deze holten 3 plaats vi&#65533;dt.

  
 <EMI ID=63.1> 

  
van het beton te onderlijnen, dat, enerzijds, intens genoeg is 

  
 <EMI ID=64.1> 

  
al van de onderste blokken,te veroorzaken.

  
In dit verband kan opgemerkt worden dat &#65533;et beton ti&#65533; dens zijn dalende beweging nagenoeg geen versnelling onder-

  
 <EMI ID=65.1> 

  
 <EMI ID=66.1> 

  
blokken bedraagt. 

  
 <EMI ID=67.1> 

  
iedere plaats in de kanalen het beton vrij kan vloeien onder zijn eigen gewicht kan dit beton dé normale goede consistentie vertonen .van de meest ideale betonsamenstelling. Dit heeft als onmiddellijk gevolg dat de door het neervallend beton ontstane druk op het beton in een bepaalde holte zich niet verder voortplant dan tot het beton in deze holten. Dit zou bij voorbeeld niet het geval zijn bij het gebruik van vloeibaar beton waarin de druk veel minder gedempt wordt en zich dus zeer gemakkelijker zijdelings voortplant.

  
Hieruit kan dus besloten worden dat de tijdens het storten van het beton in de holten van de blokken ontstane druk nagenoeg onafhankelijk is van de rij waarin de blokken zich bevinden.

  
Bovendien valt het beton steeds in de ruimte 8 bussen de benen 4 en 5 van het U-vormig deel van de blok waarvan, zoals vastgesteld kan worden, de wanden bij voorkeur verste-

  
 <EMI ID=68.1> 

  
 <EMI ID=69.1> 

  
het uitsteeksel 2 een degelijke versteviging&#65533;terwijl wegens het schuin naar binnenlopen van de binnenzijden van de benen 4 en

  
5 deze laatste eveneens een degelijke stevigheid hebben.

  
Tenslotte, kan men vaststellen,volgens de uitvinding, dat het trillen van het beton in een bepaalde holte in twee fazen geschiedt. Indien men bij voorbeeld de holte 3 in de blok c4 van figuur 5 beschouwt, stelt men vast dat eerst een trillen gebeurt op het linker gedeelte van de holte 3 door het beton dat de holte 3 van de blok d3 vult. De eventueel ingesloten lucht kan dan gemakkelijk ontsnappen langs de nog

  
 <EMI ID=70.1>  

  
In de tweede faze wordt het trillen in deze zelfde holte 3 van de blok c4 teweeggebracht door het vallen van het beton in de ruimte 8 van de blok d3 tijdens het storten van beton in

  
 <EMI ID=71.1> 

  
De druk in een bepaalde holte wordt dus steeds uitgeoefend op relatief kleine oppervlakken, zodat de totale lokale kracht steeds gering blijft.

  
In de nabijheid van de hoeken van de bouwwerken is de situatie enigszins verschillend dan. op een bepaalde afstand van de hoeken, zoals trouwens duidelijk blijkt uit figuren 5 en

  
 <EMI ID=72.1> 

  
 <EMI ID=73.1> 

  
storten, hoofdzakelijk bepaald door de wrijvingsweerstand van de specie op de binnenwanden van de blokken. Het is dus van belang, op deze plaatsen,ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk dwarswanden voorzien zijn per volume eenheid. Dit wordt automatisch bekomen door het gebruik van U-vormige blokken die ruimten 8 met een kleinere horizontale doorsnede dan bij de holten 3 vertonen. Wegens de goede consistentie van het gebruikte beton wordt op deze manier de valsnelheid ervan voldoende afgeremd

  
om het barsten van de blokken te voorkomen.

  
Aangezien in de praktijk, bij het storten van beton, er een minimum debiet is waaronder het niet mogelijk is te dalennet

  
 <EMI ID=74.1> 

  
is dan het in de genoemde kanalen toegelaten debiet, dat automatisch door de sectie van de holten 3 en de remmende werking van de vorm en afmetingen van de kanalen op de snelheid van het beton bepaald wordt, kan het nodig,zijn naargelang de consistentie van het beton, het storten ervan in een bepaalde holte met korte onderbrekingen te verrichten. Men stort bij  <EMI ID=75.1> 

  
plaats heeft,, volledig gevuld is en wacht daarna tot dit beton

  
 <EMI ID=76.1> 

  
 <EMI ID=77.1> 

  
 <EMI ID=78.1> 

  
 <EMI ID=79.1> 

  
pingen besta&#65533; ir&#65533;ien geen verhardingen aanwezig zijn in het beton..

  
 <EMI ID=80.1> 

  
 <EMI ID=81.1> 

  
 <EMI ID=82.1> 

  
 <EMI ID=83.1> 

  
verlengde van dit dwarsstuk uitstrekt een verbinding gevormd

  
 <EMI ID=84.1>  zorg voor gedragen dient te worden dat de dwarswanden 13 of

  
 <EMI ID=85.1> 

  
rijen hetzij nagenoeg boven elkaar geplaatst worden hetzij voldoende ten opzichte van elkaar verschoven zijn opdat de bindingsspecie. er tussendoor kan vallen.

  
Een ander belangrijk kenmerk volgens een bijzondere

  
 <EMI ID=86.1> 

  
zodanig met elkaar verbonden zijn dat de lucht uit een bepaald kanaal, tijdens het storten van bindingsspecie in dit laatste  onder invloed van de naar beneden vloeiende bindingsspecie, 

  
langs nog niet gevulde kanalen nagenoeg continue kan ontsnap- 

  
pen. Aldus wordt vermeden dat belangrijke luchtbellen in de  specie, die de kanalen vult, zouden gevangen blijven. 

  
Bij voorbeeld bij het vullen van het .kanaal gevormd door de

  
 <EMI ID=87.1> 

  
kan de lucht ontsnappen langs nog niet gevulde ruimten. 8 in het aangrenzend kanaal, zoals aangeduid werd door pijlen 24.

  
Figuren 7 en 8 zijn een schematische voorstelling van <EMI ID=88.1> 

  
dikten. Het betreft hier meer bepaald een muur 25 met-een standaarddikte van 14 cm en een muur 26 met een-standaarddikte van 19 cm.

  
Een dergelijke uitvoering komt vooral voor bij aan-

  
 <EMI ID=89.1> 

  
alsook bij industriële bouwwerken waarin de muur 25 de buiten-  muur vormt en de muur 26 die bij , voorbeeld over 30 cm

  
a 50 cm ten opzichte van de muur 25 vooruitspringt, als steun

  
 <EMI ID=90.1>   <EMI ID=91.1> 

  
 <EMI ID=92.1> 

  
lengte die gelijk is aan nagenoeg 1/3 van de totale lengte  van een volledige blok, terwijl de lengte van de U-vormige

  
 <EMI ID=93.1> 

  
geplaatst zijn,bepaald wordt door de wanddikte van de blokken, die ongeveer 3 cm bedraagt, zodat in het desbetreffend geval

  
 <EMI ID=94.1> 

  
Een dergelijke blok is dus nodig iedere twee rijen blokken afwisselend aan een zijde van de muur 26 en-aan de andere zijde van deze laatste.

  
Gezien het beperkt aantal van deze kleinere U-vormige blokken dat vereist is, kunnen deze eventueel weggelaten worden

  
 <EMI ID=95.1> 

  
manier van plaatsen verder zal besproken worden.

  
Op dezelfde manier als voor het vormen van hoeken,

  
 <EMI ID=96.1> 

  
tussen de muren 25 en 26, ervoor zorg dragend trapvormige kanalen te vormen in dezelfde zin als bij het vertrekken van een hoek.

  
Wanneer in een muur een opening voorzien dient te worden, zoals een venster- of deuropening, wordt deze opening bij middel van een U-vormige bekisting 27 afgegrensd, waarin de bindingsspecie kan gestort worden, zoals onmiddellijk blijkt

  
Door de combinatie met U-vormige en volledige blokken,

  
 <EMI ID=97.1> 

  
 <EMI ID=98.1> 

  
ten van een hoek van een muur,bekomt men een nagenoeg vertikale

  
 <EMI ID=99.1>  

  
 <EMI ID=100.1> 

  
 <EMI ID=101.1> 

  
van de te voorziene opening in de muur en van de afmetingen van deze opening, bedraagt de afstand van de eindblokken tot . de tegenoverliggende wand 29 van de bekisting steeds minder dan de lengte van een U-vormige blok.

  
Er wordt ervoor gezorgd dat de zijwanden 30 van de

  
 <EMI ID=102.1> 

  
dan de lengte van een U-vormige blok om de op de eindblokken, tijdens het storten van beton in de ruimte 28, uitgeoefende druk op te vangen. De bekisting kan gewoon met klemschroeven tegen de muur 17 aangespannen worden.

  
In figuren 9 tot 11-wordt, op een meer concrete manier, het vormen van een venster- of deuropening 31 in een muur geïllustreerd.

  
 <EMI ID=103.1> 

  
oprichten van een muur, van de beide hoekpunten ervan en vormt men dus twee in elkaars verlengde gelegen muurdelen 32 en 33 door het stapelen van blokken in de zin van pijlen 15 en 15", t.t.z. naar het midden toe van de muur. De vertikale zijkanten van

  
de opening 31 wordt afgewerkt bij middel van een bekisting 27 zoals beschreven werd in verband met figuren 4 en 5. Tussen-beide bekistingen 27, die zich langs weerszijden van

  
de opening 31 bevinden wordt vervolgens een horizontale steunplank 34, die de hoogte van de opening 31 bepaalt, gemonteerd en waarop een ligger 35 gevormd wordt.

  
Typisch is dat deze ligger bekomen wordt door U-vormige blokken volgens figuur 2 op. een rij zijdelings naast elkaar

  
te plaatsen zodanig dat de door het dwarsstuk 10 gevormde rug zich onderaan bevindt en de benen 4 en 5 ervan opwaarts gericht zijn waardoor de ruimten 8 onderling een doorlopende horizontale goot vormen. In deze goot wordt een bewaping 36 geplaatst en wordt daarna beton gegoten.

  
Deze ligger 35 kan eventueel afzonderlijk op de grond klaargemaakt worden. Zoals nochtans blijkt uit figuren 9 en

  
10 kan de ligger op een zeer eenvoudig manier ter plaatse boven de opening 31 gebouwd worden. Het volstaat deze alleen onderaan te steunen en het beton 37 te storten nadat een of meerdere bijkomende rijen blokken geplaatst werden. De bouw-

  
 <EMI ID=104.1> 

  
bekisting van de ligger. Men dient natuurlijk er zorg voor te dragen.dat de bewapening 36 aan beide uiteinden van de ligger
35 minstens 10 cm uitsteekt. Dit stelt geen enkel probleem aangezien deze uiteinden komen te liggen in de vertikale kolommen die in de bekisting 27 gevormd worden.

  
In de door de bekisting 27 gevormde betonnen kolommen

  
 <EMI ID=105.1> 

  
ingegoten worden voor het bevestigen van een deur- of vensterraam. Ook kan, zo nodig, in deze kolommen een bewapening voorzien worden-.

  
Voor het vormen van de ligger, bouwt men eenvoudig elk van de muurdelen 32 en 33 gewoon verder door vanaf elke bovenhoek van de opening 31 U-vormige blokken naar het midden toe naast elkaar te plaatsen. Normalerwijze ontstaat er dan, bij voorbeeld boven het midden van de deur, een vrije ruimte waarvan de breedte kleiner is dan deze van een U-vormige blok. Op de bodem van deze ruimte kan eveneens een bevestigingselement voor het deur- of vensterraam geplaatst worden. 

  
Vervolgens gaat men, op de hierboven reeds beschreven wijze, verder met het plaatsen van bouwblokken voor beide muurdelen 32 en 33, tot men dus op voldoende hoogte is en

  
tussen deze muurdelen een zo smal aogelijk kolomvormige

  
ruimte' 28 vormt, welke door naar elkaar gerichte U-vormige

  
delen of blokken van beide muurdelen zijdelings begrensd is.

  
Deze kolomvormige ruimte wordt dan aan weerszijden van deze muurdelen door een speciale bekisting 39, volgens de uitvinding, afgesloten, waarin dan op dezelfde manier als

  
bij het vullen van de holten in de blokken van de muurdelen 
32 en 33, beton gegoten wordt. 

  
Deze bekisting, die zeer snel kan aangebracht worden, bestaat uit twee panelen 40 en 41, waarvan de breedte voldoende

  
is om elk muurdeel over meer dan de lengte van een U-vormige

  
blok te kunnen overlappen, en uit op regelmatige afstanden

  
van elkaar geplaatste bouten 42,die toelaten deze panelen

  
tegen de muurdelen 32 en 33 aan te spannen.

  
De stang van deze bouten strekt zich uit doorheen een  buisje 43, bij voorbeeld in P.V.C., dat in het beton achter-  blijft na het verwijderen van de bekisting' . 

  
Op de buitenwand van het paneel 40 is een  moer 44 bevestigd waarin de bout 43 aangespannen kan worden.

  
Voor het verwijderen van de bekisting 39 volstaat het dus de verschillende bouten 42 los te schroeven.

  
Figuren 12 en 13 hebben betrekking op een ligger 35 <EMI ID=106.1> 

  
zodanig dat een zwaardere bewapening 36 en een-dikkere beton-

  
 <EMI ID=107.1> 

  
Het bouwprincipe stemt overeen met dit toegepast in de uitvoeringsvorm volgens figuren 9, 10 en 11, maar aangezien de vereiste dikte van de ligger hoger is dan deze van de standaard U-vormige delen 1, werd gebruik gemaakt van een bijkomende zijdelingse bekisting 45, die bij middel van sergeanten 46 bevestigd werd.

  
Om nochtans, voor deze dikkere liggers op dezelfde

  
 <EMI ID=108.1>  figuur 14 waarvan de benen 4 en 5 een lengte hebben die nagenoeg gelijk is aan de breedte van de bekisting 45.

  
De figuren 15 en 16 hebben betrekking op een kolom uitgevoerd door het op elkaar stapelen van paren U-vormige bouwblokken met nagenoeg dezelfde afmetingen als deze van de uitvoeringsvorm volgens figuur 14.

  
Bij elk van deze paren blokken worden de vrije uit&#65533;inden van

  
 <EMI ID=109.1> 

  
holtes tussen deze laatste onderling een kolomvormige ruimte

  
38 vormen,waarin beton kan gestort worden, na eventueel een bewapening aangebracht te hebben. Deze blokken dienen natuurlijk zijdelings gesteund te worden vóór het gieten van het beton.

  
Door de aanwezigheid van de uitsteeksels 2 kan deze kolom eventueel op een zeer eenvoudig manier in een muur of dergelijke verankerd worden.

  
Alhoewel natuurlijk de uitvinding niet enkel beperkt is tot een werkwijze waarin gebruik gemaakt werd van

  
de hierboven beschreven bouwblokken,is het nochtans nuttig, ten einde al de praktisch voorkomende combinatiemogelijkheden

  
 <EMI ID=110.1> 

  
voorzien, dat de gebruikte bouwblokken nagenoeg prismavormig zijn en een effen boven- en ondervlak_vertonen, terwijl op

  
 <EMI ID=111.1> 

  
organen dienen voorzien te worden om relatieve zijdelingse verschuivingen van twee aangrenzende blokken van eenzelfde rij

  
te verhinderen.

  
Bij voorkeur maakt men gebruik van bouwblokken met standaardafmetingen waarvan de hoogte nagenoeg de helft is van de lengte, welke blokken in een zodanig verband geplaatst worden' in halfsteensmuur dat een blok van een Lovenrij minstens voor meer dan de helft en bij voorkeur voor 2/3 van zijn lengte rust op een blok van de onderliggende rij.

  
Ook kan in sommige gevallen een bewapening aangebracht worden in de genoemde hellende kanalen. Dit is vooral van belang indien boven een vierhoekige ruimte,die zijdelings afge-

  
 <EMI ID=112.1> 

  
&#65533;atisch een bovenaanzicht voorgesteld.

  
In een voordelige uitvoeringsvorm voorziet men hiertoe, nagenoeg in het midden van elk van genoemde muren 46, 47, 48

  
 <EMI ID=113.1> 

  
kolommen bekomen werden op de manier zoals voorgesteld werd in figuur 9 en die dus zijdelings verankerd is in de overeenkomstige muur. De boveneinden van deze kolommen worden bij

  
 <EMI ID=114.1> 

  
vierhoek,onderling verenigd. Hierdoor worden de vier muren dus stevig onderling met elkaar verbonden.

  
Tot het vormen van een vloer uit gewapend beton kunnen bewape&#65533;ingsijzers 52 verankerd worden in de kanalen van de muren,

  
 <EMI ID=115.1> 

  
zoals schematisch in figuur 17 voorgesteld werd. 

  
 <EMI ID=116.1> 

  
 <EMI ID=117.1> 

  
paalde hoogte in die zin dat men een vulling met bindingsspecie uitvoert na telkens een bepaald aantal rijen blokken, bij

  
 <EMI ID=118.1> 

  
schrijving van figuur 5 kan afgeleid worden dat nadat een vulling met bindingsspecie uitgevoerd werd, de ruimten 8, tussen de holtes 3, van de rij waarin het storten van het beton

  
 <EMI ID=119.1> 

  
een zeer belangrijk bijkomend kenmerk van de toegepaste werkwijze, Inderdaad, zoals gemakkelijk vastgesteld kan worden, zullen deze ruimten 8 automatisch gevuld worden door beton, tijdens het storten van dit laatste in het opeenvolgend

  
aantal rijen blokken en wordt op deze eenvoudige manier een stevige verankering of brugvorming bekomen tussen twee boven elkaar geplaatste groepen.rijen,die achtereenvolgens met beton gevuld worden.

  
De kanalen, in een bepaald aantal rijen op elkaar geplaatste blokken, waarin bindingsspecie gestort werd,dienen niet noodzakelijk door te lopen in het nieuwe aantal rijen blokken, die op deze eerstgenoemde rijen blokken geplaatst worden.

  
 <EMI ID=120.1> 

  
rij van 'het nieuwe aantal blokken, dat vervolgens op deze 

  
 <EMI ID=121.1> 

  
lijk dank zij de ruimten of holten die in genoemde laatste rij blokken -open gelaten werden en waarin tijdens het vullen van

  
 <EMI ID=122.1>  

  
Gezien de goede consistentie van het gebruikte beton zal de vulling van deze tweede reeks blokken nagenoeg geen invloed

  
 <EMI ID=123.1> 

  
in de eerste reeks blokken.

  
 <EMI ID=124.1> 

  
 <EMI ID=125.1> 

  
één holte die zowel boven- en onderaan, als aan één zijkant open is. Deze open zijkant laat immers toe; door beton te stor-  ten in deze holtes, een zijdelingse verbinding tot stand te  brengen tussen de blokken onderling Aldus verwezenlijkt men bij middel van het beton, zowel een vertikale als horizontale

  
 <EMI ID=126.1> 

  
geheel te bekomen. 

  
De minimale vloeibaarheid alsook het kaliber van het  vulbeton kan gemakkelijk experimenteel bepaald worden in functie van de gewenste vulling en van de afmetingen van-de holtes in

  
de bouwblokken. 

  
Er werd vastgesteld dat beton met een verhouding van

  
800 liter grind (kaliber : 0/8) 400 liter zand en 300 kg cement 

  
 <EMI ID=127.1> 

  
als de vullingsmogel&#65533;jkheden van de holtes in de bouwblokken.

  
De samenstelling van de bouwblokken zelf kan zeer uiteenlopend zijn naargelang.de aard van het op te richten bouw-  werk en de aan dit laatste gestelde eisen. 

  
Indien de blokken bestemd zijn voor het oprichten 

  
 <EMI ID=128.1>  

  
en kunnen deze enkel zelfdragend zijn.Indien gewenst kunnen de blokken in dit geval uit thermisch isolerend materiaal gevormd  zijn. 

  
In een ander geval, waar dé thermisch isolerende eigenschappen van belang zijn, kunnen de blokken zelf uit een materiaal met goede mechanische eigenschappen vervaardigd worden

  
 <EMI ID=129.1> 

  
thermische eigenschappen en met geringere mechanische eigenschappen. 

  
In een nog ander geval&#65533;waar de thermisch isolerende eigenschappen van zeer groot belang zijn, kunnen zowel de  bindingsspecie als de blokken zelf uit thermisch isolerend materiaal bestaan. Gezien geen gebruik gemaakt wordt van mortel  kan op deze wijze een bouwwerk bekomen worden met verrassend

  
goede thermisch isolerende eigenschappen.

  
Deze bouwblokken kunnen bij voorbeeld vervaardigd

  
worden uit lichte of zware beton, slak, geëxpandeerde of gebakken klei en zelfs uit bepaalde kunststoffen met bij voorkeur goede thermisch isolerende eigenschappen ,

  
De afmetingen van de bouwblokken kunnen natuurlijk eveneens zeer uiteenlopend zijn. Afmetingen die nochtans,

  
volgens de uitvinding, zeer praktisch zijn, zijn de volgende :

  
19 x 19 x 39 cm,- 14 x 19 x 39 cm, 16 x 19 x 39 cm, 25 x 19 x 39 cm en 34 x 19 x 39 cm. 

  
Indien bij voorbeeld relatief brede bouwblokken aan-  gewend worden kan het nuttig en zelfs vereist zijn, om te ver-'  mijden dat de blok zou barsten.onder de zijdelingse druk van

  
het beton, de holte 3 evenwijdig aan de langsrichtirig van de

  
blok in twee nagenoeg gelijke delen te splitsen door een ; tussenschot dat zich van de zijde 13, waarop het uitsteeksel 2  voorzien is, tot aan het tussenschot 10 uitstrekt. 

  
 <EMI ID=130.1>  

  
Zoals eveneens reeds vermeld werd, kan. men, in principe,wanneer een hoek dient gevormd te worden met twee muren, beschikken over U-vormige blokken waarvan.de lengte gelijk is aan de helft van.het verschil tussen de lengte van een volledige blok en de breedte van de muur die haaks is op deze waarvan de blok volledig deel uitmaakt. 

  
Wanneer, zoals dit bij voorbeeld het geval kan zijn bij het oprichten van industriële gebouwen, het vereist is

  
 <EMI ID=131.1> 

  
voeg meestal voorgeschreven. Volgens de werkwijze van de uitvinding kan die op-een zeer eenvoudige manier tot stand gebracht worden door een plaat uit een relatief samendrukbaar materiaal, zoals geëxpandeerd polystyreen, in het midden van de kolom,  tussen de panelen 40 en 41 van de in de figuren 9 en 11 voorgestelde bekisting 39 te plaatsen volgens een richting loodrecht op het vlak van de desbetreffende muur.

  
Bij ondergronds metselwerk kan minder nauwkeurig gewerkt worden en dienen meestal geen beton blokken, zoals voorgesteld werd in figuren 5 en 6, voorzien te worden. Aangezien dus in een dergelijk geval de eerste rij blokken gewoon in de grond of een eerder oneffen basis geplaatst worden kan het nuttig zijn, ten einde een goede onderlinge verankering te bekomen'  tussen de opeenvolgende holle blokken van een rij het ontsteeksel 2 enigszins breder te maken, dan in figuur 1, en de lengte van de benen'4 en 5 op een overeenkomstige wijze te verhogen, zodanig dat men bij voorbeeld in plaats van blokken met een

  
 <EMI ID=132.1>  

  
De bouwblokken volgens de uitvinding kunnen als pre-

  
 <EMI ID=133.1> 

  
enz. beschouwd worden aangezien ze zonder het gebruik van mortel met elkaar verbonden kunnen worden tot het vormen van een bouwwerk.

  
De uitvinding is natuurlijk geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam var

  
de octrooiaanvrage kunnen meerdere veranderingen overwogen worden onder meer wat betreft de toepassingsmodaliteiten van

  
de werkwijze als de afmetingen; vorm en samenstelling van de gebruikte bouwblokken.

  
Zo strekt de uitvinding zich bij voorbeeld uit tot

  
alle werkwijzen waarin bouwblokken zodanig ten opzichte van elkaar geplaatst worden dat een voldoende afremming van het debiet en van de valsnelheid van het beton bekomen wordt opdat gebruik kan gemaakt worden van ongewapende bouwblokken met beperkte afmetingen, en waarin kanalen gevormd worden die tijdens het storten van de bindingsspecie bij voorkeur automatisch ontlucht worden.

  
 <EMI ID=134.1> 

  
ding, niet alleen tot het oprichten van' bouwwerken volgens

  
de hierboven beschreven werkwijze maar kunnen ze eveneens, volgens de uitvinding, zeer nuttig aangewend worden voor andere toepassingen, meer bepaald voor het vormen van liggers, kolommen en.dergelijke, waarbij de bekisting tot een minimum beperkt wordt.

  
Tenslotte beperkt de uitvinding zich niet tot het gebruik van beton als bindingsspecie maar kan hiervoor,naar gelang de toepassing, het gebruik van elke andere overwogen worden die toelaat de gewenste onderling&#65533;e vaste verbinding tussen de bouwblokken te bewerkstelligen. 

  
 <EMI ID=135.1> 

  
l.- Werkwijze voor het oprichten van bouwwerken, zoals

  
muren en dergelijke, uit bouwblokken, welke erin bestaat

  
bouwblokken, die minstens één holte vertonen over hun volledige

  
hoogte, op elkaar en in rijen naast elkaar te plaatsen zonder

  
gebruik te maken van mortel tussen aangrenzende blokken en

  
zodanig dat doorheen de op elkaar geplaatste blokken neerwaarts doorlopende kanalen gevormd worden, waarbij vervolgens

  
boven in holten van een bepaalde rij blokken in deze kanalen

  
een bindingsspecie, zoals beton, gestort wordt, dat dus genoemde holten minstens gedeeltelijk vult, met het kenmerk

  
dat men de bouwblokken in een zodanig verband ten opzichte

  
van elkaar plaatst dat, onder invloed van zijn eigen gewicht&#65533;

  
 <EMI ID=136.1> 

  
doorheen deze laatste vrij kan vloeien aan 'een debiet en een

  
snelheid die klein.er zijn dan of gelijk'zijn aan het toelaatbaar

  
 <EMI ID=137.1> 

  
toelaatbare druk op de wanden van de blokken.

  
2.- Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk

  
dat men bouwblokken van een zodanige vorm in een zodanig verband plaatst dat neerwaarts doorlopende hellende kanalen

  
bepaald worden, waarvan de helling voldoende is om het vrij,

  
onder invloed van zijn eigen gewicht, naar beneden vloeien van de bindingsspecie toe te laten aan bovengenoemde snelheid volgens richtingen waarvan'de resultante nagenoeg evenwijdig is-aan genoemde hellingen.

Claims (1)

  1. 3.- Werkwijze volgens één van de vorige conclusies,
    met het kenmerk dat onderling, volgens nagenoeg vertikale
    i kolommen, met elkaar verbonden neerwaarts doorlopende hellende kanalen bepaald worden en zodanig dat de lucht uit een bepaald kanaal, tijdens het storten van bindingsspecie in dit laatste, onder invloed van de naar beneden vloeiende bindingsspecie, langs nog niet gevulde kanalen nagenoeg continue kan ontsnappen.
    4.- Werkwijze volgens één van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men de bouwblokken in een zodanig verband plaatst dat onder de holte van nagenoeg elke blok van de rij, waarin bindingsspecie gestort wordt, een nagenoeg trapvormig kanaal gevormd wordt, waardoor, bij het storten van de bindings- <EMI ID=138.1>
    debiet ervan afremt, maar tevens zijn vrij naar beneden vloeien toelaat, welk kanaal zich uitstrekt tot onder de eerstvolgenue holte van genoemde rij, waarin bindingsmateriaal gestort wordt.
    5.- Werkwijze volgens één van de conclusies 2 tot 4, met het kenmerk dat men, na een bepaald aantal rijen bouwblokken op elkaar geplaatst te hebben, in holten van de bovenste
    rij bindingsspecie stort, waarbij aangevangen wordt aan een uiteinde van de rij en verder gegaan wordt in de zin van de horizontale componente van genoemde resultante.
    6.- Werkwijze volgens de vorige conclusie, met het kenmerk dat men slechts in een holte of groep holten van desbetreffende rij bouwblokken tegelijkertijd beton stort en slechts naar de.volgende overgaat in de zin van genoemde horizontale componente, nadat de vorige nagenoeg volledig vervuld is.
    7.- Werkwijze volgens één van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men het storten van de specie in een bepaalde
    <EMI ID=139.1>
    gewijs en volqens een naqenoeg turbulente geremde beweging zich verder in het desbetreffend kanaal te verplaatsen.
    8 .- Werkwijze volgens één van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men de bouwblokken zodanig ten opzichte
    van elkaar plaatst dat in de kanalen dwarse wanden op tussenschotten gevormd worden die een remmende werking of de vullingssnelheid van de bindingsspecie uitoefenen,waarbij de dwarse wanden of tussenschotten van twee opeenvolgende rijen. blokken nagenoeg boven elkaar geplaatst zijn of voldoende ten opzichte van elkaar verschoven zijn dat de bindingsspecie er tussendoor kan vallen, tot het vormen van vertikale kolommen.
    <EMI ID=140.1>
    8 met het kenmerk, dat wanneer bindingsspecie gestort wordt in een rij blokken, over de lengte van het bouwwerk nagenoeg regelmatig verdeelde holten open gelaten worden, die dan,bij het storten van bindingsspecie in een nieuw aantal er boven geplaatste
    <EMI ID=141.1>
    verbinding tussen dit nieuw aantal rijen blokken en de ondergelegen blokken.
    10 .- Werkwijze volgens één van de conclusies 2 tot 9, met het kenmerk dat men het plaatsen van de bouwblokken van elke rij aanvangt vanaf de hoekpunten van het op te richten bouwwerk en voortzet in een zodanig verband dat de plaatsingszin van de blokken in een rij overeenstemt met de zin van genoemde horizontale componente.
    11.- Werkwijze volgens de vorige conclusie, met het kenmerk dat men twee muurdelen van het op te richten bouwwerk, waarin de zin van genoemde resultante verschillend is, onderling verbindt bij middel van een bekisting, waarin de bindingsspecie, die in de bouwblokken gestort wordt, kan vloeien en aldus de twee muurdelen kan verenigen.
    12 Werkwijze volgens de vorige conclusie, met het kenmerk dat men, bij het bouwen van een muur twee in elkaars verlengde gelegen muurdelen opricht door te vertrekken,
    <EMI ID=142.1>
    van de bouwblokken voor elke rij, in de richting van de andere hoek tot tussen de muurdelen een kolomvormige ruimte gevormd wordt
    <EMI ID=143.1>
    van de kleinste gebruikte blok&#65533; waarbij deze muurdelen vervolgens.bij middel van een', bekisting, die de kolomvormige ruimte zijdelings begrenst, onderling verbonden worden en daarna in deze ruimte bindingsspecie gestort wordt om de twee muurdelen te verenigen.
    <EMI ID=144.1>
    kenmerk dat men een bekisting gebruikt die bestaat uit twee panelen die langs weerszijden van de muur, tegenover genoemde kolomvormige ruimte, geplaatst worden, en die vervolgens met losneembare verbindingsorganen, zoals bouten, doorheen deze ruimte met elkaar verenigd en tegen de muur aangedrukt worden.
    .14.- Werkwijze volgens één van de conclusies 12 of 13, met het kenmerk dat men, tot het vormen van een uitzettingsvoeg tussen twee in elkaars verlengde gelegen muurdelen, in genoemde kolomvormige ruimte, over gans de hoogte ervan een samendrukbaar <EMI ID=145.1>
    de muur uitstrekt.
    <EMI ID=146.1>
    16.- Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot
    15, met het.kenmerk dat men, tot het vullen van de holten in de hoeken van een bouwwerk met bindingsspecie, vóór het stor-
    ten van dit laatste, doorheen deze holten verticale staven brengt, die heen en weer bewogen worden tijdens het storten om
    de vulling van deze holten te verzekeren, welke staven eventueel als bewapening in deze holten kunnen behouden worden.
    17.- Werkwijze volgens één van de vorige conclusies,
    met het kenmerk dat men gebruik maakt van bouwblokken met nage- noeg effen boven- en ondervlakken, zodanig dat twee blokken
    in een willekeurige stand op elkaar geplaatst kunnen worden,
    en met.zijvlakken die complementaire ineenschuifbare verbindingsorganen vertonen om relatieve zijdelingse verschuivingen
    van twee aangrenzende stenen van eenzelfde rij te verhinderen.
    18.- Werkwijze volgens een van de vorige conclusies,
    met het kenmerk dat men gebruik maakt van bouwblokken waarvan
    de hoogte nagenoeg de helft is van de lengte en men deze blok-
    <EMI ID=147.1>
    een blok van een bovenrij minstens voor meer dan de helft van
    <EMI ID=148.1>
    <EMI ID=149.1>
    merk dat men genoemde bouwblokken in een zodanig.verband plaats
    <EMI ID=150.1> 20.- Werkwijze volgens een van de vorige conclusies met het kenmerk dat men een bewapening aanbrengt in genoemde kanalen.
    21.- Werkwijze volgens de vorige conclusie, met het
    <EMI ID=151.1>
    een ruimte, die zijdelings afgesloten wordt door muren, een horizontale bewapening aanbrengt waarvan de uiteinden verankerd zijn in de genoemde kanalen.
    22.- Werkwijze volgens de vorige conclusie, met het kenmerk dat men nagenoeg in het midden van elk van genoemde muren een kolom uit gewapend beton voorziet die verankerd is
    <EMI ID=152.1>
    del van een horizontale bewapening , in de vorm van een veelhoek, onderling verenigd zijn.
    23.- Werkwijze volgens één van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men, tot het vormen van een ligger, bij-
    <EMI ID=153.1>
    blokken op een rij zijdelings naast elkaar plaatst, zodanig dat
    <EMI ID=154.1>
    opwaarts gericht worden, terwijl de holten tussen deze laatste onderling een'doorlopende gootvormige ruimte vormen waarin
    een bewapening geplaatst wordt en daarna beton gestort wordt, waarbij. deze U-vormige blokken dus als onderbekisting en min- stens gedeeltelijke zijbekisting dienst doen.
    - - 24 - Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot22, met het kenmerk dat men,.tot het vormen van een kolom, paren U-vormige bouwblokken op elkaar stapelt en de vrije uiteinden van hun benen tegen elkaar plaatst, zodanig dat de holten van de stenen onderling een kolomvormige ruimte vormen waarin beton kan gestort worden, na deze op elkaar gestapelde blokken zijdelings gesteund te hebben.
    25.- Werkwijze voor het oprichten van bouwwerken uit
    <EMI ID=155.1>
    hierbij gevoegde tekeningen voorgesteld.
    26 .- Bouwblok met minstens één holte waarin een bindingsspecie, zoals beton, kan gestort worden, welke holte zich
    <EMI ID=156.1>
    onderaan open is zodanig dat,bij het op elkaar en in elkaars verlengde plaatsen van dergelijke blokken,neerwaarts doorlopende kanalen doorheen de op elkaar geplaatste blokken gevormd
    <EMI ID=157.1>
    het kenmerk dat hij minstens aan één zijkant minstens gedeeltelijk open is zodanig dat bij het in elkaars verlengde plaat-
    <EMI ID=158.1>
    blok afgesloten wordt en een zijdelings gesloten en boven- en onderaan open ruimte bepaalt waarin bindingsspecie kan gestort worden en aanliggende blokkeri aan elkaar kan hechten&#65533;
    welke blok verbindingsorganen vertoont die toelaten twee in elkaars verlengde geplaatste blokken minstens tegen zijdeling- se verschuiving ten opzichte van elkaar te verankeren.
    27 .- Bouwblok volgens'conclusie 26 met het kenmerk dat hij een nagenoeg U-vormig deel vertoont waarvan de benen, die genoemde holte zijdelings begrenzen, zich volgens de langs- zijvlakken van de blok uitstrekken. 28.- Bouwblok volgens één van de conclusies 26 of 27, met het kenmerk dat hij boven- en onderaan nagenoeg vlak is en de verbindingsorganen aan zijn uiteinden voorzien zijn.
    29.- Bouwblok volgens één van de conclusies 26 tot 28, met het kenmerk dat de verbindingsorganen een uitsteeksel vertonen dat op één van de dwarszijvlakken van de blok voorzien is en nagenoeg passend kan geplaatst worden tussen de vrije uiteinden van genoemde benen van een aanliggende blok,
    <EMI ID=159.1>
    holte behouden blijft waarin bindingsspecie kan gestort worden.
    30- Bouwblok volgens de vorige conclusie, met het ken-
    <EMI ID=160.1>
    het tegenoverliggend uiteinde een uitsteeksel vertoont dat nagenoeg passend is tussen de vrije uiteinden van de genoemde benen.
    31.- Bouwblok volgens conclusie 30, met het kenmerk dat tussen het uitsteeksel en het U-vormig deel een middendeel voor zien is waarin een zich over de volledige hoogte van de blok boven- en onderaan open holte uitstrekt.
    32.- Bouwblok volgens de vorige conclusie, met het kenmerk dat hij het uitzicht heeft van een vierzijdig rechthoekig prisma, waarbij de lengte van het middendeel nagenoeg het dub-
    <EMI ID=161.1>
    den voorziene holte eveneens het uitzicht heeft van een vierzijdig rechthoekig prisma dat van de ruimte tussen de benen van het U-vormig deel gescheiden is door een dwarsstuk.
    <EMI ID=162.1>
    minstens.in een van de tegenoverliggende randen van het dwars- stuk een uitsparing voorzien is.
    34 .- Bouwblok volgens één van de conclusies 27 tot 33, met het kenmerk dat de benen van het U-vormig deel aan hun binnenzijde verstevigd zijn en hun binnenvlakken naar elkaar toelopen zodat de benen aan hun basis verbreed zijn.
    i
    35.- Bouwblok volgens één van de conclusies 24 tot 27, met het kenmerk dat het middendeel met het uitsteeksel, enerzijd:
    i en het U-vormig deel, anderzijds, twee afzonderlijke stukken vormen.
    36.- Bouwblok volgens conclusie 35, met het kenmerk dat het afzonderlijk U-vormig deel op zijn rugzijde van een uitsteeksel voorzien is dat nagenoeg passend kan geplaatst worden tussen de vrije uiteinden van de benen van een ander U-vormig deel.
    <EMI ID=163.1>
    met het kenmerk dat de U-vormige benen en het uitsteeksel zich
    i over de volledige hoogte van de blok uitstrekken.
    38- Bouwblok volgens één van de conclusies 26 tot 37 met het kenmerk dat in de bovenranden ervan dwarse gleuven uitgespaard zijn voor het plaatsen van spouwhaken.
    39-;.;- Bouwblok zoals hiervoor beschreven 'of in de hierbij- gevoegde tekeningen voorgesteld.
    <EMI ID=164.1>
    hiervoor beschreven of-in de hierbijgevoegde tekeningen voorgesteld. 41.- Vorm voor het vervaardigen van bouwblokken zoals hiervoor beschreven of in de hierbij gevoegde tekeningen voorgesteld.
BE172389A 1976-09-02 1976-11-16 Bouwsteen en werkwijze voor het oprichten van bouwwerken bij middel van dergelijke bouwstenen, BE848375R (nl)

Priority Applications (22)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE172389A BE848375R (nl) 1976-09-02 1976-11-16 Bouwsteen en werkwijze voor het oprichten van bouwwerken bij middel van dergelijke bouwstenen,
NO772925A NO772925L (no) 1976-09-02 1977-08-23 Bygningselementer.
CH1046177A CH625582A5 (en) 1976-09-02 1977-08-26 Wall made up of construction blocks and method for constructing this wall
SE7709734A SE416330B (sv) 1976-09-02 1977-08-30 Veggkonstruktion och forfarande for dess framstellning
IE1802/77A IE45474B1 (en) 1976-09-02 1977-08-30 A wall construction and method of building that construction
AT627077A AT360723B (de) 1976-09-02 1977-08-30 Wandkonstruktion und verfahren zum errichten derselben
NLAANVRAGE7709564,A NL173430C (nl) 1976-09-02 1977-08-30 Wandconstructie uit gestapelde holle bouwblokken.
FR7726409A FR2363675A1 (fr) 1976-09-02 1977-08-31 Assortiment de blocs de construction et procede de construction au moyen de cet assortiment
DK387877A DK387877A (da) 1976-09-02 1977-08-31 Byggebloksaet og fremgangsmaade til anvendelse heraf
ZA00775264A ZA775264B (en) 1976-09-02 1977-08-31 Building block set and method for building with such a block set
FI772606A FI60276C (fi) 1976-09-02 1977-09-01 Vaeggkonstruktion som bildas av pao varandra placerade rader av ihaoliga element och foerfarande foer bildande av en vaeggkonstruktion
IL52871A IL52871A (en) 1976-09-02 1977-09-01 Building block set and method for building with such a block set
IT68957/77A IT1116256B (it) 1976-09-02 1977-09-01 Sistema di costruzione mediante blocchi
PT66985A PT66985B (fr) 1976-09-02 1977-09-01 Assortiment de blocs de construction et procede de construction au moyen de cet assortiment
DE2739453A DE2739453C3 (de) 1976-09-02 1977-09-01 Wandkonstruktion
AU28475/77A AU509454B2 (en) 1976-09-02 1977-09-01 Wall construction
GB36598/77A GB1588544A (en) 1976-09-02 1977-09-01 Wall construction and method of building that construction
CA285,954A CA1082479A (en) 1976-09-02 1977-09-01 Building block set and method for building with such a block set
JP10573777A JPS5373820A (en) 1976-09-02 1977-09-02 Block set for construction* and method of construction therewith
IN136/CAL/77A IN149157B (nl) 1976-09-02 1977-09-02
US05/830,095 US4237670A (en) 1976-09-02 1977-09-02 Building block set and method for building with such a block set
US06/189,830 US4425748A (en) 1976-09-02 1980-09-23 Building block set and method for building with such a block set

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE170293A BE845779A (nl) 1976-09-02 1976-09-02 Bouwsteen en werkwijze voor heut oprichten van bouwwerken bij middel of dergelijke bouwstenen
BE172389A BE848375R (nl) 1976-09-02 1976-11-16 Bouwsteen en werkwijze voor het oprichten van bouwwerken bij middel van dergelijke bouwstenen,

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE848375R true BE848375R (nl) 1977-05-16

Family

ID=25649581

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE172389A BE848375R (nl) 1976-09-02 1976-11-16 Bouwsteen en werkwijze voor het oprichten van bouwwerken bij middel van dergelijke bouwstenen,

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE848375R (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8007129A (nl) Werkwijze en constructie-element voor het bouwen van een gebouw en een gebouw aldus ontstaan.
US1911626A (en) larzelere
NL1003858C2 (nl) Vleugelvloerelement van beton.
BE848375R (nl) Bouwsteen en werkwijze voor het oprichten van bouwwerken bij middel van dergelijke bouwstenen,
BE1020733A5 (nl) Prefabbetonelement voor het vervaardigen van een schermwand.
US4237670A (en) Building block set and method for building with such a block set
NL2020588B1 (nl) Liggersamenstel voor composietvloer
NL8901218A (nl) Steunconstructie voor het stabiliseren van de bodem.
WO1993011321A1 (fr) Panneaux standards pour la construction de murs et planchers d&#39;un bâtiment
US4425748A (en) Building block set and method for building with such a block set
NL8801677A (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een verloren bekisting en ramen voor gebruik tijdens deze werkwijze.
JPH0827935A (ja) 床梁及び床梁とt型デッキプレートとの組立床構造
US939726A (en) Composite wall and method of construction same.
JP3836443B2 (ja) 道路拡幅擁壁施工法とそれに用いるコンクリート積みブロック
AU2005203188B2 (en) Building element and wall
EP1103663A1 (en) Pile wall capping
NL2010779C2 (nl) Vloerplaat, werkwijze voor de vervaardiging van een vloerplaat en werkwijze en gebruik van een dergelijke vloerplaat voor het vormen van een vloer in een bouwwerk zoals een gebouw.
US1354560A (en) Floor construction
NL1006527C2 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een fundering en bij deze werkwijze toepasbare betonplaat.
BE1007108A6 (nl) Prefab randafstelprofiel voor vloerplaten.
KR820000633B1 (ko) 건축용 블록세트
JP2024059080A (ja) 擁壁用笠ブロックおよびその設置方法
NL8701500A (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een door heipalen ondersteunde fundering.
BE845779A (nl) Bouwsteen en werkwijze voor heut oprichten van bouwwerken bij middel of dergelijke bouwstenen
BE1026230B1 (nl) Een geprefabriceerd bouwelement van gewapend beton

Legal Events

Date Code Title Description
RE20 Patent expired

Owner name: DE WAELE GERARD

Effective date: 19960902