NL8602192A - Werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk bij weefmachines en herbedradingsinrichtingen hierbij aangewend. - Google Patents

Werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk bij weefmachines en herbedradingsinrichtingen hierbij aangewend. Download PDF

Info

Publication number
NL8602192A
NL8602192A NL8602192A NL8602192A NL8602192A NL 8602192 A NL8602192 A NL 8602192A NL 8602192 A NL8602192 A NL 8602192A NL 8602192 A NL8602192 A NL 8602192A NL 8602192 A NL8602192 A NL 8602192A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
thread
chain
wire
wiring
chain guard
Prior art date
Application number
NL8602192A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to NL8602192A priority Critical patent/NL8602192A/nl
Priority to DE8787201597T priority patent/DE3765373D1/de
Priority to EP87201597A priority patent/EP0259915B1/en
Priority to US07/090,510 priority patent/US4817675A/en
Publication of NL8602192A publication Critical patent/NL8602192A/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03JAUXILIARY WEAVING APPARATUS; WEAVERS' TOOLS; SHUTTLES
    • D03J1/00Auxiliary apparatus combined with or associated with looms
    • D03J1/14Apparatus for threading warp stop-motion droppers, healds, or reeds

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Auxiliary Weaving Apparatuses, Weavers' Tools, And Shuttles (AREA)
  • Looms (AREA)

Description

- 1 - ΐ Λ
Werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk bij weefmachines en herbedradingsinrichtingen hierbij aangewend.
Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het 5 herstellen van een kettingbreuk bij weefmachines, evenals op herbedradingsinrichtingen die hierbij kunnen aangewend worden.
Eet is bekend dat bij weefmachines de kettingdraden achtereenvolgens door een kettingvachter, de kaders en het riet geleid worden. De kettingwachter wordt hierbij gevormd door een 10 lamellenpakket, waarbij elke lamel gedragen wordt door een kettingdraad, één en ander zodanig dat bij de breuk van een kettingdraad de bijhorende lamel valt en een elektrode kon-takteert. De weefkaders voorzien in de beweging van de kettingdraden en worden gevormd door hevels die elk in de gelei-15 ding van een kettingdraad voorzien. Bet riet zorgt op bekende wijze voor de aanslag van inεlag draden.
8602192 y - - 2 -
Het is duidelijk dat, gezien het groot aantal kettingdraden, en dus het even groot aantal kettingwachterlamellen en hevels, het vrij moeilijk is om in het geval van een ketting-breuk een herstelling uit te voeren. Er dient immers in de 5 eerste plaats een kettingbreuk gelokaliseerd te worden, op de tweede plaats dient voldoende ruimte gemaakt te worden om de herstelling uit te voeren en uiteindelijk dient de herstelling nog tot stand gebracht te worden. De eerste vereiste werd o.a. behandeld in de Nederlandse oktrooiaanvrage 10 nr 8600372 van aanvraagster. In verband met de tweede vereiste kan, teneinde gemakkelijker toegang te krijgen tot de gevallen kettingwachterlamel en de omgeving ervan, gebruik gemaakt worden van een werkwijze en inrichting waarbij de kettingwachterlamel wordt verdraaid. Deze werkwijze en inrich-15 ting staan beschreven in een andere recente oktrooiaanvrage in Nederland van aanvraagster no 8601819. De huidige uitvinding heeft nu betrekking op het derde gestelde probleem, namelijk dat van de herstelling zelf. Meer speciaal voorziet de uitvinding dan ook in een werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk 20 bij weefmachines volgens dewelke tot een automatische bedrading kan worden overgegaan, hetgeen een moeilijke en tijdrovende bezigheid uitspaart.
Hiertoe heeft de huidige uitvinding als voorwerp een werkwijze die het kenmerk vertoont dat zij hoofdzakelijk voorziet 25 in het tussen de kettingwachter en de kaders aanvoeren van een draad afkomstig van een afzonderlijke draadtoevoer; ener- 8602192 - 3 - * 4 zijds het doorvoeren van deze draad door middel van een her-steleenheid door de gevallen kettingwachterlamel; en anderzijds het doorvoeren van dezelfde draad door de hevel die bij de gebroken kettingdraad behoort en eventueel door de bij-5 horende opening tussen de riettanden. Verder kan alzo het ingebrachte draadeinde, enerzijds, door middel van een knoop-inrichting aangeknoopt worden aan het draadeinde van de gebroken kettingdraad, en anderzijds, ingeweven worden in het weefsel, waarbij dit volgens op zichzelf bekende technieken 10 gebeurt.
Verder heeft de uitvinding ook nog betrekking op herbe-dradingsinrichtingen die bij de werkwijze volgens de uitvinding kunnen aangewend worden. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaat zulke inrichting hoofdzakelijk uit 15 een draadtoevoer; een eerste bedradingselement om de kettingwachterlamel len te bedraden; een tweede tegenovergesteld gericht element om de hevels van de weefkaders te bedraden; en een aandrijfinrichting waarmede de bedradingselementen gemeenschappelijk heen en weer kunnen bewogen worden tussen 20 hoofdzakelijk de kettingwachter en de weefkaders teneinde in de voornoemde bedradingen te kunnen voorzien.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, worden hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen be-25 schreven met verwijzingen naar de bijgaande tekeningen, waarin: 8602192 * - 4 - figuren 1 tot en met 8 stapsgewijs de werkwijze volgens de uitvinding weergeven; figuur 9 een herbedradingsinrichting volgens de uitvinding weergeeft; 5 figuur 10 een zicht weergeeft volgens pijl F10 in figuur 9; figuur 11 het bedraden van de kettingwachterlamellen door middel van de inrichting van figuur 9 weergeeft; figuur 12 een doorsnede weergeeft volgens lijn XII-XII in 10 figuur 9; figuren 13 tot en met 15 een variante weergeven van het gedeelte dat in figuur 10 wordt weergegeven, evenals stapsgewijs de werking hiervan; figuur 16 de verplaatsing van een herbedradingsinrich-15 ting, meer speciaal van het gedeelte van de figuren 13 t.e.m. 15, tussen de kettingdraden weergeeft; figuren 17 en 18 nog een variante weergeven van het gedeelte dat in figuren 13 t.e.m, 15 is weergegeven, figuur 19 schematisch de verplaatsingsmogelijkheden 20 weergeeft van de herbedradingsinrichting van figuur 9; figuur 20 schematisch nog een variante van de inrich ting volgens figuur 9 weergeeft.
figuren 21 t.e.m. 25 schematisch het opzoeken van een gebroken kettingdraad tussen de riettanden weergeeft.
8602192 - 5 - < «
In figuur 1 wordt schematisch de bekende opstelling van een kettingwachter 1, kaders 2, kettingdraden 3 en kettingwachter-lamellen 4 weergegeven. Per kettingdraad 3 is aan de kettingwachter 1 een kettingwachterlamel 4 voorzien dewelke bij breuk 5 van de bijhorende kettingdraad 3 naar beneden valt, een en ander zodanig dat een kontakt wordt gesloten door middel van deze gevallen lamel 4A. De kaders 2 zijn op bekende wijze voorzien van hevels 5.
In het geval van een kettingdraadbreuk ontstaan er twee ket-10 tingdraadeinden, respektievelijk een eerste kettingdraad- einde 6 aan de zijde van de kettingboom en een tweede niet in de figuren weergegeven draadeinde dat nog vasthangt aan het weefsel. De werkwijze volgens de uitvinding die nu wordt toegepast om de breuk van de betreffende kettingdraad 3 te 15 herstellen bestaat er hoofdzakelijk in dat tussen de kettingwachter 1 en de kaders 2 in een afzonderlijke draadaanvoer 7, bijvoorbeeld door middel van een bobijn 8, wordt voorzien, waarbij de toegevoerde draad 9 vanaf deze plaats achtereenvolgens door de betreffende kettingwachterlamel 4A en 20 door het kader 2, meer speciaal door de hevel 5 van de betreffende kettingdraad 3, gevoerd wordt. Hiertoe wordt in de eerste plaats gebruik gemaakt van een herbedradingsin-richting 10 die op automatische wijze tussen de kettingwachter 1 en de kaders 2 kan aangebracht worden, evenals van een 25 aantal hulpelementen zoals twee zuiginrichtingen 11A en 11B, een knoopinrichting 12 en een positioneerinrichting 13 voor 8602192 ·» - 6 - de gevallen lamel 4A, en eventueel nog een aantal andere hulp-elementen.
De herbedradingsinrichting 10 bestaat in de uitvoeringsvorm van figuur 1 hoofdzakelijk uit een naald 14 die nabij haar voor-5 ste uiteinde voorzien is van een oog 15 waardoor de draad 9 gestoken is. De naald 14 is in haar normale stand hoofdzakelijk in een horizontaal vlak gelegen, doch kan over 180 graden gewenteld worden, waarbij deze wenteling volgens een willekeurig vlak mag geschieden. Zulks kan bijvoorbeeld verwezen-10 lijkt worden door een verdraaiing rond de as 16, Tevens is de naald 14 voorzien van verplaatsingsmiddelen 17 die toelaten dat zij volgens een richting parallel aan deze van de kettingdraden 3 kan verschoven worden. Uiteraard is de herbedradingsinrichting 10 bevestigd aan een verplaatsbaar ge-15 stel dat toelaat dat het geheel op de juiste plaats, met andere woorden daar waar de kettingbreuk zich heeft voorgedaan, in werking kan gesteld worden. Hiertoe worden eerst de kettingdraden 3 rond de plaats van de gebroken draad opengetrokken, en wordt de herbedradingsinrichting in de ontstane 20 opening neergelaten.
De herstelling van de gebroken kettingdraad 3 wordt uitgevoerd zoals stapsgewijs wordt weergegeven in de figuren 1 tot en met 8. Volgens figuur 1 wordt het draadeinde 6 uit de overige kettingdraden 3 gezogen door middel van de zuigin-25 richting 11A, waarna dit uiteinde 6 door middel van bijvoorbeeld een haak 18 in de knoopinrichting 12 wordt getrokken, 8602192 I» - 7 -
De gevallen lamel 4A wordt op bekende wijze vastgenomen door een positioneerinrichting 13 en vervolgens omhoog gebracht. Volgens figuur 2 is het draaduiteinde 6 in de knoopinrichting 12 geleid. De betreffende lamel 4A is omhoog gebracht en tevens 5 over een bepaalde hoek verdraaid, teneinde de herbedrading te vergemakkelijken. Het verdraaien van de kettingwachterlamel 4A is bekend uit de voornoemde oktrooiaanvrage NL 86 018 19 van aanvraagster. Volgens figuur 2 wordt eveneens de draad 9 door middel van de naald 14 door de lamel 4A gevoerd, waarbij dit *0 verwezenlijkt wordt door middel van de verplaatsingsmiddelen 17. Door middel van de tweede zuiginrichting 11B wordt het vrije uiteinde van de draad 9 opgezogen en als dusdanig vastgenomen .Zoals weergegeven in figuren 3 en 4 wordt door middel van een tweede haak 19 het uiteinde van de draad 9 tevens in ^ de knoopinrichting 12 aangebracht, waarna de samenknoping plaatsvindt en de naald 14 terug uit de kettingwachter 1 wordt geschoven. De aangeknoopte toestand wordt in figuur 5 weergegeven, waarbij de knoop met "K" is aangeduid.
Vervolgens wordt overeenkomstig aan figuur 6 de naald 14 over 180 graden verdraaid en, zoals weergegeven in figuur 7, na se-lektie van de gepaste hevel 5, door deze laatste doorgevoerd.
Aan de andere zijde van de kaders 2 wordt de doorgevoerde draad 9 door gepaste middelen, zoals een haak 20, vastgenomen.
Zoals weergegeven in figuur 8 wordt de naald 14 dan uit de ka- 8602192 , - 8 - ders 2 gehaald, waarbij de draad 9 achter de haak 20 vastgehaakt blijft. Vervolgens wordt de draad 9 ter hoogte van pijl X afgesneden. Hierdoor ontstaat enerzijds een draadeinde dat bijvoorbeeld door middel van een haak- of een blaasinrichting 5 door het riet kan gevoerd worden om ingeweven te worden in het weefsel, terwijl anderzijds belet wordt dat bij het afknippen de draad 9 zou loskomen uit het oog 15. Uiteindelijk zal de herbedradingsinrichting 10 terug in haar oorspronkelijke stand gebracht worden.
10 Het voordeel van de hiervoor besproken herbedradingsinrichting 10 bestaat erin dat de naald 14 niet telkens hoeft herbedraad te worden.
Bij een onder helling opgestelde kettingwachter 1 kan uiteraard de richting van de naald 14 aangepast worden, of perma-15 nent aangepast zijn, aan deze helling. Om de naald 14 over 180 graden te verdraaien kan de herbedradingsinrichting 10 tijdelijk tussen de kettingwachter 1 en de kaders 5 weggenomen worden.
In figuur 9 wordt nog een herbedradingsinrichting volgens de 20 uitvinding weergegeven die hoofdzakelijk bestaat uit een draad-aanvoer 7; een eerste bedradingselement 21 om de kettingwach-terlamellen 4 te bedraden; een tweede tegenovergesteld aan het voorgaande gericht bedradingselement 22 om de hevels 5 van de 8602192 - 9 - » weefkaders 2 te bedraden en een aandrijfinrichting 23 waarmede de bedradingselementen 21 en 22 gemeenschappelijk heen en weer kunnen bewogen worden tussen de kettingwachter 1 en de weefkaders 2, 5 Het eerste bedradingselement 21 bestaat hierbij uit een holle buis 24 die aan haar uiteinde 25 is afgesloten en aan haar uiteinde 26 voorzien is van een niet in de figuur weergegeven zuiginrichting. Nabij het uiteinde 25 is aan de onderzijde van de wand van de holle buis 24 een opening 27 aangebracht.
10 Via de draadaanvoer 7 wordt de draad 9 langs een half open kanaal 28 tot aan de onderzijde van de buis 24 gebracht, een en ander zodanig dat het uiteinde opgezogen wordt door de opening 27.
Het tweede bedradingselement 22 wordt hoofdzakelijk gevormd 15 door een element 29 dat tegenovergesteld aan de zijde waar zich de holle buis 24 bevindt, voorzien is van een vertikaal gerichte V-vormige uitsparing 30. Zoals weergegeven in figuur 10 gebeurt de voornoemde draadaanvoer 7 via een kanaal 31 dat in de zijwand van de V-vormige uitsparing 30 is gele-20 gen, waarbij aan de tegenoverliggende zijde een zuigmonding 32 is voorzien, een en ander zodanig dat een in de V-vormige uitsparing 30 aangebrachte hevel 5 juist met zijn opening 33 naast het kanaal 31 en in het verlengde van de zuigmonding 32 wordt gepresenteerd.
8602192 - 10 -
De aandrijfinrichting 23 bestaat hoofdzakelijk uit een aantal sleden 34 tot en met 36 en een pantograaf 37. Onderaan de pan-tograaf zijn de twee bedradingselementen 21 en 22 bevestigd.
De slede 34 voorziet in de hoogte-instelling, terwijl de slede 5 35 en de pantograaf 37 de dwarsbeweging verzorgen. De dwars- beweging kan onder hoek geschieden doordat de geleiding 38 van de slede 35 van een hoekinstelinricbting 39 is voorzien.
De slede 36 voorziet in de verplaatsing van de pantograaf 37. Uiteraard zijn voornoemde sleden 34-36 van de nodige aandrijf-10 middelen voorzien.
Vanzelfsprekend is de herbedradingsinrichting 10 van figuur 9 geplaatst op een mechanisme dat erin voorziet dat de herbedradingsinrichting over de volledige weefbreedte kan verplaatst worden.
15 De werking van de herbedradingsinrichting 10 volgens figuur 9 is hoofdzakelijk als volgt. Bij de detektie van een ketting-breuk wordt de inrichting 10 verplaatst tot boven de plaats van de breuk. Hierbij zijn inmiddels op bekende wijze de omliggende kettingdraden 3 uit elkaar gedrukt ter vorming van 20 een opening. Door middel van de slede 34 wordt de inrichting naar beneden gelaten in de opening tot de herbedradingselemen-ten 21 en 22 zich ongeveer op de hoogte van de kettingdraden 3 bevinden. Door middel van een gepaste beweging van de aandrij finrichting 23 wordt de holle buis 24 door de kettingwach-25 terlamel 4A gebracht en de draad 9 uit de opening 27 getrokken 8602192 -lien op bekende wijze aangeknoopt met het voornoemde draadeinde 6. De buis 24 wordt terug uit de kettingwachter 1 gehaald, waarbij een toestand ontstaat zoals weergegeven in figuur 11. Vervolgens wordt op gepaste wijze, door verplaatsing van de pantograaf 5 37, het tweede bedradingselement 22 naar de vrijgemaakte hevel 5 bewogen, een en ander zodanig dat deze hevel 5 zoals weergegeven in de figuur 10 in de V-vormige uitsparing 30 belandt. Vervolgens wordt de zuigmonding 32 in werking gesteld, waardoor, zoals weergegeven in figuur 12, de draad 9 door de opening 33 10 van de hevel 5 gelust wordt. Vervolgens wordt de herbedradings-inrichting 10 in haar oorspronkelijke stand gebracht. Hierbij blijft de draad 9 in lusvorm in de opening 33 achter. De draad 9 wordt vervolgens aan de draadaanvoer 7 door een niet in de figuren weergegeven snij inrichting afgesneden en de aan de 15 opening 33 gevormde lus kan door middel van bijvoorbeeld een haak 40, ofwel een blaasinrichting, door de rietbladen in de gaap geblazen worden, waarbij het gevormde uiteinde wordt ingeweven.
Volgens een variante kan het tweede bedradingselement 22 20 uitgevoerd worden zoals weergegeven in figuren 13 tot en met 15. Hierbij wordt eveneens gebruik gemaakt van een V-vormige uitsparing 30. Nabij de top van deze V-vormige uitsparing 30 is evenwel een voldoende vlak gedeelte 41 voorzien dat toelaat dat de in de uitsparing 30 opgenomen hevel 5 door 25 de beweging van het bedradingselement 22 als het ware omkan- 8602192 - 12 - telt en zijdelings tegen het gedeelte 41 komt te liggen. Dit wordt achtereenvolgens duidelijk gemaakt door figuren 13 tot en met 15.
In figuur 16 wordt nog weergegeven hoe het tweede bedradings-5 element 22 door zijn beweging volgens pijl P naar de kaders 2 toe, de kettingdraden 3 verder open drukt en als dusdanig de betreffende hevel 5 vrijmaakt.
In figuren 17 en 18 wordt nog een variante van het tweede be-dradingselement 22 weergegeven.
10 Hierbij is de onderzijde van dit element wigvormig uitgevoerd, zodanig dat een korrekte inbreng in de open getrokken kettingdraden 3 wordt verzekerd.
In de uitvoeringen volgens figuren 13 t.e.m. 18 kan de bedrading van de hevel 5 bijvoorbeeld verwezenlijkt worden door, 15 na de positionering van de hevel 5 in de V-vormige uitsparing 30, de draad 9 met een naald of haak door de opening 33 te brengen.
In elk van de hiervoor besproken uitvoeringsvormen van het tweede bedradingselement 22 kan in de wand van de V-vormige 20 uitsparing 30 nog een detektor 42 voorzien worden (die alleen in figuren 17 en 18 is weergegeven), die bijvoorbeeld gevormd 86Q2192 - 13 - wordt door een optisch oog. Door middel van deze detektor 42 en de vertikale verschuiving van het bedradingselement 22 kan dit laatste zodanig gesitueerd worden dat het op een geschikte wijze ten opzichte van de opening 33 in de hevel 5 5 gepositioneerd wordt om een herbedrading uit te voeren.
Nadat het tweede bedradingselement 22 juist opgesteld is ten opzichte van de betreffende hevel 5 kan de bedrading uitgevoerd worden.
In figuur 19 wordt de beweging van de pantograaf 37 verduide-10 lijkt door middel van enkele standen. Door de beweging van de slede 36, of m.a.w. door verplaatsing van het scharnierpunt 43 volgens een rechte lijn, wordt verkregen dat de be-dradingselementen 21 en 22 in een horizontaal vlak verplaatst worden . Volgens een variante kan dit ook geschieden, zoals 15 weergegeven in de figuur 20, door middel van een aandrijf-inrichting 23 die hoofdzakelijk gevormd wordt door een kon-struktie volgens een parallellogram.
Uiteraard kunnen naast de voornoemde elementen ook nog een aantal hulpelementen in de nabijheid van het weefsel voorzien 20 worden. Zo kan bijvoorbeeld het kettingdraadeinde dat zich aan het weefsel vormt in geval van een kettingdraadbreuk door middel van een borsteltje, dat over het weefsel rolt, omhooggehaald en vervolgens verder opgezogen worden, om uiteindelijk afgesneden te worden tegen het weefsel.
8602192 - 14 -
De bepaling van de plaats waar de nieuwe draad 9 door het riet dient gebracht te worden zal bij voorkeur gebeuren zoals hiernavolgend beschreven aan de hand van figuren 21 t.e.m.
25. In deze figuren zijn een aantal rietbladen 44, ketting-5 draden 3, kaders 2A-2D en hevels 5A-5D weergegeven. Duidelijkheidshalve zijn de rietbladen 44 overdreven ver uit elkaar getekend. Tevens is het tweede kettingdraadeinde 45 weergegeven, dat nog aan het weefsel vasthangt. Het uiteinde van dit draadeinde 45 kan zich echter op een willekeurige plaats be-10 vinden.
Zoals weergegeven in figuren 21 t.e.m. 25 worden op de plaats van de gebroken kettingdraad de overige kettingdraden 3 en dus ook een aantal van de rietbladen 44 opengetrokken. Dit gebeurt enerzijds omwille van het feit dat de gevallen kettingwachter-15 lamel 4A vrijgemaakt wordt door middelen 46, zoals weergegeven in figuur 16, die de omliggende lamellen 4 zijdelings wegdrukken. Dit laatste werd beschreven in oktrooiaanvrage NL 86 01819 van aanvraagster. Anderzijds gebeurt het verder opentrekken van de rietbladen 44 doordat het V-vormige tweede 20 herbedradingselement 22 door zijn verplaatsing volgens pijl P
de kettingdraden 3, evenals de hevels 9, plaatselijk nog verder openduwt.
Bij het opentrekken van de rietbladen kan één opening 0 ontstaan zoals weergegeven in figuur 21, of twee openingen, respek-25 tievelijk L en R, zoals in figuren 22 t.e.m. 25, waarbij de 8602192 - 15 - wijdte van deze openingen groter is dan de normale afstand D tussen de rietbladen 44. Volgens de huidige uitvinding wordt de plaats en het aantal van de voornoemde openingen bepaald door een detektor 47 langs het riet te laten bewegen. Deze 5 detektor 47 kan van willekeurige aard zijn, bijvoorbeeld optisch, mechanisch, nabijheidsgevoelig, enz.
Afhankelijk van het aantal kettingdraden dat zich tussen twee opeenvolgende rietbladen bevindt en afhankelijk van welke kettingdraad brak, kan men volgende gevallen onderscheiden.
10 Ingeval slechts een opening 0 gedetekteerd wordt, zoals in figuur 21, dient de nieuwe draad 9 door die opening doorgevoerd te worden.
Als twee openingen L en R gedetekteerd worden onderscheidt men nogmaals twee gevallen.
15 Het eerste geval is dat van figuur 22, waarbij slechts één kettingdraad 3 per opening tussen de rietbladen 44 aanwezig is. De plaats waar de nieuwe draad 9 moet aangebracht worden is éénduidig bepaald door de normale rietbladopening M die midden tussen de gedetekteerde openingen L en R is gelegen, 20 Het tweede geval is dat van figuur 23, waarbij meerdere kettingdraden 3 per opening tussen de rietbladen 44 aanwezig 8602192 - 16 - zijn. De plaats waar de nieuwe draad 9 dient aangebracht te worden, hetzij de linkse opening L, of hetzij de rechtse opening R, zal dan bepaald worden door de kettingdraden in de openingen L en R te tellen of door er een dikte- of vo-5 lumemeting op uit te voeren en hieruit te bepalen in welke van beide openingen een draad te weinig is. Het tellen van de kettingdraden kan mechanisch, optisch, elektronisch of akoestisch gebeuren.
In sommige gevallen, meer speciaal bij een eenvoudige regel-10 matige binding, kan men aan de hand van de kaders bepalen in welke opening L of R de betreffende draad dient doorgevoerd te worden. In geval dat bij een binding zoals in figuur 24 de vrije hevel 5A tot het eerste kader 2A behoort, weet men dat de draad 9 door de rechtse opening R dient doorgevoerd te worden. 15 Hetzelfde geldt voor de hevels 5C (5C') van het derde kader 2C. Indien de vrije hevel 5B tot het tweede kader 2B behoort (figuur 25) weet men dat de draad 9 door de linkse opening L dient doorgevoerd te worden. Dit laatste geldt ook voor de hevels 5D van het vierde kader 2D. Het bepalen aan welk kader de vrije 20 hevel zich bevindt kan hierbij volgens de uitvinding te weet gekomen worden uit hoever het tweede bedradingselement 22 in de kaders kan worden gebracht.
Het is duidelijk dat in het hiervoor genoemde geval bij een welbepaald verband tussen de plaats van de hevels 5 en de 8602192 --17- plaats van de respektievelijke overeenstemmende kettingwach-terlamellen 4 de voornoemde opening L of R ook kan afgeleid worden uit de rij kettingwachterlamellen waarin de gevallen lamel 4A zich bevindt.
5 De inrichting volgens de uitvinding, evenals de bijhorende hulpelementen, zullen volgens de uitvinding bij voorkeur zodanig opgesteld worden dat bij de kettingbreukherstelling een maximum aan draadlengte vervangen wordt door draad 9. Hierdoor ontstaat het voordeel dat, indien de kettingbreuk ontstaan 10 is door een slecht draadgedeelte, dit gedeelte meestal volledig zal vervangen worden en een onmiddelijke tweede kettingbreuk uitgesloten wordt. Teneinde zulke voordelige opstelling te bekomen zal bij voorkeur de zuiginrichting 11Δ nabij de spanboom geplaatst worden.
15 Volgens een bijzondere uitvoering kan een supplementaire trekkracht op het gebroken kettingdraadeinde 6 uitgeoefend worden, waardoor getest wordt of het hier om een slecht draadstuk handelt. De trekkracht kan bijvoorbeeld door zuiginrichting 11A geleverd worden.
20 Volgens nog een andere uitvoering wordt ook nog nagegaan of het draadeinde dat aan de draad 9 zal geknoopt worden wel degelijk het gebroken kettingdraadeinde 6 is, en niet het gebroken einde 45 dat met het doek verbonden is.
8602192 . -18 -
Volgens nog een bijzondere uitvoering wordt de lengte en/of de massa van de beide kettingdraadeinden 6 (fig.1 - fig.8) en 45 (fig.21-25) gemeten en vergeleken met de massa of de lengte van het draadstuk dat normaal hiermede overeenstemt. Indien 5 de totale lengte of massa van de kettingdraadeinden 6 en 45 verschillend is van de lengte of massa van het voornoemde draadstuk dan werd de draad 9 verkeerd geknoopt, of is er nog een eindje kettingdraad ergens achtergebleven, of is nog iets anders gebeurd. In dit geval wordt de machine niet na 10 het kettingbreukherstellen gestart en wordt een signalisatie om de wever te verwittigen automatisch ingeschakeld.
Het meten van de lengten van de draadeinden 6 en 45 kan bijvoorbeeld gebeuren door deze einden in een kanaal op te zuigen en d.m.v. optische detektors de opgezogen lengten te meten.
15 De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de bijgaande figuren weergegeven uitvoeringen van de werkwijze of van de herbedradingsinrich-tingen, doch kan volgens allerlei varianten verwezenlijkt worden zonder buiten het kader der uitvinding te treden.
8602192

Claims (12)

1.- Werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk bij weefmachines, waarbij gebroken kettingdraden (3) gedetekteerd 5 worden door middel van gevallen kettingwachterlamellen (4A) , met het kenmerk dat deze werkwijze hoofdzakelijk voorziet in het tussen de kettingwachter (1) en de kaders (2) aanvoeren van een draad (9) afkomstig van een afzonderlijke draadaan-voer (7); enerzijds het doorvoeren van deze draad (9) door 10 middel van een herbedradingsinrichting (10) door de gevallen kettingwachterlamel (4A); en anderzijds het doorvoeren van dezelfde draad (9) door die hevel (5) die bij de gebroken kettingdraad (3) behoort.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de 15 herbedradingsinrichting (10) gepositioneerd wordt ten opzichte van de gevallen kettingwachterlamel (4A).
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het voorste uiteinde van de aangevoerde draad (9), nadat dit door de betreffende kettingwachterlamel (4A) is gevoerd, wordt 20 aangeknoopt aan het kettingdraadeinde (6) van de gebroken kettingdraad (3) dat zich aan de zijde van de kettingboom bevindt. 8602192 * - 20 -
4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de door de hevel (5) gevoerde draad (9) eveneens door het riet gevoerd wordt, vervolgens afgeknipt en dan ingeweven wordt.
5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de 5 draad (9) afkomstig van de afzonderlijke draadaanvoer (7) door middel van een naald (14) door de gevallen lamel (4A) wordt gevoerd en daar bij zijn uiteinde wordt vastgeknoopt aan het kettingdraadeinde (6) van de gebroken kettingdraad (3); dat vervolgens de naald (14) wordt teruggetrokken en 10 over hoofdzakelijk 180 graden wordt gewenteld, waarbij de draad (9) die afkomstig is van de afzonderlijkedraadaanvoer (7) door het oog (15) van de naald (14) glijdt; dat vervolgens de draad (9) door de opening (33) in de hevel (5) wordt aangebracht, die bij de gebroken kettingdraad (3) behoort, 15 waarna de draad verder wordt doorgevoerd om hem door de daarbij horende opening in het riet te brengen en de inweving te verzekeren en tevens wordt afgesneden; en dat ten slotte de naald (14) terug uit de hevel (5) wordt gehaald.
6. Werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk bij 20 weefmachines, waarbij gebroken kettingdraden (3) gedetek- teerd worden door middel van kettingwachterlamellen (4), met het kenmerk dat deze werkwijze hoofdzakelijk bestaat uit het tussen de kettingwachter (1) en de kettingboom vastnemen van het gebroken kettingdraadeinde (6); het in een 8602192 -21- knoopinrichting (12) aanbrengen van dit kettingdraadeinde (6); het vastnemen en op geschikte wijze presenteren van de gevallen kettingwachterlamel (4A); het ter hoogte van de plaats waar de breuk gedetekteerd was automatisch aanbrengen 5 van een herbedradingsinrichting (10) tussen de kettingwachter (1) en de weefkaders (2); het door middel van deze herbe-dradingsinrichting (10) doorvoeren van een afzonderlijke draad (9) door de gepresenteerde kettingwachterlamel (4A); het aanbrengen van de door de kettingwachterlamel (4A) ge-10 voerde draad (9) in de knoopinrichting (12) en het samenknopen ervan met het voornoemde kettingdraadeinde (6); het verwijderen van het aan het weefsel hangende kettingdraadeinde; het doorvoeren van dezelfde draad (9) door de betreffende hevel (5) van de weefkaders (2); het door de betref-15 fende opening in het riet brengen van deze draad (9); en uiteindelijk het afsnijden van deze draad (9)s evenals het inweven ervan in het weefsel.
7.- Werkwijze volgens één der conclusies 4 t.e.m. 6, met het kenmerk dat bij het bepalen van de opening (O/Lj R/M) 20 van het riet waardoor de draad (9) van de afzonderlijke draadaanvoer (7) dient aangebracht te worden de kettingdraden (3) rond de gebroken kettingdraad worden opengetrokken; dat gebruik gemaakt wordt van een detektor (47) die langs het riet wordt bewogen om de plaats en eventueel het aantal 25 van de verder opengetrokken openingen (0; L, R) tussen de 8602192 - 22 - rietbladen te bepalen; en dat minstens de meetgegevens afkomstig van de detektor (47) worden aangewend om te bepalen waar de draad (9) door het riet dient gevoerd te worden.
8.- Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk dat de draadeinden (6; 45) van de gebroken kettingdraad qua lengte en/of gewicht gemeten worden, en vervolgens vergeleken worden met de lengte en/of het gewicht van het normaal aanwezige draadstuk, zulks teneinde een kontrole uit te voeren. 10 9.- Herbedradingsinrichting zoals aangewend bij de werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 4 en 6, met het kenmerk dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een draadaanvoer (7); een eerste bedradingselement (21) om kettingwachterlamellen (4) te bedraden; een tweede, aan het eerste bedradingselement 15 (21) tegenovergesteld gericht, bedradingselement (22) om de hevels (5) van de weefkaders (2) te bedraden; en een aandrijf-inrichting (23) waarmede de bedradingselementen (21, 22) gemeenschappelijk heen- en weer kunnen bewogen worden tussen de kettingwachter (1) en de weefkaders (2). 20 10.- Herbedradingsinrichting volgens conclusie 9, met het ken merk dat het eerste bedradingselement (21) hoofdzakelijk bestaat uit een zich hoofdzakelijk volgens de richting van de kettingdraden (3) uitstrekkende holle buis (24) waarvan het 86 0 2 1 ??. - 23 - naar dekettingwachterlamellen (4) gerichte uiteinden (25) aan de top afgesloten is en waarvan een zijwand voorzien is van een opening (27), waarbij aan het andere uiteinde (26) van deze holle buis (24) een zuiginrichting is voorzien, terwijl 5 onder de buis via een kanaal (28) een draad (9) vanaf een afzonderlijke draadaanvoer (7) kan toegevoerd worden, dewelke dan verder met zijn vrije uiteinde in de opening (27) kan vastgenomen worden.
11. Herbedradingsinrichting volgens conclusie 9, met het 10 kenmerk dat het tweede bedradingselement (22) hoofdzakelijk bestaat uit een element (29) waarin een V-vormige uitsparing (30) is voorzien, waarvan de top van de insnijding overeenstemt met de dikte van een hevel (5), terwijl in de tegenover-eenliggende wanden van de V-vormige uitsparing (30) respektie-15 velijk een draadkanaal (31) en een haaks daarop gericht zuig-kanaal (32) zijn voorzien.
12. Herbedradingsinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk dat de aandrijfinrichting (23) hoofdzakelijk gevormd wordt door een pantograaf. 20 13,- Herbedradingsinrichting volgens conclusie 12, met het ken merk dat de pantograaf (37) bevestigd is op een slede (35) die een dwarsbeweging kan uitvoeren langs een geleiding (38), waarbij deze geleiding (38) voorzien is van een hoekinstelin-richting (39), terwijl deze hoekstelinrichting (39) en de ge- 8602192 - 24 - leiding (38) in hun geheel op een slede (34) geplaatst zijn, dewelke volgens hoofdzakelijk vertikale richting verplaatsbaar is.
14. Herbedradingsinrichting volgens conclusie 9, met het ken-5 merk dat de aandrijf inrichting (23) hoofdzakelijk gevormd wordt door een konstruktie in de vorm van een parallellogram.
15. Herbedradingsinrichting zoals aangewend bij de werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk dat zij bestaat uit een hoofdzakelijk over 180 graden wentelbare naald (14), waar- 10 van het oog (15) zich aan het vrije uiteinde ervan bevindt, en waarbij deze naald (14) met verplaatsingsmiddelen (17) is uitgerust die in een translatiebeweging volgens de richting van de kettingdraden kunnen voorzien. 8602192
NL8602192A 1986-08-28 1986-08-28 Werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk bij weefmachines en herbedradingsinrichtingen hierbij aangewend. NL8602192A (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8602192A NL8602192A (nl) 1986-08-28 1986-08-28 Werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk bij weefmachines en herbedradingsinrichtingen hierbij aangewend.
DE8787201597T DE3765373D1 (de) 1986-08-28 1987-08-23 Verfahren zum reparieren eines kettfadenreissens in webmaschinen und dabei benutzte vorrichtung zum wiedereinfaedeln.
EP87201597A EP0259915B1 (en) 1986-08-28 1987-08-23 Method for repairing a broken warp thread on weaving machines, and the rethreading mechanisms used
US07/090,510 US4817675A (en) 1986-08-28 1987-08-28 Method for repairing a broken warp thread on weaving machines, and the rethreading mechanisms used

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8602192 1986-08-28
NL8602192A NL8602192A (nl) 1986-08-28 1986-08-28 Werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk bij weefmachines en herbedradingsinrichtingen hierbij aangewend.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8602192A true NL8602192A (nl) 1988-03-16

Family

ID=19848472

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8602192A NL8602192A (nl) 1986-08-28 1986-08-28 Werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk bij weefmachines en herbedradingsinrichtingen hierbij aangewend.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US4817675A (nl)
EP (1) EP0259915B1 (nl)
DE (1) DE3765373D1 (nl)
NL (1) NL8602192A (nl)

Families Citing this family (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1000376A4 (nl) * 1987-03-13 1988-11-16 Picanol Nv Werkwijze voor het ter hoogte van de kettingwachter afzonderen van een gebroken kettingdraad uit de ketting bij een weefmachine, alsook inrichting die deze werkwijze toepast.
GB2216908B (en) * 1988-03-30 1991-10-30 Murata Machinery Ltd Yarn splicing system for warp in a loom
DE69027130T2 (de) * 1989-02-02 1996-10-02 Tsudakoma Ind Co Ltd Verfahren und Vorrichtung zum automatischen Reparieren eines Kettfadens
DE59006019D1 (de) * 1989-10-03 1994-07-14 Rueti Ag Maschf Verfahren und Einrichtung zur Behebung von Kettfadenbrüchen in einer Webmaschine.
DE59007503D1 (de) * 1989-11-10 1994-11-24 Rueti Ag Maschf Verfahren und Einrichtung zum Einziehen eines Kettfadens in eine Webmaschine, insbesondere in ein Webblatt.
JPH03161555A (ja) * 1989-11-20 1991-07-11 Toyota Autom Loom Works Ltd 織機における経糸通し検出装置
US5116276A (en) * 1990-03-28 1992-05-26 Tsudakoma Corp. Location of a slit between dents corresponding to a broken warp
KR930004078B1 (ko) * 1990-03-28 1993-05-20 쯔다고마 고오교오 가부시끼가이샤 수복(修腹)후의 경사의 처리방법
US5141030A (en) * 1990-04-18 1992-08-25 Tsudakoma Corp. Warp mending device for feeding a mending yarn to drop wires and a heddle
JP2832857B2 (ja) * 1990-04-19 1998-12-09 津田駒工業株式会社 たて糸修復用制御方法およびその装置
BE1004740A3 (nl) * 1991-04-09 1993-01-19 Picanol Nv Werkwijze en inrichting voor het afzonderen van een draadeinde van een gebroken kettingdraad uit de ketting bij een weefmachine.
DE10045877C1 (de) * 2000-09-14 2002-06-13 Dornier Gmbh Lindauer Vorrichtung zum Klemmen und Gespannthalten reparierter Kettfäden auf schützenlosen Webmaschinen
EP1951941B1 (en) * 2005-11-21 2013-10-16 Picanol Method for introducing a weft thread in an air weaving machine and air weaving machine
CN108914342B (zh) * 2018-09-18 2023-05-05 山东日发纺织机械有限公司 一种织机的回路感应式断经自停装置及其停车方法
CN110804789B (zh) * 2019-12-04 2023-06-02 江阴市沙江纺织科技有限公司 一种减少浸胶帘子布断经的织布机用穿线装置

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3867745A (en) * 1972-06-12 1975-02-25 Barber Colman Co Method for drawing in warp threads
DE2902003C2 (de) * 1979-01-19 1986-08-28 W. Schlafhorst & Co, 4050 Mönchengladbach Tufting-Maschine mit einer Einrichtung zum Verlängern der zugeführten Fadenschar
DE3143484C2 (de) * 1981-11-03 1983-09-29 Lindauer Dornier Gmbh, 8990 Lindau Vorrichtung zum Vereinzeln von Weblitzen oder Lamellen
JPS60224842A (ja) * 1984-04-19 1985-11-09 帝人製機株式会社 糸通し方法およびその装置

Also Published As

Publication number Publication date
DE3765373D1 (de) 1990-11-08
EP0259915A1 (en) 1988-03-16
US4817675A (en) 1989-04-04
EP0259915B1 (en) 1990-10-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8602192A (nl) Werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk bij weefmachines en herbedradingsinrichtingen hierbij aangewend.
US4815498A (en) Process and apparatus for manipulating fallen drop wires of weaving loom warp stop motions and facilitating repair of broken warp threads
BE1001507A3 (nl) Werkwijze voor het uit de gaap verwijderen van een los foutief inslagdraadgedeelte bij weefmachines.
EP1077276B1 (en) Device for tensioning and drawing back warp yarn coming from a creel to a weaving machine
JPH07197347A (ja) ドローイングインマシンのヘルド分離装置
BE1001508A3 (nl) Werkwijze voor het uit de gaap verwijderen van een foutief inslagdraadgedeelte bij weefmachines.
US2675027A (en) Shuttle guide
US5105855A (en) Apparatus and method for clearing a warp yarn break in a loom
US3869770A (en) Tight warp detector
BE1000899A4 (nl) Werkwijze voor het kontroleren van kettingbreuken bij weefmachines, en inrichting die deze werkwijze toepast.
US3593752A (en) Loom
JPS6269851A (ja) たて糸の切れ端分離方法およびその装置
US20040221912A1 (en) Method for weaving low flaw cloths by means of the elimination of weft thread sections which have irregularities
US5088523A (en) Heddle selection in a weaving machine for rethreading
NL8601819A (nl) Werkwijze voor het vergemakkelijken van de herstelling van kettingdraden bij weefmachines met kettingwachterlamellen, en inrichting hierbij aangewend.
JP2631676B2 (ja) 織機のたて糸切れ位置検出装置
US4091512A (en) Deweaving apparatus for textile tapes
BE1004740A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het afzonderen van een draadeinde van een gebroken kettingdraad uit de ketting bij een weefmachine.
BE1026477B1 (nl) Weefinrichting uitgerust om streepvorming bij weefsels met een handgemaakte uitstraling te vermijden
BE1000987A3 (nl) Werkwijze voor het positioneren van hulpelementen bij weefmachines, en inrichting die deze werkwijze toepast.
Kabir Exploration of the advancement in warp and weft stop motion: primitive to electronic system
BE1011182A5 (nl) Lancetteninrichting met bewakingsinrichting voor een weefmachine.
EP0452932B1 (en) Warp mending operation control method and apparatus for carrying out the same
BE1006952A6 (nl) Werkwijze en inrichting voor het doortrekken van knopen.
FR2784697A1 (fr) Dispositif de tension et de detection de casse des fils de poil, pour tissage du velours faconne

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed