BE1026399B1

BE1026399B1 - Asopstelling voor een landbouwbalenpers

Info

Publication number: BE1026399B1
Application number: BE20185422A
Authority: BE
Inventors: Sven Monbaliu; Frederik Demon
Original assignee: Cnh Ind Belgium Nv
Priority date: 2018-06-20
Filing date: 2018-06-20
Publication date: 2020-01-30
Also published as: US11987086B2; EP3809816A1; WO2019243406A1; US20210114428A1; BE1026399A1; EP3809816B1

Abstract

Een asopstelling (60) voor een balenpers (10) bevat: een eerste as (62) die een eerste uiteinde (68) en een tweede uiteinde (70) bevat, waarbij het eerste uiteinde (68) gekoppeld is met het chassis (11) door een eerste bladveer (72) en een eerste hydraulische cilinder (74), en het tweede uiteinde (70) gekoppeld is met het chassis (11) door een tweede bladveer (76) en een tweede hydraulische cilinder (78); een tweede as (64) met een eerste uiteinde (80) en een tweede uiteinde (82), waarbij het eerste uiteinde (80) gekoppeld is met het chassis (11) door een eerste bladveer (84) en een eerste hydraulische cilinder (86), en het tweede uiteinde (82) gekoppeld is met het chassis (11) door een tweede bladveer (88) en een tweede hydraulische cilinder (88); een eerste hydraulische leiding (92) die door middel van een fluïdum de eerste hydraulische cilinder (74) op de eerste as (62) met de eerste hydraulische cilinder (86) op de tweede as (64) verbindt; en een tweede hydraulische leiding (94) die door middel van een fluïdum de tweede hydraulische cilinder 78 op de eerste as 62 met de tweede hydraulische cilinder (90) op de tweede as (64) verbindt.

Description

ASOPSTELLTNG VOOR EEN LANDBOUWBALENPERS

ACHTERGROND VAN DE UTTVTNDTNG

1. Toepassingsgebied van de uitvinding

Deze uitvinding heeft betrekking op landbouwbalenpersen, en meer bepaald op opstellingen die gebruikt worden met zulke balenpersen.

2. Beschrijving van de stand van de techniek

Oogstmachines voor landbouwtoepassingen, zoals balenpersen, worden in de landbouw gebruikt om oogstmateriaal samen te voegen en te verpakken om de opslag en de behandeling van het oogstmateriaal voor later gebruik te vergemakkelijken. In het geval van hooi wordt gewoonlijk een maaibord-kneuzer gebruikt om het oogstmateriaal af te snijden en voor te bereiden om het in zwaden in de zon te drogen. In geval van stro ontlaadt een maaidorser vanaf de achterkant van de maaidorser oogstmateriaal dat geen graan is en het stro vormt (bv. tarwe- of haverstro) dat door de balenpers opgeraapt zal worden. Het afgesneden oogstmateriaal wordt gewoonlijk geharkt en gedroogd, en een balenpers, zoals een grote vierkantebalenpers of een rondebalenpers, rijdt schrijlings over en langs de zwaden om het oogstmateriaal op te pikken en er balen van te maken.

Op een grote vierkantebalenpers verzamelt een opraapeenheid aan de voorkant van de balenpers het afgesneden en in zwaden neergelegde oogstmateriaal van de grond. De opraapeenheid bevat een opraaprol, en kan facultatief andere onderdelen bevatten zoals zijdelingse afschermingen, eenzijdig gesteunde korte vijzels, windschermen enz.

Een pakkereenheid wordt gebruikt om het oogstmateriaal vanaf de opraapeenheid toe te voeren aan een toevoerkoker (ook precompressiekamer” genoemd). De pakkereenheid vormt een prop oogstmateriaal binnen de toevoerkoker die daarna overgebracht wordt naar een hoofdbalenkamer. (Voor deze bespreking zal de lading oogstmateriaal in de toevoerkoker een prop genoemd worden, en zal de lading oogstmateriaal na samengeperst te zijn binnen de hoofdbalenkamer een plak genoemd worden”). Gewoonlijk bevat zulke pakkereenheid tanden of vorken om het oogstmateriaal vanaf de opraapeenheid tot in de toevoerkoker te verplaatsen. In plaats van een pakkereenheid is ook het gebruik bekend van een rotorsnijeenheid die het oogstmateriaal in kleinere stukken hakt.

Een stouweenheid draagt de prop oogstmateriaal over in ladingen vanuit de toevoerkoker naar de hoofdbalenkamer. Gewoonlijk bevat zulke volpropeenheid

BE2018/5422 volpropvorken die gebruikt worden om de prop oogstmateriaal vanuit de toevoerkoker naar de hoofdbalenkamer over te brengen, synchroon met de heen-en-weergaande beweging van een plunjer binnen de hoofdbalenkamer.

In de hoofdbalenkamer, drukt de plunjer de prop oogstmateriaal samen tot plakken om een baal te vormen en terzelfder tijd beweegt de baal geleidelijk naar de uitgang van de balenkamer. De plunjer beweegt heen en weer, naar het ontlaadeinde van de balenpers toe en weg ervan. Wanneer er genoeg plakken werden toegevoegd en de baal een volledige (of een andere voorafbepaalde) grootte bereikt, wordt een aantal knopers geactiveerd die twijn, garen of iets dergelijks rond de baal wikkelen en vastknopen terwijl de baal zich nog altijd in de hoofdbalenkamer bevindt. De twijn wordt doorgesneden en de gevormde baal wordt uit de achterkant van de balenpers gestoten als een nieuwe baal gevormd is.

Grote vierkantebalenpersen bevatten gewoonlijk tandemassen om het gewicht van de balenpers en de balen binnen de balenpers te steunen. De tandemassen zijn gewoonlijk aan het chassis van de balenpers gekoppeld met behulp van een omgekeerde “Y”- of jukopstelling aan het uiteinde van de assen, waarbij het hoogste punt van het juk scharnierbaar gekoppeld is aan het chassis van de balenpers. Deze mechanische verbinding tussen de assen stelt de assen in staat samen te bewegen wanneer de balenpers een oneffen bodem dwarst.

Een asopstelling met mechanisch onderling verbonden tandemassen zoals hierboven beschreven, werkt goed om over een ongelijkmatige bodem te rijden, maar kan de totale hoogte van de balenpers verhogen. Voor sommige toepassingen kan het wenselijk zijn om op de balenpers banden met een grotere diameter te gebruiken, en de combinatie van de banden met een grotere diameter en de typische mechanische verbinding tussen de assen zou de balenpers te hoog boven de grond doen komen.

Wat nodig is ten opzichte van de stand van de techniek is een landbouwbalenpers die effectief over een ongelijkmatige bodem kan rijden terwijl het terzelfder tijd mogelijk is om banden met verschillende of grotere diameter te gebruiken.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Deze uitvinding verschaft een balenpers met een asopstelling waarin de cilinders van de ophanging van de eerste as d.m.v. een fluïdum verbonden zijn met de cilinders van de ophanging van de tweede as op zulke wijze dat er een virtueel scharnierpunt bestaat tussen de eerste en tweede as wanneer de balenpers over

BE2018/5422 ongelijkmatige of ruw grond rijdt.

In één uitvoeringsvorm is de uitvinding gericht op een balenpers die een chassis, een hoofdbalenkamer en een asopstelling gekoppeld met het chassis bevat. De balenpers is gekenmerkt doordat de asopstelling het volgende bevat:

een eerste arm die een eerste uiteinde en een tweede uiteinde bevat, waarbij het eerste uiteinde gekoppeld is met het chassis door een eerste bladveer en een over het algemeen verticaal opgestelde eerste hydraulische cilinder, en waarbij het tweede uiteinde gekoppeld is met het chassis door een tweede bladveer en een over het algemeen verticaal opgestelde tweede hydraulische cilinder;

een tweede as met een eerste uiteinde en een tweede uiteinde, waarbij het eerste uiteinde gekoppeld is met het chassis door een eerste bladveer en een over het algemeen verticaal opgestelde eerste hydraulische cilinder, en waarbij het tweede uiteinde gekoppeld is met het chassis door een tweede bladveer en een over het algemeen verticaal opgestelde tweede hydraulische cilinder; en een hydraulische kring die d.m.v. een fluïdum de eerste hydraulische cilinder op de eerste as met de eerste hydraulische cilinder op de tweede as verbindt, en die de tweede hydraulische cilinder op de eerste as d.m.v. een fluïdum met de tweede hydraulische cilinder op de tweede as verbindt.

In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding creëert de hydraulische kring een virtueel scharnierpunt tussen de eerste as en de tweede as, zodat de eerste hydraulische cilinder op de eerste as samenwerkt met de eerste hydraulische cilinder op de tweede as, en de tweede hydraulische cilinder op de eerste as samenwerkt met de tweede hydraulische cilinder op de tweede as.

In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de hydraulische kring: een eerste hydraulische leiding die door middel van een fluïdum de eerste hydraulische cilinder op de eerste as met de eerste hydraulische cilinder op de tweede as verbindt; en een tweede hydraulische leiding die door middel van een fluïdum de tweede hydraulische cilinder op de eerste as met de tweede hydraulische cilinder op de tweede as verbindt.

In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de balenpers een opraapeenheid en een toevoerkoker voor het ontvangen van gewas van de opraapeenheid. De toevoerkoker 22 definieert een structureel element dat gekoppeld is aan het chassis. De eerste bladveer en de tweede bladveer van de eerste as zijn scharnierbaar gekoppeld

BE2018/5422 met de toevoerkoker en is daardoor onrechtstreeks gekoppeld aan het chassis d.m.v. van de toevoerkoker.

In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de eerste achter de toevoerkoker aangebracht en zorgt daarbij voor een effectieve verlaging van de ashoogte van de asopstelling.

In nog een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de balenpers een achterste structureel element dat gekoppeld is met en zich neerwaarts ten opzichte van het chassis uitstrekt. De eerste bladveer en de tweede bladveer van de tweede as zijn scharnierbaar gekoppeld met het achterste structurele element op een manier dat de tweede as achter het achterste structurele element is aangebracht, en zorgt daarbij voor een effectieve verlaging van de ashoogte van de asopstelling.

In nog een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de eerste hydraulische leiding en de tweede hydraulische leiding elk extra ruim bemeten waardoor hydraulische vloeistof snel stroomt tussen de respectieve hydraulische cilinders.

In nog een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de eerste hydraulische leiding en de tweede hydraulische leiding elk extra ruim bemeten waardoor ze zorgen voor een snelle stroom van hydraulische vloeistof tussen de respectieve hydraulische cilinders en ook werken als een buffervat voor hydraulische demping.

In nog een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding hebben de eerste hydraulische cilinder en de tweede hydraulische cilinder op de eerste as een eerste volumetrische capaciteit, en hebben de eerste hydraulische cilinder en de tweede hydraulische cilinder op de tweede as een tweede volumetrische capaciteit. De eerste volumetrische capaciteit kan dezelfde zijn als of verschillen van de tweede volumetrische capaciteit.

In een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is elke bladveer een over het algemeen horizontaal opgestelde bladveer.

In een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding zorgt elke bladveer voor een zijdelingse stabilisatie van de respectieve eerste of tweede as.

In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft de asopstelling minstens twee assen (twee, drie, vier enz.), met inbegrip van de eerste as en de tweede as.

BE2018/5422

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De bovenvermelde en andere kenmerken en voordelen van deze uitvinding en de manier om ze te bereiken, zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen kunnen worden door verwijzing naar de volgende beschrijving van uitvoeringsvormen van de uitvinding samen met de bijbehorende tekeningen, waarbij:

Figuur 1 een opengewerkte perspectieftekening is die de inwendige werking weergeeft van een grote vierkantebalenpers, de een asopstelling volgens deze uitvinding kan bevatten;

Figuur 2 een perspectief onderaanzicht is dat een uitvoeringsvorm van de asopstelling van deze uitvinding weergeeft, die gebruikt kan worden in de balenpers zoals weergegeven in Figuur 1;

Figuur 3 een ander perspectiefaanzicht is van het strooisysteem dat weergegeven is in Figuur 2;

Figuur 4 een zijaanzicht is van de asopstelling die weergegeven is in de Figuren 2 en 3; en

Figuur 5 een perspectief bovenaanzicht is van de voorkant en tweede as op de asopstelling die weergegeven is in de Figuren 2 tot en met 4.

Respectieve verwijzingen (nummers en/of letters) geven door alle verschillende aanzichten heen respectieve onderdelen aan. Het hier uiteengezette voorbeeld illustreert een uitvoeringsvorm van de uitvinding, en zulk voorbeeld mag niet geïnterpreteerd worden alsof het de reikwijdte van de uitvinding op enige wijze zou beperken.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING

Nu met verwijzing naar de tekeningen, en meer bepaald naar Figuur 1, wordt er een opengewerkt aanzicht in perspectief getoond dat de inwendige werking van een grote vierkantebalenpers 10 toont. Balenpers 10 bevat een chassis 11 dat een aantal onderdelen van de balenpers bevat (hier onder beschreven), en werkt met een tweetrapstoevoersysteem. Oogstmateriaal wordt met behulp van een opraapeenheid 12 van zwaden opgetild en aan de balenpers 10 toegevoerd. De opraapeenheid 12 bevat een draaiende opraaprol 14 met tanden 16 die het gewas achterwaarts bewegen naar een pakkereenheid 18. Een facultatief paar eenzijdig gesteunde korte vijzels (waarvan er één is weergegeven, maar zonder nummer) is boven de opraaprol 14 gepositioneerd om het oogstmateriaal zijdelings naar binnen te bewegen. De pakkereenheid 18 bevat pakkertanden 20 die het gewas in een toevoerkoker 22 drukken om een prop

BE2018/5422 oogstmateriaal te vormen. De pakkertanden 20 strengelen het gewas ineen en pakken het samen in de toevoerkoker 22. De toevoerkoker 22 en de pakkertanden 20 werken als eerste stap van het samendrukken van het gewas. Eens de druk in de toevoerkoker 22 een voorafbepaalde gemeten waarde bereikt, beweegt een stouweenheid 24 de prop gewas uit de toevoerkoker 22 naar een hoofdbalenkamer 26. De stouwereenheid 24 bevat stouwervorken 28 die de gewasprop rechtstreeks tot voor een plunjer 30 drukken, die heen en weer beweegt binnen de hoofdbalenkamer 26 en de prop gewas in een plak samenperst. De stouwervorken 28 keren terug naar hun originele stationaire toestand nadat de prop materiaal tot in de hoofdbalenkamer 26 werd bewogen. Plunjer 30 drukt de gewasproppen samen in plakken om een baal te vormen en terzelfder tijd beweegt de baal geleidelijk naar een uitgang 32 van de hoofdbalenkamer 26. De hoofdbalenkamer 26 en de plunjer 30 functioneren als tweede trap voor het samendrukken van het gewas. Wanneer er genoeg plakken werden toegevoegd en de baal een volledige (of een andere voorafbepaalde) grootte bereikt, worden knopers 34 geactiveerd die twijn rond de baal wikkelen en binden, terwijl de baal zich nog altijd in de hoofdbalenkamer 26 bevindt. Naalden 36 brengen het onderste twijn omhoog naar de knopers 34 waarna het knoopproces plaatsvindt. De twijn wordt doorgesneden en wanneer een nieuwe baal gevormd is, wordt de gevormde baal via een ontlaadhelling 38 uitgestoten.

Plunjer 30 is verbonden via een krukarm 40 met een tandwielkast 42. Tandwielkast 42 wordt aangedreven door een vliegwiel 44, dat op zijn beurt via een aandrijfas 46 verbonden is met de aftakaskoppeling (PTO-koppeling) 48. De aftakaskoppeling 48 is afneembaar verbonden met de spieas van de aftakas aan de achterkant van de tractie-eenheid, zoals een tractor (niet weergegeven). Aftakaskoppeling 48, aandrijfas 46 en vliegwiel 44 definiëren samen een gedeelte van een aandrijflijn 50 die draaiend vermogen toevoert aan de tandwielkast 42. Vliegwiel 44 heeft een voldoende massa om de plunjer 30 door een compressieslag heen te helpen wanneer de tractie-eenheid energie overbrengt op aandrijfas 46.

Volgens een aspect van deze uitvinding, en met verwijzing naar de Figuren 2-5, bevat de landbouwbalenpers 10 een asopstelling 60 gekoppeld met het chassis 11. De asopstelling 60 bevat een eerste as 62, een tweede as 64 en een hydraulische kring 66 die elk verbonden zijn met de eerste as 62 en tweede as 64.

De eerste as 62 bevat een eerste uiteinde 68 en een tweede uiteinde 70. Het eerste uiteinde 68 is gekoppeld met het chassis 11 door een eerste bladveer 72 en een over het algemeen verticaal opgestelde eerste hydraulische cilinder 74. Het tweede

BE2018/5422 uiteinde 70 is gekoppeld met het chassis 11 door een tweede bladveer 76 en een over het algemeen verticaal opgestelde tweede hydraulische cilinder 78.

De tweede as 64 bevat een eerste uiteinde 80 en een tweede uiteinde 82. Het eerste uiteinde 80 is gekoppeld met het chassis 11 door een eerste bladveer 84 en een over het algemeen verticaal opgestelde eerste hydraulische cilinder 86. Het tweede uiteinde 82 is gekoppeld met het chassis 11 door een tweede bladveer 88 en een over het algemeen verticaal opgestelde tweede hydraulische cilinder 90.

De hydraulische kring 66 verbindt de eerste hydraulische cilinder 74 op de eerste as 62 met de eerste hydraulische cilinder 86 op de tweede as 64. De hydraulische kring 66 ook verbindt ook door middel van een fluïdum de tweede hydraulische cilinder 78 op de eerste as 62 met de tweede hydraulische cilinder 90 op de tweede as 64. De hydraulische kring 66 creëert een virtueel scharnierpunt tussen de eerste as en de tweede as, zodat de eerste hydraulische cilinder 74 op de eerste as 62 samenwerkt met de eerste hydraulische cilinder 86 op de tweede as 64. Zo ook werkt de tweede hydraulische cilinder 78 op de eerste as 62 samen met de tweede hydraulische cilinder 90 op de tweede as 64.

De volumetrische capaciteiten van de hydraulische cilinders 74, 78 op de eerste as 62 kunnen dezelfde zijn als of verschillen van de volumetrische capaciteiten van de hydraulische cilinders, 86, 90 op de tweede as 64. Bijvoorbeeld in één uitvoeringsvorm kunnen de eerste hydraulische cilinder 74 en de tweede hydraulische cilinder 78 op de eerste as 62 een eerste volumetrische capaciteit hebben, en kunnen de eerste hydraulische cilinder 86 en de tweede hydraulische cilinder 90 op de tweede as 64 een tweede volumetrische capaciteit hebben. De eerste volumetrische capaciteit kan dezelfde zijn als of verschillen van de tweede volumetrische capaciteit. In de weergegeven uitvoeringsvorm hebben de cilinders 74, 78 en 86, 90 allemaal dezelfde constructie. Er zijn echter evenzeer verschillende configuraties van de cilinders 74, 78 en 86, 90 mogelijk.

In één uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de hydraulische kring 66 de cilinders 74, 78 op de eerste as 62, de cilinders 86, 90 op de tweede as 64, een eerste hydraulische leiding 92 en een tweede hydraulische leiding 94 (Figuur 5). De eerste hydraulische leiding 92 verbindt door middel van een fluïdum de eerste hydraulische cilinder 74 op de eerste as 62 met de eerste hydraulische cilinder 86 op de tweede as 64. De tweede hydraulische leiding 94 verbindt door middel van een fluïdum de tweede hydraulische cilinder 78 op de eerste as 62 met de tweede hydraulische cilinder 90 op de

BE2018/5422 tweede as 64. In andere uitvoeringsvormen van de uitvinding kan de hydraulische kring 66 verschillend gebouwd zijn.

De eerste hydraulische leiding 92 en de tweede hydraulische leiding 94 elk zijn extra ruim bemeten en hebben binnendiameters waardoor ze zowel zorgen voor een snelle stroom van hydraulische vloeistof tussen de respectieve hydraulische cilinders 74/86 en 78/90, en ook werken als een buffervat voor hydraulische demping tussen de respectieve hydraulische cilinders. In de weergegeven uitvoeringsvorm hebben de vloeistofleidingen 92, 94 een binnendiameter van 9,5 mm +/- 0,6 mm. Als grotere diameters gebruikt worden, zal de hydraulische demping dienovereenkomstig toenemen.

In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding definieert de toevoerkoker 22 een structureel element dat gekoppeld is aan het chassis 11. Dit is in tegenstelling tot conventionele constructies, waarbij de toevoerkoker 22 een niet-structureel lichtmetalen onderdeel dat het gewas naar de hoofdbalenkamer 26 richt. De eerste bladveer 72 en de tweede bladveer 76 van de eerste as 62 zijn scharnierbaar gekoppeld met de toevoerkoker 22 (Figuren 2-4), en daardoor onrechtstreeks gekoppeld het chassis 11 door d.m.v. de toevoerkoker 22. De eerste as 62 kan achter de toevoerkoker 22 aangebracht worden en verlaagt daarbij een effectieve ashoogte van de asopstelling 60.

In de uitvoeringsvorm van de uitvinding die weergegeven is in de tekeningen, zijn elke bladveer 72, 76 op de eerste as 62, en elke bladveer 84, 88 op de tweede as 64, over het algemeen horizontaal opgestelde bladveren. Het is echter mogelijk om in andere toepassingen de bladveren niet horizontaal op te stellen. Bovendien zorgt in de uitvoeringsvorm van de uitvinding die weergegeven is in de tekeningen elke bladveer voor een zijdelingse stabilisatie van de respectieve eerste 62 of tweede as 64. Het is echter mogelijk om in andere toepassingen de zijdelingse steun te verwezenlijken met een andere structuur, zoals een trekstang die zich tussen het chassis 11 en de respectieve voorste as of tweede as 62, 64 uitstrekt.

Vergelijkbaar met de structurele configuratie van de toevoerkoker op de eerste as 62, kan de balenpers 10 ook een achterste structureel element 96 bevatten dat gekoppeld is met en zich neerwaartse uitstrekt vanaf het chassis 11. De eerste bladveer 84 en de tweede bladveer 88 van de tweede as 64 zijn scharnierbaar gekoppeld met het achterste structurele element 96 op een manier dat de tweede as 64 achter het achterste structurele element 96 is aangebracht, en daardoor een effectieve ashoogte van de asopstelling 60 verlaagt.

BE2018/5422

In de uitvoeringsvorm die weergegeven is in de tekeningen, is elk van de bladveren 72, 76, 84 en 88 gekoppeld met het chassis 11 in een selectief verstelbaar verbindingspunt 98, waardoor de balenpers 10 een in wezen constante werkhoogte boven de grond verkrijgt, ongeacht de diameter van de op de balenpers gebruikte banden. Bijvoorbeeld kan een operator banden wensen te gebruiken met een bepaalde diameter die hij om eender welke reden heeft gekozen. De verstelbare verbindingspunten 98 maken het mogelijk om de werkhoogte van de balenpers 10 gelijk te houden, ongeacht de gekozen banddiameter. Elk verbindingspunt 98 is een montagegat op een verschillende verticale hoogte en maakt het dus mogelijk de werkhoogte van de balenpers 10 te verstellen. In andere uitvoeringsvormen van de uitvinding kan de balenpers 10 echter geen verticale hoogte-instelling bevatten.

Tijdens de werking van de balenpers 10, wordt gewas aan de hoofdbalenkamer 26 toegevoerd via de toevoerkoker 22. De plunjer 30 beweegt heen en weer tijdens de compressiecycli binnen de hoofdbalenkamer 26 om balen te produceren die uitgestoten worden uit de achterkant van de balenpers 10. Wanneer de balenpers 10 over ongelijkmatige of ruwe grond rijdt, bewegen de voorste en de achterste banden op de voorste en de tweede as 62 en 64 ten opzichte van elkaar. Als de voorste rechterband bijvoorbeeld een rots tegenkomt, een kluit vuil enz., beweegt hij opwaarts waardoor de zuiger in de tweede hydraulische cilinder 78 van de eerste as 62 samengedrukt wordt. Beweging van de zuiger in de cilinder 78 drukt de hydraulische vloeistof uit de cilinder 78 door de tweede hydraulische leiding 94 en naar de tweede hydraulische cilinder 90 op de tweede as 64. De rechterachterband beweegt dus eendrachtig in een neerwaartse richting. Hetzelfde type beweging komt ook voor tussen de wielen aan de linkerkant van de balenpers.

In de hierboven weergegeven en beschreven uitvoeringsvorm heeft de asopstelling 60 de vorm van een tandemasopstelling, die de eerste as 62 en de tweede as 64 bevat. De eerste as 62 is ontworpen als vooras en de tweede as 64 is ontworpen als achteras. Het kan echter ook mogelijk zijn om de asopstelling van deze uitvinding met meer dan twee assen te ontwerpen. Bijvoorbeeld kan het mogelijk zijn om de asopstelling van deze uitvinding met 3 assen te ontwerpen, waarbij de derde as ook met het chassis 11 is gekoppeld. Dus kan het concept van deze uitvinding uitgebreid worden naar een asopstelling met twee of meer assen. Het kan bijvoorbeeld mogelijk zijn om de asopstelling van deze uitvinding met 3 assen te ontwerpen, met de derde as ook gekoppeld aan het chassis 11. Dus kunnen de concepten van deze uitvinding uitgebreid

BE2018/5422 worden naar een asopstelling met twee of meer assen.

Hoewel deze uitvinding werd beschreven met betrekking tot minstens één uitvoeringsvorm, kan deze uitvinding verder gewijzigd worden binnen de geest en de reikwijdte van deze onthulling. Deze octrooiaanvrage is dan ook bedoeld om alle variaties en gebruiken of aanpassingen van de uitvinding te omvatten door gebruik te maken van de algemene principes ervan. Verder is deze aanvraag bedoeld om zulke afwijkingen van deze onthulling zoals bekend binnen de bekende of gebruikelijke praktijk ten opzichte van de stand van de techniek, waartoe deze uitvinding behoort en die binnen de grenzen van de bijgevoegde conclusies vallen te dekken.

Claims

CONCLUSIES

1. Landbouwbalenpers (10) die het volgende bevat:

een chassis (11);

een hoofdbalenkamer (26);

een asopstelling (60) gekoppeld met het chassis;

gekenmerkt doordat:

de asopstelling (60) bestaat uit:

een tweede stang (62) met een eerste uiteinde (68) en een tweede uiteinde (70), waarbij het eerste uiteinde (68) gekoppeld is met het chassis (11) door een eerste bladveer (72) en een over het algemeen verticaal opgestelde eerste hydraulische cilinder (74), waarbij het tweede uiteinde (70) gekoppeld is met het chassis (11) door een tweede bladveer (76) en een over het algemeen verticaal opgestelde tweede hydraulische cilinder (78);

een tweede as (64) met een eerste uiteinde (80) en een tweede uiteinde (82), waarbij het eerste uiteinde (80) gekoppeld is met het chassis (11) door een eerste bladveer (84) en een over het algemeen verticaal opgestelde eerste hydraulische cilinder (86), waarbij het tweede uiteinde (82) gekoppeld is met het chassis (11) door een tweede bladveer (88) en een over het algemeen verticaal opgestelde tweede hydraulische cilinder (90);

een hydraulische kring (66) die door middel van een fluïdum de eerste hydraulische cilinder (74) op de eerste as (62) met de eerste hydraulische cilinder (86) op de tweede as (64) verbindt, en die de tweede hydraulische cilinder (78) op de eerste as (62) d.m.v. een fluïdum met de tweede hydraulische cilinder (90) op de tweede as (64) verbindt.
2. Landbouwbalenpers (10) volgens conclusie 1, waarbij de hydraulische kring (66) een virtueel scharnierpunt tussen de eerste as (62) en de tweede as (64), zodat de eerste hydraulische cilinder (74) op de eerste as (62) samenwerkt met de eerste hydraulische cilinder (86) op de tweede as (64), en de tweede hydraulische cilinder (78) op de eerste as (62) samenwerkt met de tweede hydraulische cilinder (90) op de tweede as (64).

BE2018/5422
3. Landbouwbalenpers (10) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de hydraulische kring (66) bestaat uit:

een eerste hydraulische leiding (92) die door middel van een fluïdum de eerste hydraulische cilinder (74) op de eerste as (62) verbindt met de eerste hydraulische cilinder (86) op de tweede as (64); en een tweede hydraulische leiding (94) die door middel van een fluïdum de tweede hydraulische cilinder (78) op de eerste as (62) met de tweede hydraulische cilinder (90) op de tweede as (64) verbindt.
4. Landbouwbalenpers (10) volgens conclusie 3, waarbij de eerste hydraulische leiding (92) en de tweede hydraulische leiding (94) elk extra ruim bemeten waardoor hydraulische vloeistof snel tussen de respectieve hydraulische cilinders (74, 86 en 78, 90) stroomt.
5. Landbouwbalenpers (10) volgens conclusie 3, waarbij de eerste hydraulische leiding (92) en de tweede hydraulische leiding (94) elk extra ruim bemeten zijn waardoor ze zowel zorgen voor een snelle stroom van hydraulische vloeistof tussen de respectieve hydraulische cilinders (74, 86 en 78/90), als werken als een buffervat voor hydraulische demping.
6. Landbouwbalenpers (10) volgens een van de vorige conclusies, waarbij de balenpers (10) een opraapeenheid (12) en een toevoerkoker (22) bevat voor het ontvangen van gewas van de opraapeenheid (12), waarbij de toevoerkoker (22) een structureel element bepaalt dat gekoppeld is met het chassis (11), en waarbij de eerste bladveer (72) en de tweede bladveer (76) van de eerste as (62) scharnierbaar gekoppeld zijn met de toevoerkoker (22), en daardoor onrechtstreeks gekoppeld zijn aan het chassis (11) d.m.v. de toevoerkoker (22).
7. Landbouwbalenpers (10) volgens conclusie 6, waarbij de eerste as (62) achter de toevoerkoker (22) aangebracht is, en daardoor een effectieve ashoogte van de asopstelling (60) verlaagt.

BE2018/5422
8. Landbouwbalenpers (10) volgens een van de vorige conclusies, die verder een achterste structureel element (96) bevat dat gekoppeld is met en zich neerwaarts ten opzichte van het chassis (11) uitstrekt, en waarbij de eerste bladveer (84) en de tweede bladveer (88) van de tweede as (64) scharnierbaar gekoppeld zijn met het achterste structurele element (96) op een manier dat de tweede as (64) achter het achterste structurele element (96) is aangebracht, en daardoor voor een effectieve verlaging van de ashoogte van de asopstelling (60) zorgt.
9. Landbouwbalenpers (10) volgens een van de vorige conclusies, waarbij de eerste hydraulische cilinder (74) en de tweede hydraulische cilinder (78) op de eerste as (62) een eerste volumetrische capaciteit hebben, en de eerste hydraulische cilinder (86) en de tweede hydraulische cilinder (90) op de tweede as (64) een tweede volumetrische capaciteit hebben, en waarbij de eerste volumetrische capaciteit dezelfde is als of verschilt van de tweede volumetrische capaciteit.
10. Landbouwbalenpers (10) volgens een van de vorige conclusies, waarbij elke bladveer (72, 76, 84, 88) een over het algemeen horizontaal opgestelde bladveer is.
11. Landbouwbalenpers (10) volgens een van de vorige conclusies, waarbij elke bladveer (72, 76, 84, 88) voor een zijdelingse stabilisatie van de respectieve eerste (62) of tweede as (64) zorgt.
12. Landbouwbalenpers (10) volgens een van de vorige conclusies, waarbij elke bladveer (72, 76, 84, 88) gekoppeld is met het chassis (11) in een selectief verstelbaar verbindingspunt (98), waardoor de balenpers (10) een in wezen constante werkhoogte boven de grond verkrijgt.
13. Landbouwbalenpers (10) volgens een van de vorige conclusies, waarbij de asopstelling (60) minstens twee assen heeft, nl. de eerste as (62) en de tweede as (64).