BE1020297A3 - Verstelbaar toevoerkanaal in een balenpers. - Google Patents

Verstelbaar toevoerkanaal in een balenpers. Download PDF

Info

Publication number
BE1020297A3
BE1020297A3 BE2011/0666A BE201100666A BE1020297A3 BE 1020297 A3 BE1020297 A3 BE 1020297A3 BE 2011/0666 A BE2011/0666 A BE 2011/0666A BE 201100666 A BE201100666 A BE 201100666A BE 1020297 A3 BE1020297 A3 BE 1020297A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
wall
baler
supply channel
bale chamber
crop
Prior art date
Application number
BE2011/0666A
Other languages
English (en)
Inventor
Didier O M Verhaeghe
Jolan Heyns
Den Broucke Jonas Van
Original Assignee
Cnh Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Belgium Nv filed Critical Cnh Belgium Nv
Priority to BE2011/0666A priority Critical patent/BE1020297A3/nl
Priority to BR112014011494-3A priority patent/BR112014011494B1/pt
Priority to EP12784620.2A priority patent/EP2779819B1/en
Priority to CN201280056347.7A priority patent/CN103945685B/zh
Priority to PCT/EP2012/072863 priority patent/WO2013072473A1/en
Priority to US14/359,010 priority patent/US9386750B2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1020297A3 publication Critical patent/BE1020297A3/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/10Feeding devices for the crop material e.g. precompression devices
    • A01F15/101Feeding at right angles to the compression stroke
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/10Feeding devices for the crop material e.g. precompression devices
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/04Plunger presses
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/0825Regulating or controlling density or shape of the bale
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/10Feeding devices for the crop material e.g. precompression devices
    • A01F15/101Feeding at right angles to the compression stroke
    • A01F2015/102Feeding at right angles to the compression stroke the pressing chamber is fed from the bottom side

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)
  • Storage Of Harvested Produce (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)
  • Threshing Machine Elements (AREA)

Abstract

De balenpers volgens de uitvinding omvat afstelmiddelen voor het afstellen van het bovenste uiteinde van de bovenwand in een vooraf bepaalde positie, en het onderste uiteinde van de bovenwand is ontworpen om te scharnieren rond een as nabij het invoerpunt van de toevoermiddelen in het onderste uiteinde van de bovenwand, zodanig dat de doorsnede van het toevoerkanaal variabel is. De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het bedienen van deze agrarische balenpers voor het optimaliseren van het baalproces.

Description

VERSTELBAAR TOEVOERKANAAL IN EEN BALENPERS
Inleiding
Deze uitvinding heeft in het algemeen betrekking op agrarische balenpersen voor de vorming van balen gewasmateriaal, zoals hooi, stro of kuilvoer in een balenkamer, en meer in het bijzonder op balenpersen van het rechthoekige type, d.w.z. balenpersen die balen gewasmateriaal produceren die rechthoekig van vorm zijn. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op het toevoer- of precompressiekanaal van dergelijke balenpersen. De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het bedienen van een agrarische balenpers voor het optimaliseren van het baalproces.
Beschrijving van het probleem
Een agrarische balenpers volgens een in wezen conventioneel ontwerp omvat in het algemeen : - een chassis met wielen; - een balenkamer die gemonteerd is op genoemd chassis en die zich ten opzichte van de beoogde bewegingsrichting van de balenpers in het algemeen in de lengte uitstrekt en die een inlaatopening heeft in de onderwand ervan; - compressiemiddelen, in het bijzonder een plunjer, gemonteerd om heen en weer te bewegen in de balenkamer en heen en weer over de daarin aanwezige inlaatopening voor het samenpersen van opeenvolgende ladingen gewasmateriaal aangevoerd doorheen genoemde inlaatopening in genoemde balenkamer om er een baal van te vormen; de compressiemiddelen bewegen ten minste gedeeltelijk, bij voorkeur volledig, heen en weer over de daarin aanwezige inlaatopening ; - toevoermiddelen, omvattende tanden, om genoemde lading vanuit een toevoerkanaal in de balenkamer te stouwen ; in één uitvoeringsvorm zijn de toevoermiddelen beweegbaar gemonteerd gezien ten opzichte van de krommingstraal van het toevoerkanaal, naar binnen ten opzichte van de binnenwandmiddelen en zich uitstrekkend doorheen sleuven in het toevoerkanaal ; genoemde toevoermiddelen, in het bijzonder genoemde tanden, werken samen met het toevoerkanaal om gewasmateriaal in te voeren in genoemd toevoerkanaal om daarin een lading van genoemd materiaal te accumuleren ; het invoerpunt van de toevoermiddelen bevindt zich in het onderste uiteinde van genoemde bovenwand; - een toevoerkanaal, ook wel een precompressiekamer genoemd, dat aan de ene kant communiceert met de inlaatopening in de balenkamer en dat ten opzichte daarvan naar beneden en naar voren afbuigt en dat eindigt in een lager gelegen, naar voren gerichte open gewasontvangende opening ; dit toevoerkanaal omvattende gebogen boven- en onderwandmiddelen waarvan de bovenwandmiddelen sleuven omvatten die zich in het algemeen uitstrekken vanaf genoemde gewasontvangende opening tot aan genoemde inlaatopening in de balenkamer voor samenwerking met genoemde toevoermiddelen. In één uitvoeringsvorm kan een toevoerkanaal gevormd worden door dwars op een afstand van elkaar geplaatste langwerpige wandelementen die daartussen gelegen sleuven bepalen.
De toevoermiddelen, in het bijzonder een inrichting van afzonderlijke of gecombineerde pak- en stouwmiddelen, werd in het algemeen bevredigend bevonden behalve dat, bij bepaalde gewasmaterialen, gewasfactoren (zoals vochtigheid van het gewasmateriaal) en baalomstandigheden (zoals tractorsnelheid, hoeveelheid opgeraapt gewas per lopende meter), de balenkamer niet altijd gelijkmatig gevuld wordt over zijn gehele doorsnede bij elke lading of laag gewasmateriaal uit het toevoerkanaal, zodat balen van ongelijke dichtheid gevormd worden. Dit is ongewenst in die mate dat de ongelijke dichtheid een negatief effect heeft op de baalvorm. Balen van onregelmatige vorm en dichtheid zijn verder ook niet goed geschikt voor verdere manipulatie en stapeling.
De oorzaak van deze onvolledige of onregelmatige vulling van de dwarsdoorsnede van de balenkamer met ladingen gewasmateriaal met bepaalde gewasmaterialen en in bepaalde gewasomstandigheden is gerelateerd aan het feit dat het vullen van de balenkamer (door de stouwinrichting) een discontinu proces is dat gesynchroniseerd is met de heen-en-weer gaande beweging van de compressiemiddelen, bijv. een plunjer, zodat het niet mogelijk is om het toevoerkanaal of de balenkamer naar believen op te vullen. Daarom wordt met een discontinu vulmechanisme een mechanisme bedoeld dat enkel werkt als het toevoer- of precompressiekanaal een vooraf bepaalde hoeveelheid gewasmateriaal ontvangen heeft. Wanneer eerst de werking van de balenpers met een ideaal gewas en in ideale gewasomstandigheden wordt bekeken, dan moet men opmerken dat, aangezien de stouw- en pakinrichting van het toevoermechanisme gewasmateriaal samenpakt in het toevoerkanaal om een lading te verzamelen, dit gewasmateriaal enigszins samengedrukt wordt bij elke pakslag, terwijl het voortbewogen wordt in het toevoerkanaal. Zodra de tanden van de pakker het gewasmateriaal in het toevoerkanaal loslaten, heeft genoemd materiaal de neiging om te herstellen van de compressie, d.w.z. om uit te zetten, waarbij het in contact komt met de tegenoverliggende wanden van het toevoerkanaal en het daardoor in de gevorderde positie erin blijft, d.w.z. dat het niet de neiging heeft om terug te vallen naar de inlaat van het toevoerkanaal. Wanneer er tenslotte een volledige lading geaccumuleerd werd in het toevoerkanaal, dan vult die in hoofdzaak de volledige lengte ervan en wanneer deze lading gewasmateriaal vervolgens in de balenkamer geduwd wordt, vult die ook in het algemeen op gelijkmatige wijze de gehele dwarsdoorsnede ervan, zoals gewenst.
Echter, in niet-ideale omstandigheden, met gewasmateriaal dat deze veerkrachtige eigenschappen niet heeft, of wanneer er een te geringe volume gewasmateriaal in het toevoerkanaal gestouwd wordt, gedraagt het gestouwde gewasmateriaal zich op een heel andere manier tijdens de pak- en stouwcycli van het toevoermechanisme.
Bijvoorbeeld heeft kuilvoer en ander gewasmateriaal met een hoog vochtgehalte niet deze natuurlijke veerkracht. Wanneer dergelijk gewasmateriaal gestouwd worden, heeft het gewasmateriaal dat in een bepaalde mate samengedrukt wordt door de tanden van de pakker wanneer het in het toevoerkanaal ingevoerd wordt, niet de neiging om te herstellen van deze compressie, waarbij het zijn positie in het toevoerkanaal niet behoudt wanneer de tanden van de pakker zich terugtrekken. Bijgevolg heeft een gegeven lading de neiging om onder invloed van de zwaartekracht naar beneden te vallen. Hoe groter het tijdsverloop is tussen opeenvolgende tanden die het kanaal ingaan, hoe meer kans er is dat een lading naar beneden valt. Dit probleem is erger in grotere balenpersen die steeds populairder worden. Dit probleem is ook meer kritisch in de zogenaamde " onderlangs-gevoede" of "in-lijn" balenpersen dan in de oudere "zijdelings-gevoede" of "offset" balenpersen om redenen die gemakkelijk te begrijpen zijn.
Verder moet, voor het omgaan met de bovengenoemde problemen, in het bijzonder met het verschil in dichtheid van of hoeveelheid binnenkomende gewasmateriaal, om een vooraf bepaalde uitgaande dichtheid/doorvoer te bereiken, de snelheid van de tractor zorgvuldig gecontroleerd worden.
Verder is een ander probleem dat aangepakt moet worden, het blokkeren van het toevoerkanaal, in het bijzonder nabij de inlaatopening van de balenkamer wanneer er bijvoorbeeld te grote hoeveelheden gewasmateriaal toegevoerd worden aan het toevoerkanaal of wanneer het toevoer-, stouw- en pakproces niet voldoende geoptimaliseerd is.
EP 1 066 747 A1 (CNH Belgium NV, 2001) openbaart een inrichting en een werkwijze die de bestuurder van een tractor die een agrarische balenpers trekt met een precompressiekanaal en een discontinu vulmechanisme dat enkel werkt -geactiveerd door een sensormechanisme, in het bijzonder een valsensor in het toevoerkanaal, waarvan de gevoeligheid aangepast kan worden - wanneer het precompressiekanaal een vooraf bepaalde hoeveelheid gewasmateriaal ontvangen heeft om het baalproces te optimaliseren op basis van gewasinnamegegevens, bijvoorbeeld verkregen van een druksensor in het toevoerkanaal. De bestuurder van de tractor kan de snelheid van de balenpers dan verhogen of verlagen om meer of minder gewasmateriaal per lopende meter of per tijdseenheid in te nemen. Als er echter meer gewasmateriaal in het toevoerkanaal binnenkomt dan optimaal is, zal dit resulteren in een zekere mate van overcompressie in het toevoerkanaal voordat het stouwmechanisme geactiveerd wordt. Wanneer het gewasmateriaal slechts in geringe mate samendrukbaar is, zoals het geval is met kuilvoer, zal deze overcompressie ertoe leiden dat de wanden van het toevoerkanaal onderworpen worden aan een aanzienlijke druk. Op lange termijn zullen dergelijke omstandigheden leiden tot vervorming van de wanden van het toevoerkanaal, verhoogde slijtage, metaalmoeheid en het falen van de balenpers. Daarom was het een doel van de uitvinding een derde parameter te vinden, naast de gevoeligheid van de sensor en de snelheid van de balenpers, om de werking van de balenpers te optimaliseren, in het bijzonder bij het vullen van de balenkamer en de vorming van balen, in het bijzonder voor kuilvoer.
Verrassenderwijs bleek deze derde parameter de doorsnede van het toevoerkanaal te zijn, in het bijzonder nabij of aan het bovenste uiteinde van het toevoerkanaal. De uitvinders hebben nu een nieuw toevoerkanaal ontwikkeld met een verstelbare bovenwand om de bovengenoemde problemen ten minste gedeeltelijk op te lossen.
Beschrijving van de stand van de techniek
Toevoerkanalen kunnen een vaste doorsnede hebben, zoals beschreven in EP 0 148 537 A1 (New Holland, 1988), of kunnen een variabele doorsnede hebben, zoals beschreven in GB 2 059 869 A (Hesston Co, 1981), EP 0 120 780 A1 (Rivierre Casalis, 1984) en EP 0 276 496 A1 (Ford New Holland, 1988). Toevoerkanalen met een variabele doorsnede werden ontworpen om af te rekenen met het probleem van een variabele inname van gewasmateriaal in het toevoerkanaal.
GB 2 059 869 A beschrijft een balenpers die in het algemeen van hetzelfde type is als de balenpers onthuld in EP 0 148 537 A1 waarnaar hierboven gerefereerd werd. Volgens GB 2059869 A is de buitenste gebogen wand (te zien ten opzichte van de krommingstraal van het toevoerkanaal) elastisch gemonteerd ter hoogte van het onderste uiteinde om een naar buiten gerichte scharnierbeweging ervan mogelijk te maken om een as aan zijn bovenste uiteinde nabij de inlaatopening van de balenkamer wanneer de dichtheid van een voorgecomprimeerde lading gewasmateriaal in het toevoerkanaal een vooraf ingestelde waarde overschrijdt en er nog meer gewasmateriaal toegevoegd wordt aan deze lading voordat ze in de balenkamer gestouwd wordt. Deze inrichting laat dus de accumulatie toe van een “groter-dan-normale" lading gewasmateriaal in het toevoerkanaal zonder dat deze lading buitensporig voorgecomprimeerd wordt. Het mechanisme is een adaptief mechanisme in die zin dat de buitenste gebogen wand van het toevoerkanaal uitzet als reactie op een verhoogde compressiedruk en niet ingesteld kan worden in een vooraf bepaalde positie. Deze inrichting slaagt er niet in een oplossing te bieden voor de hierboven beschreven problemen die optreden bij het manipuleren van kuilvoer of een ander gewasmateriaal met een hoog vochtgehalte. Sterker nog, de variatie in de afmeting van de dwarsdoorsnede van het toevoerkanaal in de richting van de krommingstraal is relatief gering, vooral in het gedeelte ervan nabij de invoeropening van de balenkamer. Bovendien, wanneer het hierboven genoemde toevoerkanaal zijn smalste positie heeft, versmalt het vanaf de inlaatopening naar een tussenliggend punt langs de lengterichting en neemt dan geleidelijk toe in breedte vanaf dit tussenliggend punt in de richting van de inlaatopening van de balenkamer. Daarom werd het bovengenoemde ongewenste gedrag van kuilvoer of andere vergelijkbaar gewasmateriaal in het toevoerkanaal niet opgelost met de inrichting volgens GB 2 059 869 A. Verder kan niet elke blokkering van het toevoerkanaal opgelost worden door het beschreven toevoerkanaal.
EP 0 120 780 A1 openbaart een balenpers waarvan het toevoerkanaal begrensd wordt door een vaste gebogen bovenwand en een gebogen onderwand waarvan een onderste gedeelte, d.w.z. een gedeelte aan het onderste uiteinde ervan, vast is en een bovenste gedeelte, d.w.z. een gedeelte aan het bovenste uiteinde ervan, scharnierbaar gemonteerd is op een afstand van de inlaatopening van de balenkamer. Veermiddelen (in casu een veer) dwingen het scharnierbare bovenste gedeelte naar een naar binnen gerichte schuine positie ten opzichte van de gebogen buitenwand om zo samen met deze gebogen buitenwand, en te zien in de richting van de inlaatopening van de balenkamer, een taps toelopend bovenste gedeelte van het toevoerkanaal te definiëren. Deze veermiddelen staan verder ook toe dat het scharnierbare gedeelte van de bovenwand weg beweegt van de onderwand naar een in hoofdzaak evenwijdige positie ten opzichte van deze onderwand onder invloed van het gewasmateriaal dat gepakt wordt in het toevoerkanaal. Bijgevolg is het mechanisme ook een adaptief mechanisme zodanig dat het vrij scharnierbare binnenwandgedeelte niet ingesteld kan worden in een vooraf bepaalde positie om een bepaalde dwarsdoorsnede van het toevoerkanaal te definiëren. Verder vormt het beweegbare binnenwandgedeelte slechts een relatief klein deel van de binnenwand. Bovendien, aangezien het beweegbare bovenwandgedeelte scharnierbaar is op de wijze zoals beschreven, is de afmeting van de uitlaat van het toevoerkanaal variabel, terwijl de inlaatopening van de balenkamer vast is, en dus zal het duidelijk zijn dat het overbrengen van ladingen gewasmateriaal van het toevoerkanaal naar de balenkamer gehinderd zal worden door het onderwandgedeelte van de balenkamer wanneer het beweegbare binnenwandgedeelte zich in de uitgeschoven stand bevindt.
EP 0 276 496 A1 onthult een balenpers die in het algemeen van hetzelfde type is als de balenpers beschreven in EP 0 148 537 A1 waarnaar hierboven gerefereerd werd. Volgens EP 0 276 496 A1 wordt het toevoerkanaal begrensd door een vaste gebogen bovenwand en een gebogen onderwand waarvan een ondergedeelte, d.w.z. een gedeelte aan het onderste uiteinde ervan, vast is en een bovenste gedeelte, d.w.z. een gedeelte aan het bovenste uiteinde ervan, scharnierbaar gemonteerd is op een afstand van de inlaatopening van de balenkamer, waarbij de gehele gebogen bovenwand beweegbaar is ten opzichte van de vaste gebogen onderwand over in hoofdzaak zijn gehele lengte, zodanig dat een doorsnede van het toevoerkanaal variabel is over in hoofdzaak de volledige lengte van genoemd toevoerkanaal vanaf de gewasontvangende inlaat tot de inlaatopening van de balenkamer. Ook dit mechanisme is een adaptief mechanisme waarin de verplaatsing van de gehele gebogen bovenwand gebeurt door de druk die erop uitgeoefend wordt door het binnenkomende gewasmateriaal. Hoewel deze configuratie bepaalde voordelen heeft in bepaalde omstandigheden, is ze toch nog niet in staat is om een oplossing te bieden voor de problemen zoals hierboven beschreven en geassocieerd met de manipulatie van kuilvoer en vergelijkbaar nat gewasmateriaal. Verder is de technische constructie nogal omslachtig.
Beschrijving van de uitvinding
Het is een doel van de huidige uitvinding om een oplossing te presenteren om de voornoemde problemen in het toevoerkanaal te overwinnen bij het balenpersen van kuilvoer of vergelijkbaar nat gewasmateriaal met een agrarische balenpers van het rechthoekige type.
Deze oplossing wordt verkregen door het toevoerkanaal gedefinieerd in de toegevoegde conclusies. Deze oplossing introduceert een derde parameter, de dwarsdoorsnede van het toevoerkanaal, voor het optimaliseren van het baalproces.
In het bijzonder wordt er een agrarische balenpers van het rechthoekige type verschaft, zoals hierboven beschreven, omvattende afstelmiddelen voor het afstellen van het bovenste uiteinde van de bovenwandmiddelen in een vooraf bepaalde positie, waarbij het onderste uiteinde van de bovenwand ontworpen is om te scharnieren om een as nabij het invoerpunt van de toevoermiddelen in het onderste uiteinde van de bovenwandmiddelen.
Dienovereenkomstig wordt er een toevoerkanaal verkregen, waarin het bovenste uiteinde van de bovenwandmiddelen beweegbaar geïnstalleerd is nabij de inlaatopening van de balenkamer, zodanig dat het bovenste uiteinde een cirkelvormige traject kan beschrijven, zodanig dat de afmeting van de dwarsdoorsnede van het toevoerkanaal, te zien in de richting van de krommingstraal, continu variabel is in hoofdzaak langsheen de lengterichting van genoemd toevoerkanaal en ingesteld kan worden in een vooraf bepaalde positie. Met "vooraf bepaalde positie" wordt een positie bedoeld die gekozen kan worden door de operator van de balenpers, of die kan voortvloeien uit gegevens verkregen uit de balenpers, zoals van één of meerdere sensoren.
Door de introductie van deze derde parameter kan de doorsnede van het toevoerkanaal, naast de gevoeligheid van de sensor en de snelheid van de balenpers, de werking van de balenpers, in het bijzonder het vullen van de balenkamer en de vorming van balen, in het bijzonder voor kuilvoer, geoptimaliseerd worden. Er dient opgemerkt te worden dat - in tegenstelling tot de leer in de stand der techniek - de dwarsdoorsnede van het toevoerkanaal niet noodzakeiijk automatisch hoeft te veranderen bij het toevoeren van gewas in het toevoerkanaal, zoals in de geciteerde stand der techniek.
Volgens één uitvoeringsvorm zijn de onderwandmiddelen vast gemonteerd, d.w.z. de onderwandmiddelen zijn niet ontworpen om te bewegen ten opzichte van en naarde bovenwandmiddelen.
De verplaatsing naar of afstelling in een vooraf bepaalde positie van het bovenste uiteinde van de bovenwand wordt gedaan door afstelmiddelen. Elk afstelmiddel, gekend door de vakman, kan gekozen worden. Volgens één uitvoeringsvorm omvatten de afstelmiddelen één of meer van een hydraulische actuator, een elektrische actuator of een draadstang. De afstelmiddelen kunnen elektronisch of handmatig geregeld worden.
Volgens één uitvoeringsvorm worden de bovenwandmiddelen gevormd door dwars op een afstand van elkaar geplaatste langwerpige wandelementen die daartussen gelegen sleuven definiëren, die zich in het algemeen uitstrekken van genoemde gewasontvangende opening tot genoemde inlaatopening in de balenkamer.
Volgens één voorkeursuitvoering wordt de verplaatsing naar of de afstelling in een vooraf bepaalde positie van het bovenste uiteinde van de bovenwandmiddelen uitgevoerd door afstelmiddelen, omvattende, verbonden met het bovenste uiteinde van de bovenwand, een langwerpig connectorelement, en ten minste één as die uit het langwerpige connectorelement uitsteekt op ten minste één van zijn uiteinden, waarbij het langwerpige connectorelement genoemde langwerpige wandelementen fixeert en de sleuven er tussen definieert, en verbonden met de balenpers voor relatieve verplaatsing van de bovenwandmiddelen, een actuator en een geleidingsplaat met een langwerpige geleidingssleuf die aangepast is om genoemde as te ontvangen.
Door de afstelmiddelen die de voorkeur hebben, in het bijzonder door de grootte en de oriëntatie van de langwerpig geleidingssleuf, zullen de krachten die op de bovenwand inwerken en die gegenereerd worden door de gewaslading in het toevoerkanaal, en door de werking van de stouwer wanneer de genoemde gewaslading in de balenkamer wordt geduwd, gedeeltelijk omgeleid worden naar de geleidingsplaat, en zullen deze slechts gedeeltelijk, in geringe mate, inwerken op de actuator, terwijl deze krachten tegelijkertijd voorzien in een maximum verandering van de doorsnede van het toevoerkanaal. Deze voorkeursuitvoering verzekert ook dat de slijtage van de actuator geminimaliseerd kan worden en de levensduur van de actuator gemaximaliseerd kan worden. Verder zullen genoemde krachten die op de bovenwandmiddelen inwerken, geminimaliseerd worden, zodat de vorm van de bovenwandmiddelen niet zal veranderen onder invloed van deze krachten, in elke positie van de bovenwandmiddelen. Aangezien de vorm van de bovenwandmiddelen zeer belangrijk is voor de samenwerking tussen de tanden van de toevoermiddelen en de bovenwandmiddelen, is het absoluut wenselijk dat een dergelijke vorm bewaard wordt, bv. tijdens gebruik of na intensief gebruik.
Volgens één uitvoeringsvorm is het bovenste uiteinde van elk van de genoemde langwerpige wandelementen, waartussen sleuven gedefinieerd worden, aangesloten op een langwerpig connectorelement, dat aan de buitenkant en dwars op de breedte van het toevoerkanaal geplaatst is, omvattende ten minste één as die uit genoemd langwerpig connectorelement uitsteekt op ten minste één van zijn uiteinden, waarbij het langwerpige connectorelement genoemde langwerpige wandelementen fixeert en de sleuven er tussen definieert. Bij voorkeur steken er twee assen uit het langwerpige connectorelement op de tegenoverliggende uiteinden van het langwerpige connectorelement.
Volgens één uitvoeringsvorm omvat het langwerpige connectorelement een aantal uitsparingen die elk corresponderen met één van genoemde sleuven, en ermee communiceren, waarvan de afmetingen geselecteerd zijn om de beweging van genoemde toevoermiddelen te te laten.
Volgens één uitvoeringsvorm communiceert de ten minste één as met een langwerpige geleidingssleuf aangepast om genoemde as te ontvangen, in een geleidingsplaat die in hoofdzaak loodrecht staat op genoemd langwerpig connectorelement. Bij voorkeur is de as voorzien van een tap die opgesloten zit in de langwerpige geleidingssleuf en erin glijdt bij verplaatsing van de bovenwand door de werking van een actuator.
Volgens één uitvoeringsvorm is de oriëntatie van de langwerpige geleidingssleuf zodanig dat de langwerpige geleidingssleuf in de lengterichting evenwijdig uitgelijnd is met de gemiddelde kracht op de bovenwandmiddelen. Volgens één uitvoeringsvorm is de oriëntatie van de langwerpige geleidingssleuf uitgelijnd volgens het circulaire traject dat afgelegd wordt door het bovenste gedeelte van de bovenwandmiddelen.
Volgens één uitvoeringsvorm is de tenminste één as verbonden met de plunjer van een actuator die in staat is om de bovenwandmiddelen te bewegen en in te stellen ten opzichte van de onderwandmiddelen.
Volgens één uitvoeringsvorm is de actuator scharnierbaar geplaatst vlakbij en tussen de onderwandmiddelen en de bovenwandmiddelen.
Volgens één uitvoeringsvorm is het onderste uiteinde van genoemde langwerpige wandelementen waartussen sleuven gedefinieerd zijn, scharnierbaar verbonden met een scharnierinrichting, zodat elk langwerpig wandelement kan scharnieren om een as loodrecht op de verplaatsing van de langwerpige wandelementen.
Volgens één uitvoeringsvorm kunnen de langwerpige wandelementen aan het bovenste uiteinde een cirkelvormige traject uitvoeren van 0 tot en met 10 graden, meer in het bijzonder van 0 tot en met 8 graden. Daarom is de lengte van de langwerpige geleidingssleuf aangepast om een dergelijke circulaire verplaatsing te accommoderen. De hoek wordt gemeten als de hoek tussen een lijn die het scharnierpunt in het onderste uiteinde van genoemde langwerpige wandelementen verbindt met één uiteinde van de langwerpige geleidingssleuf en een lijn die het scharnierpunt in het onderste uiteinde van genoemde langwerpige wandelementen verbindt met het andere uiteinde van de langwerpige geleidingssleuf. Aangezien de circulaire verplaatsing vrij klein is, kan de sleuf ontworpen worden als een longitudinale sleuf, d.w.z. een sleuf die zich lineair uitstrekt van de ene kant van de geleidingsplaat naar de andere kant van de geleidingsplaat.
Volgens één uitvoeringsvorm convergeren de binnenste en buitenste wandmiddelen relatief ten opzichte van elkaar over bijna hun gehele lengte te zien in de richting vanaf de gewasontvangende opening naar de inlaatopening in de balenkamer.
Volgens één uitvoeringsvorm omvat de balenpers volgens de uitvinding verder één of meer van ladingdetectiemiddelen, controlemiddelen en cyclusdetectiemiddelen.
Volgens één uitvoeringsvorm wordt de verplaatsing van de binnenwandmiddelen van het toevoerkanaal door de actuatoren) aangestuurd door ladingdetectiemiddelen, d.w.z. door middelen voor het detecteren van de belading van het toevoerkanaal.
Volgens één uitvoeringsvorm omvatten ladingdetectiemiddelen een valsensor, geplaatst in het toevoerkanaal, en/of een infraroodsensor geplaatst in het toevoerkanaal, zoals beschreven in WO2011/032980 (CNH Belgium NV, 2011). Bijgevolg omvat de balenpers volgens de uitvinding verder één of meer van een valsensor, geplaatst in het toevoerkanaal, en een infraroodsensor geplaatst in het toevoerkanaal.
De cyclusdetectiemiddelen worden gebruikt voor het detecteren wanneer genoemde toevoermiddelen starten om gewasmateriaal in te voeren in genoemde balenkamer en genoemde controlemiddelen omvatten een timer, die gestart wordt wanneer de stouwer start en gestopt wordt wanneer hij signalen ontvangt van de genoemde ladingdetectiemiddelen.
De valsensor kan een geveerde sensorklep omvatten en een sensor die de verplaatsing van genoemde sensorklep detecteert.
De dwarsdoorsnede van het toevoerkanaal kan dus gebruikt worden als parameter in de werkwijze zoals beschreven in EP 1 066 747 A1 voor het optimaliseren van het baalproces op basis van gewasinvoergegevens, waarvan de onthulling in zijn geheel opgenomen is in deze aanvrage.
Vandaar dat de uitvinding ook betrekking heeft op een werkwijze voor het bedienen van een agrarische balenpers volgens de uitvinding, omvattende: - een chassis met wielen ; - een balenkamer die gemonteerd is op genoemd chassis en die zich ten opzichte van de beoogde bewegingsrichting van de balenpers in het algemeen in de lengte uitstrekt en die een inlaatopening heeft in de onderwand ervan; - compressiemiddelen gemonteerd om heen en weer te bewegen in de balenkamer en heen en weer over de daarin aanwezige inlaatopening voor het samenpersen van opeenvolgende ladingen gewasmateriaal aangevoerd doorheen genoemde inlaatopening in genoemde balenkamer om er een baal van te vormen; - toevoermiddelen, omvattende tanden, om genoemde lading vanuit een toevoerkanaal in de balenkamer te stouwen; - een toevoerkanaal dat aan de ene kant communiceert met de inlaatopening in de balenkamer en dat ten opzichte daarvan naar beneden en naar voren afbuigt en dat eindigt in een lager gelegen, naar voren gerichte open gewasontvangende opening ; dit toevoerkanaal omvattende gebogen boven- en onderwandmiddelen waarvan de bovenwandmiddelen sleuven omvatten, die zich in het algemeen uitstrekken vanaf genoemde gewasontvangende opening tot genoemde inlaatopening in de balenkamer voor samenwerking met de genoemde toevoermiddelen; - afstelmiddelen voor het afstellen van het bovenste uiteinde van de bovenwandmiddelen in een vooraf bepaalde positie, waarbij het onderste uiteinde van de bovenwand ontworpen is om te scharnieren om een as nabij het invoerpunt van de toevoermiddelen in het onderste uiteinde van de bovenwand .
- controlemiddelen omvattende middelen om de operator te informeren over de voortgang van het baalproces, met het kenmerk, dat de werkwijze de stappen omvat van - het berekenen van een waarde gerelateerd aan de verhouding van het werkelijke invoerdebiet van gewasmateriaal door genoemde toevoermiddelen in vergelijking met een optimale invoerverhouding en - het afstellen van het bovenste uiteinde van de bovenwand in een vooraf bepaalde positie op basis van genoemde waarde die gerelateerd is aan de verhouding van het werkelijke invoerdebiet van gewasmateriaal door genoemde toevoermiddelen in vergelijking met een optimale invoerverhouding.
Door het afstellen van het bovenste uiteinde van de bovenwand in een vooraf bepaalde positie wordt de doorsnede van het toevoerkanaal veranderd.
Het is voordelig dat de controlemiddelen een weergave verschaffen van een waarde die verband houdt met een verhouding van het werkelijke invoerdebiet van gewasmateriaal dat de balenpers ingaat ten opzichte van een optimaal debiet waarmee de balenpers het gewasmateriaal in balen kan persen. Bij voorkeur is de verhouding weergegeven als gehele en niet-gehele getallen of ten minste tot op één decimaal.
De balenpers en de werkwijze kunnen gebruik maken van ladingdetecterende middelen voor het detecteren wanneer een lading gewasmateriaal het toevoerkanaal gevuld heeft tot een vooraf bepaalde vulgraad en voor het verschaffen van een output die indicatief is voor de voltooiing van deze vulling. De controlemiddelen kunnen een timer omvatten, die gestart wordt wanneer er een nieuwe hoeveelheid gewasmateriaal in het kanaal begint te komen en gestopt wordt wanneer hij de output ontvangt van de ladingsensor. De balenpers kan ook een timinginrichting omvatten dat een timingoutput verschaft gerelateerd aan de snelheid van de werking van de plunjer. De controlemiddelen kunnen zorgen voor een zeer informatieve indicatie van de balenperscapaciteit wanneer deze een berekeningsinrichting omvatten voor het bepalen van een verhouding die een aanduiding is van de tijd nodig voor het vullen van het toevoerkanaal in vergelijking met de plunjer cyclustijd uit de output van de ladingsensor en de timinginrichting.
De huidige uitvinding wordt bij voorkeur gebruikt in combinatie met een balenpers met een discontinu stouwmechanisme. De huidige uitvinding is bijzonder nuttig voor gebruik met een agrarische balenpers met een toevoerkanaal of precompressiekamer en een discontinu vulmechanisme.
Volgens één uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de uitvinding de stappen van: - het volgen van de compressiegraad van het gewasmateriaal dat in het toevoerkanaal ingevoerd wordt; - het verschaffen van een output aan genoemde controlemiddelen wanneer genoemd gewasmateriaal een vooraf bepaalde compressiegraad bereikt ; en - het gebruiken van deze output voor de berekening van een waarde die gerelateerd is met genoemd feitelijk invoerdebiet.
Volgens één uitvoeringsvorm is genoemd optimaal invoerdebiet gelijk aan het gewasinvoerdebiet waarbij genoemde vooraf bepaalde compressiegraad bereikt wordt in één cyclus van genoemde compressiemiddelen.
Volgens één uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de uitvinding de verdere stap van het verschaffen van een weergave van genoemde waarde op een weergavemiddel. Het verdient de voorkeur dat de weergave van de verhouding toeneemt in contrast bij een dalende waarde van de verhouding. Het verdient de voorkeur dat de toename van het contrast niet-lineair is met de vermindering van de waarde van de verhouding.
Beschrijving van de figuren • Figuur 1 is een zijaanzicht van een agrarische balenpers, waarin een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding toegepast kan worden (F = voorwaartse richting), • Figuur 2 is een gedetailleerd aanzicht in doorsnede van het toevoerkanaal van Figuur 1 op grotere schaal, • Figuur 3 is een gedetailleerd aanzicht in doorsnede vergelijkbaar met dat van Figuur 2, maar met bepaalde componenten in verschillende operationele posities, • Figuur 4 is een 3D-aanzicht van het toevoerkanaal volgens de uitvinding, • Figuur 5 is een 3D-aanzicht van het onderste uiteinde van de bovenwand van het toevoerkanaal volgens de uitvinding, en • Figuur 6 is een weergave van de krachten die inwerken op de bovenwandelementen en de actuator (Fav = gemiddelde kracht)
Gedetailleerde beschrijving van de uitvinding
Een agrarische balenpers in overeenstemming met de huidige uitvinding zal nu meer in detail beschreven worden, bij wijze van voorbeeld, met verwijzing naar bepaalde uitvoeringsvormen en naar bepaalde figuren, maar de huidige uitvinding wordt niet hiertoe beperkt, maar wordt enkel beperkt door de conclusies.
In de volgende beschrijving en conclusies zijn rechter- en linkerkant referenties bepaald door aan de achterzijde van de machine te staan met het gezicht in de voorwaartse rijrichting. Ook in de volgende beschrijving en conclusies moet men begrijpen dat termen als "voorzijde", "achterzijde", "voorwaarts", "achterwaarts", "links", "rechts", "naar boven", "naar beneden", "bovenste", "onderste", "binnenste", "buitenste", enz. zoals gebruikt doorheen deze toepassing bepaald worden met betrekking tot de normale werking of rijrichting van de balenpers in bedrijf en in zijn normale oriëntatie, tenzij anders vermeld. De hiervoor genoemde termen zijn niet bedoeld als beperkende termen. In de figuren wordt, waar nodig, de bedoelde bewegingsrichting aangegeven met een pijl en de letter "F".
Figuur 1 toont een agrarische balenpers 20, omvattende een chassis met wielen 25 en een balenkamer 2 die op het genoemde chassis 25 gemonteerd is en dat uitgerust is met een naar voren uitstrekkend gedeelte, en aan de voorzijde uitgerust is met een (trek)haakinrichting (niet afgebeeld) voor de aankoppeling van de balenpers 20 aan een trekkend voertuig, bijv. een tractor. Een windscherm 17 geleidt het gewas naar een opraapinrichting 16 die het gewasmateriaal oppikt van het veld wanneer de balenpers 20 er over rijdt en dergelijk materiaal aflevert in het voorste uiteinde van een naar achter en naar boven gekromd, ladingvormend toevoerkanaal 11 volgens de uitvinding, dat fungeert als een precompressiekamer voor het gewasmateriaal dat toegevoerd wordt in het genoemde toevoerkanaal 11. Het toevoerkanaal 11 communiceert aan zijn bovenste uiteinde via een inlaatopening 51 met een er zich daarboven bevindende, zich in de lengte uitstrekkende balenkamer 2 waarin ladingen gewas geladen worden door een cyclisch werkend stouwmechanisme 12. Een continu werkend pakmechanisme 14 of een rotor (niet afgebeeld) in het onderste voorste uiteinde van het toevoerkanaal 11 voert continu materiaal aan en stouwt het in het toevoerkanaal 11 zodat de ladingen gewasmateriaal de interne configuratie van het toevoerkanaal 11 aannemen en om een zekere mate van precompressie te bereiken voorafgaand aan de periodieke beweging van de vork van het stouwmechanisme 12 en de invoer naar boven in de balenkamer 2. Er wordt verhinderd dat het gewas de balenkamer 2 ingevoerd wordt door middel van een gewashouder of retainer 10, bv. in de vorm van vingers die kunnen draaien tussen een gesloten positie (zie afbeelding), waarin zij het toevoerkanaal 11 blokkeren en een open positie waarin het gewas de kamer 2 ingevoerd kan worden. Het toevoerkanaal 11 kan uitgerust worden met een valsensor 13 om te bepalen of er zich daarin een complete lading gevormd heeft en het besturingssysteem van de balenpers is aangepast om de pakkervork te bedienen als reactie op de output van de valsensor 13. Bij voorkeur omvat de valsensor een klepinrichting die een druksensor vormt die geactiveerd wordt wanneer de druk van het gewas in het toevoerkanaal 11 de gewenste waarde bereikt heeft. De activeringsdruk van de sensorklep in de valsensor 13 kan aangepast worden. Elke actie van het pakmechanisme 12 voert een "lading" of "laag" gewasmateriaal uit het toevoerkanaal 11 in de kamer 2. Er kunnen optioneel één of meer centrerende vijzels 15 voorzien worden om het materiaal van de zijkanten van de opraapinrichting 16 naar de inlaat van het toevoerkanaal 11 te brengen om gegrepen te worden door het pakkermechanisme 14 indien deze inlaat smaller is dan de opraapinrichting 16.
Een plunjer 1 beweegt heen en weer in de balenkamer 2 door de actie van een paar Pitman stangen 19, die gekoppeld zijn aan de krukarmen 21 van een tandwielenkast 22 aangedreven door een transmissie-as 23 die aangesloten is op de aftakas van de tractor. De heen-en-weer bewegende plunjer 1 duwt elke nieuwe lading die ingevoerd wordt in de balenkamer 2 naar achteren en vormt de opeenvolgende ladingen tot een pak gewasmateriaal, dat door dezelfde werking van de plunjer 1 gedwongen wordt in de richting van een aan de achterkant liggende balengoot 7.
Een achterliggende balenkamer 18 wordt begrensd door respectievelijke beweegbare boven- en zijwanden 5, 6 die verplaatst kunnen worden door een actuator, bijvoorbeeld een hydraulische cilinder 8 om de doorsnede van de uitlaat van de balenkamer te variëren. Vermindering van deze doorsnede zal de weerstand tegen de achterwaartse beweging van de gewaspakken doen toenemen en bijgevolg de dichtheid van het gewasmateriaal doen toenemen.
Alvorens de balenkamer 2 te verlaten, wordt elk pak stevig gebonden in zijn finale gecompacteerde vorm door een opbindmechanisme 3. De lengte van elke baal die door de balenpers 20 geproduceerd wordt, kan instelbaar vooraf bepaald worden met conventionele middelen. De lengte van de baal kan gemeten worden door een meetwiel 4 en het opbindmechanisme 3 kan geactiveerd worden op basis van de output van het meetwiel. Het opbindmechanisme 3 kan een reeks van periodiek aangedreven naalden 9 omvatten, die normaal gesproken gestationeerd zijn in een stand-by toestand onder de kamer 2, maar die, wanneer geactiveerd, omhoog slingeren doorheen en overheen de balenkamer 2 om touw aan te bieden aan een corresponderende reeks knoopsystemen die bovenop de kamer 2 geplaatst zijn en verdeeld zijn over de breedte van deze laatste.
Middelen kunnen voorzien worden om het pak gewasmateriaal tegen te houden na zijn compressie door de plunjer 1 om voorwaartse uitzetting van de ingevoerde lading gewasmateriaal te voorkomen terwijl de plunjer 1 zich terugtrekt.
Wanneer het stouwmechanisme 12 een nieuwe lading gewasmateriaal in de balenkamer 2 invoert, zal het contact maken met de plunjer 1 en naar achteren geschoven worden. Aan het einde van de compressieslag trekt de plunjer 1 zich terug. De invoer van een verse lading gewasmateriaal in de balenkamer 2 kan gedetecteerd worden door een geschikte sensor. De grootte van de kracht waarmee het gewasmateriaal samengedrukt wordt, kan gemeten worden met een ladingsensor 24, bijvoorbeeld geïnstalleerd tussen de tandwielenkast van de plunjer 22 en het chassis van de balenpers. De reactiekrachten van het pak in de balenkamer 2 worden via de plunjer 1, de Pitman stangen 19 en de krukarmen 21 overgebracht op de tandwielenkast 22, waarvan het onderste gedeelte vastgeschroefd is op het chassis van de balenpers. De reactiekracht aan de bovenkant van de tandwielenkast 22 wordt gemeten door de ladingsensor 24 waarbij aldus een outputsignaal verschaft wordt dat evenredig is aan de plunjerkrachten. Een dergelijke ladingsensor 24 kan van het type zijn dat beschreven wordt in EP 0 389 322 A1.
Figuren 2a en 2b zijn een schematische detailweergave in dwarsdoorsnede van een deel van de baienpers 20 met het toevoerkanaai 11 en de afsielmiddeien 27 volgens de uitvinding. De balenkamer 2 is voorzien van een inlaatopening 51 in een onderste wand ervan en communiceert met het toevoerkanaai 11, dat ten opzichte daarvan naar beneden en naar voren afbuigt en dat eindigt in een naar voren gerichte open gewasontvangende opening (52). Het toevoerkanaai 11 wordt bepaald door dwars tegenover elkaar liggende, in het algemeen vlakke zijwanden en een paar tegenover elkaar liggende gebogen wanden 53, 54 die zich uitstrekken tussen genoemde dwars tegenover elkaar liggende, in het algemeen vlakke zijwanden.
De tegenover elkaar liggende gebogen wanden 53 (onderwand) en 54 (bovenwand) van het toevoerkanaai 11 zijn beweegbaar ten opzichte van elkaar door middel van verplaatsing van de bovenwand 54 te zien ten opzichte van de krommingstraal van het toevoerkanaai 11, en is beweegbaar gemonteerd is ten opzichte van de onderwand 53 die zelf bij voorkeur vast gemonteerd is. De bovenwand 54 is opgebouwd uit een reeks van gebogen langwerpige wandelementen of lamellen 57 (zoals te zien is in Figuur 4) die in de breedterichting van de machine op een afstand van elkaar geplaatst zijn en die dus sleuven 56 bepalen waardoor de tanden van de stouwer 12 zich kunnen uitstrekken om gewasmateriaal te grijpen en het toe te voeren en samen te persen in het toevoerkanaai 11. Aan zijn onderste uiteinde is de bovenwand 54 scharnierend verbonden met het chassis nabij de gewasontvangende opening 52 door een scharnierende inrichting 55, zodat de bovenwand kan scharnieren om een aslijn van een as nabij de gewasontvangende opening 52. aan zijn bovenste uiteinde is de bovenwand 54 beweegbaar aangebracht, zodat het bovenste uiteinde een cirkelvormige traject kan beschrijven zodat de afmeting van de dwarsdoorsnede van het toevoerkanaai 11, te zien in de richting van de krommingstraal, variabel is langsheen in hoofdzaak de volledige lengte van het toevoerkanaal 11 en vastgezet kan worden in elke vooraf bepaalde positie. Het onderste uiteinde van de beweegbare wand 54 en een corresponderend deel van de vaste wand 53 definiëren een in het algemeen zich in de lengte uitstrekkend gewasontvangend gedeelte met een vaste doorsnede, dat aan zijn voorste uiteinde eindigt in de opening 52, terwijl het bovendeel van de beweegbare wand 54 en het corresponderende deel van de vaste wand 53 een in het algemeen zich in de lengte uitstrekkend gewasontvangend gedeelte met een variabele doorsnede definiëren, dat eindigt bij het opwaartse uiteinde nabij de invoeropening 51 van de balenkamer.
Bij voorkeur kan het bovenste uiteinde van de bovenwand een cirkelvormig traject uitvoeren van 0 tot en met 10 graden, met meer voorkeur van 0 tot en met 8 graden.
Er moet worden opgemerkt dat, zoals te zien is met betrekking tot de krommingstraal van het toevoerkanaal 11, de toevoermiddelen, die in feite bestaan uit de tanden van de pakker 14 en stouwer 12, beweegbaar gemonteerd zijn binnenwaarts van de bovenwand 54, die zelf beweegbaar is rond de aslijn van de as van de scharnierinrichting 55.
In Figuur 2a, is de gewashouder 10 in de gesloten positie, het toevoerkanaal 11 is leeg en de vork van het stouwmechanisme 12 is in zijn teruggetrokken positie (d.w.z. bevindt zich niet in het toevoerkanaal 11). In Figuur 2b is de gewashouder 10 in de open positie, het toevoerkanaal 11 is vol en de vork van het stouwmechanisme 12 is in zijn uitgestrekte positie, waarbij zij in de sleuven 56 van de binnenwand 54 steekt.
Figuren 3 en 4 tonen in meer detail de inrichting aan het bovenste gedeelte van de bovenwand van het toevoerkanaal 11 en de afstelmiddelen 27.
Aan het bovenste uiteinde van de bovenwand van het toevoerkanaal zijn de bovenste gedeelten van de langwerpige wandelementen elk afzonderlijk verbonden met een langwerpig connectorelement 60, gepositioneerd buiten het toevoerkanaal 11 en dwars op de breedte van het toevoerkanaal 11, waarbij alle langwerpige wandelementen 57 verbonden worden met genoemd langwerpig connectorelement 60. De verbinding kan uitgevoerd worden met alle middelen die geschikt zijn voor het realiseren van de uitvoeringsvorm, zoals door lassen, solderen, klemmen, schroeven, bouten, klinknagels, enz.. In de getoonde uitvoeringsvorm is het langwerpige connectorelement 60 L-vormig om genoemde aansluiting van de langwerpige wandelementen 57 aan het kortste deel van het L-vormige langwerpige connectorelement 60 te realiseren.
Het langwerpige connectoreiement 60 is voorzien aan ten minste één van zijn uiteinden met een as 63. In een voorkeursuitvoering is het langwerpige connectorelement 60 voorzien van twee assen aan elk uiteinde van het langwerpige connectorelement 60 om gemakkelijk het samenstel van het langwerpige connectorelement 60 en het bovenste uiteinde van de langwerpige wandelementen 57 te kunnen verplaatsen en om stress op genoemde inrichting te minimaliseren. De twee assen 63 steken uit over respectievelijk de rechter- en linkerzijde van het bovenste wandgedeelte en daarmee over de vaste binnenste en buitenste gebogen wand die de afgrenzing vormt van het toevoerkanaal 11 aan beide zijden.
Het langwerpige connectorelement 60 omvat een aantal uitsparingen 69 (zie Figuur 4) die elk corresponderen met één van genoemde sleuven 56 en ermee communiceren, waarvan de afmetingen geselecteerd zijn om de beweging van de tanden van het stouwmechanisme 12 mogelijk te maken.
De as 63 communiceert en strekt zich uit tot in een langwerpige geleidingssleuf 62 die aangepast is om genoemde as 63 te ontvangen. De geleidingssleuf 62 is voorzien in een geleidingsplaat 61 die in hoofdzaak loodrecht staat op genoemd langwerpig connectorelement 60 en die bevestigd is aan het onderkant van de balenkamer 2. De lengte en de positie van de geleidingsleuf 62 bepaalt de beweging van de as 63, zowel in lengte (booglengte) als in hoek (graden). De oriëntatie van de langwerpige geleidingssleuf 62 is zodanig dat de langwerpige geleidingssleuf 62 in de lengterichting parallel uitgelijnd is met de gemiddelde kracht op de bovenwand 54, zoals geïllustreerd wordt in Figuur 6. Door de gekozen oriëntatie van de langwerpige geleidingssleuf 62 zullen de krachten op de bovenwand 54, gegenereerd door de gewaslading in het toevoerkanaal en de actie van de stouwer bij het duwen van genoemde gewaslading in de balenkamer, deels omgeleid worden naar de geleidingsplaat 61, en zullen ze enkel in geringe mate inwerken op de actuator 66. Bovendien zal de vorm van de bovenwand 54 bewaard blijven, d.w.z. de bovenwand zal niet vervormen onder de actie van de krachten die inwerken op de bovenwand 54. Wanneer twee geleidingsplaten aanwezig zijn, zoals te zien is in de uitvoeringsvorm van Figuur 4, kunnen beide geleidingsplaten 61 aan elkaar verbonden worden door een ander element 64 dat genoemde geleidingsplaten uit elkaar houdt. Zoals het langwerpige connectorelement 60, kan een dergelijke afstandshouder 64 en de onderkant van de balenkamer een aantal uitsparingen 69 omvatten (zie Figuur 4), die elk corresponderen en communiceren met één van genoemde sleuven 56, waarvan de afmetingen geselecteerd zijn om de beweging van de tanden van de stouwer 12 mogelijk te maken.
De as 63 is verbonden met de plunjer 65 van een actuator 66. De verbinding kan star zijn, maar kan ook verwijderbaar zijn, zoals door een ring- of kleminrichting. De actuator 66 kan elk type actuator zijn, bijvoorbeeld een hydraulische of elektrische actuator. In een voorkeursuitvoering is de actuator een hydraulische actuator. In een voorkeursuitvoering is elke as 63 aan beide uiteinden van het toevoerkanaal 11 verbonden met een plunjer 65. Elke actuator 66 is zodanig gepositioneerd dat, wanneer de actuator 66 geactiveerd is, deze in staat is om het bovenste uiteinde van de binnenwand 54 te verplaatsen in elke gewenste of vooraf bepaalde positie binnen een bereik bepaald door de afmetingen en de positie van de langwerpige geleidingssleuf 62. In een voorkeursuitvoering is de actuator 66 gepositioneerd naast het toevoerkanaal 11 tussen de bovenwand 54 en de onderwand 53, en is verbonden met het chassis van de balenpers 68. Wanneer de actuator 66 bediend wordt, beweegt de plunjer 65 van de actuator 66 het bovenste uiteinde van de binnenwand in elke gewenste of vooraf bepaalde positie, geleid door de verplaatsing van de as 63 in de geleidingssleuf 62. Wanneer twee of meer actuatoren 66 aanwezig zijn, werken de actuatoren 66 bij voorkeur synchroon in parallel. Figuur 3a toont de positie van de bovenwand waar de dwarsdoorsnede van het toevoerkanaal 11 nabij het bovenste uiteinde van de bovenwand 54 een maximale waarde heeft en de plunjer 65 in zijn meest uitgeschoven positie is. Figuur 3b toont de positie van de bovenwand waar de dwarsdoorsnede van het toevoerkanaal 11 nabij het bovenste uiteinde van de bovenwand een tussenliggende waarde heeft en de plunjer in een tussenpositie is. Figuur 3c toont de positie van de bovenwand waar de dwarsdoorsnede van het toevoerkanaal 11 nabij het bovenste uiteinde van de bovenwand een minimale waarde heeft en de plunjer in zijn minst uitgestrekte (d.w.z. de meeste ingetrokken) positie is. Om de stress op de verbinding tussen de actuator 66 en het chassis van de balenpers te minimaliseren wanneer de actuator 66 bediend wordt, kan de verbinding uitgevoerd worden door een scharnier 67, zodanig dat de actuator 66 in staat is om te draaien, samen met de verplaatsing van de bovenwand 54.
De respectievelijke onderste uiteinden van de langwerpige wandelementen 57 zijn voorzien van scharnieren 58, omvattende samenwerkende scharnierelementen 58a en 58b, zodanig dat elk element individueel en synchroon kan draaien rond een as, bij voorkeur een gemeenschappelijke as, of optioneel rond afzonderlijke assen in lijn met elkaar. De manier waarop de scharnierinrichting uitgevoerd is, is weergegeven in Figuur 5. Volgens de uitvoeringsvorm getoond in Figuur 5, zijn de scharnieren geplaatst nabij het punt op het toevoerkanaal 11, waar de tanden van de stouwer 12 zich uitstrekken doorheen de sleuven om contact te maken met het gewasmateriaal en om dit toe te voeren en samen te persen in het toevoerkanaal 11. Bij voorkeur zijn de scharnieren geplaatst vóór het punt op het toevoerkanaal 11, waar de tanden van de stouwer 12 in de sleuven kunnen doordringen, te zien vanaf het onderste uiteinde naar het bovenste uiteinde van het toevoerkanaal 11.
Bij het bedienen van de balenpers wordt gewasmateriaal toegevoerd aan het toevoerkanaal 11 van de pick-up 16 en komt het in de opening 52. Bij normaal gebruik verplaatsen de toevoertanden 12, 14 het gewasmateriaal langsheen het toevoerkanaal 11 naar het achterste en bovenste gedeelte ervan. Voordat dit materiaal n de balenkamer 1 wordt gestouwd door de stouwtanden 12, wordt meer gewasmateriaal ingevoerd in het toevoerkanaal 11 door genoemde toevoertanden 12, 14. Tijdens de stouwslag en wanneer gewasmateriaal voortgestuwd wordt in het in het algemeen rechte en achterste gedeelte van het toevoerkanaal 11, wordt het in zekere mate samengeperst. Wanneer de pakkertanden 14 zich terugtrekken en vóór de stouwtanden 12 het gewasmateriaal verder in het toevoerkanaal 11 voeren, zet dit gewasmateriaal weer uit, tenminste wanneer dit gewasmateriaal "normaal" droog hooi of stro is. Door het herstellen van het gewasmateriaal van het samendrukken, behoudt genoemd gewasmateriaal contact met ten minste de daar tegenoverliggende gebogen wanden 53, 54 van het toevoerkanaal 11, waarbij dit gewasmateriaal de neiging heeft om in zijn geavanceerde positie te blijven in het toevoerkanaal 11 in plaats van om terug te vallen.
Nu, indien het gewasmateriaal een hoog vochtgehalte heeft, of het nu nat stro, nat hooi of zelfs kuilvoer is, is er geen natuurlijke veerkracht in het gewasmateriaal aanwezig waardoor dit gewasmateriaal niet, of slechts in geringe mate, zal herstellen van het samendrukken wanneer het losgelaten wordt. Als gevolg daarvan is er een tendens voor dergelijk gewasmateriaal om naar beneden vallen in het toevoerkanaal 11 eens het losgelaten wordt door de tanden 12. Om dit probleem op te lossen, werd de bovenwand 54 van het toevoerkanaal 11 beweegbaar gemaakt ten opzichte van de buitenwand 53 in overeenstemming met de uitvinding.
Bovendien, aangezien het stouwen van het toevoerkanaal een discontinu proces is, dat enkel geactiveerd wordt - op gang gebracht door een sensormechanisme, in het bijzonder een valsensor in het toevoerkanaal, waarvan de gevoeligheid kan aangepast worden - wanneer de precompressiekamer een vooraf bepaalde hoeveelheid materiaal heeft ontvangen, en dat gesynchroniseerd moet worden met de beweging van de plunjer, zal dit resulteren in een bepaalde hoeveelheid overcompressie in het toevoerkanaal voordat het stouwmechanisme geactiveerd wordt.
Er zijn in essentie twee manieren om de positie van de beweegbare wand 54 aan te passen. Een ervan is door een volledig automatische bediening en de andere is door een aanpassing in stappen waarbij een aangepaste positie wordt aangehouden totdat deze ervaren wordt als onbevredigend. In wezen dient de beweegbare wand 54 zodanig te worden gepositioneerd dat deze in wezen voortdurend in contact staat met het gewasmateriaal toegevoerd aan het toevoerkanaal 11 om te voorkomen dat het materiaal naar beneden valt in het toevoerkanaal 11, maar ook zodanig dat onnodige overcompressie van het gewasmateriaal vermeden wordt.
De voorkeurswerkwijze is de automatische modus waarin de beweegbare wand 54 in staat zal zijn om automatisch tegemoet te komen aan verschillende hoeveelheden materiaal die daarin geïntroduceerd worden, afhankelijk van de output van een sensor 13, bijvoorbeeld een druksensor, in het bijzonder de sensorflap in de valsensor om vast te stellen of daarin een complete lading gevormd werd. Bijvoorbeeld, kijkende naar Figuur 3c, waarin het toevoerkanaal 11 getoond wordt met zijn minimale doorsnede, en ervan uitgaande dat een te grote lading toegevoerd werd aan het toevoerkanaal 11, zal genoemde sensor 13 in combinatie met de actuatoren 66 de bovenwand 54 naar binnen verplaatsen, d.w.z. de doorsnede van het toevoerkanaal 11 vergroten zoals te zien is in Figuur 2b. De doorsnede van het toevoerkanaal 11 nabij de invoeropening blijft in wezen altijd dezelfde.
Zodra een grote lading gewasmateriaal in het bovenste gedeelte van het toevoerkanaal 11 geduwd werd, waar het samengedrukt wordt door de toevoertanden 12, 14, kan het zijn dat dat deel van het toevoerkanaal 11 nog breder moet worden en dit kan automatisch uitgevoerd worden door de actuatoren 66 gecontroleerd door de sensor 13.
Ervan uitgaande nu dat er geen overdreven gecomprimeerd materiaal in het bovenste gedeelte van het toevoerkanaal 11 is en dat de volgende inkomende lading een gemiddelde grootte heeft, dan zal de beweegbare wand 54 van het toevoerkanaal 11 automatisch door de werking van de actuatoren 66 teruggaan naar, of in de richting van, de positie waarin het toevoerkanaal 11 op zijn smalst is (Figuur 3c positie).
Bij het balenpersen van droog veerkrachtig gewasmateriaal, zoals stro, bij hoge toevoersnelheden, zal de beweegbare wand 52 normaal gepositioneerd zijn op of dichtbij de maximale stand, weergegeven in Figuur 3a, waarbij de doorsnede van het toevoerkanaal 11 op of nabij zijn maximum is. In contrast daarmee, bij het balenpersen van gewasmateriaal met een hoog vochtgehalte, zoals kuilvoer, zal de beweegbare wand 52 normaal gepositioneerd zijn op of dichtbij zijn andere uiterste positie, zijn minimum, zoais weergegeven in Figuur 3c, zelfs bij het balenpersen bij hoge toevoersnelheden. Daarbij worden balen met dezelfde dichtheid gevormd, ongeacht de moeilijke condities voor het balenpersen van dit gewasmateriaal. Natuurlijk kan de beweegbare wand 52 ook elke tussenpositie aannemen, afhankelijk van het debiet van het gewasmateriaal dat door het toevoerkanaal 11 gaat. Een dergelijke tussenpositie wordt getoond Figuur 3b.
Uit wat voorafgaat, kan men zien dat de bovenwand 54 van het toevoerkanaal 11 (te zien met betrekking tot de krommingstraal van genoemd toevoerkanaal 11) beweegbaar is ten opzichte van de onderste vaste wand 53 over zijn gehele lengte zodanig dat de dwarsdoorsnede van het toevoerkanaal 11 variabel is langsheen de lengte van het toevoerkanaal 11 vanaf de gewasontvangende opening 52 ervan tot aan de inlaatopening 51 in de balenkamer 2. Het is voordelig om ervoor te zorgen dat, ongeacht de positie van het bovenste uiteinde van de beweegbare bovenwand, het achterste en bovenste uiteinde van het toevoerkanaal 11 aanzienlijk divergeert in de richting van de inlaatopening 51 van de balenkamer 2.
Het zal duidelijk zijn dat de uitvoeringsvorm die hierboven beschreven werd de voorkeursuitvoering is en dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn. Als voorbeeld kan de beweegbare wand 54 op een andere manier bediend worden dan automatisch, bijvoorbeeld door hydraulische of elektrische actuering waarbij deze in een geselecteerde positie geplaatst wordt die de optimale positie is op een bepaald moment tijdens het balenpersen. In deze inrichting wordt de aanpassing gedaan in stappen, zoals hierboven reeds gesuggereerd werd en een aangepaste positie wordt normaal aangehouden totdat deze ervaren wordt als onbevredigend.
Voorts zal ook duidelijk zijn dat, terwijl de voorkeursuitvoering van de uitvinding hierboven beschreven is in relatie tot een zogenaamde "in-lijn" balenpers, omvattende een onderlangs-gevoede balenkamer, de uitvinding ook voordelig toegepast kan worden op een offset of zijdelings-gevoede balenpers waarbij het toevoerkanaal 11 communiceert met een inlaatopening in een zijwand van de balenkamer.
De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het bedienen van een agrarische balenpers volgens de uitvinding voor het optimaliseren van het balenpersproces, zoals beschreven in EP 1 066 747 A1, waarvan de openbaarmaking opgenomen is in zijn geheel in deze aanvrage.
In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze omvattende de stap van het berekenen van een waarde gerelateerd aan de verhouding van de werkelijke toevoersnelheid van gewasmateriaal door genoemde toevoermiddelen in vergelijking met een optimale toevoerverhouding. d.w.z. het voorziet in een waarde voor het percentage van een optimale capaciteit waarbij de balenpers 20 werkt. In deze toepassing moeten de woorden "inrichting" en "werkwijzestap" worden gezien in hun breedste betekenis en zijn ze niet beperkt tot individuele of afzonderlijke inrichtingen, maar moeten ze functioneel gezien worden, waarbij een enkel apparaat één of meer waarden verschaft en een "inrichting" met inbegrip van een software programma dat in staat is dezelfde functie uit te voeren wanneer het programma draait op een geschikte microprocessor en geschikte sensoren zorgen voor de nodige invoer. In deze toepassing, moet het woord "verhouding" verstaan worden als een verhouding die niet beperkt is tot gehele waarden, maar die ook incrementele waarden bevat tussen de gehele getallen, bv. ten minste tot op één decimaal. Er zijn vele manieren waarop zal blijken voor de vakman hoe de relevante waarden verkregen kunnen worden bij het begrijpen van de uitvinding zoals hierboven beschreven, bv. uit de werking van de microschakelaars of nabijheidssensoren op gepaste posities, waarbij al deze werkwijzen en apparaten opgenomen zijn in de huidige uitvinding.
Bovendien worden, in overeenstemming met de huidige uitvinding, controlemiddelen in de vorm van een weergave verstrekt aan de bestuurder van de tractor dewelke een indicatie geven van de capaciteit waarbij het stouwmechanisme en de plunjer werken. Om deze weergave te verschaffen, zullen de gegevens gestuurd worden naar de controlemiddelen, omvattende de snelheid waarmee het gewas ingevoerd wordt in het toevoerkanaal 11 (eerste waarde) en de cyclusfrequentie van de plunjer (tweede waarde). De verhouding van de eerste en tweede waarde is een indicatie van de snelheid waarmee gewas ingevoerd wordt in het toevoerkanaal 11 in vergelijking met het vermogen van het stouwmechanisme om het gewas in de balenkamer in te voeren, of een indicatie van de snelheid waarmee gewassen de balenpers 20 ingaan, in vergelijking met een indicatie van een optimale snelheid waarmee de balenpers 20 het gewas kan verwerken, d.w.z. het verschaft een waarde voor het percentage van een optimale capaciteit waarbij de balenpers 20 werkt.
Ter illustratie van de werkwijze volgens de uitvinding, laten we aannemen dat een hoeveelheid gewas net in de balenkamer 1 ingevoerd werd en de tanden van de stouwer 12 net in hun teruggetrokken positie geplaatst werden. In overeenstemming met een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding wordt het volume van het toevoerkanaal 11 gebruikt als een soort van meetcilinder om een waarde te bepalen die gerelateerd is aan de snelheid waarmee het gewas is de balenpers 20 ingevoerd wordt. In overeenstemming daarmee wordt een eerste timer verschaft om de tijd te bepalen die nodig is om het toevoerkanaal 11 te vullen, waaruit de snelheid berekend kan worden waarmee het gewasmateriaal in het toevoerkanaal 11 ingevoerd wordt. De eerste timer kan gestart worden op de initiële positie getoond in Figuur 2a. De eerste timer kan in gang gezet worden door elke sensor die deze positie uniek detecteert, bv. hij kan in gang gezet worden door een microschakelaar of nabijheidssensor die het sluiten van de gewashouder 10 of de beweging van de stouwer 12 vanaf zijn verhoogde positie tot zijn teruggetrokken positie detecteert, of door het sluiten van de sensorflap in de valsensor 13. De eerste timer kan een discrete timer zijn of kan inbegrepen zijn in een microprocessor. Een timer in overeenstemming met de huidige uitvinding is elk apparaat dat het verstrijken van de tijd meet in een aantal willekeurige eenheden. Een klok in overeenstemming met de huidige uitvinding is een apparaat dat tijdpulsen genereert die kunnen worden gebruikt door de timer om tijdsperioden te tellen.
Gewas wordt nu continu opgeraapt en ingevoerd in de balenpers 20 en in het toevoerkanaal 11. Wanneer voldoende gewas in het kanaal 11 ingevoerd werd, wordt een voorafbepaalde gewasdruk bereikt die de sensorflap in de valsensor 13 activeert. Deze activering stopt de eerste timer, bijvoorbeeld op een tijd Tf. Deze tijd Tf is de tijd die het gewas nodig heeft om het toevoerkanaal 11 te vullen tot de correcte dichtheid, d.w.z. het inverse van deze tijd Tf geeft een indicatie van de snelheid waarmee het gewas het toevoerkanaal 11 ingaat. Een verder cyclusdetecterend middel detecteert de beweging van de plunjer 1. Deze sensor kan geplaatst worden op of dichtbij de plunjer 1 of ergens op het aandrijfmechanisme van de plunjer 1. Zo kan de sensor gericht worden op de tanden van een tandwiel in de tandwielenkast 22 van de plunjer. In overeenstemming met een voorkeursuitvoering van de huidige uitvinding kan deze sensor gebruikt worden als een klokmiddel voor het genereren van klokpulsen uit een deel van het aandrijfmechanisme van de plunjer. Deze klokpulsen worden gebruikt voor de timers van de huidige uitvinding voor het tellen van tijdsperioden. De sensor voor het verschaffen van klokpulsen kan elke geschikte sensor zijn, zoals een optische decoder die bevestigd is aan een as, een transmissie of een vliegwiel van het aandrijfmechanisme van de plunjer, of een nabijheidssensor opgesteld om rotatie van deze te detecteren. Een tweede timer voor het bepalen van de cyclustijd van de plunjer 1 is niet nodig wanneer het aantal klokpulsen Np gegenereerd door het klokmiddel voor één plunjercyclus bekend is. Np is gerelateerd aan de cyclustijd van de plunjer Tp, waarbij Tp gelijk is aan Np maal de tijdsperiode van één klokpuls. Optioneel en alternatief kan een tweede timer voorzien worden, die gestart en gestopt wordt aan het begin en het einde van de plunjercyclus of een gedeelte ervan. De tweede timer kan een discrete timer zijn of kan inbegrepen zijn in een microprocessor. Een zeker aantal klokpulsen Np van het klokmiddel of de tweede timer verschaft een waarde die gerelateerd is aan de tijdsperiode van de werking van de plunjer 1, d.w.z. de tijd Tp. Deze tijd Tp is een indicatie van hoe snel de plunjer werkt. De verhouding tussen de twee tijdsperioden Tf / Tp is een indicatie van hoe snel het toevoerkanaal 11 voldoende gewas heeft gekregen om door te schuiven naar de plunjer 1 in vergelijking met de tijd die de plunjer 1 nodig heeft om een cyclus te voltooien. Dus, wanneer deze waarde één is, werkt de balenpers 20 zodanig dat de hoeveelheid gewasmateriaal dat de balenpers 20 ingaat precies gelijk is aan een optimale hoeveelheid materiaal die zou kunnen worden verwerkt door het plunjermechanisme. Wanneer de waarde kleiner is dan één, betekent dit dat meer materiaal ingevoerd wordt dan kan verwerkt worden onder optimale omstandigheden. Naarmate er meer materiaal het toevoerkanaal 11 ingaat dan optimaal is, zal er een zekere overcompressie optreden in het toevoerkanaal 11. Dit betekent niet dat de balenpers 20 zal vastlopen aangezien een zekere mate van overcompressie mogelijk is zonder problemen. Echter, wanneer de verhouding lager wordt dan een bepaalde fractie, zal een overbelasting van het stouwmechanisme 12 optreden. Voordat dit gebeurt, kan de actuator 66 geactiveerd worden, die de bovenwand verplaatst tot een grotere dwarsdoorsnede, waardoor de overcompressie verminderd wordt.
Door het verschaffen van een weergave van deze ratio aan de bestuurder die een balenpers rijdt, weet hij wat de capaciteit van de balenpers 20 is en hoe dicht de balenpers 20 is bij een overbelading. De activering van de actuator 66 kan automatisch gedaan worden door de controle-inrichting of handmatig geactiveerd door de operator.
Zodra de sensorflap in de valsensor 13 geactiveerd werd, activeert deze automatisch het stouwmechanisme 12. Dit betekent niet dat het stouwmechanisme 12 onmiddellijk werkt, omdat het stouwmechanisme 12 moet wachten (indien nodig) totdat de plunjer 1 terug is in zijn teruggetrokken positie, waarbij de mond van het toevoerkanaal 11 open is. Wanneer aan beide criteria voldaan is, wordt de gewashouder 10 uit de weg gehaald (zie Figuur 2b) en het stouwmechanisme 12 daalt af in het toevoerkanaal 11 achter het gewasmateriaal dat daarin voorgecomprimeerd werd. Het stouwmechanisme 12 duwt nu het gewasmateriaal in de balenkamer 2 direct achter de teruggetrokken plunjer 1. Merk op dat tijd zou kunnen verstreken zijn sinds de sensorflap in de valsensor 13 geactiveerd werd (het toevoerkanaal gevuld tot een optimaal niveau), omdat de tijd waarin het stouwmechanisme 12 het toevoerkanaal 11 leegmaakt, gesynchroniseerd is, niet alleen met de sensorflap in de valsensor 13, maar ook met de plunjer 1. Gedurende deze tijd voert het pakmechanisme 14 meer gewas in het toevoerkanaal 11, wat resulteert in een zekere mate van overcompressie. Dit zal niet altijd leiden tot een probleem aangezien gewasmaterialen samendrukbaar kunnen zijn en de balenpers 20 is bij voorkeur ontworpen om te weerstaan de drukken en gewichten groter dan die onder optimale omstandigheden. Echter, als alternatief, kan de actuator 66 geactiveerd worden, die de bovenwand verplaatst tot een grotere doorsnede, waardoor de overcompressie wordt verminderd. Op deze manier kan de werking van de balenpers verfijnd worden.
Er zijn vele manieren waarop de sensor- en timerbewerkingen uitgevoerd kunnen worden in overeenstemming met de huidige uitvinding. Bijvoorbeeld kan de actuator 66 geactiveerd worden om de bovenwand te verplaatsen tot een geringere doorsnede, waardoor de compressie verhoogd wordt. De openbaarmaking van EP 1 066 747 A1 is hierin opgenomen voor verdere details.
Het zal worden opgemerkt dat de huidige uitvinding een zeer effectieve oplossing biedt voor de problemen van balenpersen uit de stand van de techniek, beschreven in de inleiding van deze beschrijving.

Claims (19)

1. Agrarische balenpers van het rechthoekige type (20), omvattende: - een chassis met wielen (25); - een balenkamer (2) die gemonteerd is op genoemd chassis (25) en die zich ten opzichte van de beoogde bewegingsrichting van de balenpers in het algemeen in de iengte uitstrekt en die een inlaatopening (51) heeft in de onderwand ervan; - compressiemiddelen (1 ) gemonteerd om heen en weer te bewegen in de balenkamer (2) en heen en weer over de daarin aanwezige inlaatopening (51) voor het samenpersen van opeenvolgende ladingen gewasmateriaal aangevoerd doorheen genoemde inlaatopening (51) in genoemde balenkamer (2) om er een baal van te vormen; - toevoermiddelen (12), omvattende tanden, om genoemde lading vanuit een toevoerkanaal (11) in de balenkamer (2) te stouwen; - een toevoerkanaal (11) dat aan de ene kant communiceert met de inlaatopening (51) in de balenkamer (2) en dat ten opzichte daarvan naar beneden en naar voren afbuigt en dat eindigt in een lager gelegen, naar voren gerichte open gewasontvangende opening (52); dit toevoerkanaal (11) omvattende gebogen boven- en onderwandmiddelen (54, 53) waarvan de bovenwandmiddelen (54) sleuven (56) omvatten die zich in het algemeen uitstrekken vanaf genoemde gewasontvangende opening (52) tot aan genoemde inlaatopening (51) in de balenkamer (2) voor samenwerking met de genoemde toevoermiddelen (12) ; met het kenmerk, dat - genoemde balenpers (20) verder afstelmiddelen (27) omvat voor het afstellen van het bovenste uiteinde van de bovenwandmiddelen (54) in een vooraf bepaalde positie, waarbij het onderste uiteinde van de bovenwand (53) ontworpen is om te scharnieren rond een as (55) bij het invoerpunt van de toevoermiddelen (12) in het onderste uiteinde van de bovenwandmiddelen (54).
2. Balenpers volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de onderwandmiddelen (53) vast gemonteerd zijn.
3. Balenpers volgens elk van de conclusies 1 tot 2, met het kenmerk, dat de afstelmiddelen (27) één of meer van een hydraulische actuator, een elektrische actuator of een draadstang omvatten.
4. Balenpers volgens elk van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de bovenwand middelen (54) gevormd worden door dwars op een afstand van elkaar geplaatste langwerpige wandelementen (57) die daartussen gelegen sleuven (56) definiëren, die zich in het algemeen uitstrekken van genoemde gewasontvangende opening (52 ) tot genoemde inlaatopening (51) in de balenkamer.
5. Balenpers volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het bovenste uiteinde van elk van de genoemde langwerpige wandelementen (57), waartussen sleuven (56) gedefinieerd worden, aangesloten is op een langwerpig connectorelement (60), dat aan de buitenkant en dwars op de breedte van het toevoerkanaal (11) geplaatst is, omvattende ten minste één as (63) die uit genoemd langwerpig connectorelement (60) uitsteekt op ten minste één van zijn uiteinden, waarbij het langwerpige connectorelement (60) genoemde langwerpige wandelementen fixeert en de sleuven (56) er tussen definieert.
6. Balenpers volgens elk van de conclusies 4 tot 5, met het kenmerk, dat het langwerpige connectorelementen (60) een aantal uitsparingen (69) omvat, die elk corresponderen met één van genoemde sleuven (56) en ermee communiceren, waarvan de afmetingen geselecteerd zijn om de beweging van genoemde toevoermiddelen (12) toe te laten.
7. Balenpers volgens elk van de conclusies 5 tot 6, met het kenmerk, dat de ten minste één as (63) communiceert met een langwerpige geleidingssleuf (62) aangepast om genoemde as (63) te ontvangen, in een geleidingsplaat (61) die in hoofdzaak loodrecht staat op genoemd langwerpig connectorelement (60).
8. Balenpers volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de oriëntatie van de langwerpige geleidingssleuf (62) zodanig dat de langwerpige geleidingssleuf (62) in de lengterichting evenwijdig uitgelijnd is met de gemiddelde kracht op de bovenwandmiddelen (54).
9. Balenpers volgens elk van de conclusies 4 tot 8, met het kenmerk, dat de ten minste één as (63) verbonden is met de plunjer (65) van een actuator (66) die in staat is om de bovenwandmiddelen (54) te bewegen en in te stellen ten opzichte van de onderwandmiddelen (53).
10. Balenpers volgens elk van de conclusies 4 tot 8, met het kenmerk, dat de actuator (66) scharnierbaar geplaatst is vlakbij en tussen de onderwandmiddelen (53) en de bovenwandmiddelen (54).
11. Balenpers volgens elk van de conclusies van 3 tot 10, met het kenmerk, dat het onderste uiteinde van genoemde langwerpige wandelementen (57) waartussen sleuven (56) gedefinieerd zijn, scharnierbaar verbonden is met een scharnierinrichting (58), zodat elk langwerpig wandelement (57) kan scharnieren om een as loodrecht op de verplaatsing van de langwerpige wandelementen (56).
12. Balenpers volgens elk van de conclusie 3 tot 11, met het kenmerk, dat de langwerpige wandelementen (57) aan het bovenste uiteinde een cirkelvormig traject kunnen uitvoeren van 0 tot en met 10 graden.
13. Balenpers volgens elk van de conclusie 1 tot 12, die verder één of meer ladingdetectiemiddelen, controlemiddelen en cyclusdetectiemiddelen omvat.
14. Balenpers volgens elk van de conclusie 3 tot 13 met het kenmerk, dat de verplaatsing van de binnenwand (54) van het toevoerkanaal (11) door de actuator (66) aangestuurd wordt door ladingdetectiemiddelen.
15. Balenpers volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de ladingdetectiemiddelen (13) één of meer van een valsensor omvatten, geplaatst in het toevoerkanaal (11), en een infraroodsensor geplaatst in het toevoerkanaal (11).
16. Werkwijze voorde bediening van een agrarische balenpers, omvattende : - een chassis met wielen (25); - een balenkamer (2) die gemonteerd is op genoemd chassis (25) en die zich ten opzichte van de beoogde bewegingsrichting van de balenpers in het algemeen in de lengte uitstrekt en die een inlaatopening (51) heeft in de onderwand ervan; - compressiemiddelen (1) gemonteerd om heen en weer te bewegen in de balenkamer (2) en heen en weer over de daarin aanwezige inlaatopening (51) voor het samenpersen van opeenvolgende ladingen gewasmateriaal aangevoerd doorheen genoemde inlaatopening (51) in genoemde balenkamer (2) om er een baal van te vormen; - toevoermiddelen (12), omvattende tanden, om genoemde lading vanuit een toevoerkanaal (11 ) in de balenkamer te stouwen; - een toevoerkanaal (11) dat aan de ene kant communiceert met de inlaatopening (51) in de balenkamer (2) en dat zich ten opzichte daarvan naar beneden en naar voren afbuigt en dat eindigt in een lager gelegen, naar voren gerichte open gewasontvangende opening (52); dit toevoerkanaal (11) omvattende gebogen boven- en onderwandmiddelen (54, 53) waarvan de bovenwandmiddelen (54) sleuven (56) omvatten, die zich in het algemeen uitstrekken vanaf genoemde gewasontvangende opening (52) tot genoemde inlaatopening (51) in de balenkamer (2) voor samenwerking met de genoemde toevoermiddelen (12); - afstelmiddelen (27) voor het afstellen van het bovenste uiteinde van de bovenwandmiddelen (54) in een vooraf bepaalde positie, en het onderste uiteinde van de bovenwand (53) ontworpen is om te scharnieren om een as (55) nabij het invoerpunt van de toevoermiddelen (12) in het onderste uiteinde van de bovenwand (54). - controlemiddelen omvattende middelen om de operator te informeren over de voortgang van het baalproces, met het kenmerk, dat de werkwijze de stappen omvat van - het berekenen van een waarde gerelateerd aan de verhouding van het werkelijke invoerdebiet van gewasmateriaal door genoemde toevoermiddelen in vergelijking met een optimale invoerverhouding en - het afstellen van het bovenste uiteinde van de bovenwand (54) in een vooraf bepaalde positie op basis van genoemde waarde die gerelateerd is aan de verhouding van het werkelijke invoerdebiet van gewasmateriaal door genoemde toevoermiddelen in vergelijking met een optimale invoerverhouding.
17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk dat ze de stappen omvat van: - het volgen van de compressiegraad van het gewasmateriaal dat in het toevoerkanaal (11 ) ingevoerd wordt ; - het verschaffen van een output voor genoemde controlemiddelen wanneer genoemd gewasmateriaal een vooraf bepaalde compressiegraad bereikt, en - het gebruik van deze output voor de berekening van een waarde die gerelateerd is met genoemd feitelijk invoerdebiet.
18. Werkwijze volgens elk van de conclusies 16 tot 17, met het kenmerk dat genoemd optimaal invoerdebiet gelijk is aan het gewasinvoerdebiet waarmee genoemde vooraf bepaalde compressiegraad bereikt wordt in één cyclus van genoemde compressiemiddelen (1).
19. Werkwijze volgens elk van de conclusies 16 tot 18, met het kenmerk, dat ze de verdere stap omvat van het verschaffen van een weergave van genoemde waarde op een weergavemiddel.
BE2011/0666A 2011-11-17 2011-11-17 Verstelbaar toevoerkanaal in een balenpers. BE1020297A3 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0666A BE1020297A3 (nl) 2011-11-17 2011-11-17 Verstelbaar toevoerkanaal in een balenpers.
BR112014011494-3A BR112014011494B1 (pt) 2011-11-17 2012-11-16 Conduto alimentador ajustável de uma enfardadora agrícola
EP12784620.2A EP2779819B1 (en) 2011-11-17 2012-11-16 Adjustable baler feeder duct
CN201280056347.7A CN103945685B (zh) 2011-11-17 2012-11-16 可调整的压捆机供料器管
PCT/EP2012/072863 WO2013072473A1 (en) 2011-11-17 2012-11-16 Adjustable baler feeder duct
US14/359,010 US9386750B2 (en) 2011-11-17 2012-11-16 Adjustable baler feeder duct

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0666A BE1020297A3 (nl) 2011-11-17 2011-11-17 Verstelbaar toevoerkanaal in een balenpers.
BE201100666 2011-11-17

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1020297A3 true BE1020297A3 (nl) 2013-07-02

Family

ID=47178041

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2011/0666A BE1020297A3 (nl) 2011-11-17 2011-11-17 Verstelbaar toevoerkanaal in een balenpers.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US9386750B2 (nl)
EP (1) EP2779819B1 (nl)
CN (1) CN103945685B (nl)
BE (1) BE1020297A3 (nl)
BR (1) BR112014011494B1 (nl)
WO (1) WO2013072473A1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20210337737A1 (en) * 2020-04-29 2021-11-04 Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH & Co. KG Conveying and Collecting Device with a Drivable Conveying and Collecting Unit and Agricultural Crop Press with the Conveying and Collecting Device

Families Citing this family (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102014208081A1 (de) * 2014-04-29 2015-10-29 Deere & Company Ballenwickeleinrichtung und Rundballenpresse mit einer solchen
CN104488461B (zh) * 2014-12-20 2016-08-24 王永辉 一种秸秆打包机喂料装置
BE1023242B1 (nl) * 2015-10-20 2017-01-06 Cnh Industrial Belgium Nv Landbouwbalenpers
BE1023264B1 (nl) * 2015-10-20 2017-01-17 Cnh Industrial Belgium Nv Landbouwbalenpers, landbouwbalenperssysteem, werkwijze voor het configureren van een landbouwbalenpers en werkwijze voor het vormen van balen
BE1023268B1 (nl) * 2015-10-20 2017-01-17 Cnh Industrial Belgium Nv Landbouwbalenpers
BE1023069B1 (nl) * 2015-10-20 2016-11-16 Cnh Industrial Belgium Nv Landbouwbalenpers
BE1023153B1 (nl) * 2015-10-20 2016-12-02 Cnh Industrial Belgium Nv Balenpers en werkwijze voor het verwijderen van een prop oogstmateriaal die vastzit in de invoerkoker van een balenpers
BE1023943B1 (nl) * 2016-04-11 2017-09-15 Cnh Industrial Belgium Nv Rechthoekigebalenpers met verbeterd volpropmechanisme
EP3506731B1 (en) 2016-08-31 2021-07-21 Tube-Line Manufacturing Ltd. Continuous round baler
WO2018109140A1 (en) * 2016-12-14 2018-06-21 Mchale Engineering A conveying device and a method for conveying material through a conveying channel
US11044851B2 (en) * 2016-12-16 2021-06-29 Agco Corporation Adjustable stuffer chute
CN108174678B (zh) * 2018-02-08 2023-10-13 湖南农业大学 一种秸秆打捆机
BE1026145B1 (nl) 2018-03-29 2019-10-28 Cnh Industrial Belgium Nv Landbouwbalenpers
BE1026244B1 (nl) * 2018-05-04 2019-12-02 Cnh Ind Belgium Nv Intelligente baalvorming
US11013185B2 (en) 2018-09-11 2021-05-25 Deere & Company Baler with adjustable pre-compression chamber
US11013186B2 (en) * 2018-09-11 2021-05-25 Deere & Company Baler with adjustable pre-compression chamber
EP3662742B1 (en) * 2018-12-03 2023-02-08 CNH Industrial Belgium NV An agricultural baler
CN113597891B (zh) * 2021-08-20 2022-05-31 山东理工大学 一种高密度打捆预压缩装置及高密度打捆装置
CN114303654B (zh) * 2021-12-20 2023-07-21 铁建重工新疆有限公司 一种拨草预压装置及喂入设备
CN114698471A (zh) * 2022-04-29 2022-07-05 铁建重工新疆有限公司 一种压草辊装置及压捆机

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0120780A1 (fr) * 1983-03-22 1984-10-03 Rivierre Casalis Presse à piston pour formage de balles de fourrage
EP0276496A1 (en) * 1987-01-26 1988-08-03 Ford New Holland N.V. Baler feeder mechanism

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4275550A (en) 1979-10-15 1981-06-30 Hesston Corporation Crop baler
US4525991A (en) 1984-01-09 1985-07-02 Sperry Corporation Baler feeder mechanism
US4999987A (en) * 1988-01-11 1991-03-19 Karl Mengele & Sohne Apparatus for harvesting of field-fodder
FR2643785B1 (fr) 1989-03-03 1992-02-07 Hesston Braud Procede et dispositif de regulation de densite pour ramasseuse-presse a balles parallelepipediques
GB2351940A (en) 1999-07-08 2001-01-17 Ford New Holland Nv Baler capacity display and method
US6647706B2 (en) * 2001-10-25 2003-11-18 Deere & Company Two-cylinder mechanism for operating baling chamber stuffer
US7478518B2 (en) * 2006-04-20 2009-01-20 Deere & Company Yield monitor system
CN201243481Y (zh) * 2008-04-18 2009-05-27 中国农业机械化科学研究院 一种自动捡拾大方捆打捆机
CN101810082B (zh) * 2009-02-19 2011-08-17 中国农业机械化科学研究院 固定式大捆秸秆打捆机
BE1019619A3 (nl) 2009-09-17 2012-09-04 Cnh Belgium Nv Een rechthoekige balenpers met een stuureenheid.
US9095096B2 (en) * 2010-12-31 2015-08-04 Agco Corporation Uniform density packer stuffer system

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0120780A1 (fr) * 1983-03-22 1984-10-03 Rivierre Casalis Presse à piston pour formage de balles de fourrage
EP0276496A1 (en) * 1987-01-26 1988-08-03 Ford New Holland N.V. Baler feeder mechanism

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20210337737A1 (en) * 2020-04-29 2021-11-04 Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH & Co. KG Conveying and Collecting Device with a Drivable Conveying and Collecting Unit and Agricultural Crop Press with the Conveying and Collecting Device

Also Published As

Publication number Publication date
BR112014011494A2 (pt) 2017-05-09
EP2779819A1 (en) 2014-09-24
EP2779819B1 (en) 2016-05-18
US9386750B2 (en) 2016-07-12
CN103945685B (zh) 2016-09-14
CN103945685A (zh) 2014-07-23
WO2013072473A1 (en) 2013-05-23
US20140318391A1 (en) 2014-10-30
BR112014011494B1 (pt) 2019-02-19

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1020297A3 (nl) Verstelbaar toevoerkanaal in een balenpers.
US9084394B2 (en) Continuous crop accumulator for agricultural harvesters
EP1726203B1 (en) Method of determining the throughput of a parallelepiped agricultural baler
EP2765849B1 (en) Baler and method of baling
BE1020246A3 (nl) Verbeteringen in vierkantebalenpersen.
EP3563663B1 (en) High density plunger movement
BE1020303A3 (nl) Gecombineerde pakker-en stouwermiddelen.
EP2869692B1 (en) Agricultural baler with buffer chamber arranged before the pre-compression chamber
US8826816B2 (en) Method for clearing a blockage in the intake duct of a square baler
BE1026244B1 (nl) Intelligente baalvorming
US9066472B2 (en) Agricultural baler with bale chute
US9526213B2 (en) Agricultural square baler
EP1340421A1 (en) Rectangular baler
BE1021129B1 (nl) Verbeteringen in vierkanten balenpersen
BE1026250B1 (nl) Intelligente baalvorming
EP4371399A1 (en) A baler and a method for increasing the density of a bale in a baler
CA2530898A1 (en) Method of maximizing baler throughput

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20201130