BE1023943B1 - Rechthoekigebalenpers met verbeterd volpropmechanisme - Google Patents

Rechthoekigebalenpers met verbeterd volpropmechanisme Download PDF

Info

Publication number
BE1023943B1
BE1023943B1 BE2016/5250A BE201605250A BE1023943B1 BE 1023943 B1 BE1023943 B1 BE 1023943B1 BE 2016/5250 A BE2016/5250 A BE 2016/5250A BE 201605250 A BE201605250 A BE 201605250A BE 1023943 B1 BE1023943 B1 BE 1023943B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
full
arm
coupling plate
pivot point
slot
Prior art date
Application number
BE2016/5250A
Other languages
English (en)
Inventor
Jeroen Devroe
Dieter Kindt
Dries Liefooghe
Bram Rosseel
Original Assignee
Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Industrial Belgium Nv filed Critical Cnh Industrial Belgium Nv
Priority to BE2016/5250A priority Critical patent/BE1023943B1/nl
Priority to EP17166064.0A priority patent/EP3231275B1/en
Priority to US15/484,932 priority patent/US10244684B2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1023943B1 publication Critical patent/BE1023943B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/10Feeding devices for the crop material e.g. precompression devices
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/04Plunger presses
    • A01F15/042Plungers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/10Feeding devices for the crop material e.g. precompression devices
    • A01F15/101Feeding at right angles to the compression stroke

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een rechthoekigebalenpers bestaande uit een balenkamer, een plunjer die heen- en weer bewegend in de balenkamer is aangebracht om het oogstmateriaal samen te drukken, een invoerkoker voor het verzamelen van oogstmateriaal vooraleer het over te brengen naar de balenkamer, een opraapmechanisme om oogstmateriaal op te rapen en het in de invoerkoker (50) binnen te brengen, en een volpropmechanisme om selectief een pakkerslag uit te voeren om het oogstmateriaal gedeeltelijk langs de invoerkoker te drukken en een volpropslag om het oogstmateriaal dat verzameld werd in de invoerkoker naar de balenkamer over te brengen. Het volpropmechanisme bevat een tandbalk die zich tussen twee volproppergehelen aan weerskanten van de balenpers uitstrekt, en een volpropgeheel ervan bestaat uit: een eerste volproparm (10) die in een eerste scharnierpunt (11) verbonden is met een eerste knikarm (110) van een eerste aandrijfmechanisme, een tweede volproparm (20) die verbonden is in een tweede scharnierpunt (21) met een tweede knikarm (120) van een tweede aandrijfmechanisme, een koppelingsplaat (30) die schamierbaar rond een stationair scharnierpunt (31) is aangebracht, waarbij de koppelingsplaat de eerste volproparm met de tweede volproparm koppelt.

Description

Rechthoekigebalenpers met verbeterd volpropmechanisme
TOEPASSINGSGEBIED VAN DE UITVINDING
Het toepassingsgebied van de uitvinding heeft betrekking op een rechthoekigebalenpers, en meer bepaald op een rechthoekigebalenpers bestaande uit een balenkamer, een invoerkoker voor het verzamelen van oogstmateriaal vooraleer het over te brengen naar de balenkamer, en een volpropmechanisme dat geconfigureerd is om selectief een pakkerslag uit te voeren om oogstmateriaal gedeeltelijk voort te stuwen langs de invoerkoker en een volpropslag om het oogstmateriaal dat verzameld werd in de invoerkoker naar de balenkamer over te brengen.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Volgens de stand van de techniek worden rechthoekigebalenpersen gebruikt om oogstmateriaal op te rapen dat op de grond in zwaden werd neergelegd en om het gewas in geknoopte balen te verpakken. Zulke balenpersen worden gewoonlijk gesleept door een tractor en aangedreven door de aftakas van de tractor.
Rechthoekigebalenpersen hebben een balenkamer met een heen-en-weergaande plunjer aan één uiteinde en een baaluitgang aan het andere uiteinde. Een invoerkoker staat in verbinding met de balenkamer in de buurt van het uiteinde dat gesloten wordt door de erlangs bewegende plunjer. Oogstmateriaal wordt in de invoerkoker geladen door een opraper om een plak oogstmateriaal te vormen. Eens de plak een gewenste dichtheid heeft bereikt, brengt een zogenaamde volpropper de plak over naar de balenkamer waar hij door de plunjer wordt samengedrukt tegen het oogstmateriaal dat al in de balenkamer aanwezig is. Nadat een baal van de gewenste grootte werd gevormd door verscheidene zulke plakken samen te drukken, wordt rond de baal touw gewikkeld en geknoopt. De geknoopte baal beweegt door de balenkamer naar de uitgang en biedt tegelijk weerstand zodat de volgende baal kan worden samengedrukt.
Deze uitvinding heeft betrekking op de voorbereiding van plakken in de invoerkoker en op de overdracht van de plakken door de volpropper van de invoerkoker naar de balenkamer.
De invoerkoker staat aan zijn bovenste uiteinde in verbinding met de balenkamer en aan zijn onderste uiteinde met een pakker of rotor. De pakker of rotor bevat draaiende bladen of tanden die het oogstmateriaal dat van de grond opgeraapt werd naar het bovenste uiteinde van de koker voortbewegen. Eens het oogstmateriaal een gewenste dichtheid bereikt in de invoerkoker, wat bv. bepaald kan worden door een sensor, wordt een cyclus van de volpropper gestart om de plak naar de balenkamer over te brengen.
In een bepaalde systeem volgens de stand van de techniek werkt de volpropper op dezelfde manier als een hark en heeft hij twee mechanisch aangedreven armen die aan hun vrije uiteinde een tandbalk dragen. De bovenwand van de invoerkoker bevat langwerpige gleuven die de tanden van de volpropper in staat stellen de koker binnen te gaan en het oogstmateriaal dat erin samengepakt zit, mee te nemen. De beweging van de armen zorgt ervoor dat de tanden ruwweg een niervormig pad volgen zodat ze langs de volledige invoerkoker zwaaien om de plak in de balenkamer te drukken. Bij het bereiken van het bovenste uiteinde van de invoerkoker, worden ze uit de invoerkoker getrokken en keren ze buiten de invoerkoker terug in een positie in de buurt van het onderste uiteinde van de koker, klaar voor de volgende volpropcyclus. Een probleem dat kan voorkomen is dat de pakker het oogstmateriaal niet voldoende in de invoerkoker kan proppen om een gelijkmatige verdeling binnen in de invoerkoker te bereiken. Als gevolg daarvan is het oogstmateriaal in de buurt van de pakker dichter dan aan het bovenste uiteinde ervan, in de buurt van de balenkamer. Naast het vormen van balen met een ongelijkmatige dichtheid, bestaat het risico op verstopping in de buurt van het onderste uiteinde van de invoerkoker.
Om dit probleem aan te pakken, leert octrooi US 6.050.074 ons de volpropper te gebruiken als hulp bij het herverdelen van het oogstmateriaal binnen in de invoerkoker. Dit gebeurt door het bedienen van de volpropper in één van twee modi. In een eerste modus voert de volpropper een korte pakkerslag uit zodat hij het oogstmateriaal alleen gedeeltelijk langs de invoerkoker verplaatst. In de tweede modus voert de volpropper een volledige volpropslag uit om de inhoud van de invoerkoker naar de balenkamer over te brengen. Het mechanisme van octrooi US 6.050.074 heeft het nadeel dat een geavanceerd systeem van hefbomen wordt gebruikt.
Octrooi EP 2 713 704 werkt ook in twee modi, maar maakt gebruik van een eenvoudiger en compacter aandrijfmechanisme van de volpropper. De volpropper van EP 2 713 704 bevat een volproparm die verbonden is in een eerste scharnierpunt met een krukarm die aangedreven wordt om te draaien met een veelvoud van de frequentie van de heen-en-weergaande beweging van de plunjer en de volproparm wordt aangedreven in een tweede scharnierpunt door een opstelling met een noksleuf en een nokrol die selectief aangedreven kan worden, synchroon met de krukarm door middel van een ontkoppelbare koppeling. In één modus wordt het tweede scharnierpunt van de volproparm stationair gehouden, waarbij de tanden die op het vrije uiteinde zijn aangebracht een eerste niervormig pad volgen. De maximumdiepte van het pad wordt bepaald door de lengte van de krukarm, maar de lengte van zijn zwaaibeweging door de invoerkoker zal afhangen van de positie van het tweede scharnierpunt ten opzichte van de omwentelingsas van de krukarm en ten opzichte van de invoerkoker.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Het voorwerp van uitvoeringsvormen van de uitvinding is het verbeteren van de aandrijfmechanismen van de volpropper volgens de stand van de techniek.
Volgens een eerste aspect wordt er een rechthoekigebalenpers verschaft, bestaande uit een balènkamer, een plunjer die heen- en weer bewegend in de balenkamer is aangebracht om het oogstmateriaal samen te drukken, een invoerkoker voor het verzamelen van oogstmateriaal vooraleer het naar de balenkamer over te brengen, een opraapmechanisme om oogstmateriaal op te rapen en het in de invoerkoker binnen te brengen en een volpropmechanisme dat geconfigureerd is om selectief een pakkerslag uit te voeren om oogstmateriaal gedeeltelijk voort te stuwen langs de invoerkoker en een volpropslag om het oogstmateriaal dat verzameld werd in de invoerkoker naar de balenkamer over te brengen. Het volpropmechanisme bevat een tandbalk die zich tussen twee volproppergehelen aan weerskanten van de balenpers uitstrekt. Minstens één volproppergeheel ervan bevat een eerste volproparm, een tweede volproparm, en een koppelingsplaat die de eerste volproparm met de tweede volproparm koppelt. De tandbalk is verbonden met de eerste volproparm. De eerste volproparm is in een eerste scharnierpunt verbonden met een eerste krukarm van een eerste aandrijfmechanisme. De tweede volproparm is in een tweede scharnierpunt verbonden met een tweede krukarm of schijf van een tweede aandrijfmechanisme. De koppelingsplaat is schamierbaar aangebracht rond een stationair schamierpunt en is gekoppeld aan de eerste of tweede volproparm via een verbinding die geconfigureerd is om een vooraf bepaalde beperkte beweging van de eerste of tweede volproparm ten opzichte van de koppelingsplaat mogelijk te maken.
Uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn onder andere gebaseerd op het creatieve inzicht dat, door gebruik te maken van een schamierbaar aangebrachte koppelingsplaat en een verbinding die geconfigureerd is om een vooraf bepaalde beperkte beweging van de eerste of tweede volproparm ten opzichte van de koppelingsplaat mogelijk te maken om de koppelingsplaat met de eerste of de tweede volproparm te koppelen, de krachten die uitgeoefend worden op de eerste volproparm ruimschoots opgenomen kunnen worden door het eerste aandrijfmechanisme en de belasting op de verbinding verminderd kan worden. Ook zal zulke toepassing het mogelijk maken om de verbinding verder weg van de invoerkoker te plaatsen, wat resulteert in minder stof in de verbinding en dus een verbeterde werking van het volpropmechanisme.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is de verbinding een pen-sleufverbinding. Zo'n pen-sleufverbinding, die gewoonlijk gevoelig is voor de aanwezigheid van stof en voor slijtage wegens hoge belastingen, kan verder weg van de invoerkoker liggen, wat resulteert in minder stof in de pen-sleufverbinding en een verminderde belasting erop, en dus een verbeterde werking van het volpropmechanisme.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevat de koppelingsplaat een sleuf als onderdeel van de pen-sleufverbinding en is de eerste volproparm uitgerust met een pen die in de sleuf beweegbaar is. Op die manier kan de eerste volproparm een langwerpige vorm hebben met een onderste uiteinde in de buurt van de tandbalk en een bovenste uiteinde dat uitgerust is met de pen van de pen-sleufverbinding. De krachten zullen daarna in grote mate opgenomen worden aan het onderste uiteinde en overgebracht worden naar het eerste aandrijfmechanisme via de eerste krukarm.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is de tweede volproparm schamierbaar verbonden met de koppelingsplaat.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is het eerste aandrijfmechanisme geconfigureerd om te draaien met een eerste toerental dat een veelvoud is van een tweede toerental van het tweede aandrijfmechanisme. Op die manier kunnen één of meer pakkerslagen uitgevoerd worden tussen twee volpropslagen.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm heeft het stationaire scharnierpunt van de koppelingsplaat een schamieras die overeenkomt met een rotatieas van het eerste aandrijfmechanisme waar de eerste krukarm rond draait. Dit zal leiden tot een compacte en robuuste constructie.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is het stationaire scharnierpunt waar de koppelingsplaat schamierbaar rond is aangebracht in een onderste helft van de koppelingsplaat gelegen, bij voorkeur in een onderste derde van de koppelingsplaat, waarbij de onderste helft van de koppelingsplaat het gebied is van de koppelingsplaat onder de helft van de hoogte van de koppelingsplaat wanneer de koppelingsplaat in de hoogste stand staat.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is de sleuf aangebracht in een bovenste twee derden van de koppelingsplaat, waarbij de bovenste twee derden van de koppelingsplaat het gebied vormen van de koppelingsplaat boven één derde van de hoogte van de koppelingsplaat wanneer de koppelingsplaat in de hoogste positie staat. Op die manier is de sleuf verder weg van de invoerkoker en zullen de krachten die uitgeoefend worden op de sleuf lager zijn. Ook zal er minder stof opgehoopt worden.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is de koppelingsplaat scharnierbaar verbonden met de tweede volproparm in een scharnierpunt dat gelegen is tussen de sleuf en het stationaire scharnierpunt. Dit zal leiden tot een compacte constructie.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is de sleuf van de pen-sleufverbinding in wezen recht. Op die manier kan slijtage van de pen-sleufverbinding beperkt worden.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is de sleuf van de pen-sleufverbinding onder een hoek gericht ten opzichte van een verticale richting, waarbij de hoek kleiner is dan 30 graden in de hoogste positie van de koppelingsplaat. Door een relatief kleine hoek te hebben, zal, mocht er stof zitten in de sleuf, dit stof tijdens de werking uit de sleuf vallen.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm ligt het eerste scharnierpunt van de eerste volproparm dichter bij de invoerkoker dan het tweede scharnierpunt van de tweede volproparm.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm kan, in plaats van een pen-sleufverbinding te gebruiken, de verbinding een krukarm of schijf bevatten. Wanneer een krukarm wordt gebruikt, kan een eerste uiteinde van de krukarm schamierbaar verbonden worden met de eerste of tweede volproparm en kan een tweede uiteinde van de krukarm schaniierbaar verbonden worden met de koppelingsplaat. Wanneer een schijf wordt gebruikt, kan een punt in de buurt van de omtrek van de schijf scharnierbaar verbonden worden met de eerste of tweede volproparm en kan een as van de schijf scharnierbaar verbonden worden met de koppelingsplaat. In zulke uitvoeringsvorm is het pad dat gevolgd wordt door het scharnierpunt tussen de eerste volproparm en de krukarm gewoonlijk minder recht dan in de vorige uitvoeringsvormen met een pen-sleufverbinding en zal er gewoonlijk meer ruimte nodig zijn, maar als de krukarm een draaiende beweging uitvoert, dan wordt hij minder gehinderd door de aanwezigheid van stof.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De bijbehorende tekeningen worden gebruikt om momenteel niet-beperkende en bij wijze van voorbeeld gegeven voorkeursuitvoeringsvormen van deze uitvinding te illustreren. De bovenvermelde en andere voordelen van de kenmerken en voorwerpen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer deze gelezen wordt samen met de bijbehorende tekeningen waarin:
Figuur 1 een schematische tekening is van een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een rechthoekigebalenpers;
Figuren 2A, 2B, 2C en 2D een zijaanzicht weergeven van een eerste bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een volpropmechanisme in vier verschillende fasen van de uitvoering van een volpropslag;
Figuren 3A en 3B een zijaanzicht weergeven van de eerste bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een volpropmechanisme in twee verschillende fasen van de uitvoering van een pakkerslag;
Figuur 4 een schematisch zijaanzicht is van een tweede bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een volpropmechanisme;
Figuur 5 een schematisch zijaanzicht is van een derde bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een volpropmechanisme; en
Figuur 6 een schematisch zijaanzicht is van een vierde bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een volpropmechanisme.
BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De tekeningen zijn alleen schematisch en niet-beperkend. In de tekeningen kan de grootte van sommige elementen voor illustratieve doeleinden overdreven zijn en niet op schaal getekend.
Geen enkel verwijzingsteken in de conclusies mag geïnterpreteerd worden als zijnde beperkend voor de reikwijdte van de uitvinding. In de tekeningen verwijzen dezelfde referentietekens naar dezelfde of analoge elementen.
De termen "voorkant / voorste", "achterkant/achterste" "voorwaarts" "achterwaarts", "links/ linker " en "rechts / rechter" gebruikt door deze beschrijving heen zijn bepaald ten opzichte van de normale rijrichting van de machine tijdens de werking. Ze mogen evenwel niet als beperkende termen geïnterpreteerd worden.
Uitvoeringsvormen van deze uitvinding kunnen gebruikt worden in landbouwbalenpersen voor de productie van rechthoekige balen van landbouwmateriaal zoals hooi, stro kuilvoeder of dergelijk oogstmateriaal dat eerder werd afgesneden en in zwaden neergelegd en opgeraapt wordt van een akker. De geproduceerde rechthoekige balen kunnen een hoge dichtheid hebben en dus een hoge massa, bijvoorbeeld 500 kg of meer.
Een deel van een landbouwbalenpers 1000 is geïllustreerd in Figuur 1. Balenpers 1000 heeft een overlangse richting L die zich in de rijrichting van de balenpers uitstrekt, en een dwarsrichting. Balenpers 1000 bevat een hoofdframe 1100 waarop alle onderdelen zijn aangebracht. De balenpers 1000 bevat een balenkamer 1500. De balenpers 1000 is uitgerust met een tandwielkast 1200. Het bovenste gedeelte van de tandwielkast 1200 wordt op zijn plaats gehouden door een stangenstelsel- en sensorgeheel 1350. De tandwielkast 1200 zorgt voor de aandrijving van de verschillende onderdelen van de balenpers 1000 die aangedreven moeten worden. De tandwielkast 1200 zelf kan aangedreven worden door de tractor die de balenpers 1000 sleept door middel van een transmissieas 1220 tussen de tractor en de balenpers 1000. De tandwielkast 1200 verschaft een rechtstreekse aandrijving van de plunjer 1800. Hiertoe kan de plunjer 1800 bijvoorbeeld verbonden worden met de tandwielkast 1200 door middel van knikarmen 1230 en verbindingsstangen 1240. ook drijfstangen genoemd. De plunjer 1800 perst het verzamelde oogstmateriaal dat afkomstig is van een toevoerkoker 50, ook invoerkoker genoemd, tegen de baal die in de balenkamer 1500 wordt gevormd.
Een plak oogstmateriaal dat aangebracht wordt vanaf toevoerkoker 50 aan de voorkant van balenkamer 1500 wordt tegen het oogstmateriaal samengedrukt dat al in balenkamer 1500 aanwezig is tijdens een actieve slag van plunjer 1800. Plunjer 1800 voert een cyclische plunjerbeweging uit, d.w.z. plunjer 1800 beweegt vooruit en achteruit heen en weer om opeenvolgende plakken oogstmateriaal tegen oogstmateriaal dat al in balenkamer 1500 zit te drukken.
Deze uitvinding heeft betrekking op de voorbereiding van plakken in de invoerkoker 50, gewoonlijk een opwaarts holronde invoerkoker, en op de overdracht van de plakken door een volpropmechanisme 100 vanuit de invoerkoker 50 tot in de balenkamer 1500.
De invoerkoker 50 staat aan zijn bovenste uiteinde in verbinding met de balenkamer 1500 en aan zijn onderste uiteinde met een pakker of rotor 1450. Het pakker- of rotormechanisme 1450 bevat draaiende bladen of tanden die het door een volpropmechanisme van de grond opgeraapte oogstmateriaal 1400 voorstuwen, naar het bovenste uiteinde van de invoerkoker 50. Eens het oogstmateriaal een gewenste dichtheid in de invoerkoker bereikt, wat bv. bepaald kan worden door een sensor, wordt een cyclus van het volpropmechanisme 100 gestart om de plak naar de balenkamer 1500 over te brengen.
Wanneer een volledige plak oogstmateriaal binnen de invoerkoker 50 werd verzameld, wordt de volproparm 20 in een volpropmodus bediend, om de tanden 40 langs een niervormig pad te bewegen (niet weergegeven in Figuur 1). In deze modus zorgt de volpropper ervoor dat de plak die gevormd werd in de invoerkoker naar de balenkamer wordt overgebracht.
Het volpropmechanisme 100 heeft twee mechanisch aangedreven volproparmen 10 die symmetrisch opgesteld zijn, één aan elke kant van de balenpers, en die een tandbalk 45 met tanden 40 dragen. De bovenwand van de invoerkoker bevat langwerpige gleuven waardoor de tanden 40 van de volpropper de koker kunnen binnen gaan en het oogstmateriaal dat erin samengepakt zit, meenemen. De beweging van de armen 10 zorgt ervoor dat de tanden 40 ruwweg een niervormig pad volgen (niet weergegeven in Figuur 1) zodat ze langs de volledige invoerkoker 50 zwaaien om de plak in de balenkamer 1500 te drukken. Bij het bereiken van het bovenste uiteinde van de invoerkoker, worden ze uit de invoerkoker teruggetrokken en keren terug buiten de invoerkoker tot in een positie in de buurt van het onderste uiteinde van de invoerkoker, klaar voor de volgende volpropcyclus. Een probleem waarmee balenpersen volgens de stand van de techniek te maken kunnen hebben, is dat het pakkermechanisme 1450 het oogstmateriaal niet voldoende naar de invoerkoker 50 kan voortstuwen om een gelijkmatige verdeling binnen de invoerkoker te bereiken. Als gevolg daarvan is het oogstmateriaal compacter in de buurt van het pakkermechanisme 1450 dan bij het bovenste uiteinde in de buurt van de balenkamer. Naast het vormen van balen met een ongelijkmatige dichtheid, bestaat ook het risico op verstopping in de buurt van het onderste uiteinde van de invoerkoker 50.
Figuren 2A-2D en 3A-B illustreren een eerste bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een volpropmechanisme volgens de uitvinding. Het volpropmechanisme 100 is geconfigureerd om selectief een pakkerslag uit te voeren (pad P van de tanden 40, zie verder) om het oogstmateriaal gedeeltelijk langs een invoerkoker 50 voort te bewegen (pad S van de tanden 40 zie verder) en een volpropslag om het oogstmateriaal dat verzameld werd in de invoerkoker 50 naar de balenkamer 1500 over te brengen. Het volpropmechanisme 100 bevat twee volpropgehelen, één aan elke kant van de balenpers, en een tandbalk die zich tussen de twee volpropgehelen uitstrekt. De twee volpropgehelen kunnen gelijk zijn en kunnen symmetrisch opgesteld zijn aan weerskanten van de balenpers, maar kunnen ook verschillen, bv. doordat slechts één van beide volpropgehelen wordt aangedreven. Met andere woorden kan het volpropmechanisme 100 symmetrisch zijn en aan weerskanten aandrijfmechanismen bevatten, of asymmetrisch zijn, bv. met een aandrijfmechanisme aan slechts één kant.
Minstens één van de volpropgehelen bevat een eerste volproparm 10, een tweede volproparm 20, en een koppelingsplaat 30 die de eerste volproparm 10 met de tweede volproparm 20 koppelt. Slechts één volpropgeheel 10, 20, 30 is zichtbaar in het zijaanzicht van Figuur 2A, maar de vakman begrijpt dat, in een symmetrische variant met twee gelijkaardige volpropgehelen, de eerste twee volproparmen 10 symmetrisch zijn aangebracht, één aan elke kant van de balenpers, en dat de tandbalk zich tussen de eerste twee volproparme 10 uitstrekt. De eerste volproparm 10 is in een eerste scharnierpunt verbonden met een eerste krukarm 110 van een eerste aandrijfmechanisme. De tweede volproparm 20 is in een tweede scharnierpunt 21 verbonden met een tweede krukarm 120 van een tweede aandrijfmechanisme. De eerste volproparm 10 is met de tweede volproparm 20 verbonden via een schamierbaar aangebrachte koppelingsplaat 30. De koppelingsplaat 30 is schamierbaar aangebracht rond een stationair scharnierpunt 31. De koppelingsplaat 30 is met de eerste volproparm 10 gekoppeld door middel van een pen-sleufverbinding 12, 32. Het eerste scharnierpunt 11 van de eerste volproparm 10 ligt dichter bij de invoerkoker 50 dan het tweede scharnierpunt 21 van de tweede volproparm 20.
Het eerste aandrijfmechanisme is bij voorkeur geconfigureerd om te draaien met een eerste toerental dat een veelvoud is van een tweede toerental van het tweede aandrijfmechanisme. Het verdient de voorkeur dat de tweede knikarm 120 draait met dezelfde frequentie als de plunjer 1800 en dat de eerste krukarm 110 draait met de dubbele frequentie van die van de plunjer 1800 zodat de volproparm 20 een pakkerslag kan uitvoeren (pad P), gevolgd door een volpropslag (pad S) tijdens elke heen-en-weergaande beweging van de plunjer 1800. Het is verder te verkiezen om de eerste en de tweede knikarm 110,120 zo aan te drijven dat ze synchroon met de beweging van de plunjer 1800 worden meegenomen, zodat de tanden het uiteinde van de invoerkoker 50 bereiken als de plunjer 1800 op het punt staat aan een compressieslag te beginnen.
De koppelingsplaat 30 heeft een in wezen driehoekige vorm met een onderste hoek 30a, een tophoek 30b, en een tussenliggende hoek 30c. Andere vormen zijn echter mogelijk zoals hieronder duidelijk zal worden bij het bespreken van de tweede en derde bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvormen. De koppelingsplaat 30 is uitgerust met een sleuf 32 als onderdeel van de pen-sleufverbinding 12,32. De eerste volproparm 10 is een langwerpige arm met een eerste uiteinde 10a dat verbonden is met de tandbalk, en een tweede uiteinde 10b dat uitgerust is met een pen 12 die beweegbaar is in de sleuf 32. Met andere woorden is de pen-sleufverbinding 12,32 een nok- en volgeropstelling. De eerste volproparm 10 is in het eerste scharnierpunt 11 verbonden met de eerste krukarm 110, en het eerste scharnierpunt 11 is dichter bij het eerste uiteinde 10a gelegen dan bij het tweede uiteinde 10b, en bij voorkeur in het onderste derde deel van de eerste volproparm 10, gezien in een lengterichting van de langwerpige eerste volproparm 10. De tweede volproparm 20 heeft een eerste uiteinde 20a dat verbonden is met de tweede krukarm 120 en een tweede uiteinde 20b. Het tweede uiteinde 20b is in een scharnierpunt 22 schamierbaar verbonden met de koppelingsplaat 30.
Het stationaire scharnierpunt 31 heeft een scharnieras die overeenkomt met een rotatieas van het eerste aandrijfmechanisme waar de eerste krukarm 110 rond draait. Het stationaire scharnierpunt 31 waarrond de koppelingsplaat 30 schamierbaar is aangebracht, ligt bij voorkeur in een onderste helft van de koppelingsplaat 30, meer bij voorkeur in een onderste derde van de koppelingsplaat 30. Het onderste derde van de koppelingsplaat 30 is het gebied van de koppelingsplaat 30 onder een derde van de hoogte (h/3) van de koppelingsplaat 30 wanneer de koppelingsplaat 30 in de hoogste positie staat, zie Figuur 3B. Sleuf 32 is bij voorkeur aangebracht in een bovenste twee derden van de koppelingsplaat, waarbij de bovenste twee derden van de koppelingsplaat 30 het gebied vormen van de koppelingsplaat 30 boven één derde van de hoogte van de koppelingsplaat 30 wanneer de koppelingsplaat 30 in de hoogste positie staat, zie Figuur 3B. De koppelingsplaat 30 is schamierbaar verbonden met de tweede volproparm 20 in een scharnierpunt 22 dat gelegen is tussen de sleuf 32 en het stationaire scharnierpunt 31.
Bij voorkeur is sleuf 32 van de pen-sleufverbinding 12, 32 in wezen recht om de belasting op de sleufplaat te beperken, en meer bepaald op de randen die de sleuf 32 afbakenen. Het is echter ook mogelijk dat de sleuf 32 gebogen is.
Bij voorkeur is sleuf 32 van de pen-sleufVerbinding 12, 32 onder een hoek α gericht ten opzichte van een verticale richting, waarbij deze hoek α kleiner is dan 30 graden in de hoogste stand van de koppelingsplaat 30, zie Figuur 3B.
Figuren 2A-2D geven verschillende posities weer van de volpropper bij het uitvoeren van een volpropslag S. Figuren 3A en 3B geven twee posities weer tijdens een pakkerslag P. Het pad S, P dat gevolgd wordt door de tanden 40 respectievelijk in een volprop- en een pakkerslag, is in streeplijn weergegeven in Figuur 2A. In de pakkermodus is de diepte van het pad P dezelfde als die van het pad S, maar is de zwaai langs de invoerkoker 50 veel korter en eindigt ruim vooraleer de tanden 50 het einde van de invoerkoker 50 bereiken. In de pakkermodus wordt het oogstmateriaal in de invoerkoker 50 slechts binnen de invoerkoker 50 herverdeeld door het weg te bewegen van het pakkermechanisme en dichterbij het bovenste uiteinde van de invoerkoker 50.
In beide modi wordt de beweging van de eerste volproparm 10 overgebracht door de verplaatsing van de eerste en de tweede scharnierpunten 11 en 21 die aangebracht zijn op de eerste en tweede knikarm 110,120 van twee assen die gekoppeld zijn met het eerste en tweede aandrijfmechanisme. De eerste volproparm 10 wordt scharnierend bewogen rond het eerste scharnierpunt 11, terwijl het tweede scharnierpunt 21, via tweede volproparm 20, koppelingsplaat 30 en pen-sleufverbinding 12, 32, dient als volger van een noksleuf die gevormd wordt in koppelingsplaat 30. De assen waarop de eerste en tweede krukarm 110,120 zijn aangebracht, kunnen aangedreven worden door de tandwielkast aan te drijven met de dubbele snelheid van de verbindingsstangen 1240 die de plunjer 1800 aandrijven, optioneel via een koppeling die selectief ontkoppeld kan worden.
Uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn gebaseerd op het inzicht van de uitvinders dat in bepaalde volpropmechanismen volgens de stand van de techniek, bij het laden van de gewassen in de balenkamer, de krachten overgebracht worden door twee aandrijfmechanismen, waarbij een eerste roterend aandrijfmechanisme rechtstreeks gekoppeld is met de volproparm en een tweede aandrijfmechanisme verbonden is met het draaipunt, d.w.z. de pen van een pen-sleufverbinding tussen de volproparm en het tweede aandrijfmechanisme. In zulke uitvoeringsvormen is het draaipunt lager gelegen dan de draaias van het eerste aandrijfmechanisme. De meeste van deze krachten worden opgenomen door het draaipunt. Aangezien het draaipunt ook verplaatst moet worden door het tweede aandrijfmechanisme, wordt het tweede aandrijfmechanisme aan hoge krachten onderworpen. Om dit probleem te beperken, werden in sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding het eerste aandrijfmechanisme (zie eerste krukarm 110) en het draaipunt van plaats verwisseld, waarbij de eerste krukarm 110 schamierbaar verbonden is met de eerste volproparm in een positie die dichter bij de invoerkoker 50 ligt dan het draaipunt, nl. pen 12. Dit wordt verder verwezenlijkt door gebruik te maken van een koppelingsplaat 30 tussen de eerste volproparm 10 en een tweede volproparm 20 die wordt gedraaid door het tweede aandrijfmechanisme via krukarm 120. Op die manier zijn de krachten die uitgeoefend worden op het draaipunt, d.w.z. op pen 12 lager gelegen dan in uitvoeringsvormen volgens de stand van de techniek.
Ook wordt in uitvoeringsvormen volgens de stand van de techniek het draaipunt verplaatst door het tweede aandrijfmechanisme, en wordt de volproparm bewogen in een lineaire beweging ten opzichte van het draaipunt, via een sleuf. Deze lineaire beweging in de sleuf is gevoelig voor stof, doordat het stof onder het wiel wordt geplet. Ook moet een sleuf gesmeerd worden en kan stof in het vet blijven plakken. In uitvoeringsvormen volgens de stand van de techniek ligt de sleuf gewoonlijk dichtbij de invoerkoker, en is daarom heel gevoelig voor stof. In sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding kan de sleuf verder weg van de invoerkoker 50 geplaatst zijn, en kan het eerste aandrijfmechanisme dichter bij de invoerkoker 50 liggen, waardoor de invloed van stof in de sleuf beperkt wordt. Het draaipunt, d.w.z. pen 12 ligt verder weg van de invoerkoker 50, wat leidt tot een kortere hefboomarm en minder stof. Met andere woorden kunnen in sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding de krachten op het draaipunt, op de gevoelige sleuf en op het tweede aandrijfmechanisme lager zijn, wat leidt tot minder slijtage van de gevoelige onderdelen. De krachten op het eerste aandrijfmechanisme zijn hoger, maar dit eerste aandrijfmechanisme kan robuust zijn en betere bestand tegen stof, aangezien goed afgedichte lagers gebruikt kunnen worden en er geen lineair bewegende onderdelen nodig zijn.
Het eerste aandrijfmechanisme dat verbonden is via krukarm 110 met de eerste volproparm 10 is geconfigureerd om tenminste de tanden 40 in en uit de invoerkoker 50 te bewegen. Het draaipunt, d.w.z. pen 12, wordt verplaatst door de sleufplaat te bewegen door de tweede krukarm 120 die verbonden is met het tweede aandrijfmechanisme. Het tweede aandrijfmechanisme kan mechanisch afhankelijk zijn van het hoofdaandrijfmechanisme bv. zoals onthuld in het Europese octrooi EP 2 713 704 op naam van de aanvrager van dit octrooi, dat hierin als referentie is opgenomen. In een alternatieve uitvoeringsvorm kan het tweede aandrijfmechanisme mechanisch onafhankelijk zijn van het hoofdaandrijfmechanisme.
Voordelen van uitvoeringsvormen van de uitvinding omvatten het verkrijgen van een verschuiving van de kracht vanaf het gevoelige draaipunt 12 naar een vast en stevig eerste aandrijfmechanisme. Dit impliceert minder slijtage voor de sleuf 32 en het draaipunt 12. Gewoonlijk kan het eerste aandrijfmechanisme (eerste krukarm 110) continu draaien, terwijl het tweede aandrijfmechanisme (de tweede krukarm 120) aangedreven kan worden zoals gewenst om volpropslagen S uit te voeren, om het oogstmateriaal in de balenkamer 1500 te transporteren. Het verschuiven van de kracht naar het eerste aandrijfmechanisme is voordelig voor het aandrijven en versnellen van het tweede aandrijfmechanisme. Doordat minder kracht wordt uitgeoefend op het tweede aandrijfmechanisme kan het voordelig zijn om een koppeling of een ander systeem toe te voegen om de volpropslag te veranderen, bv. afhankelijk van een activeringssignaal, waardoor er minder risico's is op een timingfout. Een ander voordeel is minder effect van stof op de sleuf 32. Met sleuf 32 verder weg van de invoerkoker 50 is een minder gebogen vorm van de sleuf vereist en kan zelfs een rechte sleuf gebruikt worden. Zo'n sleuf resulteert in een stabieler, kalmer, stiller en betrouwbaarder systeem.
Figuur 4 illustreert een tweede bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een volpropmechanisme volgens de uitvinding. Zoals in de eerste bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is het volpropmechanisme 100 geconfigureerd om selectief een pakkerslag uit te voeren om het oogstmateriaal gedeeltelijk langs een invoerkoker voort te bewegen, en een volpropslag om het oogstmateriaal dat in de invoerkoker werd verzameld naar de balenkamer over te brengen. Het volpropmechanisme 100 bevat een tandbalk die zich tussen eerste twee volpropgehelen uitstrekt. Slechts één volpropgeheel is zichtbaar in het zijaanzicht van Figuur 4. Het andere volpropgeheel kan hetzelfde of verschillend zijn. De eerste volproparm 10 is in een eerste scharnierpunt 11 verbonden met een eerste krukarm 110 van een eerste aandrijfmechanisme 210. Het volpropmechanisme 100 bevat verder een tweede volproparm 20 die verbonden is in een tweede scharnierpunt 21 met een tweede krukarm 120 van een tweede aandrijfmechanisme 220. De eerste volproparm 10 is met de tweede volproparm 20 verbonden door middel van een schamierbaar aangebrachte koppelingsplaat 30. De koppelingsplaat 30 is schamierbaar aangebracht rond een stationair scharnierpunt 31. De koppelingsplaat 30 is met de eerste volproparm 10 gekoppeld door middel van een pen-sleufverbinding 12,32. Het eerste scharnierpunt 11 van de eerste volproparm 10 ligt dichter bij de invoerkoker 50 dan het tweede scharnierpunt 21 van de tweede volproparm 20.
De koppelingsplaat 30 heeft in wezen een driehoekige vorm met een onderste hoek 30a, een tophoek 30b, en een tussenliggende hoek 30c. Andere vormen zijn echter ook mogelijk. De koppelingsplaat 30 bevat een sleuf 32 als onderdeel van de pen-sleufverbinding 12,32. De eerste volproparm 10 is een langwerpige arm met een eerste uiteinde 10a dat verbonden is met de tandbalk, en een tweede uiteinde 10b dat uitgerust is met een pen 12 die beweegbaar is in de sleuf 32. De eerste volproparm 10 is in het eerste scharnierpunt 11 verbonden met de eerste knikarm 110, en het eerste scharnierpunt 11 is dichter bij het eerste uiteinde 10a gelegen dan bij het tweede uiteinde 10b. De tweede volproparm 20 heeft een eerste uiteinde 20a dat verbonden is met de tweede knikarm 120 en een tweede uiteinde 20b. Het tweede uiteinde 20b is schamierbaar verbonden in een scharnierpunt 22 met de koppelingsplaat 30.
Het stationaire scharnierpunt 31 heeft een schamieras die evenwijdig is met, maar niet samenvalt met een rotatieas van het eerste aandrijfmechanisme waar de eerste knikarm 110 rond draait. Het stationaire scharnierpunt 31 waarrond de koppelingsplaat 30 schamierbaar is aangebracht, ligt bij voorkeur in een onderste helft van de koppelingsplaat 30, meer bij voorkeur in een onderste derde van de koppelingsplaat 30. Bij voorkeur is sleuf 32 aangebracht in een bovenste twee derden van de koppelingsplaat. De koppelingsplaat 30 is schamierbaar verbonden met de tweede volproparm 20 in een scharnierpunt 22 dat in de buurt van de tophoek 30b gelegen is. In vergelijking met de eerste bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm, zullen door het plaatsen van het scharnierpunt 22 in de buurt van de tophoek 30b, de krachten op het tweede aandrijfmechanisme verder verminderd worden, maar vergt deze constructie meer verplaatsing van de tweede volproparm 20.
Bij voorkeur is sleuf 32 van de pen-sleufverbinding 12,32 in wezen recht om de belasting op de sleufplaat te beperken, maar het is ook mogelijk om een gebogen sleuf 32 te hebben. Bij voorkeur is sleuf 32 van de pen-sleufverbinding 12,32 onder een hoek α gericht α ten opzichte van een verticale richting, waarbij deze hoek α kleiner is dan 30 graden in de hoogste stand van de koppelingsplaat 30, zoals in de eerste bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm.
Figuur 5 illustreert een derde bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een volpropmechanisme volgens de uitvinding. Zoals in de eerste bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is het volpropmechanisme 100 geconfigureerd om selectief een pakkerslag uit te voeren om het oogstmateriaal gedeeltelijk langs een invoerkoker voort te bewegen, en een volpropslag om het oogstmateriaal dat in de invoerkoker werd verzameld naar de balenkamer over te brengen. Het volpropmechanisme 100 bevat een tandbalk die zich tussen eerste twee volpropgehelen uitstrekt. Slechts één volpropgeheel is zichtbaar in het zijaanzicht van Figuur 5. Het andere volpropgeheel kan hetzelfde of verschillend zijn. Met andere woorden het volpropmechanisme 100 kan symmetrisch zijn, d.w.z. dat de volpropgehelen links en rechts van de balenpers gelijk zijn, en met aandrijfmechanismen aan weerskanten, of asymmetrisch zijn, bv. met een aandrijfmechanisme aan slechts één kant.
De eerste volproparm 10 is in een eerste scharnierpunt 11 verbonden met een eerste krukarm 110 van een eerste aandrijfmechanisme 210. Het volpropmechanisme 100 bevat verder een tweede volproparm 20 die verbonden is in een tweede scharnierpunt 21 met een tweede krukarm 120 van een tweede aandrijfmechanisme 220. De eerste volproparm 10 is met de tweede volproparm 20 verbonden door middel van een schamierbaar aangebrachte koppelingsplaat 30. De koppelingsplaat 30 is schamierbaar aangebracht rond een stationair scharnierpunt 31. De koppelingsplaat 30 is gekoppeld met de eerste volproparm 10 door een pen-sleufVerbinding 12’, 32’. Het eerste scharnierpunt 11 van de eerste volproparm 10 ligt dichter bij de invoerkoker 50 dan het tweede scharnierpunt 21 van de tweede volproparm 20.
De koppelingsplaat 30 heeft een langwerpige vorm met een onderste uiteinde 30a en een bovenste uiteinde 30c. De eerste volproparm 10 bevat een sleuf 12’ als onderdeel van de pen-sleufverbinding 12’, 32’. De eerste volproparm 10 is hier in wezen driehoekig met een onderste hoek 10a verbonden met de tandbalk, en een bovenste deel dat uitgerust is met een sleuf 12’ waarin een pen 32’ verbonden met de koppelingsplaat 30 beweegbaar is. De eerste volproparm 10 is in het eerste scharnierpunt 11 verbonden met de eerste krukarm 110, en het eerste scharnierpunt 11 is dichterbij de onderste hoek 10a gelegen dan bij het bovenste deel van de eerste volproparm 10. De tweede volproparm 20 heeft een eerste uiteinde 20a dat verbonden is met de tweede krukarm 120 en een tweede uiteinde 20b. Het tweede uiteinde 20b is in een scharnierpunt 22 schamierbaar verbonden met de koppelingsplaat 30.
Het stationaire scharnierpunt 31 heeft een schamieras die evenwijdig is met, maar niet samenvalt met een rotatieas van het eerste aandrijfmechanisme waar de eerste krukarm 110 rond draait. Als alternatief kan de schamieras overeenkomen met de rotatieas zoals in de eerste bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm. Het stationaire scharnierpunt 31 waarrond de koppelingsplaat 30 schamierbaar is aangebracht, ligt bij voorkeur in een onderste helft van de koppelingsplaat 30, meer bij voorkeur in een onderste derde van de koppelingsplaat 30. Bij voorkeur is pen 32’ aangebracht in een bovenste twee derden van de koppelingsplaat 30, waarbij deze onderdelen, d.w.z. het onderste derde deel en bovenste twee derden, gedefinieerd zijn als in de eerste bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm. De koppelingsplaat 30 is schamierbaar verbonden met de tweede volproparm 20 in een scharnierpunt 22 dat in de buurt van het bovenste uiteinde 30c gelegen is.
Bij voorkeur is sleuf 12’ van de pen-sleufverbinding 12’, 32’ in wezen recht om de slijtage van de pen-sleufverbinding 12’, 32’ te beperken, maar het is ook mogelijk om een gebogen sleuf 12’ te hebben. Hoewel niet geïllustreerd kan sleuf 12’ van de pen-sleufverbinding 12’, 32’ onder een hoek α gericht zijn α ten opzichte van een verticale richting, waarbij deze hoek α kleiner is dan 30 graden in de hoogste stand van de koppelingsplaat 30, zoals in de eerste bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm.
Figuur 6 illustreert een vierde bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een volpropmechanisme volgens de uitvinding. Zoals in de eerste bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is het volpropmechanisme 100 geconfigureerd om selectief een pakkerslag uit te voeren om het oogstmateriaal gedeeltelijk langs een invoerkoker voort te bewegen, en een volpropslag om het oogstmateriaal dat in de invoerkoker werd verzameld naar de balenkamer over te brengen. Een eerste volproparm 10 is in een eerste scharnierpunt 11 verbonden met een eerste krukarm 110 van een eerste aandrijfmechanisme 210. Het volpropmechanisme 100 bevat verder een tweede volproparm 20 die verbonden is in een tweede scharnierpunt 21 met een tweede krukarm 120 van een tweede aandrijfmechanisme 220. De eerste volproparm 10 is met de tweede volproparm 20 verbonden door middel van een schamierbaar aangebrachte koppelingsplaat 30. De koppelingsplaat 30 is schamierbaar aangebracht rond een stationair scharnierpunt 31. De koppelingsplaat is gekoppeld met de eerste volproparm 10 via een verbinding 12”, 32”, 33. Het eerste scharnierpunt 11 van de eerste volproparm 10 ligt dichter bij de invoerkoker 50 dan het tweede scharnierpunt 21 van de tweede volproparm 20.
De koppelingsplaat 30 heeft een onderste uiteinde 30a en een bovenste uiteinde 30b. De verbinding 12”, 32”, 33 bevat een krukarm 33. Eén uiteinde van krukarm 33 is schamierbaar verbonden met de eerste volproparm 10 in scharnierpunt 12”, en het andere uiteinde van de krukarm 33 is schamierbaar verbonden met de koppelingsplaat 30 in scharnierpunt 32”. De eerste volproparm 10 is een langwerpige arm met een eerste uiteinde 10a verbonden met de tandbalk, en een tweede uiteinde 10b waar scharnierpunt 12” is gelegen. Dit scharnierpunt 12” is beweegbaar ten opzichte van de koppelingsplaat 30 via dé krukarm 33. De eerste volproparm 10 is in het eerste scharnierpunt 11 verbonden met de eerste knikarm 110, en het eerste scharnierpunt 11 is dichter bij het eerste uiteinde 10a gelegen dan bij het tweede uiteinde 10b. De tweede volproparm 20 heeft een eerste uiteinde 20a dat verbonden is met de tweede krukarm 120 en een tweede uiteinde 20b. Het tweede uiteinde 20b is in een scharnierpunt 22 schamierbaar verbonden met de koppelingsplaat 30 in de buurt van het bovenste uiteinde 30b. In de geïllustreerde variant heeft het stationaire scharnierpunt 31 een schamieras die evenwijdig is met, maar niet samenvalt met een rotatieas van het eerste aandrijfmechanisme waar de eerste krukarm 110 rond draait. Het is echter ook mogelijk om scharnierpunt 31 op de as van het eerste aandrijfmechanisme 210 te leggen. Het stationaire scharnierpunt 31 waarrond de koppelingsplaat 30 schamierbaar is aangebracht, ligt bij voorkeur in een onderste helft van de koppelingsplaat 30, meer bij voorkeur in een onderste derde van de koppelingsplaat 30. Bij voorkeur is scharnierpunt 32” aangebracht in een bovenste twee derden van de koppelingsplaat. In zo'n uitvoeringsvorm is het pad gevolgd door het scharnierpunt 12” gewoonlijk minder recht dan bij de vorige uitvoeringsvormen met een pen-sleufverbinding, en zal er gewoonlijk meer ruimte nodig zijn, maar als de krukarm 33 een draaiende beweging uitvoert, wordt hij minder gehinderd door de aanwezigheid van stof.
Hoewel de principes van de uitvinding hierboven werden uiteengezet in verband met specifieke uitvoeringsvormen, dient wel te worden verstaan dat deze beschrijving louter gedaan is bij wijze van voorbeeld en niet als een beperking van de reikwijdte van bescherming die bepaald is door de bijgevoegde conclusies.

Claims (15)

  1. CONCLUSIES
    1. Rechthoekige balenpers bestaande uit een balenkamer, een plunjer die heen- en weer bewegend in de balenkamer is aangehracht om het oogstmateriaal samen te drukken, een invoerkoker voor het verzamelen van oogstmateriaal vooraleer het over te brengen naar de balenkamer, een opraapmechanisme om oogstmateriaal op te rapen en het in de invoerkoker(50) binnen te brengen, en een volpropmechanisme dat geconfigureerd is om selectief een pakkerslag uit te voeren om het oogstmateriaal gedeeltelijk langs de invoerkoker te drukken en een volpropslag om het oogstmateriaal dat verzameld werd in de invoerkoker naar de balenkamer over te brengen, gekenmerkt doordat het volpropmechanisme een tandbalk bevat die zich tussen twee volproppergehelen aan weerskanten van de balenpers uitstrekt, en minstens één volpropgeheel ervan dat bestaat uit: - een eerste volprop arm (10) die in een eerste scharnierpunt (11) verbonden is met een eerste knikarm (110) van een eerste aandrijfmechanisme, - een tweede volproparm (20) die in een tweede scharnierpunt (21) verbonden is met een tweede knikarm of schijf (120) van een tweede aandrijfmechanisme, - een koppelingsplaat (30) die schamierbaar rond een stationair scharnierpunt (31) is aangebracht, waarbij de koppelingsplaat de eerste volproparm met de tweede volproparm koppelt, waarbij de koppelingsplaat gekoppeld is aan de eerste of tweede volproparm door middel van een verbinding die geconfigureerd is om een voorafbepaalde beperkte . beweging van de eerste of tweede volproparm ten opzichte van de koppelingsplaat mogelijk te maken; waarbij de tandbalk verbonden is met de eerste volproparm.
  2. 2. Rechthoekige balenpers volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de verbinding een pen-sleufverbinding is.
  3. 3. Rechthoekige balenpers volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat de koppelingsplaat een sleuf (32) bevat als onderdeel van de pen-sleufverbinding, en doordat de eerste volproparm (10) uitgerust is met een pen (12) die in de sleuf beweegbaar is.
  4. 4. Rechthoekige balenpers volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat de eerste volproparm (10) een onderste uiteinde (10a) en een bovenst uiteinde (10b) heeft, waarbij het eerste scharnierpunt dichter bij het onderste uiteinde dan het bovenste uiteinde ligt en waarbij de pen dichter bij het bovenste uiteinde dan het onderste uiteinde ligt.
  5. 5. Rechthoekigebalenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat de tweede volproparm schamierbaar verbonden is met de koppelingsplaat.
  6. 6. Rechthoekigebalenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat het eerste aandrijfmechanisme geconfigureerd is om te draaien met een eerste toerental dat een veelvoud is van een tweede toerental van het tweede aandrijfmechanisme.
  7. 7. Rechthoekigebalenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat het stationaire scharnierpunt (31) een schamieras heeft die overeenkomt met een rotatieas van het eerste aandrijfmechanisme waar de eerste krukarm (110) rond draait.
  8. 8. Rechthoekigebalenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat het stationaire scharnierpunt waar de koppelingsplaat schamierbaar rond aangebracht is in een onderste helft van de koppelingsplaat gelegen is, bij voorkeur in een onderste derde van de koppelingsplaat, waarbij de onderste helft van de koppelingsplaat het gebied is van de koppelingsplaat onder de helft van de hoogte van de koppelingsplaat wanneer de koppelingsplaat in de hoogste stand staat.
  9. 9. Rechthoekigebalenpers volgens conclusie 3 en 8, gekenmerkt doordat de sleuf aangebracht is in een bovenste twee derden van de koppelingsplaat, waarbij de bovenste twee derden van de koppelingsplaat het gebied vormen van de koppelingsplaat boven één derde van de hoogte van de koppelingsplaat wanneer de koppelingsplaat in de hoogste positie staat.
  10. 10. Rechthoekigebalenpers volgens conclusie 4 en 8, gekenmerkt doordat de koppelingsplaat schamierbaar verbonden is met de tweede volproparm in een scharnierpunt dat gelegen is tussen de sleuf en het stationaire scharnierpunt.
  11. 11. Rechthoekigebalenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat de sleuf van de pen-sleufverbinding in wezen recht is.
  12. 12. Rechthoekigebalenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat de sleuf van de pen-sleufverbinding onder een hoek gericht is ten opzichte van een verticale richting, waarbij de hoek kleiner is dan 30 graden in de hoogste positie van de koppelingsplaat.
  13. 13. Rechthoekigebalenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat het eerste scharnierpunt (11) van de eerste volpropann (10) dichter bij de invoerkoker (50) ligt dan het tweede scharnierpunt (21) van de tweede volpropann (20).
  14. 14. Rechthoekigebalenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat de koppelingsplaat in wezen de vorm heeft van een veelhoek, bij voorkeur een driehoek, met een onderste hoek (30a) en een tophoek (30b), waarbij het stationaire scharnierpunt (31) dichter bij de onderste hoek ligt dan de tophoek en waarbij de pen-sleufverbinding (12,32) dichter bij de bovenkant ligt dan bij de onderste hoek.
  15. 15. Rechthoekige balenpers volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de verbinding een knikarm of schijf bevat, en doordat een eerste punt van de knikarm of schijf schamierbaar verbonden is met de eerste of tweede volpropann en een tweede punt van de knikarm of schijf schamierbaar verbonden is met de koppelingsplaat.
BE2016/5250A 2016-04-11 2016-04-11 Rechthoekigebalenpers met verbeterd volpropmechanisme BE1023943B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5250A BE1023943B1 (nl) 2016-04-11 2016-04-11 Rechthoekigebalenpers met verbeterd volpropmechanisme
EP17166064.0A EP3231275B1 (en) 2016-04-11 2017-04-11 Rectangular baler with improved stuffer mechanism
US15/484,932 US10244684B2 (en) 2016-04-11 2017-04-11 Rectangular baler with improved stuffer mechanism

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5250A BE1023943B1 (nl) 2016-04-11 2016-04-11 Rechthoekigebalenpers met verbeterd volpropmechanisme

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1023943B1 true BE1023943B1 (nl) 2017-09-15

Family

ID=56609607

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/5250A BE1023943B1 (nl) 2016-04-11 2016-04-11 Rechthoekigebalenpers met verbeterd volpropmechanisme

Country Status (3)

Country Link
US (1) US10244684B2 (nl)
EP (1) EP3231275B1 (nl)
BE (1) BE1023943B1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US10588270B2 (en) * 2017-08-31 2020-03-17 Deere & Company Baler feed system
EP3804500B1 (en) * 2019-10-07 2024-01-03 CNH Industrial Belgium N.V. A baling machine including a pre-baling chamber rotative packer/stuffer

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE9001858U1 (nl) * 1990-02-16 1990-04-26 Claas Ohg, 4834 Harsewinkel, De
EP0870425A1 (de) * 1997-04-12 1998-10-14 CLAAS KGaA Kolbenpresse zur Herstellung von Pressballen aus Erntegut
WO2012163903A1 (en) * 2011-05-30 2012-12-06 Cnh Belgium N.V. A square baler comprising a stuffer

Family Cites Families (25)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4132163A (en) * 1976-04-09 1979-01-02 Hesston Corporation Baler loading method
US4034543A (en) * 1976-04-09 1977-07-12 Hesston Corporation Crop density sensing mechanism for baler loading apparatus
US4106268A (en) * 1976-11-01 1978-08-15 Hesston Corporation Method for loading and baling crop material
US4656938A (en) * 1986-02-07 1987-04-14 New Holland Inc. Baler stuffer mechanism
FR2617673B1 (fr) * 1987-07-09 1989-12-15 Hesston Sa Ramasseuse-presse a balles parallelepipediques
EP0636308B1 (en) * 1993-07-23 1999-03-03 New Holland Belgium N.V. Baler stuffer mechanism
GB2330110A (en) * 1997-10-07 1999-04-14 Ford New Holland Nv Bale density control system for agricultural balers
GB2351940A (en) * 1999-07-08 2001-01-17 Ford New Holland Nv Baler capacity display and method
GB2362127B (en) * 2000-05-13 2002-05-22 Ford New Holland Nv Method and apparatus for controlling a tractor/baler combination
US6786143B2 (en) * 2000-06-29 2004-09-07 New Holland North America, Inc. Baler control system
BE1018690A3 (nl) * 2009-03-17 2011-06-07 Cnh Belgium Nv Een rechthoekige balenpers.
BE1018837A3 (nl) * 2009-07-28 2011-09-06 Cnh Belgium Nv Een methode voor het vrijmaken van blokkade in het invoerkanaal van een rechthoekige balenpers.
BE1019619A3 (nl) * 2009-09-17 2012-09-04 Cnh Belgium Nv Een rechthoekige balenpers met een stuureenheid.
PL2496069T3 (pl) * 2009-11-02 2014-01-31 Lely Patent Nv Urządzenie zagęszczające
NL1038109C2 (en) * 2010-06-22 2012-01-23 Forage Innovations Bv Tine control for balers.
US20120179338A1 (en) * 2010-12-15 2012-07-12 Agco Corporation Baler Charge Density Feedback System
BE1019886A3 (nl) * 2011-03-22 2013-02-05 Cnh Belgium Nv Uitlijning van plunjer met tandwielkast in een balenpers.
BE1020297A3 (nl) * 2011-11-17 2013-07-02 Cnh Belgium Nv Verstelbaar toevoerkanaal in een balenpers.
US9167750B2 (en) * 2011-12-28 2015-10-27 Agco Corporation Stuffer chute fill indicator
US8973493B2 (en) * 2012-12-13 2015-03-10 Agco Corporation Square baler having flywheel planetary drive
BE1021134B1 (nl) * 2013-03-07 2015-11-16 Cnh Industrial Belgium Nv Agrarische vierkante balenpers en gebruik ervan
BE1021137B1 (nl) * 2013-03-20 2016-01-05 Cnh Industrial Belgium Nv Regeling van de werking van een vierkantebalenpers.
BE1021159B1 (nl) * 2013-08-01 2015-10-30 Cnh Industrial Belgium Nv Agrarische rechthoekige balenpers en werkwijze voor gebruik ervan
WO2017116982A1 (en) * 2015-12-30 2017-07-06 Agco Corporation Variable speed drive for large square baler
US10881050B2 (en) * 2015-12-30 2021-01-05 Agco Corporation Baler stuffer selectively operable to provide partial stuffing strokes

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE9001858U1 (nl) * 1990-02-16 1990-04-26 Claas Ohg, 4834 Harsewinkel, De
EP0870425A1 (de) * 1997-04-12 1998-10-14 CLAAS KGaA Kolbenpresse zur Herstellung von Pressballen aus Erntegut
WO2012163903A1 (en) * 2011-05-30 2012-12-06 Cnh Belgium N.V. A square baler comprising a stuffer

Also Published As

Publication number Publication date
EP3231275B1 (en) 2019-02-06
EP3231275A1 (en) 2017-10-18
US10244684B2 (en) 2019-04-02
US20170290273A1 (en) 2017-10-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1019995A3 (nl) Een vierkantebalenpers met een vuller.
BE1023242B1 (nl) Landbouwbalenpers
BE1021151B1 (nl) Belastingssensor voor een balenpers voor gebruik in de landbouw
BE1023268B1 (nl) Landbouwbalenpers
BE1020303A3 (nl) Gecombineerde pakker-en stouwermiddelen.
BE1023943B1 (nl) Rechthoekigebalenpers met verbeterd volpropmechanisme
BE1018837A3 (nl) Een methode voor het vrijmaken van blokkade in het invoerkanaal van een rechthoekige balenpers.
US6385952B1 (en) In-line rectangular baler having improved dual purpose stuffer
US6425234B1 (en) Pick-up baler for harvested agricultural produce
BE1026399B1 (nl) Asopstelling voor een landbouwbalenpers
WO1998014048A1 (en) Bottom loading, in-line square baler with dual purpose stuffer
BE1022659B1 (nl) Balenpers voor gebruik in de landbouw met een gedeeltelijke baaluitstoter
BE1022621B1 (nl) Opraapeenheid met een zwadconditioneringsrol voor een balenpers voor gebruik in de landbouw
BE1021126B1 (nl) Balenpers voor gebruik in de landbouw, uitgerust met een baaluitstootsysteem
FR2489087A1 (fr) Presses a balles a usage agricole
BE1026400B1 (nl) Asopstelling voor een landbouwbalenpers
BE1026244B1 (nl) Intelligente baalvorming
BE1025319B1 (nl) Landbouwbalenpers
BE1024813B1 (nl) Landbouwbalenpers
BE1021129B1 (nl) Verbeteringen in vierkanten balenpersen
BE1021880B1 (nl) Plunjer voor vierkantebalenpers. .
EP3469884A1 (de) Quaderballenpresse mit in eine schwingung versetzbaren seitenwänden
BE1025546B1 (nl) Strohaakopstelling voor een landbouwbalenpers
BE1023264B1 (nl) Landbouwbalenpers, landbouwbalenperssysteem, werkwijze voor het configureren van een landbouwbalenpers en werkwijze voor het vormen van balen
BE1026406B1 (nl) Asopstelling voor een landbouwbalenpers

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20170915

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20200430