BE1023153B1

BE1023153B1 - Balenpers en werkwijze voor het verwijderen van een prop oogstmateriaal die vastzit in de invoerkoker van een balenpers

Info

Publication number: BE1023153B1
Application number: BE2015/5679A
Authority: BE
Inventors: Bram Rosseel; Jeroen Devroe; Dries Liefooghe; Dieter Kindt
Original assignee: Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date: 2015-10-20
Filing date: 2015-10-20
Publication date: 2016-12-02
Also published as: US9756790B2; EP3158859A1; US20170105353A1; EP3158859B1

Abstract

Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van een prop (61) oogstmateriaal die vastzit in de invoerkoker (23) van een balenpers (1) die bestaat uit een balenkamer(9); een invoerkoker (23) die in verbinding staat met de balenkamer (9), toevoermiddelen (25) die binnen de invoerkoker werkzaam zijn om er een lading oogstmateriaal in te verzamelen en daarna dit verzamelde materiaal in de balenkamer (9) te drukken; en gewashoudvingers (55) die aangebracht zijn aan het bovenste uiteinde (27) van de invoerkoker (23) om het oogstmateriaal (53) tegen te houden terwijl de laatste lading oogstmateriaal verzameld wordt. De werkwijze volgens de uitvinding bestaat erin om, ingeval een prop (61) oogstmateriaal vastzit in de invoerkoker (23) wanneer de gewashoudvingers (55) zich in hun gewashoudpositie bevinden, de gewashoudvingers (55) naar hun teruggetrokken positie te bewegen en ervoor te zorgen dat de toevoermiddelen (25) in de invoerkoker (23) werkzaam zijn, terwijl de gewashoudvingers (55) zich in hun teruggetrokken positie bevinden.

Description

Balenpers en werkwijze voor het verwijderen van een prop oogstmateriaal die vastzit in de invoerkoker van een balenpers

Technisch gebied

Deze uitvinding heeft betrekking op balenpersen voor gebruik in de landbouw (verder kortweg balenpersen genoemd) en meer bepaald op rechthoekigebalenpersen, d.w.z. balenpersen die balen oogstmateriaal produceren die rechthoekig zijn in zijaanzicht, en op een werkwijze m.b.t. de werking van zo'n balenpers.

Stand van de techniek

In octrooi EP0339733 wordt een rechthoekigebalenpers onthuld met een in wezen conventionele constructie die erin bestaat dat hij een balenkamer bevat of een kamer waarin een baal oogstmateriaal wordt gevormd, met een inlaatopening erin gevormd die in verbinding staat met een invoerkoker. In de invoerkoker zijn toevoermiddelen werkzaam om een lading oogstmateriaal in de invoerkoker te verzamelen en daarna de verzamelde lading in de balenkamer te drukken om haar samen te drukken door een heen en weer beweegbare plunjer die binnen de balenkamer werkzaam is.

De balenkamer heeft een onderwand waarin de inlaatopening is gevormd. De invoerkoker bevat een bovenste uiteinde dat over het algemeen naar boven wijst en in verbinding staat met de inlaatopening van de balenkamer en een onderste uiteinde dat over het algemeen naar voren wijst. De bovengrens en de ondergrens van de invoerkoker worden gevormd door een bovenwand en een onderwand, die zich uitstrekken tussen het onderste uiteinde en het bovenste uiteinde van de invoerkoker.

In de balenpers die onthuld wordt in octrooi EP0339733 bevat de invoerkoker een opening in de onderwand ervan en vrijmaakbare afsluitmiddelen voor de opening. Het vrijmaakbare afsluitmiddel voor de opening heeft de vorm van twee deuren. De deuren zijn scharnierend bevestigd aan respectieve tegenoverliggende randen van de opening in de onderwand van de invoerkoker. Een voorste deur of voordeur, gezien in de stromingsrichting door de invoerkoker, is scharnierend bevestigd aan een rand van een onderste uiteinde van de onderwand. Een achterste deur of achterdeur is scharnierend bevestigd aan een rand van een bovenste uiteinde van de onderwand. Tijdens de normale werking van de balenpers sluiten de deuren de opening in de invoerkoker af. Bij een verstopping in de invoerkoker worden de toevoermiddelen gestopt en de deuren geopend, waardoor een prop oogstmateriaal op de grond gelost kan worden. Eens de prop oogstmateriaal op de grond is gelost, worden de deuren weer gesloten om de normale werking te hervatten.

Samenvatting van de uitvinding

Hoewel de werkwijze voor het verwijderen van een verstopping in de invoerkoker zoals beschreven in octrooi EP0339733 door de onderrand van de invoerkoker, die gevormd wordt door de onderwand ervan, te openen om een prop oogstmateriaal uit de invoerkoker via de opening op de grond te lossen, bevredigend werd bevonden, is het een voorwerp van deze uitvinding om een verbeterde werkwijze te verschaffen voor het verwijderen van een verstopping in de invoerkoker. Het is meer bepaald een voorwerp van deze uitvinding om een verbeterde werkwijze te verschaffen voor het verwijderen van een verstopping in de invoerkoker van rechthoekigebalenpersen die uitgerust zijn met vingers die het gewas vasthouden (verder gewashoudvingers genoemd) in het bovenste uiteinde van de invoerkoker. Deze gewasvasthoudvingers zijn selectief beweegbaar tussen een positie waarin ze het gewas vasthouden (verder gewashoudpositie genoemd) en een teruggetrokken positie. In de gewashoudpositie strekken de gewashoudvingers zich uit in de invoerkoker in het bovenste uiteinde ervan om het oogstmateriaal tegen te houden terwijl de laatste lading oogstmateriaal verzameld wordt. In de teruggetrokken positie worden de gewashoudvingers teruggetrokken uit het bovenste uiteinde van de invoerkoker, d.w.z. dat ze zich niet langer tot in de invoerkoker uitstrekken. In deze teruggetrokken positie houden de gewashoudvingers het oogstmateriaal niet langer vast zodat de verzamelde lading oogstmateriaal in de balenkamer gedrukt kan worden.

Daartoe bestaat de werkwijze volgens deze uitvinding erin om, ingeval een prop oogstmateriaal vastzit in de invoerkoker, wanneer de gewashoudvingers zich in hun gewashoudpositie bevinden, de gewashoudvingers naar hun teruggetrokken positie te bewegen en ervoor te zorgen dat de toevoermiddelen in de invoerkoker werkzaam zijn terwijl de gewashoudvingers zich in hun teruggetrokken positie bevinden.

Door de gewashoudvingers uit het bovenste uiteinde van de invoerkoker terug te trekken ingeval een prop oogstmateriaal vastzit in de invoerkoker wanneer de gewashoudvingers zich in hun gewashoudpositie bevinden, d.w.z. tijdens het verzamelen van een lading oogstmateriaal in de invoerkoker door middel van de toevoermiddelen, komt een ruimte vrij in het bovenste uiteinde van de invoerkoker tussen de gewashoudvingers en de onderwand van de balenkamer om het oogstmateriaal in de invoerkoker in de richting van het bovenste uiteinde ervan te bewegen. Hoewel de ruimte die vrijkomt door het terugtrekken van de gewashoudvingers betrekkelijk klein is, stelt dit het oogstmateriaal in staat in de invoerkoker stroomafwaarts van de vastzittende prop oogstmateriaal uit te zetten en over een relatief kleine afstand in de richting van de onderwand van de balenkamer te bewegen, waardoor de druk die uitgeoefend wordt op de vastzittende prop oogstmateriaal aan de stroomafwaartse kant ervan verminderd wordt en/of de druk die opgebouwd is op de vastzittende prop oogstmateriaal aan de stroomafwaartse kant ervan verminderd wordt wanneer er vervolgens voor gezorgd wordt dat de toevoermiddelen werkzaam zijn in de invoerkoker met de gewashoudvingers in de teruggetrokken positie. Bij het bedienen van de toevoermiddelen na het bewegen van de gewashoudvingers tot in hun teruggetrokken positie, helpen de verminderde druk en/of de verminderde drukopbouw op de vastzittende prop oogstmateriaal aan de stroomafwaartse kant ervan om de tegendruk op de vastzittende prop oogstmateriaal aan de stroomafwaartse kant ervan te verminderen wanneer de toevoermiddelen het oogstmateriaal meenemen naar de stroomopwaartse kant van de vastzittende prop oogstmateriaal en dwingen de vastzittende prop oogstmateriaal in de stroomafwaartse richting, d.w.z. in de richting van de balenkamer. Zo kunnen de toevoermiddelen doeltreffender een kracht uitoefenen op de vastzittende prop oogstmateriaal in de stroomafwaartse richting, en daarbij de kans verhogen dat de vastzittende prop oogstmateriaal in de stroomafwaartse richting beweegt en dus dat de vastzittende prop oogstmateriaal loskomt. De losgemaakte prop oogstmateriaal kan nadien verwijderd worden uit de invoerkoker door middel van de toevoermiddelen door de losgemaakte prop oogstmateriaal naar de balenkamer over te brengen. De werkwijze volgens de uitvinding verschaft dus een alternatief voor het lossen van de prop oogstmateriaal op de grond. Dit heeft als voordeel ten opzichte van methodes volgens de stand van de techniek, zoals bijvoorbeeld beschreven in EP0339733, dat er na het verwijderen van de prop oogstmateriaal, geen prop oogstmateriaal meer op de grond onder de invoerkoker ligt, die zoals beschreven in octrooi EP0339733, belet dat de deuren van de invoerkoker gesloten worden en de balenpers belet bewogen te worden. Het is dus niet meer nodig de op de grond liggende prop oogstmateriaal van onder de invoerkoker te verwijderen om de normale werking van de balenpers voort te zetten.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, bestaat de werkwijze in het detecteren van het voorkomen van een verstopping in de invoerkoker en na detectie van het voorkomen van een verstopping in de invoerkoker ingeval de gewashoudvingers zich in hun gewashoudpositie bevinden, in het bewegen van de gewashoudvingers naar hun teruggetrokken positie en in het ervoor zorgen dat de toevoermiddelen in de invoerkoker werkzaam zijn terwijl de gewashoudvingers zich in hun teruggetrokken positie bevinden.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, bevat de werkwijze voor het detecteren van het voorkomen van een verstopping in de invoerkoker, in het meten van de belasting op de toevoermiddelen tijdens de werking ervan in de invoerkoker en het vergelijken van de gemeten belasting met een voorafbepaalde belasting om een indicatie te krijgen van een vastzittende prop oogstmateriaal in de invoerkoker.

In een verdere voordelige uitvoeringsvorm bestaat de werkwijze volgens de uitvinding erin om, ingeval er een prop oogstmateriaal vastzit in de invoerkoker, om naast het terugtrekken van de gewashoudvingers en vooraleer ervoor te zorgen dat de toevoermiddelen in de invoerkoker werkzaam zijn, de afstand tussen de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker in minstens een deel van de invoerkoker te verhogen, terwijl de bovengrens die gevormd wordt door de bovenwand van de invoerkoker en de ondergrens die gevormd wordt door de onderwand van de invoerkoker onaangeroerd gelaten worden. Het verhogen van de afstand tussen de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker in minstens een deel van de invoerkoker maakt een extra ruimte vrij in de invoerkoker om de druk op de vastzittende prop oogstmateriaal te verminderen. Om een prop oogstmateriaal die een deel van de invoerkoker verstopt los te kunnen maken en door middel van de toevoermiddelen te bewegen, wordt de afstand tussen de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker bij voorkeur minstens vergroot in het deel van de invoerkoker waar zich een verstopping heeft voorgedaan.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt bovendien de afstand tussen de bovenwand en de onderwand van de invoerkokér vergroot in het stroomafwaartse deel van de invoerkoker, gezien in de transportrichting, van het deel van de invoerkoker waar de verstopping zich heeft voorgedaan. Deze extra mogelijkheid helpt om de druk die uitgeoefend wordt op de prop oogstmateriaal aan de stroomafwaartse kant ervan te verminderen. Bovendien helpt deze extra mogelijkheid de druktoename op de vastzittende prop oogstmateriaal aan de stroomafwaartse kant ervan te verminderen om de tegendruk op de vastzittende prop oogstmateriaal aan de stroomafwaarts kant ervan te verminderen wanneer de toevoermiddelen het oogstmateriaal aan de stroomopwaartse kant van de vastzittende prop oogstmateriaal meenemen en de vastzittende prop oogstmateriaal in de stroomafwaartse richting dwingen, d.w.z. in de richting van de balenkamer. Daarbij voorkomt deze extra mogelijkheid ook dat de losgemaakte prop oogstmateriaal opnieuw verstopt raakt terwijl hij getransporteerd wordt door middel van de toevoermiddelen uit het deel van de invoerkoker waar hij losgemaakt werd naar het bovenste uiteinde van de invoerkoker.

Bij voorkeur wordt de afstand tussen de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker over in wezen de hele lengte van dit stroomafwaartse deel verhoogd, en meer bij voorkeur over in wezen de hele lengte van de invoerkoker.

Het is voordelig als de afstand tussen de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker minstens in een deel van de invoerkoker vergroot wordt door in dit deel van de invoerkoker de onderwand van de bovenwand weg te bewegen. Dit is voordelig in de zin dat er in rechthoekige balenpersen met een conventionele constructie, meer ruimte beschikbaar is om de onderwand van de bovenwand weg te bewegen dan om de bovenwand van de onderwand weg te bewegen.

Deze uitvinding heeft ook betrekking op een balenpers, meer bepaald een rechthoekigebalenpers, meer bepaald een balenpers bestaande uit: - een balenkamer waarin een inlaatopening is gevormd; - een invoerkoker die in verbinding staat met de balenkamer via de inlaatopening voor ladingen oogstmateriaal die van de invoerkoker naar de balenkamer overgebracht moeten worden, waarbij de invoerkoker een bovenste uiteinde dat over het algemeen naar boven wijst en in verbinding staat met de inlaatopening van de balenkamer en een onderste uiteinde dat over het algemeen naar voren wijst; - een plunjer die heen en weer beweegbaar is binnen de balenkamer om opeenvolgende ladingen oogstmateriaal die ontvangen werden vanuit de invoerkoker samen te drukken om een baal te vormen; - toevoermiddelen die binnen de invoerkoker werkzaam zijn om er een lading oogstmateriaal in te verzamelen en daarna dit verzamelde materiaal in de balenkamer te drukken; waarbij - gewashoudvingers aan het bovenste uiteinde van de invoerkoker aangebracht zijn, en beweegbaar zijn tussen een gewashoudpositie en een teruggetrokken positie, gekenmerkt doordat in de gewashoudpositie de gewashoudvingers zich uitstrekken in de invoerkoker in het bovenste uiteinde ervan om het oogstmateriaal tegen te houden terwijl de lading oogstmateriaal verzameld wordt, en de gewashoudvingers in de teruggetrokken positie uit het bovenste uiteinde van de invoerkoker teruggetrokken worden om de verzamelde lading oogstmateriaal in de balenkamer te drukken.

De balenpers volgens de uitvinding bevat middelen om de gewashoudvingers selectief te bewegen tussen de gewashoudpositie en de teruggetrokken positie onafhankelijk van de werking van de toevoermiddelen. Dit laatste kenmerk maakt het mogelijk om de werkwijze volgens de uitvinding, zoals hierboven beschreven, uit te voeren op de balenpers volgens de uitvinding.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de balenpers volgens de uitvinding, bevatten de middelen voor het selectief bewegen van de gewashoudvingers tussen de gewashoudpositie en een teruggetrokken positie een actuator en een controller die verbonden is met de actuator om de actuator te bedienen. In een voordelige uitvoeringsvorm van de balenpers volgens de uitvinding, kan de controller manueel bediend worden. Dit stelt het de operator van de balenpers in staat om de gewashoudvingers selectief te bewegen tussen de gewashoudpositie en de teruggetrokken positie. Bovendien of ais alternatief is de controller geconfigureerd om de werking van de toevoermiddelen te regelen en bevat hij een processor die geconfigureerd is om ervoor te zorgen dat de controller de werkwijze uitvoert volgens de uitvinding zoals hierboven beschreven. Dit maakt een geautomatiseerd verwijderen van een vastzittende prop oogstmateriaal uit de invoerkoker mogelijk in geval van een verstopping in de invoerkoker. Bij voorkeur worden sensormiddelen toegepast om een verstopping in de invoerkoker te detecteren of om belasting te meten op de toevoermiddelen die verbonden zijn met de processor.

In een voordelige alternatieve uitvoeringsvorm is de balenpers uitgerust met een aandrijving voor het aandrijven van de gewashoudvingers afhankelijk van de werking van de toevoermiddelen, en is de balenpers uitgerust met een vrijmaakmechanisme om de gewashoudvingers selectief van de aandrijving te ontkoppelen om de gewashoudvingers tussen de gewashoudpositie en de teruggetrokken positie te kunnen bewegen, onafhankelijk van de werking van de toevoermiddelen. In een voordelige uitvoeringsvorm van de balenpers volgens de uitvinding is de balenpers uitgerust met een mechanisme om de gewashoudvingers tussen de gewashoudpositie en de teruggetrokken positie te bewegen na van de aandrijving ontkoppeld te zijn. Dit mechanisme kan geconfigureerd worden om manueel bediend te worden.

In een verdere voordelige uitvoeringsvorm van de balenpers volgens de uitvinding bevat de balenpers middelen om minstens één van de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker ten opzichte van de andere te bewegen, en om de onderwand van de invoerkoker minstens in een deel van de invoerkoker te bewegen. Dit maakt het mogelijk om, in overeenstemming met een hierboven beschreven uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, de afstand tussen de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker te vergroten bij een verstopping in de invoerkoker, door de afstand tussen de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker te verhogen samen met het terugtrekken van de gewashoudvingers. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de balenpers volgens de uitvinding waarbij middelen verschaft zijn om minstens één van de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker te bewegen, is minstens één van de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker in de lengterichting van de invoerkoker in secties verdeeld, waarbij de middelen om minstens één van de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker te bewegen geschikt zijn om de secties selectief te bewegen ten opzichte van de andere bovenwand en/of onderwand van de invoerkoker, waarbij voor elk paar naburige secties, aanliggende randen van de secties onderling verbonden zijn zodat, wanneer de secties bewogen worden, aanliggende randen van de secties aanliggend blijven, of de middelen voor het bewegen geschikt zjin om de secties zo te bewegen dat aanliggende randen van de secties aanliggend blijven. Deze opstelling zorgt ervoor dat wanneer de secties bewegen om de afstand tussen de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker te verhogen, het bovenste of onderste randgebied van de invoerkoker dat gevormd wordt door de secties onaangeroerd blijven.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de balenpers die volgens de uitvinding middelen bevat om minstens één van de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker te bewegen, bevatten de middelen minstens één actuator die inwerkt op minstens een deel van minstens één van de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker, waarbij voor de bediening minstens één actuator verbonden is met de controller om de actuator te bedienen om de gewashoudvingers te bewegen. Dit stelt de controller in staat om zowel de beweging van de gewashoudvingers als de beweging van de bovenwand en/of de onderwand van de invoerkoker te regelen in overeenstemming met een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding zoals hierboven beschreven.

Als alternatief of daarnaast bevatten de middelen voor het bewegen van minstens één van de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker minstens één manueel bediend element dat inwerkt op minstens een deel van minstens één van de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker, waarbij het manueel bediende element bij voorkeur de vooraf gedefinieerde posities bepaalt van het deel waarop het inwerkt.

Korte beschrijving van de figuren

De bijbehorende tekeningen worden gebruikt om huidige niet-beperkende en bij wijze van voorbeeld gegeven voorkeursuitvoeringsvormen van deze uitvinding te illustreren. De bovenvermelde en andere voordelen, kenmerken en doelstellingen van de uitvinding zullen duidelijker worden, en de uitvinding zal beter begrepen worden, aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer ze gelezen wordt in combinatie met de bijbehorende tekeningen, waarin - Figuur 1 een schematisch zijaanzicht toont van een uitvoeringsvorm van een balenpers volgens de uitvinding die geschikt is voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, getrokken en aangedreven door een tractor; - Figuren 2 en 3 een schematisch zijaanzicht tonen van de invoerkoker van de balenpers van Figuur 1 tijdens de normale werking; - Figuren 4 tot 6 een schematisch zijaanzicht tonen van de invoerkoker van de balenpers van Figuur 1 van de werkwijze volgens de uitvinding om een vastzittende prop oogstmateriaal uit de invoerkoker te verwijderen volgens een eerste uitvoeringsvorm van deze uitvinding; - Figuur 7 in een schematisch zijaanzicht de invoerkoker van de balenpers van Figuur 1 toont in een alternatieve uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding.

Gedetailleerde beschrijving van de figuren

Figuur 1 toont een rechthoekige landbouwbalenpers 1. Balenpers 1 kan voorwaarts bewogen worden over grondoppervlak 3 door middel van een tractor 5. In balenpers 1 is een plunjer 7 aangebracht die tijdens de werking heen en weer beweegt langs een lineair pad A in balenkamer 9 door middel van een krukasmechanisme 11 dat met plunjer 7 is verbonden. Krukasmechanisme 11 is verbonden om aangedreven te worden door middel van een aandrijfas 13 door de motor van tractor 5. Tractor 5 is daarvoor uitgerust met een aftakvoorziening, ook aftakas genoemd. Aandrijfas 13 verbindt een uitgaande as van de aftakas van tractor 5 met een ingaande as 15 van krukasmechanisme 11. Op de ingaande as van het krukasmechanisme is een vliegwiel 17 aangebracht.

De balenkamer 9 bevat een inlaatopening 19 die gevormd is in de onderwand 21 ervan. Een invoerkoker staat 23 in verbinding met de balenkamer 9 via de inlaatopening 19 om ladingen oogstmateriaal over te brengen van de invoerkoker 23 naar de balenkamer 9. Toevoermiddelen 25 zijn binnen de invoerkoker 23 werkzaam om er een lading oogstmateriaal in te verzamelen en daarna deze verzamelde lading in de balenkamer 9 te drukken. De invoerkoker 23 bevat een bovenste uiteinde 27 heeft dat over het algemeen opwaarts gericht is en in verbinding staat met de inlaatopening 19 in de balenkamer 9 en een onderste uiteinde 29 dat over het algemeen in een voorwaartse richting wijst en met een opraapeenheid 31 in verbinding staat. De snijeenheid 31 is aangebracht om oogstmateriaal dat toegevoerd wordt door een opraaptoestel 33 te snijden en om het afgesneden oogstmateriaal naar de invoerkoker 23 te transporteren. in Figuren 2 en 3 wordt de invoerkoker 23 meer in detail weergeven tijdens de normale werking. De invoerkoker 23 wordt gedefinieerd tussen een bovenwand 35 van de invoerkoker en de onderwand 37 van de invoerkoker. De bovenwand 35 van de invoerkoker vormt een bovengrens van de invoerkoker 23. De onderwand 37 van de invoerkoker vormt een ondergrens van de invoerkoker 23. In de invoerkoker 23 zijn toevoermiddelen 25 werkzaam. De toevoermiddelen 25 bestaan uit een draaibare trommel 39 met stellen tanden 41,43 erop aangebracht. Tijdens de werking wordt de trommel 39 rond rotatieas 45 gedraaid in de richting van pijl B.

De toevoermiddelen 25 omvatten verder een schematisch weergegeven aandrijving 47.

De aandrijving 47 is aangebracht voor het draaien van de trommel 39 in de richting van pijl B rond rotatieas 45. De aandrijving 47 bevat verder een mechanisme voor het draaien van de respectieve stellen tanden 41, 43 ten opzichte van de trommel 39 rond een respectieve rotatieas 49,51, terwijl de trommel 39 in de richting van pijl B rond de rotatieas 45 gedraaid wordt. Dit zorgt ervoor dat de buitenste uiteinden van de tanden 41,43 langs een bewegingspad bewogen worden. Dit bewegingspad kan een vast bewegingspad zijn of een aanpasbaar bewegingspad, waarbij de aandrijving 47 een mechanisme bevat om het bewegingspad van de stellen tanden 41, 43 te verstellen, terwijl de trommel 39 in de richting van pijl B rond de rotatieas 45 gedraaid wordt.

Tijdens de normale werking worden de buitenste uiteinden van de tanden 41,43 ertoe gebracht langs een bewegingspad P, Qdoor de invoerkoker 23 te bewegen in de richting aangegeven door pijl B, zodat het afgesneden oogstmateriaal dat door de snijeenheid 31 getransporteerd werd naar het onderste einde 29 van de invoerkoker 23 getransporteerd wordt, van het onderste uiteinde 29 van de invoerkoker 23 naar het bovenste einde 27 ervan.

Zoals geïllustreerd door middel van Figuur 2 verzamelen de toevoermiddelen 25 eerst een lading oogstmateriaal 53 in de invoerkoker 23. Daartoe worden de tanden 41,43 langs een verzamelbewegingspad P door de invoerkoker 23 bewogen. Terwijl de lading oogstmateriaal 53 verzameld wordt, strekken de gewashoudvingers 55 die aangebracht zijn ter plaatse van het bovenste uiteinde 27 van de invoerkoker 23 zich uit tot in de invoerkoker 23 in het bovenste uiteinde ervan om het oogstmateriaal 53 dat verzameld wordt, tegen te houden. De gewashoudvingers 55 beletten dus dat het oogstmateriaal 53 door de opening 19 naar de balenkamer 9 wordt gedwongen. Bovendien beweegt de plunjer 7 tijdens het verzamelen van de lading oogstmateriaal 53 heen en weer in de balenkamer 9, waarbij gedurende het deel van de heen-en weergaande beweging, de plunjer 7 de opening 19 blokkeert.

Zoals geïllustreerd door middel van Figuur 3 gaat de plunjer 7, eens de lading oogstmateriaal 53 verzameld werd, heen en weer in de balenkamer 9 vanaf de opening 19 in de balenkamer 9, en is de balenkamer 9 klaar om de verzamelde lading oogstmateriaal 53 te ontvangen en worden de gewashoudvingers 55 teruggetrokken uit het bovenste uiteinde van de invoerkoker 23. Meer bepaald worden de gewashoudvingers 55 uit het bovenste uiteinde van de invoerkoker 23 teruggetrokken door de gewashoudvingers 55 in de richting van pijl C (zie Figuur 2) rond rotatieas 57 te draaien door middel van de lineaire actuator 59. Vervolgens worden de buitenste uiteinden van de tanden 43 ertoe gebracht door de invoerkoker 23 langs een vulbewegingspad Qte bewegen in de richting aangegeven door pijl B, en drukken ze daarbij d.w.z. transporteren ze de verzamelde lading oogstmateriaal 53 door de opening 19 in de balenkamer 9. Nadat de lading oogstmateriaal 53 in de balenkamer 9 gedrukt werd, worden de gewashoudvingers 55 in de richting van pijl D weer tot in hun gewashoudpositie bewogen, waarbij ze zich in het bovenste uiteinde van de invoerkoker 23 uitstrekken, en de toevoermiddelen 25 werkzaam zijn om een volgende lading oogstmateriaal in de invoerkoker 23 te verzamelen.

In Figuur 4 wordt een situatie weergegeven waarin een prop 61 oogstmateriaal tijdens het verzamelen van de lading oogstmateriaal 53, geklemd raakt in de invoerkoker 23 en er zo voor zorgt dat de toevoermiddelen 25 onwerkzaam worden. Zoals getoond in Figuur 4 zijn sensormiddelen 63 aangebracht die geconfigureerd zijn om de belasting op de stellen tanden 41, 43 te meten. De sensormiddelen 63 zijn verbonden met een controller 65 die op zijn beurt verbonden is met de actuator 59 van de gewashoudvingers 55 en met de aandrijving 47 van de toevoermiddelen 25. De controller 65 is uitgerust met een processor 67 die de gemeten belasting op de stellen tanden 41,43 vergelijkt met een voorafbepaalde belasting om een indicatie te krijgen van een verstopping in de invoerkoker. Eens een verstopping in de invoerkoker 23 is gedetecteerd, zorgt de controller 65 ervoor dat de aandrijving 47 van de toevoermiddelen 25 de werking van de toevoermiddelen 25 stopt. De werking van de toevoermiddelen 25 wordt gestopt door de rotatie van de trommel 39 te stoppen of door het bewegingspad van de buitenste uiteinden van de tanden 41,43 aan te passen zodat de buitenste uiteinden niet door de invoerkoker 23 passeren.

Om de prop oogstmateriaal 61 vervolgens los te maken, bedient de controller 65 de actuator 59 van de gewashoudvingers 55 zodat de gewashoudvingers 55 vanuit de gewashoudpositie in de richting van pijl C bewogen worden tot in de teruggetrokken positie (weergegeven in Figuur 5) waarbij de gewashoudvingers 55 het oogstmateriaal 53 niet langer tegenhouden. Als gevolg daarvan, en zoals geïllustreerd in Figuur 5, is het oogstmateriaal 53 in staat uit te zetten en naar de ruimte S (weergegeven in Figuur 4 tussen de gewashoudvingers en de balenkamer 9) te bewegen. Dit vermindert de druk die uitgeoefend wordt op de vastzittende prop 61 oogstmateriaal aan de stroomafwaartse kant ervan, en verschaft extra ruimte voor de prop 61 oogstmateriaal en het oogstmateriaal 53 stroomafwaarts ervan om te bewegen in de richting van het bovenste uiteinde van de invoerkoker 23 aangegeven door pijl B (zie Figuur 5) met verminderde drukopbouw.

Vervolgens regelt de controller 65 de aandrijving 47 van de toevoermiddelen 25 zodat de toevoermiddelen 25 ertoe gebracht worden de werking te hervatten waarbij de buitenste uiteinden van de tanden 41 de beweging langs het verzamelbewegingspad P door de invoerkoker 23 hervatten in de richting aangegeven door pijl B. Als gevolg van de verminderde druk die uitgeoefend wordt op de vastzittende prop 61 oogstmateriaal aan de stroomafwaartse kant ervan en de extra bewegingsruimte voor de prop oogstmateriaal en het oogstmateriaal stroomafwaarts ervan in de richting van het bovenste uiteinde van de invoerkoker aangegeven door pijl B met verminderde drukopbouw, wordt de tegendruk die ervaren wordt door de buitenste uiteinden van de tanden 41 bij het uitoefenen van kracht op de vastzittende prop 61 oogstmateriaal aan de stroomopwaartse kant ervan, verminderd, zodat de buitenste einden van de tanden 41 de vastzittende prop 61 oogstmateriaal kunnen losmaken en het verzamelbewegingspad P verder volgen. Zo kunnen de toevoermiddelen 25 de normale werking hervatten, waarbij, zoals geïllustreerd door Figuur 6, eens de plunjer 7 die heen en weer beweegt in de balenkamer 9 voorbij de opening 19 in de balenkamer 9 gekomen is en de balenkamer 9 klaar is om de verzamelde lading oogstmateriaal 53 te ontvangen, de buitenste uiteinden van de tanden 43 ertoe gebracht worden om langs het vulbewegingspad Q te bewegen door de invoerkoker 23 in de richting aangegeven door pijl B, en daarbij, de verzamelde lading oogstmateriaal 53 samen met de losgemaakte prop 61 oogstmateriaal door de opening 19 in de balenkamer 9 te drukken d.w.z. te transporteren. Nadat de lading oogstmateriaal 53 in de balenkamer 9 gedrukt werd, worden de gewashoudvingers 55 in de richting van pijl D weer naar hun gewashoudpositie bewogen, waarbij ze zich in het bovenste uiteinde van de invoerkoker 23 uitstrekken, zodat de toevoermiddelen 25 een volgende lading oogstmateriaal in de invoerkoker 23 kunnen verzamelen.

Ingeval de plunjer 7 al de opening 19 vrijgemaakt heeft wanneer de gewashoudvingers 55 vanuit de gewashoudpositie in de richting van pijl C naar de teruggetrokken positie worden bewogen om extra ruimte S te scheppen of wanneer de werking van de toevoermiddelen 25 hervat wordt om de vastzittende prop oogstmateriaal 61 los te maken, verschaft de balenkamer 9 extra ruimte voor het oogstmateriaal 53 stroomafwaarts van de prop oogstmateriaal 61 om er naartoe te bewegen. Dit maakt het mogelijk de druk die uitgeoefend wordt op de vastzittende prop 61 oogstmateriaal aan zijn stroomafwaartse kant en/of druk verder te verminderen die opgebouwd wordt door het bewegen van de prop oogstmateriaal, en het oogstmateriaal stroomafwaarts ervan in de richting van het bovenste uiteinde van de invoerkoker aangegeven door pijl B.

Het is wel te verstaan dat de specifieke bewegingspaden van de tanden die aangegeven zijn in de Figuren 2 tot 6 alsook het aantal tanden van de toevoermiddelen bij wijze van voorbeeld gegeven zijn.

Figuur 7 is illustratief voor een alternatieve uitvoeringsvorm van de door middel van Figuren 4 tot 6 geïllustreerde werkwijze, waarbij, tijdens het verzamelen van de lading oogstmateriaal, een prop 61 oogstmateriaal 53 vastgeklemd raakt in de invoerkoker 23 en ervoor zorgt dat de toevoermiddelen 25 onwerkzaam worden, naast het terugtrekken van de gewashoudvingers 55 en vooraleer ervoor te zorgen dat de toevoermiddelen 25 in de invoerkoker 23 werkzaam zijn om de vastzittende prop 61 oogstmateriaal los te maken, en de afstand a tussen de bovenwand 35 en de onderwand 37 van de invoerkoker 23 wordt verhoogd, terwijl de bovengrens die gevormd wordt door de bovenwand 35 van de invoerkoker en de ondergrens die gevormd wordt door de onderwand 37 van de invoerkoker 23 onaangeroerd gelaten worden. Meer bepaald is schematisch weergegeven dat drie secties 37a, 37b en 37c van de onderwand van de invoerkoker 23 die overlappende randen hebben bewogen worden vanuit hun originele positie, aangeduid met de stippellijn, weg van de bovenwand 35 van de invoerkoker 23 in de richting van pijlen E door middel van lineaire actuators 69 die verbonden zijn met en bediend worden door de controller 65. Als gevolg daarvan wordt extra ruimte S' geschapen in de invoerkoker 23 waardoor de druk die uitgeoefend wordt op de vastzittende prop 61 oogstmateriaal verder wordt verminderd en meer beweging van de vastzittende prop 61 oogstmateriaal en het oogstmateriaal stroomafwaarts 53 ervan mogelijk maakt. Nadat de prop 61 oogstmateriaal uit de invoerkoker 23 werd verwijderd door de losgemaakte prop 61 oogstmateriaal naar de balenkamer 9 te transporteren, worden de drie secties 37a, 37b, 37c van de onderwand 37 van de invoerkoker 23 weer tot in hun originele positie bewogen in de richting die aangegeven is door pijl F door middel van lineaire actuators 69, en worden de gewashoudvingers 55 weer in de richting van pijl D bewogen naar hun gewashoudpositie door middel van actuator 59 waarbij ze zich in het bovenste uiteinde van de invoerkoker 23 uitstrekken, zodat de toevoermiddelen 25 een volgende lading oogstmateriaal in de invoerkoker 23 kunnen verzamelen.

Hoewel de principes van de uitvinding hierboven uiteengezet worden met verwijzing naar specifieke uitvoeringsvormen, moet worden begrepen dat deze beschrijving enkel gegeven wordt bij wijze van voorbeeld en niet als beperking voor de reikwijdte van bescherming, die bepaald wordt door de bijgevoegde conclusies.

Claims

CONCLUSIES

1. Werkwijze voor het verwijderen van een prop (61) oogstmateriaal die vastzit in de invoerkoker (23) van een balenpers (1) waarbij de balenpers het volgende bevat: - een balenkamer (9) met een inlaatopening (19) erin gevormd; - een invoerkoker (23) die in verbinding staat met de balenkamer (9) via de inlaatopening (19) voor ladingen oogstmateriaal (53) die van de invoerkoker naar de balenkamer overgebracht moeten worden, waarbij de invoerkoker (23) een bovenste uiteinde (27) bevat dat over het algemeen opwaarts gericht is en in verbinding staat met de inlaatopening (19) in de balenkamer en een onderste uiteinde (29) dat over het algemeen in een voorwaartse richting wijst; - een plunjer (7) die heen en weer beweegbaar is binnen de balenkamer (9) om opeenvolgende ladingen oogstmateriaal (53) die ontvangen werden vanuit de invoerkoker (23) samen te drukken om een baal te vormen; - toevoermiddelen (25) die binnen de invoerkoker (9) werkzaam zijn om er een lading oogstmateriaal in te verzamelen en daarna dit verzamelde materiaal in de balenkamer (9) te drukken; en - gewashoudvingers (55) die aan het bovenste uiteinde (27) van de invoerkoker (23) aangebracht zijn, die beweegbaar zijn tussen een gewashoudpositie en een teruggetrokken positie, waarbij in de gewashoudpositie de gewashoudvingers (55) zich uitstrekken in de invoerkoker (23) in het bovenste uiteinde ervan om het oogstmateriaal (53) tegen te houden terwijl de lading oogstmateriaal verzameld wordt, en de gewashoudvingers (55) in de teruggetrokken positie uit het bovenste uiteinde van de invoerkoker teruggetrokken worden om de verzamelde lading oogstmateriaal in de balenkamer te drukken, gekenmerkt doordat de werkwijze erin bestaat om: - ingeval een prop oogstmateriaal (61) vastzit in de invoerkoker (23) wanneer gewashoudvingers (55) zich in hun gewashoudpositie bevinden, de gewashoudvingers (55) naar hun teruggetrokken positie te bewegen en ervoor te zorgen dat de toevoermiddelen (25) in de invoerkoker (23) werkzaam zijn terwijl de gewashoudvingers (55) zich in hun teruggetrokken positie bevinden.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, die bestaat in het detecteren van het voorkomen van een verstopping in de invoerkoker (23) en na detectie van het voorkomen van een verstopping in de invoerkoker (23) ingeval de gewashoudvingers (55) zich in hun gewashoudpositie bevinden, het bewegen van de gewashoudvingers (55) naar hun teruggetrokken positie en in het ervoor zorgen dat de toevoermiddelen (25) in de invoerkoker werkzaam zijn terwijl de gewashoudvingers zich in hun teruggetrokken positie bevinden.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, die voor de detectie van het voorkomen van een verstopping van de invoerkoker, bestaat in het meten van de belasting op de toevoermiddelen (25) tijdens de werking ervan in de invoerkoker (23) en het vergelijken van de gemeten belasting met een voorafbepaalde belasting om een indicatie te krijgen van een vastzittende prop (61) oogstmateriaal in de invoerkoker.
4. Werkwijze volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 3, waarbij de invoerkoker (23) een bovenwand (35) en een onderwand (37) heeft die zich uitstrekken tussen het onderste uiteinde (29) en het bovenste uiteinde (27) van de invoerkoker (23), waarbij de bovenwand een bovengrens vormt van de invoerkoker en de onderwand een ondergrens van de invoerkoker, gekenmerkt doordat de werkwijze er verder in bestaat om, ingeval een prop (61) oogstmateriaal in de invoerkoker (23) vastzit, naast het terugtrekken van de gewashoudvingers (55) en vooraleer ervoor te zorgen dat de toevoermiddelen (25) in de invoerkoker (23) werkzaam zijn, de afstand (a) tussen de bovenwand (35) en de onderwand (37) van de invoerkoker (23) in minstens een deel van de invoerkoker te verhogen, terwijl de bovengrens die gevormd wordt door de bovenwand van de invoerkoker en de ondergrens die gevormd wordt door de onderwand van de invoerkoker intact gelaten worden.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de afstand (a) tussen de bovenwand (35) en de onderwand (37) van de invoerkoker (23) bij voorkeur ten minste vergroot wordt in het deel van de invoerkoker waar een verstopping zich heeft voorgedaan, gekenmerkt doordat bij voorkeur bovendien de afstand (a) tussen de bovenwand (35) en de onderwand (37) van de invoerkoker vergroot wordt in het deel van de invoerkoker (23), gezien in de transportrichting (B), stroomafwaarts van het deel van de invoerkoker waar de verstopping zich heeft voorgedaan; en doordat meer bij voorkeur de afstand (a) tussen de bovenwand (35) en de onderwand (37) van de invoerkoker (23) over in wezen de hele lengte van het stroomafwaartse deel vergroot wordt, en meer bij voorkeur over in wezen de hele lengte van de invoerkoker (23).
6. Werkwijze volgens een of meerdere van de conclusies 4 tot 5, gekenmerkt doordat de afstand (a) tussen de bovenwand (35) en de onderwand (37) van de invoerkoker (23) minstens in een deel van de invoerkoker (23) vergroot wordt door de onderwand (37) weg te bewegen van de bovenwand (35) in dit deel van de invoerkoker.
7. Landbouwbalenpers (1) bestaande uit: - een balenkamer (9) met een inlaatopening (19) erin gevormd; - een invoerkoker (23) die in verbinding staat met de balenkamer (9) via de inlaatopening (19) voor ladingen oogstmateriaal (53) die van de invoerkoker (23) naar de balenkamer (9) overgebracht moeten worden, waarbij de invoerkoker (23) een bovenste uiteinde (27) bevat dat over het algemeen opwaarts gericht is en in verbinding staat met de inlaatopening (19) in de balenkamer en een onderste uiteinde (29) dat over het algemeen in een voorwaartse richting wijst; - een plunjer (7) die heen en weer beweegbaar is binnen de balenkamer (9) om opeenvolgende ladingen oogstmateriaal (53) die ontvangen werden vanuit de invoerkoker (23) samen te drukken om een baal te vormen; - toevoermiddelen (25) die binnen de invoerkoker (23) werkzaam zijn om er een lading oogstmateriaal in te verzamelen en daarna dit verzamelde materiaal in de balenkamer te drukken, - gewashoudvingers (55) die aan het bovenste uiteinde van de invoerkoker (23) aangebracht zijn, die beweegbaar zijn tussen een gewashoudpositie en een teruggetrokken positie, waarbij in de gewashoudpositie de gewashoudvingers (55) zich uitstrekken in de invoerkoker (23) in het bovenste uiteinde ervan om het oogstmateriaal (53) tegen te houden, terwijl de lading oogstmateriaal verzameld wordt, en de gewashoudvingers (55) in de teruggetrokken positie uit het bovenste uiteinde van de invoerkoker (23) teruggetrokken worden om de verzamelde lading oogstmateriaal (53) in de balenkamer (9) te drukken; en - middelen (59,65) om de gewashoudvingers (55) selectief te bewegen tussen de gewashoudpositie en de teruggetrokken positie onafhankelijk van de werking van de toevoermiddelen (23).
8. Balenpers volgens conclusie 7, gekenmerkt doordat de middelen voor het selectief bewegen van de gewashoudvingers (55) tussen de gewashoudpositie en een teruggetrokken positie een actuator (59) bevatten en een controller (65) die verbonden is met de actuator om de actuator te bedienen.
9. Balenpers volgens conclusie 8, gekenmerkt doordat de controller (65) manueel bediend kan worden.
10. Balenpers volgens conclusie 8 of 9, gekenmerkt doordat de controller (65) geconfigureerd is om de werking van de toevoermiddelen te regelen en een processor (67) bevat die geconfigureerd is om ervoor te zorgen dat de controller (65) de werkwijze volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 7 uitvoert.
11. Balenpers volgens conclusie 10, gekenmerkt doordat sensormiddelen (63) toegepast worden om een verstopping in de invoerkoker (23) te detecteren of om belasting te meten op de toevoermiddelen (25) die verbonden zijn met de processor (65).
12. Balenpers volgens een of meerdere van de conclusies 7 tot 11, die een aandrijving bevat om de gewashoudvingers afhankelijk van de werking van de toevoermiddelen aan te drijven, gekenmerkt doordat de middelen om de gewashoudvingers selectief te bewegen tussen de gewashoudpositie en de teruggetrokken positie onafhankelijk van de werking van de toevoermiddelen, een vrijmaakmechanisme bevatten om de gewashoudvingers selectief van de aandrijving te ontkoppelen om de gewashoudvingers tussen de gewashoudpositie en de teruggetrokken positie te kunnen bewegen, onafhankelijk van de werking van de toevoermiddelen.
13. Balenpers volgens een of meerdere van de conclusies 7 tot 12, die middelen bevat om minstens één van de bovenwand (35) en de onderwand (37) van de invoerkoker (23) ten opzichte van de andere bovenwand of onderwand van de invoerkoker (23) in minstens een deel van de invoerkoker te bewegen.
14. Balenpers volgens conclusie 13, gekenmerkt doordat minstens één van de bovenwand (35) en de onderwand (37) in secties (37a, 37b, 37c) verdeeld is in de lengterichting van de invoerkoker, en de middelen om minstens één van de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker te bewegen geschikt zijn om de secties selectief te bewegen ten opzichte van de andere van de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker, en doordat voor elk paar naburige secties, aanliggende randen van de secties onderling verbonden zijn zodat, wanneer de secties bewogen worden, aanliggende randen van de secties aanliggend blijven, of de middelen voor het bewegen geschikt zijn om de secties zo te bewegen dat aanliggende randen van de secties aanliggend blijven.
15. Balenpers volgens conclusie 14, gekenmerkt doordat de middelen om minstens één van de bovenwand en de onderwand van de invoerkoker ten opzichte van de andere bovenwand of onderwand in minstens in een deel van de invoerkoker te bewegen, minstens één actuator (69) bevatten die inwerkt op ten minste een deel (37a, 37b, 37c) van minstens één van de bovenwand (35) en de onderwand (37) van de invoerkoker (23), waarbij voor de bediening de minstens één actuator verbonden is met de controller (65) om de actuator (59) te bedienen om de gewashoudvingers (55) te bewegen.