BE1021449B1 - Inrichting en werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad Download PDF

Info

Publication number
BE1021449B1
BE1021449B1 BE2012/0655A BE201200655A BE1021449B1 BE 1021449 B1 BE1021449 B1 BE 1021449B1 BE 2012/0655 A BE2012/0655 A BE 2012/0655A BE 201200655 A BE201200655 A BE 201200655A BE 1021449 B1 BE1021449 B1 BE 1021449B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
weft thread
monitoring
detector
guide channel
air guide
Prior art date
Application number
BE2012/0655A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Naamloze Vennootschap
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Naamloze Vennootschap filed Critical Picanol Naamloze Vennootschap
Priority to BE2012/0655A priority Critical patent/BE1021449B1/nl
Priority to CN201380051476.1A priority patent/CN104822869B/zh
Priority to TR2019/07833T priority patent/TR201907833T4/tr
Priority to EP13766355.5A priority patent/EP2904136B1/en
Priority to PCT/EP2013/069994 priority patent/WO2014053377A2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1021449B1 publication Critical patent/BE1021449B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3066Control or handling of the weft at or after arrival
    • D03D47/3073Detection means therefor
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3066Control or handling of the weft at or after arrival
    • D03D47/308Stretching or holding the weft
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D51/00Driving, starting, or stopping arrangements; Automatic stop motions
    • D03D51/18Automatic stop motions
    • D03D51/34Weft stop motions

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Inrichting en werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad in een weefmachine bevattende een tweede inslagdraaddetector (10) voor het voorzien van een signaal wanneer een ingebrachte inslagdraad zijn lengte met een vooraf bepaalde hoeveelheid overschrijdt en een luchtgeleidingskanaal (11) dat stroomopwaarts van de tweede inslagdraaddetector (10) is gelegen, waarbij de tweede inslagdraaddetector (10) gemonteerd is op een weeflade (500) van een weefmachine, en waarbij het luchtgeleidingskanaal (11) stationair op de weefmachine is aangebracht.

Description

Inrichting en werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad. Beschrijving.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewaken van een inslagdraad in een weefmachine bevattende een inslagdraaddetector voor het voorzien van een signaal wanneer een ingebrachte inslagdraad zijn lengte met een vooraf bepaalde hoeveelheid overschrijdt en een luchtgeleidingskanaal dat stroomopwaarts van de inslagdraaddetector is gelegen, waarbij de inslagdraaddetector gemonteerd is op een weeflade van een weefmachine. De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad in een weefmachine.
Een inslagdraaddetector die aangebracht is aan de aankomstzijde van een weefmachine voor het bewaken van een aankomst van een ingebrachte inslagdraad is gekend en wordt hierna eerste inslagdraaddetector of aankomstdetector voor inslagdraad genoemd.
Een inslagdraaddetector voor het voorzien van een signaal wanneer een ingebrachte inslagdraad zijn lengte met een vooraf bepaalde hoeveelheid overschrijdt wordt hierna tweede inslagdraaddetector genoemd. De uitdrukking "tweede inslagdraaddetector" mag niet opgevat worden als een indicatie van het aantal inslagdraaddetectors. In een uitvoeringsvorm is de tweede inslagdraaddetector als enige inslagdraaddetector gebruikt, dit betekent zonder een eerste inslagdraaddetector. De termen "eerste inslagdraaddetector" en "tweede inslagdraaddetector" duiden eerder een volgorde aan waarin de inslagdraaddetectors zijn aangebracht volgens de insertierichting. De tweede inslagdraaddetector is ook genoemd als gebroken inslagdraaddetector.
Een inrichting voor het bewaken van een inslagdraad in een weefmachine bevattende een eerste inslagdraaddetector en een tweede inslagdraaddetector is gekend uit de stand van de techniek.
Bijvoorbeeld, GB 2 119 819 A openbaart een inrichting bevattende een eerste inslagdraaddetector, een zuiginrichting voor inslagdraad en een tweede inslagdraaddetector die opeenvolgend op een steun van een weeflade van een weefmachine zijn bevestigd. De zuiginrichting is voorzien voor het vangen en strekken van ingebrachte inslagdraden aan de aankomstzijde. Een luchtstraal die de zuiginrichting verlaat zonder afgebogen te worden bereikt de detectiezone van de tweede inslagdraaddetector niet. De inrichting bevat een afbuigvinger. De vinger is gelokaliseerd tussen de uitgang van de zuiginrichting en de tweede inslagdraaddetector en bevestigd aan het gestel van de weefmachine loodrecht op de insertiebaan. Tijdens aanslaan, wordt de vinger in het bereik van de luchtstraal gebracht en de luchtstraal wordt afgebogen naar de detectiezone van de tweede inslagdraaddetector. Een inslagdraad aanwezig in de luchtstraal wanneer de vinger zich in het bereik van de luchtstraal bevindt, zal afgebogen worden naar de tweede inslagdraaddetector en zal gedetecteerd worden door de tweede inslagdraaddetector. US 4,432,399 openbaart een inrichting voor het bewaken van een inslagdraad in een weefmachine, bevattende een eerste inslagdraaddetector voor het voorzien van een stopsignaal wanneer de ingebrachte inslagdraad zijn normale lengte niet bereikt en een tweede inslagdraaddetector op afstand van de eerste inslagdraaddetector voor het voorzien van een signaal wanneer de ingebrachte inslagdraad zijn normale lengte met een vooraf bepaalde hoeveelheid overschrijdt. Tussen de twee inslagdraaddetectors is een luchtgeleidingskanaal aangebracht voor het overbruggen van de afstand tussen de twee inslagdraaddetectors, welk luchtgeleidingskanaal in het verlengde van de insertiebaan ligt. De twee inslagdraaddetectors en het luchtgeleidingskanaal zijn aangebracht om te bewegen met het riet.
Het is het doel van de uitvinding te voorzien in een inrichting en een werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad die een betrouwbare detectie toelaat van ingebrachte inslagdraden die hun lengte met een vooraf bepaalde hoeveelheid overschrijden, dit betekent ingebrachte inslagdraden die zich te ver buiten het weefvak uitstrekken.
Dit doel wordt opgelost door een inrichting en een werkwijze met de kenmerken van conclusies 1 en 15.
Volgens een eerste aspect van de uitvinding is een inrichting voorzien voor het bewaken van een inslagdraad in een weefmachine bevattende een tweede inslagdraaddetector voor het voorzien van een signaal wanneer een ingebrachte inslagdraad zijn lengte met een vooraf bepaalde hoeveelheid overschrijdt en een luchtgeleidingskanaal dat stroomopwaarts van de tweede inslagdraaddetector is gelegen, waarbij de tweede inslagdraaddetector gemonteerd is op een weeflade van een weefmachine en het luchtgeleidingskanaal stationair op de weefmachine is aangebracht.
Met andere woorden is het luchtgeleidingskanaal in een vaste positie met betrekking tot het gestel van de weefmachine aangebracht, terwijl de tweede inslagdraaddetector is gemonteerd op de weeflade en beweegt met het riet tijdens aanslaan.
In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is een aankomstdetector voor inslagdraad voorzien stroomopwaarts van het luchtgeleidingskanaal, dit betekent dat een inslagdraaddetector voor het detecteren van de aankomst van een inslagdraad voorzien is, meer in het bijzonder een eerste inslagdraaddetector.
De eerste inslagdraaddetector en de tweede inslagdraaddetector worden beide gemonteerd op de weeflade in het verlengde van het riet, waarbij de eerste inslagdraaddetector stroomopwaarts van het luchtgeleidingskanaal is aangebracht en de tweede inslagdraaddetector stroomafwaarts van het luchtgeleidingskanaal is aangebracht.
Inslagdraaddetectors hebben in het algemeen een beperkte detectiezone. Een inslagdraad wordt slechts gedetecteerd wanneer de inslagdraad de detectiezone bereikt. De eerste inslagdraaddetector is aangebracht dicht bij het einde van het riet, waarbij bijblazers voorzien voor een insertie van een inslagdraad, de inslagdraad in de detectiezone van de eerste inslagdraaddetector blazen.
Een tweede inslagdraaddetector voor het detecteren van inslagdraden die te ver buiten een weefvak uitstrekken, bijvoorbeeld gebroken inslagdraden, is ook genoemd als gebroken inslagdraaddetector. Dergelijke tweede inslagdraaddetector is volgens insertierichting stroomafwaarts van de eerste inslagdraaddetector aangebracht. Door het voorzien van een luchtgeleidingskanaal is de luchtstroom gericht naar een gebied dat de tweede inslagdraaddetector toelaat een door de luchtstroom getransporteerde inslagdraad te detecteren. Volgens de uitvinding is het luchtgeleidingskanaal stationair aangebracht. Daarom is het inslagdraadeinde dat het luchtgeleidingskanaal verlaat gepresenteerd aan een presenteergebied dat een meer betrouwbare detectie toelaat. Het presenteergebied is bepaald door de vorm en/of positie van het luchtgeleidingskanaal. De vorm en/of positie kan gekozen worden om de invloed van het bewegen van de inslagdraad doorheen het luchtgeleidingskanaal te minimaliseren en/of krachten die werken op de inslagdraad die beweegt door het luchtgeleidingskanaal minstens in een zone van het luchtgeleidingskanaal te minimaliseren. Vandaar wordt een insertie van een inslagdraad stroomopwaarts van het luchtgeleidingskanaal niet of slechts gering beïnvloed door het transport van de inslagdraad door het luchtgeleidingskanaal. Daarbij beïnvloedt een beweging van de tweede inslagdraaddetector met betrekking tot de gepresenteerde inslagdraad de insertie van inslagdraden stroomopwaarts van het luchtgeleidingskanaal niet of slechts gering.
Volgens een uitvoeringsvorm is het luchtgeleidingskanaal uitgevoerd voor het presenteren van een inslagdraad in een presenteergebied dat tijdens aanslaan doorkruist wordt door een detectiezone van de tweede inslagdraaddetector. Hiertoe is in een uitvoeringsvorm een luchtstroom die de uitgangsopening van het luchtgeleidingskanaal verlaat gekanaliseerd naar het presenteergebied, dat zodanig is gekozen dat de detectiezone van de tweede inslagdraaddetector de luchtstroom die de uitgangsopening verlaat tijdens aanlag doorkruist. Een einde van een bijvoorbeeld gebroken inslagdraad die getransporteerd wordt door de luchtstroom zal gepresenteerd worden in het presenteergebied. De tweede inslagdraaddetector is gemonteerd op de weeflade en beweegt tijdens aanslaan, waarbij de detectiezone het presenteergebied doorkruist. Als resultaat wordt een effectieve detectiezone van de tweede inslagdraaddetector doorkruist. Daarom is een meer betrouwbare detectie verzekerd. Met andere woorden, het luchtgeleidingskanaal geleidt tijdens insertie niet noodzakelijk de luchtstroom naar de detectiezone van de tweede inslagdraaddetector, maar eerder naar een presenteergebied voor de detectiezone tijdens insertie, waarbij tijdens aanslaan de detectiezone wordt bewogen naar en dwars door dit presenteergebied en zodoende het presenteergebied doorkruist. In de context van de aanvraag wordt een "presenteergebied voor de detectiezone" gedefinieerd als een gebied dat gelegen is tegenover de kant van de tweede inslagdraaddetector die in gebruik gericht is naar het weefsel en waar een voorste eindgedeelte van een inslagdraad, dat zich uitstrekt buiten het luchtgeleidingskanaal, zich kan bevinden.
In een uitvoeringsvorm is een inslagdraadstrekinrichting voorzien in het verlengde van een insertiebaan van de inslagdraad stroomopwaarts van het luchtgeleidingskanaal, welke inslagdraadstrekinrichting uitgevoerd is voor het vangen van eindgedeelten van ingebrachte inslagdraden, waarbij bij voorkeur het luchtgeleidingskanaal minstens 50%, meer voorkeurdragend minstens 70%, in het bijzonder minstens 80% van de afstand tussen de inslagdraadstrekinrichting en de tweede inslagdraaddetector overbrugt. In een uitvoeringsvorm bevat de inslagdraadstrekinrichting een zuigmondstuk, meer in het bijzonder een ring-jet zuigmondstuk. In de context van de aanvraag wordt een ring-jet zuigmondstuk gedefinieerd als een zuiginrichting, waarbij een zuigeffect wordt bekomen door het blazen van perslucht in de zuiginrichting. Perslucht gebruikt voor het vangen van ingebrachte inslagdraden is gebruikt om een inslagdraad doorheen het luchtgeleidingskanaal te transporteren. Het luchtgeleidingskanaal is in voorkeurdragende uitvoeringsvormen voorzien in het verlengde van de dwarsdoorsnede van het zuigmondstuk aan een uitgangszijde van het zuigmondstuk.
In een uitvoeringsvorm sluit het luchtgeleidingskanaal aan op de uitgangsopening van de inslagdraadstrekinrichting, meer in het bijzonder op de uitgangsopening van het zuigmondstuk van de inslagdraadstrekinrichting. In dit geval wordt efficiënt gebruik gemaakt van de luchtstroom doorheen het zuigmondstuk om de inslagdraad naar het presenteergebied te transporteren, in het bijzonder naar een presenteergebied voor de detectiezone van de tweede inslagdraaddetector.
In voorkeurdragende uitvoeringvormen bevat het luchtgeleidingskanaal een buis, in het bijzonder een rechte buis. De buis voorziet in een gesloten luchtgeleidingskanaal, waarbij een luchtstroom doorheen de buis niet of slechts gering verstoord wordt door externe invloeden. Daarbij, bij het voorzien van een rechte buis worden krachten die werken op de inslagdraad terwijl de inslagdraad doorheen de buis beweegt geminimaliseerd en de beweging van de inslagdraad doorheen de buis beïnvloedt niet of slechts gering een insertie van de inslagdraden stroomopwaarts van de buis. Het luchtgeleidingskanaal laat tevens toe een inslagdraad doorheen het luchtgeleidingskanaal te geleiden.
Volgens een uitvoeringsvorm heeft de buis een ingangsopening met een cirkelvormige dwarsdoorsnede. In het bijzonder bij het voorzien van een ring-jet zuigmondstuk laat een buis met een cirkelvormige dwarsdoorsnede een gladde overgang toe van de luchtstroom van het zuigmondstuk naar het luchtgeleidingskanaal.
Het luchtgeleidingskanaal is gevormd om de luchtstroom naar het presenteergebied te kanaliseren. Tot dit doel, in een uitvoeringsvorm, bevat het luchtgeleidingskanaal een mondstukvormig eindstuk dat aangebracht is aan een uitgangszijde van het luchtgeleidingskanaal. Voor het beperken van het presenteergebied van de luchtstroom die het luchtgeleidingskanaal verlaat, heeft het mondstukvormig eindstuk, in voorkeurdragende uitvoeringsvormen, een afgeplatte uitgangsopening, in het bijzonder een uitgangsopening met een ovale dwarsdoorsnede. In de context van de aanvraag is de hoogte van uitgangsopening gedefinieerd als de dimensie in de richting loodrecht op de insertiebaan van een inslagdraad en loodrecht op de aanslagrichting.
In een uitvoeringsvorm zijn het mondstukvormig eindstuk en de buis vervaardigd als aparte delen en bevestigd aan elkaar. In een uitvoeringsvorm is het mondstukvormig eindstuk afneembaar bevestigd aan de buis, wat een vervanging van het eindstuk toelaat. In andere uitvoeringsvormen is het mondstukvormig eindstuk permanent bevestigd aan de buis, in het bijzonder gelijmd of gelast aan de buis. In nog een andere uitvoeringsvorm zijn het mondstukvormig eindstuk en de buis in één stuk gevormd.
De vorm van het luchtgeleidingskanaal is bij voorkeur geoptimaliseerd voor het minimaliseren van een contact van binnenwanden met de inslagdraad. Echter kan een inslagdraad steeds met de binnenwand van het luchtgeleidingskanaal contact maken, in het bijzonder aan een eindgedeelte van het luchtgeleidingskanaal. Daarom is in een uitvoeringsvorm minstens ter hoogte van de binnenwand van het luchtgeleidingskanaal een slijtvaste deklaag en/of een slijtvast inzetstuk voorzien in een inslagdraadcontactgebied van het luchtgeleidingskanaal, meer in het bijzonder in een gebied van het luchtgeleidingskanaal gericht naar het weefsel.
In een uitvoeringsvorm is het luchtgeleidingskanaal minstens gedeeltelijk, in het bijzonder minstens ter hoogte van de binnenwand vervaardigd uit een materiaal met een lage wrijvingsweerstand tot lucht en inslagdraden, in het bijzonder een synthetisch materiaal, bijvoorbeeld een met vulstoffen versterkt Polyvinylchloride.
In nog een andere uitvoeringsvorm zijn de eerste inslagdraaddetector voor het detecteren van de aankomst van een inslagdraad en de tweede inslagdraaddetector voor het voorzien van een signaal wanneer een ingebrachte inslagdraad zijn lengte met een vooraf bepaalde hoeveelheid overschrijdt, uitgevoerd voor het optisch bewaken van de inslagdraad. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen werken beide inslagdraaddetectors met hetzelfde werkingsprincipe. In het bijzonder zijn optische inslagdraaddetectors gebruikt als beschreven in EP 0 946 024 BI, waarvan de inhoud hierbij geïncorporeerd wordt door referentie.
In een uitvoeringsvorm strekt een detectiezone van een eerste en/of tweede inslagdraaddetector zich uit tussen een bovenste deel en een onderste deel van de inslagdraaddetector. In de context van de aanvraag, worden het bovenste deel en het onderste deel van de inslagdraaddetector gedefinieerd als delen van de inslagdraaddetector die boven en onder een insertiebaan zoals gezien in een richting bij benadering loodrecht op een weefsel zijn aangebracht, dit betekent in de richting van de hoogte van het luchtgeleidingskanaal.
Volgens een tweede aspect, is voorzien in een werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad met een inrichting bevattende een tweede inslagdraaddetector voor het voorzien van een signaal wanneer een ingebrachte inslagdraad zijn lengte met een vooraf bepaalde hoeveelheid overschrijdt die gemonteerd is op een weeflade van een weefmachine en een luchtgeleidingskanaal, welk luchtgeleidingskanaal stroomopwaarts van de tweede inslagdraaddetector is gelegen, waarbij het luchtgeleidingskanaal stationair op de weefmachine is aangebracht en een luchtstroom kanaliseert naar een presenteergebied, en een detectiezone van de tweede inslagdraaddetector bewogen wordt doorheen het presenteergebied tijdens aanslaan.
Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de volgende beschrijving van de uitvoeringsvormen geïllustreerd in de tekeningen, waarbij
Figuur 1 is een schematisch bovenaanzicht van een gedeelte van een weefmachine met een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuur 2 is een perspectiefaanzicht van een gedeelte van de weefmachine weergegeven in figuur 1 in een ' stand tijdens insertie van een inslagdraad;
Figuur 3 is een vooraanzicht van een uitvoeringsvorm van een mondstukvormig eindstuk;
Figuur 4 is een dwarsdoorsnede volgens een lijn A-A in figuur 3;
Figuur 5 is een vooraanzicht van een inslagdraaddetector en het mondstukvormige eindstuk tijdens insertie;
Figuur 6 is een vooraanzicht van een inslagdraaddetector en het mondstukvormig eindstuk van figuur 5 tijdens aanslaan;
Figuur 7 is een vooraanzicht van een inslagdraaddetector en het mondstukvormig eindstuk van figuur 6 tijdens het verder aanslaan;
Figuur 8 is een perspectiefaanzicht van een gedeelte van de weefmachine weergegeven in figuur 2 in een stand tijdens aanslaan van een inslagdraad;
Figuren 9 en 10; Figuren 11 en 12; Figuren 13 en 14;
Figuren 15 en 16; en Figuren 17 en 18 zijn respectievelijk variante uitvoeringsvormen van figuren 3 en 4.
Figuur 19 is een bovenaanzicht van een luchtgeleidingskanaal voorzien van het mondstukvormig eindstuk van figuren 17 en 18;
Figuur 20 is een perspectiefaanzicht van figuur 19.
Figuur 1 is een schematisch bovenaanzicht van een gedeelte van een weefmachine, meer in het bijzonder van een luchtweefmachine, met een inrichting 1 voor het bewaken van een inslagdraad bevattende een tweede inslagdraaddetector 10 volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding tijdens het inbrengen van een inslagdraad 2. Figuur 2 toont een perspectiefaanzicht van een gedeelte van een weefmachine vergelijkbaar met figuur 1.
De inslagdraad 2 wordt ingebracht in een weefvak gevormd door selectief optillen en neerlaten van kettingdraden 3. Tijdens insertie wordt de inslagdraad 2 ondersteund door bijblazers 4 en geleid in een insertiekanaal 509 (zie figuur 2) doorheen een riet 5. Het insertiekanaal 509 bepaalt hoofdzakelijk de insertiebaan van de inslagdraad. In de afgebeelde uitvoeringsvorm is een eerste inslagdraaddetector 6, ook genoemd aankomstdetector voor inslagdraad, aangebracht op de weeflade 500 (zie figuur 2) aan het einde van het insertiekanaal 509 naast het riet 5 om de aankomst van de inslagdraad 2 te detecteren.
Het voorste eindgedeelte 2f van de ingebrachte inslagdraad 2 wordt gevangen en gestrekt met een vooraf bepaalde spanning door een inslagdraadstrekinrichting 7, zoals een zuigmondstuk. Zoals schematisch weergegeven, is de inslagdraadstrekinrichting 7 stationair aangebracht op de weefmachine in een verlengde van een insertiebaan van de inslagdraad 2, bijvoorbeeld door middel van een steunbalk 700.
Het riet 5 is vastgemaakt aan de weeflade 500 en wordt in aanslagrichting B bewogen naar een aanslaglijn 800 van een weefsel 8 voor een aanslagbeweging, in het kort aanslaan. De inslagdraad 2, waarvan het voorste eindgedeelte 2f is gevangen en gestrekt door de inslagdraadstrekinrichting 7, zoals schematisch is weergegeven in figuur 1, wordt met het riet 5 naar de aanslaglijn 800 bewogen en wordt aangeslagen in het weefsel 8.
Volgens de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 1 is een inslagdraadhoudinrichting 9 stationair aangebracht op de weefmachine in een gebied van een aanslaglijn 800 voor het houden van de voorste eindgedeelten van een aantal aangeslagen inslagdraden 2d. Zoals boven vermeld, is de inslagdraadstrekinrichting 7 eveneens stationair op de weefmachine aangebracht, op een afstand van de aanslaglijn 800 in het verlengde van een insertiebaan van de inslagdraad 2. In een uitvoeringsvorm is een beweegbare geleidingsinrichting 91 voorzien voor het geleiden van het gevangen voorste eindgedeelte 2f van de inslagdraad 2 naar de inslagdraadhoudinrichting 9. De geleidingsinrichting 91 is op de weeflade 500 bevestigd. Een snijinrichting 92 is voorzien tussen een weefselrand 801 van het weefsel 8 en de inslagdraadhoudinrichting 9 voor het snijden van de einden van de inslagdraden nadat deze zijn ingebonden door de kettingdraden 3. De snijinrichting 92 is aangebracht dicht bij de weefselrand 801 voor het minimaliseren van de lengte van de einden van de ingebonden inslagdraden die uitsteken voorbij het weefsel 8. De afgesneden einden worden verwijderd via een leiding (niet weergegeven) voorzien aan de inslagdraadhoudinrichting 9. Verder is nog een optionele zuiginrichting 12 voor verwijderen van foutief ingebrachte inslagdraden schematisch weergegeven.
In de afgebeelde uitvoeringsvorm is de inslagdraadstrekinrichting 7 een ring-jet zuigmondstuk. De inslagdraadstrekinrichting 7 is verbonden met een persluchttank (niet weergegeven) om een zuigeffect te bekomen.
De inrichting 1 voor het bewaken van een inslagdraad volgens de uitvinding bevat een tweede inslagdraaddetector 10 voor het voorzien van een signaal wanneer een ingebrachte inslagdraad zijn lengte met een vooraf bepaalde hoeveelheid overschrijdt. De tweede inslagdraaddetector 10 is gemonteerd op de weeflade 500 van de weefmachine en beweegt samen met de weeflade 500. In de weergegeven uitvoeringsvorm is de tweede inslagdraaddetector 10 gemonteerd op de weeflade 500 in lijn met de eerste inslagdraaddetector 6.
Verder is een luchtgeleidingskanaal 11 voorzien, dat gelegen is stroomopwaarts van de tweede inslagdraaddetector 10 gezien volgens insertierichting van de inslagdraad. Het luchtgeleidingskanaal 11 is vast aangebracht in een positie ten opzichte van het gestel van de weefmachine.
Zoals schematisch weergegeven is het luchtgeleidingskanaal 11 door middel van een steunbalk 700 aangebracht aan de uitgangszijde van de inslagdraadstrekinrichting 7 in een verlengde van een insertiebaan van de inslagdraad 2. In de uitvoeringsvorm sluit het luchtgeleidingskanaal 11 aan op een uitgangsopening van de als zuigmondstuk uitgevoerde inslagdraadstrekinrichting 7. Het luchtgeleidingskanaal 11 overbrugt grotendeels de afstand tussen de inslagdraadstrekinrichting 7 en de tweede inslagdraaddetector 10, meer in het bijzonder overbrugt minstens 80% van de afstand tussen de inslagdraadstrekinrichting 7 en de inslagdraaddetector 10.
In een weergegeven uitvoeringsvorm bevat het luchtgeleidingskanaal 11 een rechte buis 110 met een ingangsopening met een cirkelvormige dwarsdoorsnede en een mondstukvormig eindstuk 112 aangebracht aan de uitgangszijde van het luchtgeleidingskanaal 11. In de weergegeven uitvoeringsvorm is het mondstukvormig eindstuk 112 gemonteerd op de rechte buis 110. Het luchtgeleidingskanaal 11 is minstens ter hoogte van de binnenwand vervaardigd uit een materiaal met een lage wrijvingsweerstand tot lucht en een lage wrijvingsweerstand tot inslagdraden, in het bijzonder een synthetisch materiaal.
Figuur 3 toont een vooraanzicht en figuur 4 een dwarsdoorsnede volgens een lijn A-A in figuur 3 van een uitvoeringsvorm van een mondstukvormig eindstuk 112. Andere uitvoeringsvoorbeelden van mondstukvormige eindstukken 112 zijn weergegeven in figuren 9 tot 18 en zullen hieronder beschreven worden met referentie tot deze figuren.
Zoals weergegeven in figuren 3 en 4 heeft het mondstukvormig eindstuk 112 een afgeplatte uitgangsopening 112a. In de weergegeven uitvoeringsvorm heeft de uitgangsopening 112a een ovale dwarsdoorsnede. Aan de ingangsopening 112b heeft het mondstukvormig eindstuk 112 een cirkelvormige dwarsdoorsnede die aansluit op de dwarsdoorsnede van de buis getoond in figuur 2. Een kanaal 112c is voorzien tussen de ingangsopening 112b met een cirkelvormige dwarsdoorsnede en de afgeplatte uitgangsopening 112a. In de context van de aanvraag wordt de lengte van het mondstukvormig eindstuk 112 gedefinieerd als de dimensie in de richting van een insertiebaan van een inslagdraad. De breedte van het mondstukvormig eindstuk 112 is gedefinieerd als de dimensie in de aanslagrichting B, dit betekent in de richting van een bewegingsbaan van de inslagdraad tijdens aanslaan. De hoogte van het mondstukvormig eindstuk 112 is gedefinieerd als de dimensie in de richting loodrecht op de insertiebaan en loodrecht op de aanslagrichting B. Zoals getoond in de dwarsdoorsnede van figuur 3, is volgens deze uitvoeringsvorm een breedte van het kanaal 112c bij benadering constant over de lengte van het mondstukvormig eindstuk 112. Een hoogte van het kanaal 112c doorheen het mondstukvormig eindstuk 112 vermindert voor het kanaliseren van de luchtstroom door het mondstukvormig eindstuk 112 naar een presenteergebied. Zoals te zien in figuur 3 is de afgeplatte uitgangsopening 112a iets naar boven gebogen met betrekking tot een centerlijn om de koers van de afgeplatte uitgangsopening 112a aan de aanslagrichting B aan te passen.
Voor het bevestigen van het mondstukvormig eindstuk 112 is een ringvormige ruimte 112d voor het ontvangen van de buis 110 (zie figuur 2) voorzien aan de ingangszijde van het mondstukvormig eindstuk 112. Verder is een inzetstuk 112e, bijvoorbeeld een staaf, nabij de uitgangsopening 112a voorzien. Het inzetstuk 112e is slijtvast uitgevoerd, bijvoorbeeld bevat een slijtvaste coating en/of is uitgevoerd in een slijtvast materiaal. Het inzetstuk 112e kan tijdens aanslaan samenwerken met een eindgedeelte 2f (zie figuur 1) van een inslagdraad 2 dat zich uitstrekt tussen het mondstukvormig eindstuk 112 en de tweede inslagdraaddetector 10. Hierbij is het slijtvast inzetstuk 112e voorzien in een inslagdraadcontactgebied van het luchtgeleidingskanaal 11, meer in het bijzonder in een gebied van het luchtgeleidingskanaal 11 gericht naar het weefsel 8.
Tijdens aanslaan, worden de tweede inslagdraaddetector 10 en de eerste inslagdraaddetector 6, die beide op de weeflade 500 zijn gemonteerd, bewogen in de aanslagrichting B zoals getoond in figuur 1.
Figuren 5 tot 7 tonen op opeenvolgende ogenblikken een vooraanzicht van een tweede inslagdraaddetector 10 en het mondstukvormige eindstuk 112 tijdens de aanslagrichting B. De tweede inslagdraaddetector 10 is uitgevoerd voor het optisch bewaken van inslagdraden. De tweede inslagdraaddetector 10 is op gekende wijze door bevestigingsmiddelen 15 bevestigd aan de weeflade 500 (zie figuur 1). In de weergegeven uitvoeringsvorm is de tweede inslagdraaddetector 10 voorzien van een geleidingsopening 10a aangebracht in het verlengde van het insertiekanaal 509 van het riet 5 (zie figuur 2). De vorm van de geleidingsopening 10a van de tweede inslagdraaddetector 10 is gelijkaardig aan de vorm van de tanden van het riet 5. De geleidingsopening 10a is begrensd door een bovenste been 10b en een onderste been 10c, waarbij lichtstralen gericht zijn dwars door de geleidingsopening 10a tussen het bovenste been 10b en het onderste been 10c. Met andere woorden een detectiezone van de tweede inslagdraaddetector 10 strekt zich uit tussen een bovendeel en een onderdeel van de inslagdraaddetector 10 loodrecht op een insertiebaan. De eerste inslagdraaddetector 6 is bijvoorbeeld gelijkaardig uitgevoerd aan de tweede inslagdraaddetector 10. Voorbeelden van inslagdraaddetectors geschikt voor gebruik als de tweede inslagdraaddetector 10 en/of de eerste inslagdraaddetector 6 zijn beschreven in EP 0 943 024 BI.
Het luchtgeleidingskanaal 11, meer in het bijzonder het mondstukvormig eindstuk 112, is uitgevoerd om de inslagdraad te presenteren in een presenteergebied. Zoals weergegeven in figuur 5 tot 7 is het presenteergebied zodanig gekozen dat het doorkruist wordt door de detectiezone van de tweede inslagdraaddetector 10 tijdens aanslaan. Zoals hierboven beschreven, is het presenteergebied waarin een inslagdraad wordt gepresenteerd aan de tweede inslagdraaddetector 10 bepaald door de positie en/of de vorm van het luchtgeleidingskanaal 11. In de context van de aanvraag, is het presenteergebied bepaald door het gebied van het voorste eindgedeelte 2f dat zich voorbij het mondstukvormig eindstuk 112 uitstrekt. In het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 5 is het voorste eindgedeelte 2f dat het presenteergebied bepaalt bijvoorbeeld bij benadering voorbij het centrum van het mondstukvormig eindstuk 112 gelegen. Het presenteergebied wordt in dit uitvoeringsvoorbeeld doorkruist door de detectiezone van de tweede inslagdraaddetector 10 in standen gelegen nabij de standen van figuren 6 en 7, zoals de stand van figuur 8.
Figuren 9 tot 18 tonen uitvoeringsvoorbeelden van mondstukvormige eindstukken 112. De mondstukvormige eindstukken 112 getoond in figuren 3 tot 4 en 9 tot 18 zijn gelijkaardig in vorm en gemeenschappelijke referentienummers zullen gebruikt worden voor gelijkaardige of gemeenschappelijke elementen. In alle uitvoeringsvormen heeft het mondstukvormig eindstuk 112 een afgeplatte uitgangsopening 112a met een ovale dwarsdoorsnede en een ingangsopening 112b met een cirkelvormige dwarsdoorsnede die aansluit op de dwarsdoornede van de buis 110 getoond in figuur 2. Een kanaal 112c is voorzien tussen de ingangsopening 112b en de afgeplatte uitgangsopening 112a. Het presenteergebied waar inslagdraden worden gepresenteerd aan de tweede inslagdraaddetector 10 is bepaald door de vorm van de uitgangsopening 112a, zijn breedte, zijn hoogte en zijn positie met betrekking tot de insertiebaan.
Zoals hierboven vermeld, is het presenteergebied gekozen zodat het presenteergebied doorkruist wordt door de detectiezone van de tweede inslagdraaddetector 10 tijdens aanslaan. Daarom wordt de hoogte van de afgeplatte uitgangsopening 112a gekozen opdat het presenteergebied is gelokaliseerd tussen het bovenste been 10b en het onderste been 10c van de tweede inslagdraaddetector 10 tijdens aanslaan (zie figuren 5 tot 7). Echter binnen deze randvoorwaarden is het mogelijk de hoogte te wijzigen. De breedte van de afgeplatte uitgangsopening 112a en/of zijn verschuiving met betrekking tot een lengteas van de inslagdraadstrekinrichting 7 (zie figuur 2) volgens de aanslagrichting B kan ook gewijzigd worden om te verzekeren dat het presenteergebied doorkruist wordt door de detectiezone van de tweede inslagdraaddetector 10.
Zoals de vergelijking van figuren 3 en 4 en figuren 9 en 10 toont, verschilt de uitvoeringsvorm van figuur 9 met de uitvoeringsvorm van figuur 3 dat een hoogte van de afgeplatte uitgangsopening 112a verminderd is voor het verminderen van het presenteergebied. Echter een breedte van het kanaal 112c naar het mondstukvormig eindstuk 112 is constant gehouden.
In de context van de aanvraag, is het gebied van het kanaal 112c dat aangebracht is dichter bij de aanslaglijn 800 (zie figuur 1) gerefereerd als voorste gebied, terwijl het tegenoverliggende gebied van het kanaal 112c gerefereerd wordt als achterste gebied. In de uitvoeringsvorm van figuren 11 en 12 is een zijwand van het kanaal 112c doorheen het mondstukvormig eindstuk 112 voorzien van een convexe bult in het voorste gebied. Door het voorzien van een convexe bult in het voorste gebied, wordt een luchtstroom die stroomt in het voorste gebied omgebogen naar het achterste gebied.
Figuren 13 en 14 tonen een uitvoeringsvorm van het mondstukvormig eindstuk 112 gelijkaardig aan dat van figuren 11 en 12. In de uitvoeringsvorm getoond in figuren 13 en 14 is een zijwand van het kanaal 112c doorheen het mondstukvormig eindstuk 112 ook voorzien van een convexe bult in het voorste gebied van het mondstukvormig eindstuk 112, waarbij een hoogte van de afgeplatte uitgangsopening 112a is verminderd in vergelijking met de uitvoeringsvorm van figuren 11 en 12.
Figuren 15 en 16 tonen een verdere uitvoeringsvorm van een mondstukvormig eindstuk 112, waarbij een kanaal 112c doorheen het mondstukvormig eindstuk 112 gebogen is naar een aanslaglijn 800 (zie figuur 1) om een presenteergebied te voorzien dat dichter is van de aanslaglijn 800. In de weergegeven uitvoeringsvorm is een kromming van de zijwanden van het kanaal 112c niet uniform. Eerder is een gebied van het kanaal 112c dichter bij de aanslaglijn 800 voorzien met een meer geprononceerde concave kromming voor het geleiden van een luchtstroom naar het achterste gebied van het kanaal 112c.
Figuren 17 en 18 tonen een uitvoeringsvorm van een mondstukvormig eindstuk 112 gelijkaardig aan dat getoond in figuren 15 en 16. In de uitvoeringsvorm getoond in figuren 17 en 18 is een kromming naar de aanslaglijn 800 wezenlijk meer geprononceerd om het presenteergebied dichter te brengen bij de aanslaglijn 800 (zie figuur 1).
Figuren 19 en 20 tonen een luchtgeleidingskanaal 11 met een buis 110, bijvoorbeeld een rechte buis die voorzien is van een aantal openingen 115 voor het ontsnappen van perslucht uit de buis 110. Tevens is de buis 110 nabij de ingangsopening waar de buis 110 bedoeld is om bevestigd te worden aan de inslagdraadstrekinrichting 7 voorzien van uitsparingen 116 om het bevestigen te vereenvoudigen. De openingen in de buis 110 kunnen volgens een niet weergegeven variante in andere posities langsheen de buis 110 aangebracht worden, bijvoorbeeld gelijkaardig zoals bij een buis gekend uit EP 0 273 473.
De inrichting en de werkwijze volgens de uitvinding zijn niet beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen. De inrichting en de werkwijze kunnen eveneens worden uitgevoerd binnen de conclusies volgens variante uitvoeringsvormen, vormen en afmetingen. Combinaties van de geïllustreerde uitvoeringsvormen die onder de conclusies vallen zijn eveneens mogelijk.

Claims (15)

  1. Conclusies
    1. Inrichting voor het bewaken van een inslagdraad in een weefmachine bevattende een tweede inslagdraaddetector (10) voor het voorzien van een signaal wanneer een ingebrachte inslagdraad zijn lengte met een vooraf bepaalde hoeveelheid overschrijdt en een luchtgeleidingskanaal (11) dat stroomopwaarts van de tweede inslagdraaddetector (10) is gelegen, waarbij de tweede inslagdraaddetector (10) gemonteerd is op een weeflade (500) van de weefmachine, daardoor gekenmerkt dat het luchtgeleidingskanaal (11) stationair op de weefmachine is aangebracht.
  2. 2. Inrichting voor het bewaken van een inslagdraad volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het luchtgeleidingskanaal (11) is uitgevoerd voor het presenteren van een inslagdraad (2) in een presenteergebied dat tijdens aanslaan doorkruist wordt door een detectiezone van de tweede inslagdraaddetector (10).
  3. 3. Inrichting voor het bewaken van een inslagdraad volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat een inslagdraadstrekinrichting (7) is voorzien in het verlengde van een insertiebaan van de inslagdraad (2) stroomopwaarts van het luchtgeleidingskanaal (11), welke inslagdraadstrekinrichting (7) uitgevoerd is voor het vangen van eindgedeelten (2f) van ingebrachte inslagdraden (2).
  4. 4. Inrichting voor het bewaken van een inslagdraad volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat het luchtgeleidingskanaal (11) minstens 80% van de afstand tussen de inslagdraadstrekinrichting (7) en de tweede inslagdraaddetector (10) overbrugt.
  5. 5. Inrichting voor het bewaken van een inslagdraad volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat het luchtgeleidingskanaal (11) aansluit op de uitgangsopening (112a) van de inslagdraadstrekinrichting (7).
  6. 6. Inrichting voor het bewaken van een inslagdraad volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat het luchtgeleidingskanaal (11) een buis (110) bevat, in het bijzonder een rechte buis (110), waarbij de buis (110) bij voorkeur aan een ingangszijde een opening bevat met een cirkelvormige dwarsdoorsnede.
  7. 7. Inrichting voor het bewaken van een inslagdraad volgens één van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het luchtgeleidingskanaal (11) een mondstukvormig eindstuk (112) bevat dat aangebracht is aan een uitgangszijde van het luchtgeleidingskanaal (11).
  8. 8. Inrichting voor het bewaken van een inslagdraad volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat het mondstukvormig eindstuk (112) een afgeplatte uitgangsopening (112a) heeft, in het bijzonder een uitgangsopening (112a) met een ovale dwarsdoorsnede.
  9. 9. Inrichting voor het bewaken van een inslagdraad volgens conclusie 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat het mondstukvormig eindstuk (112) en de buis (110) in één stuk gevormd zijn.
  10. 10. Inrichting voor het bewaken van een inslagdraad volgens één van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat een slijtvast inzetstuk (112e) voorzien is in een inslagdraad-contactgebied van het luchtgeleidingskanaal (11), meer in het bijzonder in een gebied van het luchtgeleidingskanaal (11) gericht naar het weefsel (8).
  11. 11. Inrichting voor het bewaken van een inslagdraad volgens één van de conclusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat het luchtgeleidingskanaal (11) minstens ter hoogte van de binnenwand is vervaardigd uit een materiaal met een lage wrijvingsweerstand tot lucht en inslagdraden, in het bijzonder een synthetisch materiaal.
  12. 12. Inrichting voor het bewaken van een inslagdraad volgens één van de conclusies 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat een eerste inslagdraaddetector (6) voor het detecteren van de aankomst van een inslagdraad is voorzien, waarbij de eerste inslagdraaddetector (6) is gemonteerd op de weeflade (500) van de weefmachine stroomopwaarts van het luchtgeleidingskanaal (11).
  13. 13. Inrichting voor het bewaken van een inslagdraad volgens één van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de eerste inslagdraaddetector (6) voor het detecteren van de aankomst van een inslagdraad en de tweede inslagdraaddetector (10) voor het voorzien van een signaal wanneer een ingebrachte inslagdraad zijn lengte met een vooraf bepaalde hoeveelheid overschrijdt, zijn uitgevoerd voor het optisch bewaken van een inslagdraad.
  14. 14, Inrichting voor het bewaken van een inslagdraad volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat een detectiezone van een inslagdraaddetector (6, 10) zich uitstrekt tussen een bovenste deel en een onderste deel van de inslagdraaddetector (6, 10).
  15. 15. Werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad met een inrichting volgens één van de conclusies 1 tot 14 bevattende een tweede inslagdraaddetector (10) voor het voorzien van een signaal wanneer een ingebrachte inslagdraad zijn lengte met een vooraf bepaalde hoeveelheid overschrijdt die gemonteerd is op een weeflade (500) van een weefmachine en een luchtgeleidingskanaal (11) dat stroomopwaarts van de tweede inslagdraaddetector (10) is gelegen, daardoor gekenmerkt dat het luchtgeleidingskanaal (11) dat stationair op de weefmachine is aangebracht een luchtstroom kanaliseert naar een presenteergebied, en dat een detectiezone van de tweede inslagdraaddetector (10) bewogen wordt doorheen het presenteergebied tijdens aanslaan.
BE2012/0655A 2012-10-01 2012-10-01 Inrichting en werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad BE1021449B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2012/0655A BE1021449B1 (nl) 2012-10-01 2012-10-01 Inrichting en werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad
CN201380051476.1A CN104822869B (zh) 2012-10-01 2013-09-25 用于监控纬纱的装置和方法
TR2019/07833T TR201907833T4 (tr) 2012-10-01 2013-09-25 Atkı ipliğini izlemek için cihaz ve yöntem.
EP13766355.5A EP2904136B1 (en) 2012-10-01 2013-09-25 Device and method for monitoring a weft thread
PCT/EP2013/069994 WO2014053377A2 (en) 2012-10-01 2013-09-25 Device and method for monitoring a weft thread

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2012/0655A BE1021449B1 (nl) 2012-10-01 2012-10-01 Inrichting en werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1021449B1 true BE1021449B1 (nl) 2015-11-25

Family

ID=47189644

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2012/0655A BE1021449B1 (nl) 2012-10-01 2012-10-01 Inrichting en werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad

Country Status (5)

Country Link
EP (1) EP2904136B1 (nl)
CN (1) CN104822869B (nl)
BE (1) BE1021449B1 (nl)
TR (1) TR201907833T4 (nl)
WO (1) WO2014053377A2 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN104178888B (zh) * 2014-07-28 2015-11-04 吴江万工机电设备有限公司 一种高速四杆打纬机构的尺度综合方法
CN105671752B (zh) * 2016-04-08 2018-03-16 青岛百佳机械有限公司 喷水织机光电探纬器运动装置及具有该装置的喷水织机
BE1024545B1 (nl) * 2016-09-02 2018-04-05 Picanol Nv Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden
CN107090650B (zh) * 2017-04-19 2018-09-14 张赓 一种纬纱探测装置及其使用方法

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2494731A1 (fr) * 1980-11-25 1982-05-28 Rueti Ag Maschf Dispositif de surveillance du fil de trame dans les metiers a tisser a tuyeres
WO2011000561A1 (en) * 2009-07-01 2011-01-06 Picanol N.V. Device and method for catching and stretching weft threads in weaving machine

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3978893A (en) * 1974-09-26 1976-09-07 Enshu, Limited Apparatus for detecting success in weft insertion of shuttleless looms
FR2526053A1 (fr) 1982-05-03 1983-11-04 Saurer Diederichs Sa Dispositif de reception et de controle de la trame, pour machine a tisser sans navette a insertion de trame pneumatique
EP0204093B1 (en) * 1985-04-05 1989-08-02 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho A method and an apparatus for detecting the weft yarn in a jet loom
NL8603069A (nl) 1986-12-02 1988-07-01 Picanol Nv Hoofdblazer met verhoogde trekkracht voor weefmachines.
BE1010779A3 (nl) 1996-12-02 1999-01-05 Picanol N V Naamloze Vennoosch Inslagwachter voor een weefmachine.
DE10115172C1 (de) * 2001-06-08 2002-12-19 Dornier Gmbh Lindauer Verfahren zum Überwachen des Schussfadeneintrags in Luftdüsenwebmaschinen und Vorrichtung zum Durchführen des Verfahrens
KR101226503B1 (ko) * 2010-08-17 2013-01-25 신상대 산업용 격자 구조물의 제직장치

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2494731A1 (fr) * 1980-11-25 1982-05-28 Rueti Ag Maschf Dispositif de surveillance du fil de trame dans les metiers a tisser a tuyeres
WO2011000561A1 (en) * 2009-07-01 2011-01-06 Picanol N.V. Device and method for catching and stretching weft threads in weaving machine

Also Published As

Publication number Publication date
EP2904136A2 (en) 2015-08-12
WO2014053377A3 (en) 2014-07-03
EP2904136B1 (en) 2019-03-06
WO2014053377A2 (en) 2014-04-10
CN104822869A (zh) 2015-08-05
CN104822869B (zh) 2016-09-14
TR201907833T4 (tr) 2019-06-21

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1021449B1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad
BE1019614A3 (nl) Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden bij weefmachines.
EP2644553A2 (en) Yarn defect classifying device and method and yarn winding machine
BE1005230A3 (nl) Inrichting voor het strekken van een inslagdraad bij weefmachines.
BE1017893A5 (nl) Strekinrichting voor het strekken van een inslagdraad.
JP5647980B2 (ja) よこ糸の収容要素
CS221827B2 (en) Device for guiding the weft thread driven by means of flowing fluidum in the weaving machine shed
NL8602192A (nl) Werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk bij weefmachines en herbedradingsinrichtingen hierbij aangewend.
BE1021879B1 (nl) Strekinrichting voor een inslagdraad
BE1026412B1 (nl) Gevergrijperkop
US3677307A (en) Arrangement provided with a photo-cell and controlling the detecting means and the stop motion in a loom upon breaking of a thread in the warping, weaving and knitting systems
BE1024755B1 (nl) Afvaleinde-strekinrichting voor een weefmachine
CN100542924C (zh) 用于检测纱线的装置
KR900008684B1 (ko) 공기압축식 바디통과장치
US4432399A (en) Filling-thread monitoring device for jet looms
KR100871902B1 (ko) 가변 메인 세퍼레이터를 구비하는 정경 장치
NL7907050A (nl) Pneumatische weefmachine.
ES2703825T3 (es) Máquina de disposición de hilos
BE1017456A3 (nl) Een inrichting voor het behoud van de weefselbreedte van een weefsel op een weefmachine.
BE1021694B1 (nl) Hulpblaasmondstuk voor een weefmachine
BE1024804A1 (nl) Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine
FR2784697A1 (fr) Dispositif de tension et de detection de casse des fils de poil, pour tissage du velours faconne
BE1019609A3 (nl) Opslagelement voor inslagdraad.
BE1024545A1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden
BE1024006B1 (nl) Ombuiginrichting voor een weefmachine en werkwijze voor het vervaardigen van een ombuiginrichting