BE1019886A3 - Uitlijning van plunjer met tandwielkast in een balenpers. - Google Patents

Uitlijning van plunjer met tandwielkast in een balenpers. Download PDF

Info

Publication number
BE1019886A3
BE1019886A3 BE2011/0175A BE201100175A BE1019886A3 BE 1019886 A3 BE1019886 A3 BE 1019886A3 BE 2011/0175 A BE2011/0175 A BE 2011/0175A BE 201100175 A BE201100175 A BE 201100175A BE 1019886 A3 BE1019886 A3 BE 1019886A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
plunger
tracks
bearing beam
relative
gearbox
Prior art date
Application number
BE2011/0175A
Other languages
English (en)
Inventor
Bart Dedeurwaerder
Patrick Vandemoortele
Rubben Vandevyvere
Johan Vuylsteke
Original Assignee
Cnh Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Belgium Nv filed Critical Cnh Belgium Nv
Priority to BE2011/0175A priority Critical patent/BE1019886A3/nl
Priority to EP12159688.6A priority patent/EP2502485B1/en
Priority to US13/427,685 priority patent/US9597850B2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1019886A3 publication Critical patent/BE1019886A3/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B30PRESSES
    • B30BPRESSES IN GENERAL
    • B30B15/00Details of, or accessories for, presses; Auxiliary measures in connection with pressing
    • B30B15/04Frames; Guides
    • B30B15/041Guides
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/04Plunger presses
    • A01F15/042Plungers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B30PRESSES
    • B30BPRESSES IN GENERAL
    • B30B9/00Presses specially adapted for particular purposes
    • B30B9/30Presses specially adapted for particular purposes for baling; Compression boxes therefor
    • B30B9/3003Details
    • B30B9/3007Control arrangements
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B30PRESSES
    • B30BPRESSES IN GENERAL
    • B30B9/00Presses specially adapted for particular purposes
    • B30B9/30Presses specially adapted for particular purposes for baling; Compression boxes therefor
    • B30B9/3003Details
    • B30B9/3021Press rams

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)
  • Threshing Machine Elements (AREA)

Abstract

De onderhavige uitvinding voorziet een methode voor het uitlijnen van een compacterende plunjer (18) van een agrarische vierkante balenpers (10) ten opzichte van een tandwielkast (21) om de compacterende plunjer (18) aan te drijven. De methode omvat het regelen van een positie van plunjersporen (41) op en tegen dewelke de compacterende plunjer (18) zal bewegen wanneer de agrarische vierkant balenpers (10) in bedrijf is, ten opzichte van een positie van een dragende balk (30) aangepast om de tandwielkast (21) te dragen. Het regelen van de positie van de plunjersporen (41) ten opzichte van de dragende balk (30) aangepast om de tandwielkast (21) te dragen eerder dan ten opzichte van de zijwanden van de balenpers (10) biedt het voordeel van verminderde slijtage en/of breuken van onderdelen van de balenpers (10).

Description

Uitlijning van plunjer met tandwielkast in een balenpers Toepassingsgebied van de uitvinding
De onderhavige uitvinding heeft algemeen betrekking op landbouwpersen die rechthoekige balen produceren. Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding hebben in het bijzonder betrekking op de methodes voor een optimale plaatsing van afzonderlijke delen tot het bekomen van een optimale bouw van een balenpers.
Achtergrond van de uitvinding
Een agrarische balenpers is een getrokken machine (PTM - pulled type machine) die ervoor zorgt dat landbouwmateriaal zoals hooi, stro, kuilvoeder of gelijkaardig gewasmateriaal dat eerder is gesneden, op rijen is gelegd of omhuld, door een oogsteenheid wordt opgenomen van het veld, in een buis gevoerd en in een langwerpige balenkamer geladen wordt waar het in balen wordt verzameld. Een plunjer die heen en weer beweegt in het voorgedeelte van de balenkamer perst het nieuw geïntroduceerde materiaal samen tegen het eerder geïntroduceerde materiaal in een pakket met de vorm van een parallelepipedum, en schuift tezelfdertijd geleidelijk het pakket in de richting van de uitlaat van de balenkamer. Wanneer het pakket een vooraf bepaalde lengte bereikt zoals die door een meetapparaat wordt bepaald, kan een knoper in werking worden gesteld om koord, touw of ander flexibel bindmateriaal rond het pakket te wikkelen en om de uiteinden van het bindmateriaal met elkaar te verbinden om een stabiele baal te vormen.
FIG. 1 toont een agrarische balenpers 10 die een hoofdchassis 11 omvat dat is uitgerust met een naar voren gerichte tong 12 die aan de voorkant met koppelingsmiddelen (niet getoond) voorzien is voor het koppelen van de balenpers 10 aan een trekker. Een oogsteenheid 13 tilt in rijen gelegd gewasmateriaal van het veld wanneer de balenpers 10 daaroverheen beweegt en levert dergelijk materiaal in het vooreind van een naar achteren en naar boven gekromde lading-vormend aanvoerkanaal 14. Het kanaal 14 staat aan zijn boveneinde in verbinding met een bovenliggende, zich naar voor en achter uitstrekkende balenkamer 15 waarin een lading gewas wordt geladen door een cyclisch werkend vulmechanisme 16. Een ononderbroken werkend laadmechanisme 17 aan het lagere vooreinde van het aanvoerkanaal 14 voedt en laadt onophoudelijk materiaal in het kanaal 14 om er voor te zorgen dat ladingen van het gewasmateriaal de interne configuratie van kanaal 14 aannemen voorafgaand aan het periodieke ingrijpen van vulmechanisme 16 en het inbrengen in de balenkamer 15. Het aanvoerkanaal 14 kan worden uitgerust met middelen (niet geïllustreerd) om vast te stellen of een volledige lading daarin gevormd is en om, als reactie daarop, het vulmechanisme 16 in werking te stellen. Elke actie van het vulmechanisme 16 introduceert een "lading" of "vlok" van het gewasmateriaal van het kanaal 14 in de kamer 15.
Een plunjer 18 beweegt heen en weer in de balenkamer 15 aangedreven door een paar verbindende of stuurstaven die gekoppeld zijn aan de krukarmen 20 van een tandwielkast 21 die wordt aangedreven door een transmissieschacht 22 die verbonden is met de aftakas van de tractor die de agrarische balenpers 10 trekt. De heen en weer bewegende plunjer 18 duwt iedere nieuwe lading die in de balenkamer 15 wordt geïntroduceerd naar achter en vormt met de daaropvolgende ladingen een parallellepipedumvormig pakket van gewasmateriaal, dat door dezelfde actie van plunjer 18 naar een achterste afvoeropening 23 van kamer 15 wordt gedwongen.
De tandwielkast 21 is met haar onderste gedeelte vastgemaakt aan het hoofdchassis 11 door een reeks bouten 26.
Theoretisch wordt tandwielkast 21 in het midden van de dragende balk 30 geplaatst, en de balenkamer 15 wordt in lijn met de dragende balk geplaatst, zodanig dat de plunjer 18 in lijn met de tandwielkast 21 wordt geplaatst. Echter, afwijkingen binnen tolerantiegrenzen kunnen voorkomen tijdens het construeren van hoofdchassis 11, dat het vaakst wordt uitgevoerd door bijvoorbeeld lassen. Bijgevolg kan het voorkomen dat de tandwielkast 21 voor het aandrijven van de plunjer 18 en de plunjer 18 zelf niet volledig uitgelijnd zijn. Aangezien door de markt grote krachten worden geëist van de plunjer 18 (momenteel tot 230 kN en waarschijnlijk zal dit in de toekomst toenemen), zou een niet-perfecte uitlijning van plunjer 18 en hoofdchassis 11 kunnen resulteren in abnormaal snelle slijtage of zelfs in breuken van onderdelen van de balenpers 10.
Eén manier om de afwijkingen van chassis 11 te boven te komen is door de plunjer 18 te leiden via sporen, bijvoorbeeld een set van onderste en bovenste plunjersporen 41, 42 aan iedere zijde van de plunjer 18. Een typisch gebruikte methode om deze sporen te monteren is het uitlijnen van één spoor of één reeks sporen ten opzicht van een zijwand van de balenkamer 15 en het daaraan parallel monteren van het andere spoor of de andere reeks sporen op een gewenste afstand, die door een breedte van plunjer 18 wordt bepaald. Echter, als het chassis 11 vervormd is, dan zal plunjer 18 niet in lijn met de tandwielkast 21 geleid worden en zal de slijtage nog steeds optreden.
Samenvatting van de uitvinding
Het is een doel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding om een landbouwpers te voorzien die het hierboven genoemde nadeel overwint.
Het bovengenoemde doel wordt verwezenlijkt door een methode en een apparaat volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
In een eerste aspect verstrekt de onderhavige uitvinding een methode voor het uitlijnen van een compacterende plunjer van een agrarische vierkante balenpers ten opzichte van een tandwielkast voor het aandrijven van de compacterende plunjer. De methode omvat het regelen van een positie van plunjersporen op en tegen dewelke de compacterende plunjer zal bewegen wanneer de agrarische vierkante balenpers in 'werking is, ten opzichte van een positie van een dragende balk die is aangepast voor het dragen van de tandwielkast. Dit is verschillend van de stand van de techniek, waar de positie van plunjersporen op en tegen dewelke de compacterende plunjer zal bewegen wanneer de agrarische balenpers in werking is, wordt geregeld ten opzichte van een zijwand van de balenpers. Het regelen van de positie van de plunjersporen ten opzichte van de dragende balk die voor het dragen van de tandwielkast is aangepast eerder dan ten opzichte van de zijwanden van de balenpers heeft als voordeel een verminderde slijtage en/of breuken van onderdelen van de balenpers.
De agrarische vierkante balenpers zou een balenkamer kunnen omvatten om gewasmateriaal te ontvangen en om het gewasmateriaal daarin samen te persen, waarbij de balenkamer twee kamerwanden heeft. In een werkwijze volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, kan het regelen van een positie van plunjersporen ten opzichte van een positie van een dragende balk het meten van de positie van de balenkamer ten opzichte van de dragende balk omvatten, en het bepalen van uitlijningswaarden voor de sporen voor het regelen van de plaatsing van de plunjersporen ten opzichte van de kamerwanden zodanig dat zij in lijn worden geplaatst met een tandwielkast die op de dragende balk moet worden gemonteerd. De bepaalde uitlijningswaarden voor de sporen kunnen in een eerste gegevensopslag worden opgeslagen, bijvoorbeeld voor gebruik bij het controleren van de positie van de plunjersporen op een locatie op een afstand van de locatie waar de metingen zijn uitgevoerd.
Een werkwijze volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, kan verder het regelen van de plaatsing van de plunjersporen omvatten in overeenkomst met de bepaalde uitlijningswaarden voor de sporen. Het regelen van de plaatsing van de plunjersporen in overeenkomst met de bepaalde uitlijningswaarden voor de sporen kan het lezen omvatten van de bepaalde uitlijningswaarden voor de sporen vanop de eerste gegevensopslag, indien deze daar voordien werden opgeslagen.
In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan het regelen van de plaatsing van de plunjersporen omvatten dat gebruik gemaakt wordt van ten minste één sensorapparaat. Dit kan de nauwkeurigheid van de plaatsingscontrole verbeteren.
Een werkwijze volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, kan verder omvatten, na de plaatsing van de plunjersporen, het bepalen van de spoor meetwaarden overeenkomstig de werkelijke locatie van de plunjersporen ten opzichte van de kamerwanden. De spoor meetwaarden kunnen opgeslagen worden in een tweede gegevensopslag.
In een werkwijze volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan de positie van de tandwielkast worden verkregen vóór het daadwerkelijk monteren van de tandwielkast.
Een werkwijze volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan verder het regelen van een positie van een knopersysteem omvatten ten opzichte van een positie van een dragende balk aangepast voor het dragen van de tandwielkast. Het regelen van de positie van het knopersysteem ten opzichte van een positie van de dragende balk kan het meten van de positie van de balenkamer ten opzichte van de dragende balk omvatten, en het bepalen van uitlijnwaarden voor de knoper voor het regelen van de plaatsing van het knopersysteem ten opzichte van de kamerwanden zodat het knopersysteem in lijn gepositioneerd is met een tandwielkast die op de dragende balk wordt gemonteerd.
De hierboven beschreven uitvoeringsvormen van een methode volgens de onderhavige uitvinding kunnen geïmplementeerd worden in een verwerkingssysteem. Dergelijk verwerkingssysteem kan ten minste één programmeerbare processor omvatten die aan een geheugensubsysteem wordt gekoppeld dat minstens één vorm van geheugen, bv. RAM, ROM, enzovoort, omvat. Er dient opgemerkt te worden dat de processor of processors een universele processor kan zijn, of een specifieke processor, en kan bedoeld zijn voor opneming in een apparaat, bv. een chip die andere componenten heeft die andere functies uitoefenen. Aldus kunnen één of meerdere aspecten van de onderhavige uitvinding in digitaal elektronische schakelschema's, of in computerhardware, ingebouwde programmatuur, software, of in combinaties hiervan worden uitgevoerd. Het verwerkingssysteem kan een opslagsubsysteem omvatten dat ten minste één schijfeenheid en/of CD-rom eenheid en/of DVD eenheid heeft. In sommige implementaties kunnen een weergave systeem, een toetsenbord, en een aanwijsapparaat aanwezig zijn als deel van een gebruikersinterface subsysteem, zodat een gebruiker manueel informatie kan invoeren. Poorten voor het invoeren en uitvoeren van gegevens kunnen ook aanwezig zijn. Meer elementen zoals netwerkverbindingen, koppelingen naar diverse apparaten, enzovoort, kunnen aanwezig zijn maar worden hier niet in detail beschreven. De verschillende elementen van het verwerkingssysteem kunnen op diverse manieren gekoppeld worden, daaronder begrepen via een bus subsysteem dat bijvoorbeeld een systeem met één bus kan zijn, maar dat door de vakman begrepen wordt een systeem met ten minste één bus te omvatten. Het geheugen van het geheugensubsysteem kan op een gegeven moment, geheel of gedeeltelijk, een set van instructies bevatten die, wanneer uitgevoerd op het verwerkingssysteem, de stappen van de uitvoeringsvormen van de methode voor het uitlijnen van een compacterende plunjer van een agrarische vierkante balenpers ten opzichte van een tandwielkast voor het aandrijven van de compacterende plunjer uitvoeren door een positie van plunjersporen te regelen op en waartegen de compacterende plunjer zal bewegen. Aldus, hoewel een algemeen verwerkingssysteem stand van de techniek kan zijn, is een systeem dat de instructies omvat om aspecten van de methodes voor het uitlijnen van een compacterende plunjer van een agrarische vierkante balenpers uit te voeren ten opzichte van een tandwielkast geen stand van de techniek.
De onderhavige uitvinding omvat eveneens een computerprogramma product dat de functionaliteit van om het even welke methode volgens de onderhavige uitvinding verstrekt wanneer uitgevoerd op een rekentoestel. Dergelijk computerprogramma product kan concreet in een drager worden belichaamd die een machine-leesbare code draagt voor uitvoering door een programmeerbare processor. De onderhavige uitvinding heeft dus betrekking op een drager, een gegevensopslag die leesbaar is voor machines, die een computerprogramma bevat dat, wanneer uitgevoerd op een rekentoestel, de instructies verschaft voor het uitvoeren van om het even welke van de methodes zoals hierboven beschreven. De term „drager" verwijst naar om het even welk medium dat betrokken is bij het overmaken van instructies aan een processor voor uitvoering. Een dergelijk medium kan diverse vormen aannemen, met inbegrip van maar niet daartoe beperkt, niet-vluchtige media, en transmissiemedia. De niet-vluchtige media omvatten, bijvoorbeeld, optische of magnetische schijven, zoals een opslagapparaat dat deel uitmaakt van massa-opslag. Gemeenzame vormen van door de computer leesbare media omvatten een CD-rom, een DVD, een flexibele schijf of een diskette, een geheugensleutel, een band, een geheugenchip of magneetbandcassette of een ander middel leesbaar voor een computer. Verscheidene vormen van computer-leesbare media kunnen worden betrokken bij het overmaken van één of meerdere sequenties van een of meerdere instructies aan een processor voor uitvoering. Het computerprogramma product kan eveneens via een draaggolf in een netwerk worden overgebracht, zoals een LAN, een WAN of het Internet. Transmissiemedia kunnen de vorm aannemen van akoestische of lichtgolven, zoals deze die ontstaan tijdens data communicatie via radiogolven en infrarood stralen. Transmissiemedia omvatten coaxiale kabels, koperdraad en vezeloptica, met inbegrip van de draden die binnen een computer een bus vormen.
In één uitvoeringsvorm van een tweede aspect, verschaft de onderhavige uitvinding het gebruik van een methode volgens om het even welke methode uitvoeringsvorm van het eerste aspect, voor het uitlijnen van een compacterende plunjer van een agrarische vierkante balenpers ten opzichte van een tandwielkast voor het aandrijven van de compacterende plunjer.
In een andere uitvoeringsvorm van het tweede aspect verschaft de onderhavige uitvinding het gebruik van een methode volgens specifieke uitvoeringsvormen van het eerste aspect voor het uitlijnen van een knopersysteem van een agrarische vierkante balenpers ten opzichte van een tandwielkast voor het aandrijven van een compacterende plunjervan die balenpers.
In een derde aspect verschaft de onderhavige uitvinding een agrarische vierkante balenpers die een chassis omvat met een dragende balk voor het dragen van een tandwielkast; een oogsteenheid voor het opnemen van gewasmateriaal van een veld; een balenkamer voor het ontvangen van gewasmateriaal van bovengenoemde oogsteenheid, waarbij de balenkamer twee kamerwanden omvat die op het chassis worden gemonteerd; en een compacterende plunjer gemonteerd voor een heen en weer gaande beweging in bovengenoemde balenkamer voor compressie van het gewasmateriaal daarin, waarbij de bovengenoemde plunjer aangepast is om te worden aangedreven door een tandwielkast die aan bovengenoemde dragende balk wordt gehecht, waarbij bovengenoemde compacterende plunjer aangepast is om op en tegen plunjersporen te bewegen die zijn vastgemaakt aan de kamerwanden. De plunjersporen zijn vastgemaakt aan de kamerwanden in een gecontroleerde positie ten opzichte van de dragende balk zodat de plunjer aangepast is om in lijn met de tandwielkast te bewegen. Dit beperkt slijtage van en wrijving tussen onderdelen van de balenpers.
Specifieke en voorkeursdragende aspecten van de uitvinding zijn opgenomen in de aangehechte onafhankelijke en afhankelijke conclusies. Kenmerken van de afhankelijke conclusies kunnen worden gecombineerd met kenmerken van de onafhankelijke conclusies en met kenmerken van andere afhankelijke conclusies zoals aangewezen en niet enkel zoals uitdrukkelijk in de conclusies naar voor gebracht.
Voor het samenvatten van de uitvinding en de bereikte voordelen ten opzicht van de stand van de techniek werden bepaalde doelstellingen en voordelen van de uitvinding hierboven beschreven. Het is uiteraard te begrijpen dat niet noodzakelijk al deze doelstellingen of voordelen kunnen bereikt worden door elke specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding. Dus, bijvoorbeeld, vakmensen zullen onderkennen dat de uitvinding kan worden belichaamd of uitgevoerd op een wijze die één voordeel of groep of voordelen zoals hierin aangebracht bereikt of optimaliseert, zonder daarbij noodzakelijk andere doelstellingen of voordelen te bereiken die hierin kunnen aangebracht of gesuggereerd zijn.
Korte beschrijving van de figuren FIG. 1 is een schematisch zijaanzicht van een rechthoekige balenpers volgens de stand van de techniek.
FIG.2 is een 3D zicht van een deel van een agrarische balenpers in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
FIG. 3 is een vereenvoudigd illustratief bovenaanzicht (a) en achteraanzicht (b) van hoe een balenkamer moet worden geplaatst ten opzichte van een dragende balk die een tandwielkast draagt voor het aandrijven van een plunjer die in de balenkamer beweegt.
FIG. 4 illustreert mogelijke vervormingen van de balenkamer ten opzichte van de dragende balk, waarin illustraties aangeduid met (a) een vervormd chassis in bovenaanzicht illustreren, en illustraties aangeduid met (b) een vervormd chassis in achteraanzicht illustreren.
FIG. 5 illustreert een plunjer voor gebruik met een balenpers overeenkomstig uitvoeringsvormen van onderhavige uitvinding.
FIG. 6 is een concept tekening die de resultaten van een uitlijningsmethode volgens uitvoeringsvormen van onderhavige uitvinding illustreert (bovenaanzicht).
FIG. 7 illustreert een dragende balk overeenkomstig uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding.
FIG. 8 illustreert een referentie element voor gebruik in een methode volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
FIG. 9 illustreert het gebruik van een meetrobot voor het bepalen van meetwaarden overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
FIG. 10 en FIG. 11 illustreren voorbeeldlocaties van kamer meetpunten op de kamerwanden van een balenkamer overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
FIG. 12 illustreert de bepaling van uitlijnwaarden voor een spoor overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
FIG. 13 illustreert de maximale afstand waarover een plunjerspoor kan verschuiven ten opzichte van een kamerwand.
FIG. 14 illustreert controle apparaten aangesloten op een plunjerspoor voor de uitlijning daarvan ten opzichte van een tandwielkast die een plunjer aanstuurt voor beweging op en tegen dat plunjerspoor overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
FIG. 15 illustreert een knoper systeem en naalddoorgangen overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
FIG. 16 illustreert een uitlijningsapparaat voor het uitlijnen van een knoper systeem ten opzichte van de dragende balk overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
FIG. 17 illustreert de bepaling van knoper uitlijnwaarden overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
De figuren zijn enkel schematisch en niet limiterend. In de figuren kunnen de afmetingen van sommige onderdelen overdreven en niet op schaal worden voorgesteld voor illustratieve doeleinden.
Referentienummers in de conclusies mogen niet worden geïnterpreteerd om de beschermingsomvang te beperken.
In de verschillende figuren verwijzen dezelfde referentienummers naar dezelfde of analoge elementen.
Gedetailleerde beschrijving van illustratieve uitvoeringsvormen
De termen "voor", "achter", "voorwaarts", "achterwaarts", "links" en "rechts" gebruikt doorheen deze beschrijving zijn bepaald met betrekking tot de normale rijrichting van de machine wanneer deze in werking is. Ze dienen echter niet te worden opgevat als limiterende termen.
Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen gebruikt worden bij de constructie van agrarische balenpersen voor de productie van rechthoekige balen van agrarisch materiaal zoals hooi, stro, kuilvoer of soortgelijke gewassen dat eerder is afgesneden, op rijen gelegd of omhuld, en dat van een agrarisch veld wordt opgehaald. De geproduceerde rechthoekige balen kunnen een hoge dichtheid hebben, en bijgevolg een hoge massa, bijvoorbeeld 500 kg of meer.
Een deel van een agrarische balenpers 10 overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is geïllustreerd in FIG. 2. De samenstellende delen zijn in wezen dezelfde als in een balenpers volgens de stand van de techniek, maar de plaatsing van een aantal onderdelen is verschillend.
Het hoofdchassis 11 van de balenpers is een onderdeel waarop alle onderdelen zijn gemonteerd. Dit chassis 11 moet worden vervaardigd met voldoende nauwkeurigheid, zodat alle onderdelen er perfect op kunnen gemonteerd worden. Echter kan een dergelijke nauwkeurigheid in de praktijk niet gemakkelijk bereikt worden omdat het chassis 11 van de balenpers 10 een gelaste constructie is die, na het beëindigen van de lasoperatie, vervormt als gevolg van de spanningen veroorzaakt door het lassen.
De twee belangrijkste onderdelen in het licht van de onderhavige uitvinding zijn de dragende balk 30 en de balenkamer 15, en meer in het bijzonder de positie van deze twee onderdelen ten opzichte van elkaar. De balenkamer 15 is dat deel van de balenpers 10 waar een baal van agrarisch materiaal gevormd wordt. De afmetingen van de gevormde baal zijn afhankelijk van de afmetingen van de balenkamer 15. Eén voorbeeld van een balenkamer is 1200 x 900 mm. Op de dragende balk 30 van het chassis 11 is de tandwielkast 21 van de balenpers 10 gemonteerd.
FIG. 3 is een vereenvoudigd illustratief bovenaanzicht (a) en achteraanzicht (b) van de wijze waarop een balenkamer 15 moet worden geplaatst ten opzichte van de dragende balk 30. In de meest optimale vorm is de balenkamer 15 in lijn geplaatst met de dragende balk 30.
FIG. 4 illustreert mogelijke vervormingen van de balenkamer 15 ten opzichte van de dragende balk 30 (vervormingshoeken zijn overdreven voorgesteld met enkel als doel het onderricht). Illustraties aangegeven met (a) in FIG. 4 illustreren een vervormd chassis in bovenaanzicht, waarbij aan de linkerkant de balenkamer 15 parallelle wanden heeft, die echter niet parallel met de dragende balk 30 geplaatst zijn, en waarbij aan de rechterkant de balenkamer 15 wanden heeft die niet parallel zijn aan elkaar.
De tandwielkast 21 voorziet de aandrijving van de aangedreven delen van de balenpers 10. Ze is op de dragende balk 30 van de balenpers 10 gemonteerd. De tandwielkast 21 kan zelf aangedreven worden door de tractor die de balenpers 10 voorttrekt, door middel van een transmissie-as 22 tussen de tractor en de balenpers 10, zoals ook geïllustreerd in FIG. 1. De tandwielkast 21 biedt een directe aansturing van de plunjer 18. Hiervoor kan de plunjer 18 bijvoorbeeld verbonden worden met de tandwielkast 21 door middel van krukarmen 20 en stuurstaven 19.
De plunjer 18 wordt gebruikt voor het vormen van de balen, en is in meer detail geïllustreerd in FIG. 5. De plunjer drukt het verzamelde gewas verkregen van het ladingsvormende aanvoerkanaal 16 tegen de baal die wordt gevormd in de balenkamer 15. De plunjer beweegt op en tegen onderste plunjersporen 41 die daartoe voorzien zijn aan beide zijden van de balenkamer 15, aan de rechtse en linkse kamerwanden 35, 36. Bovenste plunjersporen 42 kunnen optioneel ook voorzien worden om de beweging van de plunjer 18 op de onderste plunjersporen 41 te verplichten en om de beweging van de plunjer 18 te beperken, aldus voorkomend dat de plunjer 18 op en neer beweegt.
Om de beweging van de plunjer 18 op en tegen de onderste plunjersporen 41 mogelijk te 1 maken, worden op de plunjer 18 loopwielen 43 voorzien. De loopwielen 43 zijn aangepast voor het rijden op de onderste plunjersporen 41. De loopwielen 43 zorgen ervoor dat de plunjer 18 beweegt in een vlak parallel met het vlak dat door de onderste plunjersporen 41 gegenereerd wordt. Om de plunjer 18 tussen de plunjersporen 41, 42 aan beide zijden van de balenkamer 15 te geleiden, kan de plunjer 18 ook voorzien zijn van zijwielen 44 aan elke zijde van de plunjer 18. De zijwielen 44 zorgen er voor dat de plunjer 18 altijd tegen een kant van de plunjersporen 41, 42 loopt, standaard tegen een kant van de onderste plunjersporen 41.
Het is een nadeel van uitlijningsmethodes volgens de stand van de techniek dat, indien de balenkamer 15 niet optimaal gepositioneerd is ten opzichte van de dragende balk 30, de plunjersporen 41, die ten opzichte van de balenkamer 15 gepositioneerd zijn, schuin liggen ten opzichte van de tandwielkast 21. Dit betekent dat wanneer de plunjer 18 in de balenkamer 15 beweegt, wrijving zal optreden tussen de plunjer 18 en stuurstaven 19, en tussen de krukarmen 20 en tandwielkast 21. Bovendien zal dit moeilijkheden veroorzaken bij het afregelen van de meenemers aan beide zijden van de plunjer 18.
Uitvoeringsvormen van onderhavige uitvinding voorzien een methode voor het uitlijnen van een compacterende plunjer 18 van een agrarische vierkante balenpers 10 ten opzichte van een tandwielkast 21 voor het aansturen van de compacterende plunjer 18. Het is een doel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de plunjer 18 in lijn met de tandwielkast 21 beweegt, zelfs indien de positie van de balenkamer 15 ten opzicht van de dragende balk 30 niet theoretisch correct is.
Een methode volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat het regelen van een positie van onderste plunjersporen 41 op en waartegen de compacterende plunjer 18 zal bewegen wanneer de agrarische vierkante balenpers in bedrijf is, ten opzichte van een positie van een dragende balk 30 aangepast om de tandwielkast 21 te dragen. Dit is verschillend van de stand van de techniek, waar de positie van de onderste plunjersporen 41 geregeld wordt ten opzichte van de balenkamer 15.
Door de positie van de onderste plunjersporen 41 te regelen ten opzichte van de positie van de dragende balk 30 eerder dan ten opzichte van de positie van de balenkamer 15, zullen de plunjersporen 41 altijd in lijn liggen met de tandwielkast 21, en wrijving tussen de onderdelen zoals hierboven aangegeven kan drastisch gereduceerd worden. In FIG. 6 wordt een concept tekening getoond die de uitlijnmethode volgens uitvoeringsvormen van onderhavige uitvinding illustreert. In FIG. 6 wordt een bovenaanzicht van een dragende balk 30 en een balenkamer 15 getoond, waarbij in deel (a) de theoretische optimale positie van de balenkamer 15 wordt geïllustreerd, en in delen (b) and (c) twee vervormde versies van het chassis 11 (vervormingen zijn overdreven met enkel als doel het onderricht).
De balenkamer 15 van een agrarische vierkante balenpers 10 heeft twee kamerwanden 35, 36 die respectievelijk links en rechts tegenover elkaar geplaatst zijn, in achteraanzicht in lengterichting van de balenpers 10. Overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan het regelen van een positie van de plunjersporen 41 ten opzichte van een positie van de dragende balk 30 het opmeten van de positie van de balenkamer 15 inhouden, meer in het bijzonder van de kamerwanden 35, 36, ten opzichte van de dragende balk 30. Hiertoe kan een verband worden bepaald tussen de wanden 35, 36 van de balenkamer en de dragende balk 30. Voor het bepalen van dit verband kan een meetmethode gebruikt worden die is aangepast om welbepaalde punten op de wanden 35, 36 van de balenkamer 15 te bepalen ten opzichte van de dragende balk 30. Daarna wordt een verband bepaald tussen de balenkamer 15 en de dragende balk 30, gebaseerd op de meetwaarden van deze welbepaalde punten. De meetwaarden worden bepaald ten opzichte van een assenstelsel op de dragende balk 30. Eens het verband gekend is tussen de dragende balk 30, de balenkamer 15 van de agrarische balenpers 10 en de locaties waar de onderste plunjersporen 41 gemonteerd moeten worden, kunnen spoor uitlijnwaarden voor de plunjersporen 41 bepaald worden. De spoor uitlijnwaarden geven een afwijking weer van een positie op de wanden 35, 36 voor het afregelen van de plaatsing van de onderste plunjersporen 41 ten opzichte van de kamerwanden 35, 36 zo dat zij in lijn gepositioneerd worden met de tandwielkast 21 die op de dragende balk 30 zal gemonteerd worden. De bepaalde spoor uitlijnwaarden kunnen in een eerste gegevensopslag opgeslagen worden, bv. de spoor uitlijnwaarden kunnen door middel van een programmeerbare logische eenheid op een gegevensdrager geschreven worden, en dergelijke gegevensopslag kan met de balenpers 10 afgeleverd worden. De plaatsing van de onderste plunjersporen 41 op de kamerwanden 35, 36 kan dan gecontroleerd worden overeenkomstig de bepaalde spoor uitlijnwaarden, bijvoorbeeld na het uitlezen van de bepaalde uitlijnwaarden van de eerste gegevensopslag.
De bepaalde spoor uitlijnwaarden zijn verschillend voor elke balenpers 10, aangezien de vervorming van de balenkamer 15, bv. door lassen, verschillend is voor elke balenpers 10. Dit betekent dat elke balenpers 10 dient te worden opgemeten, en dat voor elke balenpers 10 het verband tussen de balenkamer 15 en de dragende balk 30 moet bepaald worden.
Een uitlijnmethode overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat verschillende fases die hieronder in meer detail worden uiteengezet.
Een eerste fase omvat het exact opmeten van de dragende balk 30 waarop de tandwielkast 21 zal gemonteerd worden. De dragende balk 30 is typisch een plaatstructuur, zoals geïllustreerd in FIG. 7, met een aantal pengaten 70 met rondelen 71 om de tandwielkast te bevestigen, in het voorgestelde voorbeeld acht. Ten minste twee, bijvoorbeeld exact twee, positioneringselementen, bijvoorbeeld L-vormige blokken 72, zijn gemonteerd aan die zijde van dragende balk 30 die tegenover de kant van de balenkamer 15 is gelegen, teneinde een exacte positionering van de tandwielkast 21 toe te laten.
Een voorbeeld van hoe de exacte opmeting van de dragende balk 30 kan bekomen worden is door het monteren van een met grote nauwkeurigheid samengesteld referentie-element 80 (FIG. 8) in de pengaten 70 van de dragende balk 30. Het referentie-element 80 omvat een grondplaat 81 en een wand 82 die loodrecht op de grondplaat 81 geplaatst is. Het referentie-element 80 is aangepast zodat het met de grondplaat 81 op de dragende balk 30 van de balenpers 10 kan geplaatst worden, zo dat de wand 82 opstaat ten opzichte van de dragende balk 30 en in een richting in wezen parallel met de zijde van de dragende balk 30 gelegen tegenover de zijde van de balenkamer 15. Het referentie-element 80 omvat een verder opstaand element 83 dat loodrecht geplaatst is op zowel de grondplaat 81 als de wand 82. De opstaande delen zoals de wand 82 en het opstaande element 83 kunnen voorzien zijn van verstevigende elementen (niet zichtbaar in FIG. 8), bv. driehoekige verstevigende elementen teneinde hun nauwkeurige positie te bewaren.
Een meettoestel zal de coördinaten opmeten van bijzondere vooraf bepaalde punten op het referentie-element 80 die relevant zijn voor het opstellen van een coördinatensysteem. Voorbeelden van deze bijzondere punten zijn in FIG. 8 aangeduid door nummers 1, 2, 3, 4, 5 en 6. De meetgegevens kunnen opgenomen worden door om het even welk geschikt toestel, bijvoorbeeld een rekentoestel.
De meetpunten 1 tot 3 zijn plaatsen op nauwkeurig vlak gemaakte plaatsen op de oppervlakken van de grondplaat 81. Zij bepalen een xz-vlak. Meetpunten 4 en 5 zijn plaatsen op de wand 82 die loodrecht op de grondplaat 81 geplaatst is. Zij bepalen een xy-vlak loodrecht op het xz-vlak. Meetpunt 6 is een plaats op het opstaande element 83 dat loodrecht op de grondplaat 81 en de wand 82 geplaatst is.
Het referentie-element 80 kan eveneens twee horizontale cilinders 85 omvatten om het referentie-element 80 tegen de positioneringselementen, bv. de L-vormige blokken 72, van de dragende balk 30 te trekken. Op die manier kan het referentie-element 80 een optimale positie innemen op de dragende balk 30. Een verticale cilinder 84 kan eveneens voorzien zijn, om te vermijden dat het referentie-element 80 gaat kantelen onder invloed van de druk uitgeoefend door de horizontale cilinders 85 wanneer zij het referentie-element 80 tegen de dragende balk 30 trekken.
Het meettoestel gebruikt voor het meten van coördinaten van bijzondere vooraf bepaalde punten op het referentie-element 80 kan om het even welk geschikt meettoestel zijn; het kan bijvoorbeeld een meetrobot zijn, een machine om coördinaten op te meten of een vast meettoestel, bijvoorbeeld vastgemaakt op de dragende balk 30 van de balenpers 10. In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm, voorgesteld in FIG. 9, is een meetrobot 90 gebruikt voor het opmeten. De meetrobot 90 heeft het voordeel ten opzichte van een machine voor het opmeten van coördinaten dat hij goedkoper is en beter voor het hanteren van grote objecten. De horizontale balken 91 en 92 van de balenkamer 15 zijn obstakels die gemakkelijker kunnen ontweken worden door een meetrobot 90 dan door een machine voor het opmeten van coördinatedn. De voordelen van een meetrobot 90 ten opzichte van een vast meettoestel dat op de dragende balk 30 is vastgemaakt, zijn dat de robot 90 met een voeler werkt en niet met een (laser) licht sensor die kan beïnvloed worden door het laslicht. Bovendien zal de robot 90 gemakkelijker te hanteren zijn dan een dergelijk vast toestel dat groot moet zijn. De robot 90 is op een draaibare arm 93 gemonteerd voor optimale toegang tot de gewenste meetpunten.
Een optionele tweede fase kan het bepalen van een virtueel middenvlak van de dragende balk 30 omvatten. Dit kan worden uitgevoerd door de computer die de meetgegevens opneemt.
Aangezien de balk 30 of the pengaten 70 en rondelen 71 misschien niet compleet zijn uitgelijnd ten opzichte van de rest van het chassis 11, kan een virtueel middenvlak vermeld worden.
In een derde fase worden de assen bepaald. De assen worden gedefinieerd door de locatie van de meetpunten zoals geïllustreerd in FIG. 8. Bijvoorbeeld punten 1 tot 3 kunnen een eerste vlak bepalen, punten 4 en 5 kunnen een tweede vlak loodrecht op het eerste vlak bepalen, en punt 5 kan de positie van een derde vlak loodrecht op het eerste en het tweede vlak bepalen. Naargelang de noodzaak wordt een transformatie matrix opgesteld tussen het coördinaten systeem van het meettoestel, bv. meetrobot 90, en het bepaalde coördinatensysteem op het referentie-element.
In een vierde fase zal het meettoestel, bv. meetrobot 90, zoals bijvoorbeeld geïllustreerd in FIG. 9, de positie van de kamerwanden 35, 36 van de balenkamer 15 opmeten. Daartoe worden coördinaten van meerdere kamer meetpunten op beide kamerwanden 35, 36 bepaald.
Als een voorbeeld worden kamer meetpunten op kamerwand 35 geïllustreerd in FIG. 10, en worden kamer meetpunten op kamerwand 36 geïllustreerd in FIG. 11. De coördinaten van meerdere kamer meetpunten, in de uitvoeringsvorm geïllustreerd in FIG. 10 en FIG. 11 zes kamer meetpunten 100, 101, 102, 103, 104, 105 en 110, 111, 112, 113, 114, 115, respectievelijk, worden opgemeten teneinde de vorm te bepalen van de kamerwanden 35, 36 in de omgeving van de plaats waar de onderste plunjersporen 41 moeten bevestigd worden. Bovendien worden op elke kamerwand 35, 36 coördinaten bepaald van twee extra meetpunten 106, 107 en 116, 117, respectievelijk, voor gebruik tijdens de effectieve afregeling van de plunjersporen 41.
In een vijfde fase kunnen spoor uitlijnwaarden voor de positionering van de plunjersporen 41 bepaald worden, gebaseerd op de meetwaarden, meer in het bijzonder gebaseerd op de opgemeten coördinaten van de meetpunten op de kamerwanden 35, 36.
Zoals hierboven vermeld is het een doel van de onderhavige uitvinding om de positionering van de onderste plunjersporen 41 af te regelen zo dat zij in lijn liggen met de tandwielkast 21. Dit betekent dat de positie van de plunjersporen 41 dient te worden geregeld zo dat zij parallel zijn met het yz-vlake van het coördinatensysteem zoals geïllustreerd in FIG. 7. De afstand tussen de plunjersporen 41 en het yz-vlak hangt af van de meetwaarden, en hangt bijgevolg af van de effectieve geometrie van de in beschouwing genomen balenpers 10. Bij het afregelen van de positie van de plunjersporen 41 dient te worden verzekerd dat de afstand tussen de plunjersporen 41 en het yz-vlak niet groter is dan de kleinste meetwaarde voor meetpunten 100,101,102,103,104,105 en 110,111, 112,113,114, 115 voor het bepalen van de vorm van de respectievelijke kamerwanden 35, 36. Indien de kleinste meetwaarde niet in rekening zou worden gebracht, dan zou de kans bestaan dat de zijwielen 44 tegen de kamerwand 35; 36 lopen eerder dan tegen een plunjerspoor 41, wat zou leiden tot slijtage van de kamerwanden 35, 36.
Een voorbeeld van een kamerwand 35 en zijn meetpunten 100,101,102, 103,104, 105 voor het bepalen van de vorm van de kamerwand 35 is geïllustreerd in FIG. 12. Het kan worden gezien dat in dit voorbeeld meetwaarde 103 de kleinste waarde heeft, zoals aangeduid door 120.
Aangezien meten en regelen plaats grijpen op twee verschillende momenten in tijd en op twee verschillende plaatsen, waarbij het meten wordt uitgevoerd vóór de assemblage en het regelen tijdens de assemblage, kunnen tijdens de regeling van de plaatsing van de plunjersporen 41 (assemblage) metingen niet uitgevoerd worden op de plunjersporen 41 zelf. Daarom moeten spoor uitlijnwaarden bepaald worden. Deze spoor uitlijnwaarden zullen gebruikt worden om de plunjersporen 41 parallel met het yz-vlak te plaatsen door de kamerwanden 35, 36 van de balenkamer 15 te gebruiken.
In eerste instantie kan men bepalen of het verschil tussen de kleinste en de grootste meetwaarde voor bepaling van de vorm van een bepaalde kamerwand 35, 36 niet groter is dan een vooraf bepaalde waarde 130, die gedefinieerd wordt door de maximale afstand waarover het plunjerspoor 41 kan verschuiven ten opzichte van de kamerwand 35, 36 waarop het is vastgemaakt. Deze maximale afstand kan bijvoorbeeld niet groter zijn dan 7 mm. Een dergelijke vooraf bepaalde waarde 130 is geïllustreerd in FIG. 13. Indien het verschil tussen de kleinste en de grootste meetwaarde groter is dan de vooraf bepaalde waarde 130 zal een uitlijning overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding niet mogelijk zijn. Indien dit echter niet het geval is, kan een uitlijningsprocedure uitgevoerd worden. In bijzondere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding (niet geïllustreerd in FIG. 13), is het bovenste plunjerspoor 42 vast en kan het niet bijgeregeld worden. In alternatieve uitvoeringsvormen daarentegen, zoals voorgesteld in FIG. 13, kan ook het bovenste plunjerspoor 42 verschoven worden over ongeveer een zelfde afstand als het onderste plunjerspoor 41, in de voorgestelde uitvoeringsvorm over een vooraf bepaalde waarde 130. Dit is echter geen vereiste; beide plunjersporen 41, 42 op een zelfde kamerwand 35, 36 zouden kunnen verschoven worden over (licht) verschillende afstanden, aangezien de bovenste plunjersporen 42 niet noodzakelijk gebruikt zullen worden om zijwielen 42 ertegen te laten lopen. Indien de bovenste plunjersporen 42 niet zullen gebruikt worden om er zijwielen tegen te laten lopen is hun positionering minder kritisch. Indien de bovenste plunjersporen zouden gebruikt worden om er zijwielen tegen te laten lopen, dan dienen deze eveneens zeer nauwkeurig geplaatst te worden. De optionele afregeling van de bovenste plunjersporen 42 vereist een bijkomende afregeling.
In tweede instantie wordt een afstandswaarde bepaald waarop het onderste plunjerspoor 41 zal geplaatst worden. Met "waarop het onderste plunjerspoor 41 zal geplaatst worden" wordt bedoeld dat die zijde van het plunjerspoor 41 waartegen de zijwielen moeten lopen op die afstand geplaatst wordt. Het is een afstandswaarde (afstand van het xy-vlak) niet groter dan de kleinste meetwaarde.
In derde instantie, eens de afstandswaarde gekend is, worden spoor uitlijnwaarden bepaald. Deze spoor uitlijnwaarden zijn waarden die zullen worden toegevoerd aan uitlijntoestellen, en die overeenkomen met het verschil tussen de afstandswaarde waarop het plunjerspoor 41 zal geplaatst worden en een overeenkomstig meetpunt op de kamerwand 35, 36. In de uitvoeringsvorm geïllustreerd in FIG. 10 en FIG. 11 werden twee meetpunten 106, 107 en 116, 117 bepaald op elke kamerwand 35, 36 voor gebruik tijdens de effectieve afregeling van de plunjersporen 41. De spoor uitlijnwaarden die in dit geval bepaald waren komen overeen met het verschil tussen de meetwaarden van de meetpunten 106, 107, 116, 117 en de afstandswaarde naar dewelke het plunjerspoor 41 moet afgeregeld worden. De spoor uitlijnwaarden voor de kamerwand 35 van het voorbeeld zoals voorgesteld in FIG. 12 zijn aangeduid met 121,122.
In een zesde fase kunnen de bepaalde spoor uitlijnwaarden in overeenkomst met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding gebruikt worden voor het uitlijnen van de plunjersporen 41. In bijzondere uitvoeringsvormen kan een dergelijke uitlijning uitgevoerd worden op een geautomatiseerde manier. Hiertoe kan ten minste één controle toestel 140 bevestigd worden aan het plunjerspoor dat moet uitgelijnd worden, zoals geïllustreerd in FIG. 14.
Een controle toestel 140 kan een afstandssensor 141 omvatten, om de afstand te bepalen tussen de zijde van het plunjerspoor 41 waartegen zijwielen van de plunjer 18 zullen rollen en de kamerwand 35, 36 ter hoogte van het meetpunt 106,107,116,117. In bijzondere uitvoeringsvormen kan de afstandssensor een contactloze afstandssensor zijn. Verschillende sensoren kunnen voor de uitlijning worden gebruikt, bijvoorbeeld een inductieve sensor, een capacitieve sensor, een laser licht sensor of een ultrasone sensor. Het is bijzonder voordelige een inductieve sensor te gebruiken, aangezien dit type sensor niet beïnvloed wordt door externe factoren zoals las licht, omgevingsruis of metalen in de buurt.
Een sensoroppervlak van de afstandssensor 141 wordt geplaatst tegen die zijde van het uit te lijnen plunjerspoor 41 waartegen de zijwielen 44 zullen lopen, of op een vooraf bepaalde afstand daar vandaan, naar het midden van de balenkamer 15 (yz-vlak). Indien het sensoroppervlak geplaatst is op een vooraf bepaalde afstand van de zijde van het plunjerspoor 41 waartegen de zijwielen 44 zullen lopen, dan dient deze vooraf bepaalde afstand in rekening gebracht te worden tijdens uitlijning van het plunjerspoor 41.
Het controle toestel 140 kan eveneens een bewegingstoestel omvatten, zoals bijvoorbeeld een hefboom systeem, voor het verplaatsen van de positie van het plunjerspoor 41 ten opzichte van de kamerwanden 35, 36 overeenkomstig een specifieke bepaalde spoor uitlijnwaarde, en optioneel (afhankelijk van de positie van het sensoroppervlak van de afstandssensor 141) eveneens rekening houdend met de afstand tussen het sensoroppervlak en de zijde van het plunjerspoor 41 waartegen de zijwielen 44 zullen lopen. Alternatief kan de afregeling van de positie van het plunjerspoor 41 ten opzichte van de kamerwand 35, 36 manueel worden uitgevoerd. De afstandssensor 141 kan de afstand naar de kamerwand 35, 36 meten. De positie van het plunjerspoor 41 kan worden aangepast door middel van het bewegingstoestel tot de afstand tussen de zijde van het plunjerspoor 41 waartegen de zijwielen zullen lopen en de kamerwand 35, 36 overeenkomt met de spoor uitlijnwaarde zoals berekend in fase vijf.
In bijzondere uitvoeringsvormen zijn twee controle toestellen 140 voorzien op een plunjerspoor 41, één aan elk uiteinde daarvan, op een plaats die overeenkomt met de meetpunten 106,107,116,117, voor uitlijning van de plunjersporen 41.
In een optionele zevende fase kunnen de bepaalde spoor uitlijnwaarden opgeslagen worden in een gegevens opslag, bijvoorbeeld door gebruik te maken van RFID (Radio Frequentie Identificatie). De gegevens opslag kan gebruikt worden om gegevens over te dragen aan het controle toestel 140. De gegevens opslag, bv. een RFID chip, kan worden bevestigd aan de balenpers 10 om er voor te zorgen dat de juiste data bij de juiste machine blijft.
Niet enkel de bepaalde spoor uitlijnwaarden kunnen in de gegevensopslag worden opgeslagen; maar na het uitvoeren van de uitlijning van het onderste plunjerspoor 41 kunnen ook de effectief gebruikte spoor uitlijnwaarden opgemeten worden, en deze opgemeten spoor uitlijnwaarden kunnen eveneens op de gegevensopslag worden opgeslagen.
Het is voordelig indien de gegevensopslag voor het opslaan van de bepaalde spoor uitlijnwaarden en de opgemeten spoor uitlijnwaarden één en dezelfde gegevensopslag is.
In gebruik omvat een balenpers 10 volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding een meettoestel om de lengte van een gevormde baal op te meten. Eens de baal een welbepaalde lengte heeft bereikt, en voordat hij de grenzen van de balenpers 10 verlaat, wordt elke baal in zijn definitieve compacte vorm door een bindmechanisme zoals geïllustreerd in FIG. 2 stevig ingebonden. De lengte van elke door de balenpers geproduceerde baal kan verstelbaar worden bepaald door conventionele middelen die niet getoond zijn en niet nader in meer detail toegelicht.
Het bindmechanisme 31 omvat een reeks van periodiek aangestuurde naalden 150 die normaal in een standby toestand onder de balenkamer 15 geplaatst zijn maar die, wanneer aangestuurd, naar boven zwaaien door en over de balenkamer 15 om touw te presenteren aan een overeenkomstige reeks knopers van een knopersysteem 32 dat bovenop de kamer 15 geplaatst is en dat zich uitstrekt over de breedte daarvan.
Wanneer de naalden 150 naar boven zwaaien, bewegen zij door spleten in the plunjer 18 naar het knopersysteem 32. Eens het knopersysteem 32 bereikt is, zullen de naalden 150 tegen een zijkant van de naalddoorgang 151 bewegen, in het voorgestelde voorbeeld tegen de rechterkant van de naalddoorgang 151. Wanneer de naald 150 contact maakt met de zijkant van de naalddoorgang 151, trilt zij niet. Dit illustreert de noodzaak van positioneringsnauwkeurigheid tussen de naalden en het knopersysteem 32, want als de naalden 150 het knopersysteem zouden binnen gaan terwijl zij trillen, dan zou dit fouten kunnen veroorzaken bij het knopen.
In overeenstemming met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan, in een achtste fase, het knopersysteem gemonteerd worden in uitlijning ten opzichte van de dragende balk 30 eerder dan uitgelijnd ten opzichte van de plunjer 18 zoals het geval is in de stand van de techniek. In overeenstemming met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding worden knoper uitlijnwaarden bepaald om het knopersysteem 32 uit te lijnen met de dragende balk 30 zo dat een vlak van het knopersysteem 32 dat zou moeten samenvallen met een verticaal middenvlak van de tandwielkast 21 dat ook effectief doet. Bij het uitlijnen van het knoper systeem 32 zal de positie van het knoper systeem ten opzichte van het fictieve yz-vlak hetzelfde zijn voor verschillende balenpersen 10; echter de positie van het knopersysteem 32 ten opzichte van de kamerwanden 35, 36 kan verschillend zijn voor verschillende balenpersen 10.
In overeenstemming met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, kunnen knoper uitlijnwaarden voor het knoper systeem 32 bepaald worden eens de spoor uitlijnwaarden voor de plunjersporen 41 gekend zijn. Om het knoper systeem 32 uit te lijnen wordt gebruik gemaakt van één van de kamerwanden 35, 36 van de balenpers 10, bijvoorbeeld de linker kamerwand 36.
Gebruik wordt gemaakt van meerdere afstandssensoren, bijvoorbeeld twee sensoren 160, 161, waarvan de positie van het middelpunt ten opzichte van het coördinaten systeem zoals in FIG. 7 weergegeven bekend is.
Bij het bepalen van de knoper uitlijnwaarden voor uitlijning van het knoper systeem 32, worden afstanden bepaald tussen het centrum van de sensoren 160, 161 en de kamerwand 36, om ervoor te zorgen dat het vlak van het knoper systeem dat theoretisch zou moeten samenvallen met het yz-vlak dat ook daadwerkelijk doet. Om dit te realiseren dient de afstand tussen de sensoren 160, 161 en de kamerwand 36 bepaald te worden.
Zoals voorgesteld in FIG. 11 worden twee bijkomende meetpunten 118, 119 voorzien voor afregeling van het knoper systeem 32. De y- en z-coördinaten van deze bijkomende meetpunten 118, 119 vallen samen met de y- en z-coördinaten van de middelpunten van de sensoren 160,161.
Indien een verschil wordt berekend tussen de x-coördinaat van een bijkomend meetpunt 118, 119 en de theoretische x-coördinaat waar een rand van het knoper systeem 32 zou moeten liggen ten opzichte van het yz-vlak, dan komt de absolute waarde van dit verschil overeen met de uitlijnwaarde die moet gebruikt worden voor uitlijning van het knoper systeem 32. Deze knoper uitlijnwaarde kan nauwkeurig opgemeten worden met behulp van de sensoren 160,161 bij het uitlijnen van het knoper systeem 32.
Hiertoe wordt een uitlijntoeste! 165 voorzien, zoals voorgesteld in FIG. 16, dat een lichaam 164 omvat waaraan de twee sensoren 160, 161 zijn vastgemaakt. Het uitlijntoestel 165 is vastgemaakt op een vooraf bepaalde plaats aan de onderzijde van het knoper systeem 32, bijvoorbeeld door middel van een positioneringsmiddelen zoals pinnen 162 die in overeenkomstige gaten (niet geïllustreerd) in het knoper systeem 32 passen, en hechtingsmiddelen zoals magneten 163 voor het verstrekken van de daadwerkelijke bevestiging van het uitlijntoestel 165 aan het knoper systeem 32. In het geïllustreerde voorbeeld zijn zowel de pinnen 162 en de magneten 163 voorzien in het uitlijntoestel 165. Dit is echter niet bedoeld om beperkend te zijn. De pennen en/of de magneten zouden kunnen voorzien zijn op of in het knoper systeem 32. In alternatieve uitvoeringsvormen zouden andere positioneringsmiddelen dan pinnen kunnen gebruikt worden, en/of ook andere hechtingsmiddelen dan magneten zouden kunnen gebruikt worden.
Het uitlijntoestel 165 kan ook een bewegingsapparaat omvatten voor het bewegen van de positie van het knoper systeem 32 ten opzichte van de kamerwand 36 in overeenstemming met een specifieke bepaalde knoper uitlijnwaarde, en optioneel (afhankelijk van de positie van het sensoroppervlak van de sensoren 160, 161) ook rekening houdend met de afstand tussen het sensoroppervlak en de kamerwand 36. Alternatief kan de uitlijning manueel worden uitgevoerd. Een hefinrichting kan gebruikt worden om het gewicht van het knoper systeem te ondersteunen. De positie van het knoper systeem 32 kan manueel of door middel van het bewegingsapparaat aangepast worden, tot de afstand tussen de zijkant van het knoper systeem 32 en de kamerwand 36 overeenkomt met de knoper uitlijnwaarde zoals hierboven berekend.
In specifieke uitvoeringsvormen zijn twee sensoren 160, 161 voorzien op een uitlijntoestel 165, één aan elk uiteinde daarvan, op een locatie die overeenkomt met de meetpunten 118,119 voor uitlijning van het knoper systeem 32.
In een optionele negende fase kunnen de bepaalde knoper uitlijnwaarden opgeslagen worden op een gegevens opslag, bijvoorbeeld door gebruik te maken van RFID (Radio Frequentie Identificatie). De gegevensopslag kan gebruikt worden om data over te brengen naar het uitlijntoestel 165, meer in het bijzonder naar het bewegingsapparaat daarvan. De gegevensopslag, bv. een RFID chip, kan vastgemaakt worden aan de balenpers 10 om er voor te zorgen dat de juiste gegevens bij de juiste machine blijven.
Niet enkel de bepaalde knoper uitlijnwaarden kunnen op de data opslag opgeslagen worden; maar na uitvoering van de uitlijning kunnen de effectief gebruikte knoper uitlijnwaarden worden opgemeten, en deze opgemeten knoper uitlijnwaarden kunnen ook op de gegevensopslag worden opgeslagen.
Het is voordelig dat de gegevens opslag voor het opslaan van de bepaalde knoper uitlijnwaarden en de opgemeten knoper uitlijnwaarden één en dezelfde gegevens opslag kunnen zijn. Het is voordeliger dat deze laatste gegevensopslag dezelfde is als de gegevensopslag gebruikt voor het opslaan van bepaalde en/of opgemeten uitlijnwaarden voor het uitlijnen van de plunjersporen.
Een methode overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, bijvoorbeeld zoals hierboven beschreven, kan gebruikt worden om een compacterende plunjer 18 van een agrarische vierkante balenpers 10 uit te lijnen ten opzichte van een tandwielkast 21 voor het aandrijven van de compacterende plunjer 18.
In een ander aspect voorziet de onderhavige uitvinding een agrarische balenpers die een chassis 11 omvat dat een dragende balk 30 omvat om een tandwielkast 21 te dragen, een oogsteenheid 13 om gewasmateriaal van een veld op te nemen, een balenkamer 15 om gewasmateriaal te ontvangen van deze oogsteenheid 13, waarbij de balenkamer 15 twee kamerwanden 35, 36 omvat die op het chassis 11 gemonteerd zijn, en een compacterende plunjer 18 die opgesteld is voor heen en weer beweging in de balenkamer, om het gewasmateriaal daarin samen te persen. De plunjer 18 is aangepast om aangedreven te worden door een tandwielkast 21 vastgemaakt aan de genoemde dragende balk 30, waarbij de genoemde compacterende plunjer 18 aangepast is om op en tegen plunjersporen 41 te bewegen die aan de kamerwanden 35, 36 zijn vastgemaakt. In overeenkomst met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn de plunjersporen 41 aan de kamerwanden 35, 36 bevestigd in een gecontroleerde positie ten opzichte van de dragende balk 30 zo dat de plunjer aangepast is om in lijn met de tandwielkast 21 te bewegen.
Hoewel de uitvinding is geïllustreerd en in detail beschreven in de tekeningen en voorgaande beschrijving, dienen dergelijke illustratie en beschrijving illustratief en niet beperkend beschouwd te worden. De uitvinding is niet beperkt tot de beschreven uitvoeringsvormen.
De voorgaande beschrijving geeft details van bepaalde uitvoeringsvormen van de uitvinding. Het zal echter duidelijk zijn dat, hoe gedetailleerd het voorgaande ook blijkt in tekst, de uitvinding op vele manieren kan toegepast worden. Het moet opgemerkt worden dat het gebruik van bepaalde terminologie bij het beschrijven van bepaalde kenmerken of aspecten van de uitvinding niet worden opgevat te impliceren dat de terminologie hierin opnieuw wordt gedefinieerd om te worden beperkt om specifieke kenmerken van de kenmerken of aspecten van de uitvinding waarmee deze terminologie gekoppeld is.

Claims (15)

1. Een methode voor het uitlijnen van een compacterende plunjer (18) van een agrarische vierkante balenpers (10) ten opzichte van een tandwielkast (21) voor het aandrijven van de compacterende plunjer (18), waarbij de methode het regelen omvat van een positie van plunjersporen (41) op en tegen dewelke de compacterende plunjer (18) zal bewegen wanneer de agrarische vierkante balenpers in bedrijf is, ten opzichte van een positie van een dragende balk (30) aangepast om de tandwielkast (21) te dragen.
2. Een methode volgens conclusie 1, waarbij de agrarische vierkante balenpers (10) een balenkamer (15) omvat om gewas materiaal te ontvangen en om gewas materiaal daarin te doen samenpersen, waarbij de balenkamer (15) twee kamerwanden (35, 36) heeft, waarbij het regelen van een positie van plunjersporen (41) ten opzichte van een positie van een dragende balk (30) het meten van de positie van de balenkamer (15) ten opzichte van de dragende balk (30) omvat, en het bepalen van spoor uitlijnwaarden voor het regelen van de plaatsing van de plunjersporen (41) ten opzichte van de kamerwanden (35, 36) zo dat zij in lijn gemonteerd zijn met een tandwielkast (21) die op de dragende balk (30) moet gemonteerd worden.
3. Een methode volgens conclusie 2, die verder het opslaan van de bepaalde spoor uitlijnwaarden in een eerste gegevensopslag omvat.
4. Een methode volgens één van conclusies 2 of 3, die verder het regelen van de plaatsing van de plunjersporen (41) overeenkomstig de bepaalde spoor uitlijnwaarden omvat.
5. Een methode volgens conclusies 3 en 4, waarin het regelen van de plaatsing van de plunjersporen (41) overeenkomstig de bepaalde spoor uitlijnwaarden het lezen van de bepaalde spoor uitlijnwaarden van de eerste gegevensopslag inhoudt.
6. Een methode volgens één van conclusies 4 of 5, waarin het regelen van de plaatsing van de plunjersporen (41) inhoudt dat gebruik gemaakt wordt van ten minste één sensorapparaat (141).
7. Een methode volgens één van conclusies 4 tot 6, bovendien omvattend, na plaatsing van de plunjersporen (41), bepaling van spoor meetwaarden overeenkomstig de effectieve locatie van de plunjersporen (41) ten opzichte van de kamerwanden (35, 36).
8. Een methode volgens één van de voorgaande conclusies, bovendien omvattend het regelen van een positie van een knoper systeem (32) ten opzichte van een positie van een dragende balk (30) aangepast om de tandwielkast (21) te dragen.
9. Een methode volgens conclusie 8, waarin het regelen van een positie van een knoper systeem (32) ten opzichte van een dragende balk (30) het meten van de positie van de balenkamer (15) ten opzichte van de dragende balk (30) omvat, en het bepalen van knoper uitlijnwaarden voor het bepalen van plaatsing van het knoper systeem (32) ten opzichte van de kamerwanden (35, 35) zo dat het in lijn is geplaatst met een tandwielkast (21) die op de dragende balk (30) moet gemonteerd worden.
10. Gebruik van een methode volgens één van conclusies 1 tot 9 voor het uitlijnen van een compacterende plunjer (18) van een agrarische vierkante balenpers (10) ten opzichte van een tandwielkast (21) voor het aandrijven van de compacterende plunjer (18).
11. Gebruik van een methode volgens één van conclusies 8 of 9 voor het uitlijnen van een knoper systeem (32) van een agrarische vierkante balenpers (10) ten opzichte van een tandwielkast (21) voor het aandrijven van een compacterende plunjer (18) van die balenpers (10).
12. Een agrarische vierkante balenpers (10) omvattend een chassis (11) dat een dragende balk (30) omvat voor het dragen van een tandwielkast (21), een oogsteenheid (13) om gewas materiaal van een veld op te nemen, een balenkamer (15) om gewas materiaal van genoemde oogsteenheid (13) te ontvangen, waarbij de balenkamer (15) twee kamerwanden (35, 36) heeft die op het chassis (11) gemonteerd zijn, een compacterende plunjer (18) gemonteerd voor heen- en weer gaande beweging in de genoemde balenkamer (15) voor compressie van het daarin aanwezige gewas materiaal, waarbij de genoemde plunjer (18) aangepast is om te worden aangedreven door een tandwielkast (21) die aan de genoemde dragende balk (30) bevestigd is, de compacterende plunjer (18) aangepast om op en tegen plunjersporen (41) te bewegen die aan de kamerwanden (35, 36) bevestigd zijn op een positie die geregeld is ten opzichte van de dragende balk (30) zo dat de plunjer (18) aangepast is om in lijn te bewegen met de tandwielkast (21).
13. Een computer programma product voor de uitvoering van één van de methodes van conclusies 1 tot 9 wanneer deze wordt uitgevoerd op een rekentoestel dat met een balenpers montage systeem geassocieerd is.
14. Een machine leesbare gegevens opslag waarop het computer programma product van conclusie 13 is opgeslagen.
15. Transmissie van signalen die het computer programma product van conclusie 13 voorstellen, over een lokaal of een wijd telecommunicatie netwerk.
BE2011/0175A 2011-03-22 2011-03-22 Uitlijning van plunjer met tandwielkast in een balenpers. BE1019886A3 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0175A BE1019886A3 (nl) 2011-03-22 2011-03-22 Uitlijning van plunjer met tandwielkast in een balenpers.
EP12159688.6A EP2502485B1 (en) 2011-03-22 2012-03-15 Alignment of plunger with gearbox in a baler
US13/427,685 US9597850B2 (en) 2011-03-22 2012-03-22 Alignment of plunger with gearbox in a baler

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0175A BE1019886A3 (nl) 2011-03-22 2011-03-22 Uitlijning van plunjer met tandwielkast in een balenpers.
BE201100175 2011-03-22

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1019886A3 true BE1019886A3 (nl) 2013-02-05

Family

ID=44800320

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2011/0175A BE1019886A3 (nl) 2011-03-22 2011-03-22 Uitlijning van plunjer met tandwielkast in een balenpers.

Country Status (3)

Country Link
US (1) US9597850B2 (nl)
EP (1) EP2502485B1 (nl)
BE (1) BE1019886A3 (nl)

Families Citing this family (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1021156B1 (nl) * 2013-07-05 2016-01-12 Cnh Industrial Belgium Nv Plunjergeleidingssysteem voor een landbouwbalenpers
BE1021162B1 (nl) * 2013-08-27 2016-01-12 Cnh Industrial Belgium Nv Systeem voor het activeren van de vuller van een balenpers voor gebruik in de landbouw
BE1023019B1 (nl) * 2014-01-30 2016-11-04 Cnh Industrial Belgium Nv Balenpers voor gebruik in de landbouw met een plunjergleufriem
BE1022406B1 (nl) * 2014-07-30 2016-03-24 Cnh Industrial Belgium Nv Rechthoekige balenpers met verbeterde overbrenging van krachten naar het chassis
BE1022407B1 (nl) 2014-07-30 2016-03-24 Cnh Industrial Belgium Nv Balenpers met verbeterde dwarsdrager voor het monteren van de tandwielkast
US9468149B2 (en) * 2015-02-03 2016-10-18 Deere & Company Articulating floor of machine
EP3397043B1 (en) 2015-12-30 2021-08-04 Agco Corporation Variable speed drive for large square baler
BE1023943B1 (nl) * 2016-04-11 2017-09-15 Cnh Industrial Belgium Nv Rechthoekigebalenpers met verbeterd volpropmechanisme
US11500379B2 (en) * 2016-05-24 2022-11-15 Cnh Industrial America Llc Multipurpose agricultural vehicle
DE102016222081A1 (de) 2016-11-10 2018-05-17 Deere & Company Rechteckballenpresse mit einer die Stopferbewegung kompensierenden Gegenmasse
US10525650B2 (en) * 2017-10-18 2020-01-07 Deere & Company Baler plunger guide system
US10999974B2 (en) * 2019-06-10 2021-05-11 Deere & Company Plunger scraper for reciprocating baler
US11882793B2 (en) * 2020-07-16 2024-01-30 Deere & Company System and method for estimating or predicting the life state of components in an agricultural baler

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1151144B (de) * 1961-02-16 1963-07-04 Sperry Rand Corp Laufkolben-Kanalpresse
DE2109595B1 (de) * 1971-03-01 1972-03-23 Fa Gebruder Welger, 3340 Wolfen buttel Aufsammelpresse mit durch Laufrollen geführtem Preßkolben
US4135445A (en) * 1976-08-02 1979-01-23 Sperry Rand Corporation Adjustable rail assembly for accurate baler plunger guidance

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2720160A (en) * 1952-04-16 1955-10-11 Avco Mfg Corp Adjustable guide means for baler plunger
US3059569A (en) * 1961-02-16 1962-10-23 Sperry Rand Corp Hay baler
US3552307A (en) * 1969-07-09 1971-01-05 Case Co J I Baler having a self-locating plunger
US5363757A (en) * 1992-12-30 1994-11-15 Harris Waste Management Group, Inc. Method and apparatus for adjusting ram baler platen
GB2351941A (en) * 1999-07-08 2001-01-17 Ford New Holland Nv Aensor arrangement for an agricultural baler
GB0022444D0 (en) * 2000-09-13 2000-11-01 Bae Systems Plc Positioning system and method
US8959740B2 (en) * 2011-11-29 2015-02-24 Shravan BHARADWAJ Shape adjustment system

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1151144B (de) * 1961-02-16 1963-07-04 Sperry Rand Corp Laufkolben-Kanalpresse
DE2109595B1 (de) * 1971-03-01 1972-03-23 Fa Gebruder Welger, 3340 Wolfen buttel Aufsammelpresse mit durch Laufrollen geführtem Preßkolben
US4135445A (en) * 1976-08-02 1979-01-23 Sperry Rand Corporation Adjustable rail assembly for accurate baler plunger guidance

Also Published As

Publication number Publication date
EP2502485B1 (en) 2015-11-04
EP2502485A1 (en) 2012-09-26
US9597850B2 (en) 2017-03-21
US20120240793A1 (en) 2012-09-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1019886A3 (nl) Uitlijning van plunjer met tandwielkast in een balenpers.
EP1935232B1 (en) Improved bale chute for agricultural balers
EP1926364B1 (en) A method of controlling a baler and a baler
CN103945685B (zh) 可调整的压捆机供料器管
CN110402078B (zh) 用于将识别标签约束至农作物材料捆包的捆包识别组件
CN109922652A (zh) 具有多个高度传感器的收割台高度控制系统
BE1021120B1 (nl) Dichtheidsbesturingssysteem
BE1021151B1 (nl) Belastingssensor voor een balenpers voor gebruik in de landbouw
EP2993971B1 (en) A method and system for determining the plunger load of a baler
EP3228180B1 (en) Communication system tracking information related to a baled crop and related method
EP2947978B1 (en) Agricultural baler provided with means for preventing incorrect bale length
EP3298882B1 (en) Method for unloading bales from a round baler onto a field
AU2013205749A1 (en) An agricultural baler with shape sensors and method
US20190320586A1 (en) Bale accumulator and bale accumulation methods
BE1026368B1 (nl) Hoogteregeling van een harkrotor
US20220167560A1 (en) Laden weight estimation using rfid tagged bales
US11871703B2 (en) Baler implement with identification tag reader
EP3756448A1 (en) Round baler crop distribution system
CA3202567A1 (en) Method for supplying a bale identification tag to an aggregate of agricultural bales
CA2480963A1 (en) Large bale handler
US11882793B2 (en) System and method for estimating or predicting the life state of components in an agricultural baler
EP4169372A1 (en) Baler implement with identification tag reader
US20240114843A1 (en) Automated last bale ejection sequence for baler implement
BE1019845A3 (nl) Een vierkante balenpers met een display dat een indicatie geeft van het gewicht van voltooide balen.
NZ734699B (en) Method for unloading bales from a round baler onto a field