BE1025546B1

BE1025546B1 - Strohaakopstelling voor een landbouwbalenpers

Info

Publication number: BE1025546B1
Application number: BE2017/5990A
Authority: BE
Inventors: Xavier G.J.M. Bonte
Original assignee: Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date: 2017-12-22
Filing date: 2017-12-22
Publication date: 2019-04-03
Also published as: BE1025546B9; EP3513647A1; US11528848B2; EP3513647B1; US20190191629A1

Abstract

Een landbouwbalenpers (10) bevat een hoofdbalenkamer (26) die een inlaat bevat voor het ontvangen van oogstmateriaal. Een strohaakopstelling (60) bevat een reeks strohaken (62) en een bedieningsmechanisme (64) om de strohaken (62) te bewegen tussen een open positie waarbij de inlaat naar de hoofdbalenkamer (26) open is, en een gesloten positie waarbij de inlaat gesloten is. De strohaakopstelling (60) is gekenmerkt doordat het bedieningsmechanisme (64) een stangenstelsel met twee stangen (66) bevat en een actuator (68). Het tweestangenstelsel (66) heeft een eerste stang (70) met een eerste uiteinde (72) en een tweede uiteinde (74), en een tweede stang (76) met een eerste uiteinde (78) en een tweede uiteinde (80). De actuator (68) kan bediend worden om druk- en trekkrachten uit te oefenen op elk tweede uiteinde (74, 80) en daarbij de strohaken (62) selectief tussen de open positie en de gesloten positie te bewegen.

Description

Deze uitvinding heeft betrekking op landbouwbalenpersen en meer bepaald op een strohaakopstelling voor een landbouwbalenpers.

Oogstmachines voor landbouwtoepassingen, zoals balenpersen, worden in de landbouw gebruikt om oogstmateriaal samen te voegen en te verpakken om de opslag en de behandeling van het oogstmateriaal voor later gebruik te vergemakkelijken. In het geval van hooi wordt gewoonlijk een maaibord-kneuzer gebruikt om het oogstmateriaal af te snijden en voor te bereiden om het in zwaden in de zon te drogen. In geval van stro ontlaadt een maaidorser vanaf de achterkant van de maaidorser oogstmateriaal dat geen graan is en het stro vormt (bv. tarwe- of haverstro) dat door de balenpers opgeraapt zal worden. Het afgesneden oogstmateriaal wordt gewoonlijk geharkt en gedroogd, en een balenpers, zoals een grote vierkantebalenpers of een rondebalenpers, rijdt schrijlings over en langs de zwaden om het oogstmateriaal op te pikken en er balen van te maken.

Op een grote vierkantebalenpers verzamelt een opraapeenheid aan de voorkant van de balenpers het afgesneden en in zwaden neergelegde oogstmateriaal van de grond. De opraapeenheid bevat een opraaprol, en kan facultatief andere onderdelen bevatten zoals zijdelingse afschermingen, eenzijdig gesteunde korte vijzels, windschermen enz.

Een pakkereenheid wordt gebruikt om het oogstmateriaal vanaf de opraapeenheid toe te voeren aan een koker of precompressiekamer. De pakkereenheid vormt een prop oogstmateriaal binnen de precompressiekamer, die daarna overgebracht wordt naar een hoofdbalenkamer. (Voor deze bespreking, zal de lading oogstmateriaal in de precompressiekamer een prop genoemd worden”, en zal de lading oogstmateriaal na samengeperst te zijn binnen de hoofdbalenkamer een plak genoemd worden). Gewoonlijk bevat zulke pakkereenheid tanden of vorken om het oogstmateriaal vanuit de opraapeenheid naar de precompressiekamer te verplaatsen. In plaats van een pakkereenheid is ook het gebruik bekend van een rotorsnij eenheid, die mogelijkheid biedt om het oogstmateriaal in kleinere stukken te hakken.

Een stouweenheid draagt de prop oogstmateriaal in ladingen over vanuit de precompressiekamer naar de hoofdbalenkamer. Gewoonlijk bevat zulke volpropeenheid volpropvorken die gebruikt worden om de prop oogstmateriaal vanuit de

BE2017/5990 precompressiekamer naar de hoofdbalenkamer over te brengen, synchroon met de heenen-weergaande beweging van een plunjer binnen de hoofdbalenkamer. Strohaken zijn gepositioneerd om de hoofdbalenkamer te openen en te sluiten volgens een getimede sequentie met de beweging van de stouwervork.

In de hoofdbalenkamer drukt de plunjer de prop oogstmateriaal samen tot plakken om een baal te vormen en terzelfder tijd beweegt de baal geleidelijk naar de uitgang van de balenkamer. Wanneer er genoeg plakken werden toegevoegd en de baal een volledige (of een andere voorafbepaalde) grootte bereikt, wordt een aantal knopers geactiveerd die twijn, garen of iets dergelijks rond de baal wikkelen en vastknopen terwijl de baal zich nog altijd in de hoofdbalenkamer bevindt. De twijn wordt doorgesneden en de gevormde baal wordt uit de achterkant van de balenpers gestoten als een nieuwe baal gevormd is.

Terwijl de lading oogstmateriaal verzameld wordt binnen de precompressiekamer, wordt druk opgebouwd tegen de strohaken. Dus is het noodzakelijk om de strohaken stevig vast te houden vooraleer de lading naar de hoofdbalenkamer te vertalen. Wegens de druk die uitgeoefend wordt op de strohaken door de lading oogstmateriaal in de precompressiekamer, is het bovendien noodzakelijk om een voldoende kracht aan te brengen om de wrijvingskracht van het oogstmateriaal te overwinnen en de strohaken naar de open positie te bewegen.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Deze uitvinding verschaft een balenpers met een bedieningskrachtversterker voor een bedieningsmechanisme van de strohaken.

In één vorm is de uitvinding gericht op een balenpers die een hoofdbalenkamer bevat, met een inlaat voor het ontvangen oogstmateriaal. Een strohaakopstelling bevat een reeks strohaken en een bedieningsmechanisme om de strohaken te bewegen tussen een open positie waarin de inlaat naar de hoofdbalenkamer open is, en een gesloten positie waarbij de inlaat naar de hoofdbalenkamer gesloten is. De strohaakopstelling is gekenmerkt doordat het bedieningsmechanisme een stangenstelsel bevat met twee stangen en een actuator. Het tweestangenstelsel heeft een eerste stang met een eerste uiteinde en een tweede uiteinde, en een tweede stang met een eerste uiteinde en een tweede uiteinde. Het eerste uiteinde van de eerste stang is schamierbaar gekoppeld met de strohaken, en het eerste uiteinde van de tweede stang is schamierbaar gekoppeld met

BE2017/5990 een vaste structuur van de balenpers. De actuator is gekoppeld met de tweede uiteinden van de eerste stang en de tweede stang. De actuator kan bediend worden om druk- en trekkrachten uit te oefenen op elk tweede uiteinde en daarbij de strohaken selectief te bewegen tussen de open positie en de gesloten positie.

In één uitvoeringsvorm hebben de eerste stang en de tweede stang lengtes die ofwel ongeveer dezelfde zijn of verschillend zijn van elkaar.

In een andere uitvoeringsvorm is de reeks strohaken gekoppeld met en op een afstand van elkaar geplaatst langs een langwerpig aandrijfelement. Een arm is gekoppeld met één uiteinde van het aandrijfelement en het eerste uiteinde van de eerste stang is schamierbaar gekoppeld met de arm.

In een andere uitvoeringsvorm is het eerste uiteinde van de eerste stang schamierbaar gekoppeld met de arm in een schamierpositie gelegen aan het verst afgelegen uiteinde van de arm. Een hefboomarm overeenkomstig een afstand tussen een omwentelingsas van het aandrijfelement en het tweede uiteinde van de eerste stang is groter dan een hefboomarm overeenkomstig een afstand tussen de omwentelingsas van het aandrijfelement en de schamierpositie aan het verst afgelegen uiteinde van de arm.

In nog een andere uitvoeringsvorm is de vaste stmctuur een onderdeel van een chassis van de balenpers.

In nog een andere uitvoeringsvorm bevat het bedieningsmechanisme een bedieningsstang met een uiteinde dat schamierbaar gekoppeld is met de tweede uiteinden van de eerste stang en de tweede stang.

In een verdere uitvoeringsvorm bevat de actuator ofwel een nok, een hydraulische actuator, een pneumatische actuator of een elektrische actuator. De actuator is gekoppeld met een tegenoverliggend uiteinde van de bedieningsstang.

In een verdere uitvoeringsvorm bevat de actuator een nok, en verbindt een nokvolger de nok en een verst afgelegen uiteinde van de bedieningsstang.

In een andere uitvoeringsvorm bevat de actuator een nok, en maakt een verst afgelegen uiteinde van de bedieningsstang rechtstreeks contact met een nokoppervlak van de nok.

In een andere uitvoeringsvorm bevat het bedieningsmechanisme een vaste beugel en een veer rond de bedieningsstang in een positie tussen de vaste beugel en de eerste stang

BE2017/5990 en de tweede stang. De veer zet de eerste stang en de tweede stang onder een voorspanning om de strohaken naar de gesloten positie te drukken.

In een verdere uitvoeringsvorm bevindt het verbindingspunt van de eerste stang en de tweede stang, wanneer de strohaken in de gesloten positie staan, tot voorbij een lijn die getrokken wordt tussen scharnierpunten op het eerste uiteinde van de eerste stang en het eerste uiteinde van de tweede stang.

In een verdere uitvoeringsvorm is de landbouwbalenpers een grote vierkantebalenpers.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De bovenvermelde en andere kenmerken en voordelen van deze uitvinding en de manier om ze te bereiken, zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen kunnen worden door verwijzing naar de volgende beschrijving van uitvoeringsvormen van de uitvinding samen met de bijbehorende tekeningen waarbij :

Figuur 1 een opengewerkte perspectieftekening is die de inwendige werking weergeeft van een grote vierkantebalenpers, zoals een uitvoeringsvorm van een strohaakopstelling van deze uitvinding;

Figuur 2 een perspectiefaanzicht is van een uitvoeringsvorm van een aftakas volgens deze uitvinding;

Figuur 3 een achteraanzicht is van de opraapeenheid die weergegeven is in Figuur 2;

Figuur 4 een gedeeltelijk achteraanzicht is van de strohaken die weergegeven zijn op de Figuren 2 en 3, die fysieke karakteristieken van de strohaakopstelling van deze uitvinding illustreren;

Figuur 5 een achteraanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van de strohaakopstelling van deze uitvinding; en

Figuur 6 een achteraanzicht is van nog een andere uitvoeringsvorm van de strohaakopstelling van deze uitvinding.

Overeenkomstige verwijzingen (nummers en/of letters) geven door alle verschillende aanzichten heen overeenkomstige onderdelen aan. De hier uiteengezette

BE2017/5990 voorbeelden illustreren uitvoeringsvormen van de uitvinding, en zulke voorbeelden mogen niet geïnterpreteerd worden alsof ze de reikwijdte van de uitvinding op enige wijze zouden beperken.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING

Nu met verwijzing naar de tekeningen en meer bepaald naar Figuur 1, wordt er een perspectief opengewerkt aanzicht getoond dat de inwendige werking van een grote vierkantebalenpers 10 toont. De balenpers 10 werkt met een tweetrapstoevoersysteem. Oogstmateriaal wordt met behulp van een opraapeenheid 12 van zwaden opgetild en aan de balenpers 10 toegevoerd. De opraapeenheid 12 bevat een draaiende opraaprol 14 met tanden 16 die het gewas achterwaarts bewegen naar een pakkereenheid 18. Een facultatief paar eenzijdig gesteunde korte vijzels (waarvan er één is weergegeven, maar zonder nummer) is boven de opraaprol 14 gepositioneerd om het oogstmateriaal zijdelings naar binnen te bewegen. De pakkereenheid 18 bevat pakkertanden 20 die het gewas in een precompressiekamer 22 drukken om een prop oogstmateriaal te vormen. De pakkertanden 20 strengelen het gewas ineen en pakken het samen in de precompressiekamer 22. De precompressiekamer 22 en de pakkertanden 20 werken als de eerste stap van het samendrukken van het gewas. Eens de druk in de precompressiekamer 22 een voorafbepaalde gemeten waarde bereikt, beweegt een stouweenheid 24 de prop gewas uit de precompressiekamer 22 naar een hoofdbalenkamer 26. De stouwereenheid 24 bevat stouwervorken 28 die de gewasprop rechtstreeks tot voor een plunjer 30 drukken, die heen en weer beweegt binnen de hoofdbalenkamer 26 en de prop gewas in een plak samenperst. De stouwervorken 28 keren terug naar hun originele stationaire toestand nadat de prop materiaal in de hoofdbalenkamer 26 werd bewogen. Strohaken (niet zichtbaar in Figuur 1) zijn gepositioneerd om de inlaat van de hoofdbalenkamer in een getimede sequentie met de beweging van de stouwervork 28 te openen en te sluiten.

De plunjer 30 drukt de proppen oogstmateriaal samen in plakken om een baal te vormen en terzelfder tijd beweegt de baal geleidelijk naar een uitgang 32 van de hoofdbalenkamer 26. De hoofdbalenkamer 26 en de plunjer 30 functioneren als tweede trap voor het samendrukken van het gewas. Wanneer er genoeg plakken werden toegevoegd en de baal een volledige (of een andere voorafbepaalde) grootte bereikt, worden knopers 34 geactiveerd die twijn rond de baal wikkelen en binden, terwijl de baal

BE2017/5990 zich nog altijd in de hoofdbalenkamer 26 bevindt. Naalden 36 brengen het onderste twijn omhoog naar de knopers 34 waarna het knoopproces plaatsvindt. De twijn wordt doorgesneden en wanneer een nieuwe baal gevormd is, wordt de gevormde baal via een ontlaadhelling 38 uitgestoten.

De plunjer 30 is via een krukarm 40 met een tandwielkast 42 verbonden. De tandwielkast 42 wordt aangedreven door een vliegwiel 44, dat op zijn beurt via een aandrijfas 46 verbonden is met de aftakaskoppeling (PTO-koppelstuk) 48. De aftakaskoppeling 48 is afneembaar verbonden met de spieas van de aftakas aan de achterkant van de tractie-eenheid, zoals een tractor (niet weergegeven). De aftakaskoppeling 48, de aandrijfas 46 en het vliegwiel 44 definiëren samen een gedeelte van een aandrijflijn 50, die rotatie-energie verschaft aan de tandwielkast 42. Het vliegwiel 44 heeft een voldoende kinetische energie om de plunjer 30 door een compressieslag heen te helpen wanneer door de tractie-eenheid energie op aandrijfas 46 wordt aangebracht (niet weergegeven).

Welnu, maar nu ook verwijzend naar de Figuren 2 en 3, wordt een uitvoeringsvorm weergegeven van een opraapeenheid 60 volgens deze uitvinding, die een reeks strohaken 62 en een bedieningsmechanisme 64 bevat. Het bedieningsmechanisme 64 is geconfigureerd om de strohaken 62 tussen een open positie te bewegen waarin een inlaat (niet genummerd) van de hoofdbalenkamer 26 open is, en een gesloten positie waarbij de inlaat van de hoofdbalenkamer 26 gesloten is.

Het bedieningsmechanisme 64 bevat een tweestangenstelsel 66 en een actuator 68. Het tweestangenstelsel bevat een eerste stang 70 met een eerste uiteinde 72 en een tweede uiteinde 74, en een tweede stang 76 met een eerste uiteinde 78 en een tweede uiteinde 80. Het eerste uiteinde 72 van de eerste stang 70 is schamierbaar gekoppeld met de strohaken 62, en het eerste uiteinde 78 van de tweede stang 76 is schamierbaar gekoppeld met een vaste structuur 82 van de balenpers 10. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm hebben de eerste stang 70 en de tweede stang 76 elk dezelfde lengte; het is echter mogelijk dat de eerste stang 70 en de tweede stang 76 kan kunnen hebben verschillende lengte. Bovendien is, in de geïllustreerde uitvoeringsvorm, de vaste structuur 82 bevestigd aan of is een onderdeel van het chassis van de balenpers 10. De vaste structuur 82 kan echter een ander relatief onbeweegbaar voorwerp zijn dat verbonden is met de balenpers 10, zoals een beugel die uit een tandwielkast steekt enz. De actuator 68 is onrechtstreeks en schamierbaar gekoppeld met respectievelijk de

BE2017/5990 tweede uiteinden 74, 80 van de eerste stang 70 en de tweede stang 76. De actuator 68 is werkzaam om druk- en of trekkrachten uit te oefenen op elk tweede uiteinde 74, 80 en daarbij selectief de strohaken 62 tussen de open positie en de gesloten positie te bewegen. In de uitvoeringsvorm die weergegeven is in Figuren 2 en 3, heeft de actuator 68 de vorm van een nok die onrechtstreeks verbonden is met de eerste stand 70 en de tweede stang 76 d.mv. een tussenliggende nokvolger 84 en een bedieningsstang 86. De bedieningsstang 86 bevat een koppeling 88 van het gaffeltype die schamierbaar verbonden is met respectievelijk de tweede uiteinden 74, 80 van de eerste stang 70 en van de tweede stang 76. Het verst afgelegen uiteinde van de bedieningsstang 86 is schamierbaar verbonden met één uiteinde van de nokvolger 84. De nokvolger 84 scharniert rond een scharnierpunt 90 en heeft een tegenoverliggend uiteinde met een rol 92 die het nokoppervlak 94 van de nok 68 meeneemt. Het nokoppervlak 94 kan een open nokoppervlak zijn zoals getoond, of kan een gesloten nokoppervlak zijn zoals getoond bij een voorbeeld van een alternatief nokprofïel 94A dat in streeplijn is weergegeven. Als alternatief kan de nok een tegenwerkende veer en/of een noksleuf bevatten.

Het bedieningsmechanisme 64 kan ook een facultatieve vaste beugel 96 en een veer 98 rond de bedieningsstang 86 bevatten in een positie tussen de vaste beugel 96 en de eerste stang 70 en de tweede stang 76. De vaste beugel 96 kan bevestigd worden aan een onbeweegbare structuur, zoals het chassis van de balenpers, en de veer 98 oefent een voorspanning uit op de eerste stang 70 en tweede stang 76 om de strohaken 62 in de gesloten positie te dwingen. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm is de veer 98 geconfigureerd als een drukveer rond de bedieningsstang 86, maar deze veer kan ook verschillend geconfigureerd zijn. De veer 98 kan gepositioneerd worden op een verschillende positie en/of kan in contact staan met of bevestigd worden aan verschillende onbeweegbare componenten van de balenpers 10.

Zoals gemakkelijker te zien is in Figuur 2, is de reeks strohaken 62 gekoppeld met en op een afstand van elkaar geplaatst langs een langwerpig aandrijfelement 100. In de weergegeven uitvoeringsvorm is het langwerpige aandrijfelement 100 geconfigureerd als een ronde buis, maar kan ook geconfigureerd zijn als een vaste stang, een vierkante buis enz. Een arm 102 is gekoppeld aan één uiteinde van het aandrijfelement 100, en verschaft een hefboomarm met een voorafbepaalde lengte om de strohaken 62 tussen de open en de gesloten positie te bewegen. Het eerste uiteinde 72 van de eerste stang 70 is schamierbaar gekoppeld met een verst afgelegen uiteinde van de arm 102.

BE2017/5990

Nu met verwijzing naar Figuur 4, is te zien dat de afstanden XI en X2 van de eerste stang 70 en de tweede stang 76 ongeveer dezelfde zijn. Het is echter mogelijk om de lengte van de stangen 70 en 76 zo te veranderen dat ze ongelijk zijn. Dit kan bepaalde mechanische voordelen bieden voor sommige uitvoeringsvormen. Niettemin verschaft de strohaakopstelling 60 al mechanische voordelen ten opzichte van vroegere constructies. Bij bekende constructies kan de bedieningsstang 86 bijvoorbeeld rechtstreeks gekoppeld zijn met het verst afgelegen uiteinde van de arm 102. Dit verschaft een hefboomarm (uit fysiek oogpunt) met een lengte LI. Anderzijds is in deze uitvinding de bedieningsstang 86 bevestigd aan het tweede uiteinde 74 van de eerste stang 70 die een hefboomarm heeft met een veranderbare lengte L2. Deze uitvinding biedt dus een mechanisch voordeel ten opzichte van bekende constructies.

Volgens een ander aspect van deze uitvinding en nog altijd verwijzend naar Figuur 4, kan het verbindingspunt van de eerste stang 70 en de tweede stang 76 wanneer de strohaken in de gesloten positie staan, tot voorbij de lijn komen die getrokken wordt tussen scharnierpunten op het eerste uiteinde 72 van de eerste stang 70 en het eerste uiteinde 78 van de tweede stang 76 (zie positie van het koppelstuk 88 die in streeplijn is weergegeven). Deze zogenaamde over center-positie helpt bij het blokkeren van de strohaken 62 in de gesloten positie wanneer het koppelstuk 88 in deze alternatieve positie staat.

Nu met verwijzing naar Figuur 5, is een achteraanzicht weergegeven van een andere uitvoeringsvorm van een strohaakopstelling 110 volgens deze uitvinding. De strohaakopstelling 110 is vergelijkbaar met de strohaakopstelling 60 die weergegeven is in de Figuren 2 en 3 hierboven, waarbij het primaire verschil erin schuilt dat de strohaakopstelling 110 geen nokvolger 84 bevat en dat het verst afgelegen uiteinde van de bedieningsstang 112 een rol 114 bevat die rechtstreeks contact maakt met het nokoppervlak 94. Het nokoppervlak 94 is weergegeven als open nokoppervlak, maar het kan ook een gesloten nokoppervlak zijn. Het gesloten nokoppervlak kan als functie hebben het open nokoppervlak in combinatie met de veer 98 te vervangen.

Nu met verwijzing naar Figuur 6, is een achteraanzicht van nog een andere uitvoeringsvorm van een strohaakopstelling 120 volgens deze uitvinding weergegeven. In deze uitvoeringsvorm is de actuator 122 generiek weergegeven als een blok dat gekoppeld is met de bedieningsstang 86 en beweegt het deze rechtstreeks. In de weergegeven uitvoeringsvorm is de actuator 122 verondersteld een hydraulische actuator

BE2017/5990 te zijn, zoals een hydraulische cilinder, die elektronische bediend kan worden op basis van een gemeten positie of andere criteria met betrekking tot een relevant onderdeel binnen de balenpers 10, zoals een aandrijving van de stouwervorken, een positie van de plunjer enz. Als alternatief kan de actuator een ander type geschikte actuator zijn die elektrisch of mechanisch geregeld kan worden, zoals een pneumatische actuator, een elektrische lineaire actuator enz.

Hoewel deze uitvinding werd beschreven met betrekking tot minstens één uitvoeringsvorm, kan deze uitvinding verder gewijzigd worden binnen de geest en de reikwijdte van deze onthulling. Deze octrooiaanvrage is dan ook bedoeld om alle variaties en gebruiken of aanpassingen van de uitvinding te omvatten door gebruik te maken van de algemene principes ervan. Verder is deze octrooiaanvraag bedoeld om zulke afwijkingen van deze onthulling te dekken die mogelijk zijn binnen bekende of gebruikelijke praktijken volgens de stand van de techniek waarop deze uitvinding betrekking heeft en die binnen de grenzen van de bij gevoegde conclusies vallen.

Claims

1. Balenpers (10) bestaande uit:

een hoofdbalenkamer (26) met een inlaat voor het ontvangen oogstmateriaal;

een strohaakopstelling (60, 110, 120) die een reeks strohaken (62) bevat en een bedieningsmechanisme (64) om de strohaken (62) te bewegen tussen een open positie waarin de inlaat naar de hoofdbalenkamer (26) open is, en een gesloten positie waarbij de inlaat van de hoofdbalenkamer (26) gesloten is;

gekenmerkt doordat:

het aandrijfmechanisme (64) het volgende bevat:

een tweestangenstelsel (66) dat een eerste stang (70) bevat met een eerste uiteinde (72) en een tweede uiteinde 74), en een tweede stang (76) met een eerste uiteinde (78) en een tweede uiteinde (80), waarbij het eerste uiteinde (72) van de eerste stang (70) schamierbaar gekoppeld is met de strohaken (62), en het eerste uiteinde (78) van de tweede stang (76) schamierbaar gekoppeld is met een vaste structuur (82) van de balenpers (10); en een actuator (68, 122) gekoppeld met de tweede uiteinden (74, 80) van de eerste stang (70) en de tweede stang (76), waarbij de actuator (68) bediend kan worden door druk- en trekkrachten uit te oefenen op elk tweede uiteinde (74, 80) en daarbij de strohaken (62) selectief te bewegen tussen de open positie en de gesloten positie.

2. Balenpers (10) volgens conclusie 1, waarbij de eerste stang (70) en de tweede stang (76) een lengte (XI, X2) hebben die ongeveer dezelfde is of verschillend van elkaar.

3. Landbouwbalenpers (10) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de reeks strohaken (62) gekoppeld is met en op een afstand geplaatst is van elkaar langs een langwerpig aandrijfelement 100), en verder een arm (102) bevat die gekoppeld is aan één uiteinde van het aandrijfelement (100), waarbij het eerste uiteinde (72) van de eerste stang (70) schamierbaar gekoppeld is met de arm (102).

BE2017/5990

4. Balenpers (10) volgens conclusie 3, waarbij het eerste uiteinde (72) van de eerste stang (70) schamierbaar gekoppeld is met de arm (102) in een schamierpositie gelegen aan het verst afgelegen uiteinde van de arm (102), en een hefboomarm met een veranderbare afstand (L2) gedefinieerd is tussen een omwentelingsas van het aandrijfelement (100) en het tweede uiteinde (74) van de eerste stang (70).

5. Balenpers (10) volgens een van de vorige conclusies, waarbij de vaste structuur (82) een onderdeel is van een chassis van de balenpers (10).

6. Balenpers (10) volgens een van de vorige conclusies, waarbij het bedieningsmechanisme (64) een bedieningsstang (86) bevat met een uiteinde dat schamierbaar gekoppeld is met de tweede uiteinden (74, 80) van de eerste stang (70) en de tweede stang (76)

7. Balenpers (10) volgens conclusie 6, waarbij de actuator ofwel een nok (68), een nok met een tegenwerkende veer, een noksleuf, een hydraulische actuator (122), een pneumatische actuator of een elektrische actuator bevat, en waarbij de actuator (68, 122) gekoppeld is met een verst afgelegen uiteinde van de bedieningsstang (86).

8. Balenpers (10) volgens conclusie 6, waarbij de actuator (68) een nok bevat, en verder een nokvolger (84) bevat die de nok en een verst afgelegen uiteinde van de bedieningsstang (86) verbindt.

9. Balenpers (10) volgens conclusie 6, waarbij de actuator (68) een nok bevat, en waarbij een verst afgelegen uiteinde van de bedieningsstang (86) rechtstreeks contact maakt met een nokoppervlak (94) van de nok.

10. Balenpers (10) volgens conclusie 6, waarbij het bedieningsmechanisme (64) een vaste beugel (96) bevat en een veer (98) rond de bedieningsstang (86) in een

BE2017/5990 positie tussen de vaste beugel (96) en de eerste stang (70) en de tweede stang (76), waarbij de veer (98) een voorspanning uitoefent op de eerste stang (70) en tweede stang (76) om de strohaken (62) in de gesloten positie te dwingen.

5

11. Balenpers (10) volgens een van de vorige conclusies, bevindt het verbindingspunt van de eerste stang (70) en de tweede stang (76), wanneer de strohaken (62) in de gesloten positie staan, voorbij een lijn die getrokken wordt tussen scharnierpunten op het eerste uiteinde (72) van de eerste stang (70) en het eerste uiteinde (78) van de tweede stang (76).

12. Balenpers (10) volgens een van de vorige conclusies, waarbij de balenpers (10) een grote vierkantebalenpers is.