BE1026477B1 - Weefinrichting uitgerust om streepvorming bij weefsels met een handgemaakte uitstraling te vermijden - Google Patents

Weefinrichting uitgerust om streepvorming bij weefsels met een handgemaakte uitstraling te vermijden Download PDF

Info

Publication number
BE1026477B1
BE1026477B1 BE20185527A BE201805527A BE1026477B1 BE 1026477 B1 BE1026477 B1 BE 1026477B1 BE 20185527 A BE20185527 A BE 20185527A BE 201805527 A BE201805527 A BE 201805527A BE 1026477 B1 BE1026477 B1 BE 1026477B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
warp yarns
forming
fabric
weaving machine
yarns
Prior art date
Application number
BE20185527A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1026477A1 (nl
Inventor
Steven Debaes
Original Assignee
Nv Michel Van De Wiele
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nv Michel Van De Wiele filed Critical Nv Michel Van De Wiele
Priority to BE20185527A priority Critical patent/BE1026477B1/nl
Priority to PCT/IB2019/055675 priority patent/WO2020016690A1/en
Priority to EP19759740.4A priority patent/EP3824126B1/en
Publication of BE1026477A1 publication Critical patent/BE1026477A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1026477B1 publication Critical patent/BE1026477B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D39/00Pile-fabric looms
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/27Drive or guide mechanisms for weft inserting
    • D03D47/277Guide mechanisms

Abstract

Deze uitvinding betreft enerzijds een weefmachine voor het vormen van weefsels (1) die een handgemaakte uitstraling (“handlook”) hebben., omvattende: - gaapvormingsmiddelen (5) voorzien om in opeenvolgende werkingscycli één of meerdere gapen te vormen door het positioneren van kettinggarens; - een inslaginrichting met minstens één grijper (9) voorzien om inslaggarens in een gaap tussen weefselvormende kettinggarens en niet-weefselvormende kettinggarens (3) in te brengen, waarbij tijdens het inbrengen van een inslaggaren de niet-weefselvormende kettinggarens (3) een grijper (9) ondersteunen; - een weefriet (6) voorzien om de ingebrachte inslaggarens bij aanslag aan te drukken tegen de weefsellijn van de door de inslaggarens en de weefselvormende kettinggarens gevormde weefsels; en - een garenafleidinrichting (4) voor het afleiden van de niet-weefselvormende kettinggarens (3), waarbij deze garenafleidinrichting (4) de niet-weefselvormende kettinggarens (3) splitst van de weefselvormende kettinggarens vóór de weefsellijn zodat de niet-weefselvormende kettinggarens (3) zich niet tussen de aangeslagen weefsel(s) bevinden. Anderzijds betreft deze uitvinding een werkwijze voor het vormen van genoemde weefsels.

Description

WEEFINRICHTING UITGERUST OM STREEPVORMING BIJ WEEFSELS MET EEN HANDGEMAAKTE UITSTRALING TE VERMIJDEN
Deze uitvinding betreft een weefmachine voor het vormen van weefsels bestaande uit inslaggarens, grondkettinggarens en poolkettinggarens, omvattende:
- gaapvormingsmiddelen voorzien om in opeenvolgende werkingscycli één of meerdere gapen te vormen door het positioneren van kettinggarens;
- een inslaginrichting met minstens één grijper voorzien om in opeenvolgende werkingscycli één of meerdere inslaggarens in een gaap tussen weefselvormende kettinggarens en niet-weefselvormende kettinggarens in te brengen, waarbij tijdens het inbrengen van een inslaggaren de niet-weefselvormende kettinggarens een grijper ondersteunen;
- een weefriet voorzien om in iedere werkingscyclus door middel van heen- en weergaande bewegingen de ingebrachte inslaggarens bij aanslag aan te drukken tegen de weefsellijn van de door de inslaggarens en de weefselvormende kettinggarens gevormde weefsels.
Deze uitvinding betreft in het bijzonder een weefmachine (weefinrichting), bij voorkeur een grijperweefmachine, die geschikt is voor het vormen van weefsels die een handgemaakte uitstraling (“handlook”) hebben.
Bij een grijperweefmachine brengt een inbrengsysteem (inslaginrichting) in de vorm van grijpers - op één of meerdere inslaginbrenghoogten - de inslaggarens (de inslag) doorheen de gaap. Elke grijper bestaat uit een combinatie nemergrijper / gevergrijper. Het inslaggaren wordt door een gevergrijper meegenomen en in het midden van de gaap overgenomen door de overeenkomstige nemergrijper, die het inslaggaren verder doorheen de gaap brengt. Het is belangrijk dat de overname van het inslaggaren accuraat en snel gebeurt, daarom is het cruciaal dat ter hoogte van het midden de nemergrijper en de gevergrijper heel nauwkeurig gepositioneerd zijn ten opzichte van elkaar. Om dit te garanderen bestaan de grijpers uit een grijperkop en uit starre, stijve grijperstangen. Deze starre en stijve grijperstangen kunnen
BE2018/5527 desondanks niet altijd de heel nauwkeurige positionering in het midden garanderen door de grote afstand die overbrugd moet worden, bijvoorbeeld bij weefmachines waarop weefsels tot 4 of zelfs 5 meter breed geweven worden. Om in het midden van de gaap een nauwkeurige positionering van de grijpers te bekomen is er, naast de ondersteuning van de starre grijperstangen aan de zijkanten van het weefsel, ook in de gaap een ondersteuning van de grijper nodig. Meestal gebeurt deze bijkomende ondersteuning door kettinggarens die de grijpers ondersteunen gedurende hun beweging doorheen de gaap. De grijpers worden als het ware voor een deel door de kettinggarens gedragen.
Echter, bij weefsels die een handgemaakte uitstraling hebben, wordt de inslag, zoals verduidelijkt op bijgevoegde figuren 1 en 2, buiten het grondweefsel aan de rugzijde ingebracht waardoor de onderste grijper op dat moment niet ondersteund kan worden door de kettinggarens.
Om toch een ondersteuning voor de onderste grijper te realiseren is het gekend om zoals verduidelijkt op figuren 1 en 2, additionele kettinggarens (3) te voorzien die geen deel uitmaken van het weefsel (1): zogenaamde niet-weefselvormende kettinggarens (3) of ondersteuningsdraden (3) voor een grijper (9). Deze kettinggarens (3) kunnen een vaste positie innemen of een door een gaapvormingsmiddel gestuurde positie, om bij het inbrengen van een inslaggaren voor het (onderste) weefsel de (onderste) grijper (9) te ondersteunen. Deze additionele kettinggarens (3) zijn beperkter in aantal dan het aantal grondkettinggangen zodat niet in elke grondkettinggang dergelijk additioneel kettinggaren aanwezig is. Deze additionele kettinggarens (3) dienen nadien op gekende wijze (zie EP 1460157) verwijderd te worden, gezien ze geen deel uitmaken het weefsel (1). Deze additionele kettinggarens (3) kunnen ook als vaste snaren uitgevoerd worden, die een verloop kennen zodat ze zich ter hoogte van de onderste grijper (9), op een hoogte onder deze grijper (9) bevinden zodat de grijper (9) erover geleid kan worden.
BE2018/5527
Echter, bij weefsels met hoge dichtheden worden de polen door de nietweefselvormende kettinggarens bij het aanslaan van het weefsel een beetje weggedrukt. Wanneer de niet-weefselvormende kettinggarens achteraf verwijderd worden, veren de poollussen niet volledig terug en blijft op de rugzijde een deel van de kettinggarens zichtbaar wat zich manifesteert onder de vorm van een streepvorming op de rug van het tapijt. Bijgevolg worden weefsels bekomen met een onzuivere rugzijde.
Deze uitvinding heeft nu tot doel een weefinrichting te verschaffen die toelaat weefsels met hoge dichtheden met een handgemaakte uitstraling te vervaardigen met een zuivere rug en die tijdens het weven voldoende ondersteuning biedt aan de grijpers tijdens hun beweging doorheen de gaap. Een dergelijke weefinrichting heeft minstens 1000 kettingdraadstelsels of kettingdraadgangen per meter.
Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een weefmachine voor het vormen van weefsels bestaande uit inslaggarens, grondkettinggarens en poolkettinggarens, omvattende:
- gaapvormingsmiddelen voorzien om in opeenvolgende werkingscycli één of meerdere gapen te vormen door het positioneren van kettinggarens;
- een inslaginrichting met minstens één grijper voorzien om in opeenvolgende werkingscycli één of meerdere inslaggarens in een gaap tussen weefselvormende kettinggarens en niet-weefselvormende kettinggarens in te brengen, waarbij tijdens het inbrengen van een inslaggaren de niet-weefselvormende kettinggarens de grijper ondersteunen;
- een weefriet voorzien om in iedere werkingscyclus door middel van heen- en weergaande bewegingen de ingebrachte inslaggarens bij aanslag aan te drukken tegen de weefsellijn van de door de inslaggarens en de weefselvormende kettinggarens gevormde weefsels;
waarbij de weefmachine verder een garenafleidinrichting omvat voor het afleiden van de niet-weefselvormende kettinggarens, en waarbij deze garenafleidinrichting de niet-weefselvormende kettinggarens splitst van de weefselvormende kettinggarens
BE2018/5527 vóór de weefsellijn zodat de niet-weefselvormende kettinggarens zich niet tussen de aangeslagen weefsel(s) bevinden, waardoor ze ook geen polen meer zullen wegdrukken en er bijgevolg ook hierdoor geen streepvorming meer zal zijn op de rug van het tapijt. Afhankelijk van het type weefmachine is het aangeslagen weefsel een enkelstuk of een dubbelstuk weefsel.
Ter hoogte van de inslaginrichting bevinden de niet-weefselvormende kettinggarens zich net onder de grijper die ze ondersteunen. Omwille van hun functie, met name ondersteunen, kunnen deze niet-weefselvormende kettinggarens ook aanzien worden als ondersteuningsdraden. Deze ondersteuningsdraden zullen een traject volgen waarbij ze door de garenafleidinginrichting afgebogen worden zodat ze de gaap zullen verlaten. Door de niet-weefselvormende kettinggarens een ander pad (traject) te laten volgen dan de weefselvormende kettinggarens en op die manier een splitsing te realiseren tussen de weefselvormende en de niet-weefselvormende kettinggarens vóór de weefsellijn, wordt vermeden dat de niet-weefselvormende kettinggarens bij aanslag tijdelijk schijnbaar deel gaan uitmaken van het aangeslagen weefsel. Na aanslag dienen ze dus niet meer verwijderd te worden uit het gevormde weefsel en kunnen ze dus ook geen aanleiding kunnen geven tot (witte) streepvorming. Op die manier kunnen weefsels gevormd worden met een mooi egaal rugvlak.
In een alternatieve uitvoeringsvorm kunnen de ondersteuningsdraden uitgevoerd zijn als vaste snaren. Op die manier kan op de weefmachine een systeem geïntegreerd worden waarbij de vaste snaren doorheen de weefmachine aangebracht zijn om zo de grijpers te ondersteunen bij hun beweging doorheen de gaap. Meer bij voorkeur zijn de vaste snaren uitgevoerd in een gesloten lus en bewegen deze vaste snaren om eventuele slijtage gelijkmatig te verdelen over hun totale lengte.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de weefmachine volgens de uitvinding omvat de garenafleidinrichting een aantal haakvormige of oogvormige elementen, waarbij elk haak- of oogvormig element voorzien is voor het afleiden van minstens één niet-weefselvormend kettinggaren. Bij voorkeur stemt het aantal haak- of
BE2018/5527 oogvormige elementen overeen met het aantal niet-weefselvormende kettinggarens. Meer in het bijzonder zijn de haak- of oogvormige elementen verschuifbaar opgesteld. Vanzelfsprekend vallen andere uitvoeringsvormen die een gelijkaardige functie vervullen, zoals bijv. sleuf- of gleuf bevattende elementen eveneens onder de beschermingsomvang van deze uitvinding.
Alternatief of bijkomend omvat de garenafleidinrichting een afleidingskanaal met open structuur geschikt voor het afleiden van de niet-weefselvormende kettinggarens.
Volgens een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de weefmachine overeenkomstig de uitvinding leidt de garenafleidinrichting de niet-weefselvormende kettinggarens af in de richting van een verzamelplaats waar de niet-weefselvormende kettinggarens verzameld worden om dan in groep verder weggeleid te worden. Bij voorkeur omvat de weefmachine over zijn breedte meerdere verzamelplaatsen.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de weefmachine volgens de uitvinding omvat de weefmachine een onderbrug waarover een gevormd weefsel afgevoerd wordt in de richting van een snijdinrichting, waarbij de garenafleidinrichting voorzien is tegen de onderbrug. Bij voorkeur is de garenafleidinrichting voorzien tegen de onderzijde van de onderbrug en worden de niet-weefselvormende kettinggarens afgeleid onder de onderbrug door. Meer in het bijzonder omvat de weefmachine ook een bovenbrug waarbij in dit geval het gevormd weefsel tussen de onderbrug en bovenbrug afgevoerd wordt in de richting van de snijdinrichting.
De begrippen bovenbrug en onderbrug worden in deze octrooiaanvraag gebruikt om de dwarsbalken te benoemen die boven en onder het weefsel over de weefbreedte van de machine zijn bevestigd en die dienen voor de geleiding van de weefsels in de richting van een snijdmes. De ruimte tussen de boven- en onderbrug kan aangeduid worden met de term “beet”.
BE2018/5527
De weefmachine overeenkomstig deze uitvinding is bij voorkeur een enkelstukweefmachine met één, twee of drie grijpers. In een andere voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de weefmachine een dubbelstukweefmachine met één, twee of drie grijpers.
De weefmachine overeenkomstig de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor het vormen van weefsels die een handgemaakte uitstraling hebben.
Bij een meer bijzondere uitvoeringsvorm van de weefmachine volgens de uitvinding is de inslaginrichting voorzien van minstens een bovenste en een onderste grijper om respectievelijk volgens een bovenste en een onderste inbrengbaan, een respectievelijk inslaggaren in te brengen en waarbij de niet-weefselvormende kettinggarens de onderste grijper ondersteunen.
Een ander onderwerp van deze uitvinding betreft een werkwijze voor het vormen van weefsels bestaande uit inslaggarens, grondkettinggarens en poolkettinggarens, waarbij in opeenvolgende werkingscycli met behulp van gaapvormingsmiddelen één of meerdere gapen gevormd worden door het positioneren van kettinggarens en waarbij in opeenvolgende werkingscycli via een inslaginrichting met minstens één grijper één of meerdere inslaggarens in een gaap tussen weefselvormende kettinggarens en niet-weefselvormende kettinggarens ingebracht worden, waarbij tijdens het inbrengen van een inslaggaren de niet-weefselvormende kettinggarens een grijper ondersteunen en waarbij de ingebrachte inslaggarens in iedere werkingscyclus door middel van heen- en weergaande bewegingen van een weefriet bij aanslag aangedrukt worden tegen de weefsellijn van de door de inslaggarens en de weefselvormende kettinggarens gevormde weefsels, waarbij de nietweefselvormende kettinggarens vóór de weefsellijn gesplitst worden van de weefselvormende kettinggarens zodat de niet-weefselvormende kettinggarens zich niet tussen de aangeslagen weefsel(s) bevinden.
Via een dergelijke werkwijze is het mogelijk weefsels, in het bijzonder weefsels die een handgemaakte uitstraling hebben, te gaan vervaardigen met een zuivere rug
BE2018/5527 omdat de niet-weefselvormende kettinggarens zich niet tussen de aangeslagen weefsel(s) bevinden en bijgevolg geen storende invloed hebben op de positie van de polen op de rugzijde van het tapijt.
In een voorkeurdragende werkwijze volgens de uitvinding worden de nietweefselvormende kettinggarens afgeleid via haakvormige of oogvormige elementen en/of via een afleidingskanaal met open structuur. In een meer bijzondere werkwijze overeenkomstig de uitvinding worden de niet-weefselvormende kettinggarens afgeleid in de richting van een verzamelplaats waar de niet-weefselvormende kettinggarens verzameld worden om dan in groep verder weggeleid te worden.
De werkwijze overeenkomstig deze uitvinding is in het bijzonder geschikt om toegepast te worden op de weefmachine volgens de uitvinding zoals hierboven omschreven.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een weefmachine volgens de uitvinding en een werkwijze voor het weven van weefsels met een handgemaakte uitstraling op een dergelijke weefmachine. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend een verduidelijkend voorbeeld te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvinding aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij:
- figuur 1: schematische voorstelling van de situatie ter hoogte van de onderbrug van een weefmachine waarop een weefsel met handgemaakte uitstraling geweven wordt volgens de stand van de techniek, in het bijzonder de positionering van de inslag en de niet-weefselvormende kettinggarens;
- figuur 2: de doorsnede volgens lijn A-A op figuur 1 toont;
BE2018/5527
- figuur 3: een schematische voorstelling is van het traject van de ondersteuningsdraden volgens de stand van de techniek;
- figuur 4: schematische voorstelling van de situatie ter hoogte van de onderbrug van een weefmachine waarop een weefsel met handgemaakte uitstraling geweven wordt volgens de uitvinding, in het bijzonder de positionering van de inslag en de niet-weefselvormende kettinggarens
- figuur 5: de doorsnede volgens lijn A-A op figuur 1 toont
- figuur 6: een schematische voorstelling is van het traject van de ondersteuningsdraden overeenkomstig de uitvinding, waarop de positie van het heen en ween beweegbaar weefriet zichtbaar is in zijn eerste positie en zijn tweede positie ter hoogte van de aanslag;
- figuur 7: een dwarsdoorsnede is van de onderbrug met de garenafleidingsinrichting;
- figuur 8: een voorstelling is van de onderbrug (stippellijn) waartegen de garenafleidingsinrichting is bevestigd waarop het traject van de ondersteuningsdraden verduidelijkt wordt gezien volgens de kijkrichting K1 zoals aangegeven op figuur 7;
- figuur 9: een zicht is op de onderbrug waartegen de garenafleidingsinrichting is voorzien gezien volgens de kijkrichting K2 zoals aangegeven op figuur 7;
- figuur 10: een voorstelling is van de in figuur 8 getoonde inrichting maar dan zonder onderbrug.
De weefmachine overeenkomstig deze uitvinding is geschikt voor het vervaardigen van weefsels (1), bij voorkeur weefsels (1) die een handgemaakte uitstraling hebben, en die bestaan uit inslaggarens, grondkettinggarens en poolkettinggarens (2). De weefmachine omvat:
- gaapvormingsmiddelen (5) voorzien om in opeenvolgende werkingscycli één of meerdere gapen te vormen door het positioneren van kettinggarens;
- een inslaginrichting met minstens één grijper (9) voorzien om in opeenvolgende werkingscycli één of meerdere inslaggarens in een gaap tussen weefselvormende kettinggarens en niet-weefselvormende kettinggarens (3) in te brengen, waarbij
BE2018/5527 tijdens het inbrengen van een inslaggaren de niet-weefselvormende kettinggarens (3) een grijper (9) ondersteunen; en
- een weefriet (6) voorzien om in iedere werkingscyclus door middel van heen- en weergaande bewegingen de ingebrachte inslaggarens bij aanslag aan te drukken tegen de weefsellijn van de door de inslaggarens en de weefselvormende kettinggarens gevormde weefsels.
De weefmachine volgens deze uitvinding voorziet in een bijkomende ondersteuning van de grijpers (9) van de inslaginrichting tijdens hun beweging doorheen de gaap, zodat in het midden van de gaap een nauwkeurige positionering van de gevergrijper ten opzichte van de nemergrijper gerealiseerd wordt.
Om deze bijkomende ondersteuning te realiseren wordt de weefmachine volgens deze uitvinding uitgerust met een garenafleidinrichting (4) voor, zoals o.a. getoond in figuur 6, het afleiden van de niet-weefselvormende kettinggarens (3), waarbij deze garenafleidinrichting (4) de niet-weefselvormende kettinggarens (3) splitst van de weefselvormende kettinggarens vóór de weefsellijn, zodat de niet-weefselvormende kettinggarens (3) zich niet tussen de aangeslagen weefsel(s) bevinden. De garenafleidinrichting (4) is in de praktijk (zie figuren 7 en 8) voorzien tegen de onderzijde van de onderbrug (7) zodat de niet-weefselvormende kettinggarens (3) afgeleid worden onder de onderbrug (7) door.
Door de bijkomende ondersteuning op deze manier te realiseren is het mogelijk om weefsels met een handgemaakte uitstraling, die een zuivere rug hebben, te vervaardigen omdat de niet-weefselvormende kettinggarens (3) geen deel meer uitmaken van het aangeslagen geheel, zodat ze zich niet tussen de aangeslagen weefsel(s) bevinden, wat in de stand van de techniek wel het geval was daar deze niet-weefselvormende kettinggarens (3) door de beet liepen zoals voorgesteld op figuur 3.
BE2018/5527
Om de niet-weefselvormende kettinggarens (3) te splitsen van de weefselvormende kettinggarens vóór de weefsellijn, omvat de garenafleidinrichting (4) een aantal haakvormige of oogvormige elementen, die elk voorzien zijn voor het afleiden van minstens één niet-weefselvormend kettinggaren (3). Het aantal haak - of oogvormige elementen stemt bij voorkeur overeen met het aantal niet-weefselvormende kettinggarens (3). De haak- of oogvormige elementen kunnen verschuifbaar zijn opgesteld om indien nodig verplaatst te worden. In plaats van of in aanvulling op de haak- of oogvormige elementen kan zoals blijkt uit figuren 8 t/m 10, ook gebruik gemaakt worden van een afleidingskanaal (8) met open structuur om de nietweefselvormende kettinggarens (3) af te leiden.
Net als de weefselvormende kettinggarens zijn de niet-weefselvormende kettinggarens (3) door het weefriet (6), in de openingen tussen de weefriettanden, aangebracht. Ze bevinden zich op regelmatige afstanden onderaan door een opening tussen twee weefriettanden. Niet in elke opening is een niet-weefselvormend kettinggaren (3) aangebracht. Bij aanslag door het riet (6) is het belangrijk dat ze niet in aanraking komen met een weefriettand om garenbreuk te voorkomen. Een nauwkeurige positionering van de niet-weefselvormende kettinggarens (3) ter hoogte van de garenafleidinrichting (4) is vereist om een recht garentraject te bekomen zodat aanraking (contact) met een weefriettand gedurende de volledige rietbeweging bij aanslag vermeden wordt. Doordat de haak- of oogvormige elementen zijdelings verplaatst kunnen worden kan een nauwkeurig rechtlijnig pad van de nietweefselvormende kettinggarens (3) ingesteld worden. Ook het afleidingskanaal (8) met open structuur zoals afgebeeld op de figuren 8 t/m 10, is zijdelings verplaatsbaar.
Door de niet-weefselvormende kettinggarens (3) die een steun of geleidingsvlak vormen voor de grijpers tijdens hun beweging door de gaap, vóór de weefsellijn te splitsen van de weefselvormende kettinggarens, kunnen deze niet-weefselvormende kettinggarens (3), zoals schematisch getoond op figuur 6 onder de beet weggeleid worden in de richting van een verzamelplaats (V) waar de niet-weefselvormende kettinggarens (3) verzameld worden om dan in groep verder weggeleid te worden.
BE2018/5527
Meerdere van dergelijke verzamelplaatsen kunnen voorzien worden over de breedte van de weefmachine.

Claims (15)

  1. C O N C L U S I E S
    1. Weefmachine voor het vormen van weefsels (1) bestaande uit inslaggarens, grondkettinggarens en poolkettinggarens (2), omvattende:
    - gaapvormingsmiddelen (5) voorzien om in opeenvolgende werkingscycli één of meerdere gapen te vormen door het positioneren van kettinggarens;
    - een inslaginrichting met minstens één grijper (9) voorzien om in opeenvolgende werkingscycli één of meerdere inslaggarens in een gaap tussen weefselvormende kettinggarens en niet-weefselvormende kettinggarens (3) in te brengen, waarbij tijdens het inbrengen van een inslaggaren de nietweefselvormende kettinggarens (3) een grijper (9) ondersteunen;
    - een weefriet (6) voorzien om in iedere werkingscyclus door middel van heen- en weergaande bewegingen de ingebrachte inslaggarens bij aanslag aan te drukken tegen de weefsellijn van de door de inslaggarens en de weefselvormende kettinggarens gevormde weefsels;
    met het kenmerk dat de weefmachine verder een garenafleidinrichting (4) omvat voor het afleiden van de niet-weefselvormende kettinggarens (3), waarbij deze garenafleidinrichting (4) de niet-weefselvormende kettinggarens (3) splitst van de weefselvormende kettinggarens vóór de weefsellijn zodat de nietweefselvormende kettinggarens (3) zich niet tussen de aangeslagen weefsel(s) bevinden.
  2. 2. Weefmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de garenafleidinrichting (4) een aantal haakvormige of oogvormige elementen omvat, waarbij elk haak- of oogvormig element voorzien is voor het afleiden van minstens één niet-weefselvormend kettinggaren (3).
  3. 3. Weefmachine volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het aantal haak- of oogvormige elementen overeenstemt met het aantal niet-weefselvormende kettinggarens (3).
    BE2018/5527
  4. 4. Weefmachine volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de haak- of oogvormige elementen verschuifbaar zijn opgesteld.
  5. 5. Weefmachine volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de garenafleidinrichting (4) een afleidingskanaal met open structuur (8) omvat geschikt voor het afleiden van de niet-weefselvormende kettinggarens (3).
  6. 6. Weefmachine volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de garenafleidinrichting (4) de niet-weefselvormende kettinggarens (3) afleidt in de richting van een verzamelplaats (V) waar de niet-weefselvormende kettinggarens (3) verzameld worden om dan in groep verder weggeleid te worden.
  7. 7. Weefmachine volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de weefmachine over zijn breedte meerdere verzamelplaatsen (V) omvat.
  8. 8. Weefmachine volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de weefmachine een onderbrug (7) omvat waarover een gevormd weefsel afgevoerd wordt in de richting van een snijdinrichting, waarbij de garenafleidinrichting (4) voorzien is tegen de onderbrug (7).
  9. 9. Weefmachine volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de garenafleidinrichting (4) voorzien is tegen de onderzijde van de onderbrug (7) en dat de niet-weefselvormende kettinggarens (3) worden afgeleid onder de onderbrug (7) door.
  10. 10. Weefmachine volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de weefmachine een enkelstukweefmachine is met één, twee of drie grijpers (9).
    BE2018/5527
  11. 11. Weefmachine volgens één van de conclusies 1 t/m 9, met het kenmerk dat de weefmachine een dubbelstukweefmachine is met één, twee of drie grijpers (9).
  12. 12. Weefmachine volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de inslaginrichting voorzien is van minstens een bovenste en onderste grijper om respectievelijk volgens een bovenste en een onderste inbrengbaan, een respectievelijk inslaggaren in te brengen en dat de niet-weefselvormende kettinggarens (3) de onderste grijper (9) ondersteunen.
  13. 13. Werkwijze voor het vormen van weefsels bestaande uit inslaggarens, grondkettinggarens en poolkettinggarens (2), waarbij in opeenvolgende werkingscycli met behulp van gaapvormingsmiddelen (5) één of meerdere gapen gevormd worden door het positioneren van kettinggarens en waarbij in opeenvolgende werkingscycli via een inslaginrichting met minstens één grijper (9) één of meerdere inslaggarens in een gaap tussen weefselvormende kettinggarens en niet-weefselvormende kettinggarens (3) gebracht worden, waarbij tijdens het inbrengen van een inslaggaren de niet-weefselvormende kettinggarens (3) een grijper (9) ondersteunen en waarbij de ingebrachte inslaggarens in iedere werkingscyclus door middel van heen- en weergaande bewegingen van een weefriet (6) bij aanslag aangedrukt worden tegen de weefsellijn van de door de inslaggarens en de weefselvormende kettinggarens gevormde weefsels, met het kenmerk dat de niet-weefselvormende kettinggarens (3) vóór de weefsellijn gesplitst worden van de weefselvormende kettinggarens zodat de nietweefselvormende kettinggarens (3) zich niet tussen de aangeslagen weefsel(s) bevinden.
  14. 14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de niet- weefselvormende kettinggarens (3) afgeleid worden via haakvormige of oogvormige elementen en/of via een afleidingskanaal met open structuur (8).
    BE2018/5527
  15. 15. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk dat de nietweefselvormende kettinggarens (3) afgeleid worden in de richting van een verzamelplaats (V) waar de niet-weefselvormende kettinggarens (3) verzameld worden om dan in groep verder weggeleid te worden.
BE20185527A 2018-07-20 2018-07-20 Weefinrichting uitgerust om streepvorming bij weefsels met een handgemaakte uitstraling te vermijden BE1026477B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20185527A BE1026477B1 (nl) 2018-07-20 2018-07-20 Weefinrichting uitgerust om streepvorming bij weefsels met een handgemaakte uitstraling te vermijden
PCT/IB2019/055675 WO2020016690A1 (en) 2018-07-20 2019-07-03 Weaving device equipped for preventing stripe formation in fabrics with a handmade appearance
EP19759740.4A EP3824126B1 (en) 2018-07-20 2019-07-03 Weaving device equipped for preventing stripe formation in fabrics with a handmade appearance

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20185527A BE1026477B1 (nl) 2018-07-20 2018-07-20 Weefinrichting uitgerust om streepvorming bij weefsels met een handgemaakte uitstraling te vermijden

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1026477A1 BE1026477A1 (nl) 2020-02-11
BE1026477B1 true BE1026477B1 (nl) 2020-02-19

Family

ID=63165117

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20185527A BE1026477B1 (nl) 2018-07-20 2018-07-20 Weefinrichting uitgerust om streepvorming bij weefsels met een handgemaakte uitstraling te vermijden

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP3824126B1 (nl)
BE (1) BE1026477B1 (nl)
WO (1) WO2020016690A1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3289706A (en) * 1965-06-10 1966-12-06 Morgan Valentine Company L Means for the manufacture of cut pile fabrics
EP1460157A2 (en) * 2003-03-20 2004-09-22 N.V. Michel Van de Wiele Method and face-to-face weaving machine for face-to-face weaving of an upper and a lower fabric
FR2920788A1 (fr) * 2007-09-11 2009-03-13 Schonherr Textilmaschb Gmbh Procede de commande du mouvement des cadres de lisses d'un metier a tisser tapis double piece

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1016658A3 (nl) * 2005-06-24 2007-04-03 Wiele Michel Van De Nv Werkwijze voor het weven van een weefsel, weefsel geweven volgens een dergeljke werkwijze en weefmachine voor het weven van een dergelijk weefsel.

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3289706A (en) * 1965-06-10 1966-12-06 Morgan Valentine Company L Means for the manufacture of cut pile fabrics
EP1460157A2 (en) * 2003-03-20 2004-09-22 N.V. Michel Van de Wiele Method and face-to-face weaving machine for face-to-face weaving of an upper and a lower fabric
FR2920788A1 (fr) * 2007-09-11 2009-03-13 Schonherr Textilmaschb Gmbh Procede de commande du mouvement des cadres de lisses d'un metier a tisser tapis double piece

Also Published As

Publication number Publication date
EP3824126B1 (en) 2022-09-07
BE1026477A1 (nl) 2020-02-11
WO2020016690A1 (en) 2020-01-23
EP3824126A1 (en) 2021-05-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1014721A5 (nl) Werkwijze en weefmachine voor het weven van weefsels met poollussen.
EP1666652A2 (en) Method for weaving face-to-face fabrics, fabric woven according to such a method and face-to-face weaving machine for carrying out such a method
BE1016032A6 (nl) Werkwijze en inrichting voor het weven van poolweefsels met afstandhouder en dubbele houderelementen.
GB1579680A (en) Narrow fabric and a method of and a loom for producing the fabric
BE1026477B1 (nl) Weefinrichting uitgerust om streepvorming bij weefsels met een handgemaakte uitstraling te vermijden
NL8602192A (nl) Werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk bij weefmachines en herbedradingsinrichtingen hierbij aangewend.
BE1017367A4 (nl) Weefmachine voor het weven van poolweefsels, en set van minstens twee afstandshouders voorzien om naast elkaar gemonteerd te worden in een weefmachine voor het weven van poolweefsels.
JP3455538B2 (ja) 小幅織機用ひ投げ針及び小幅織機
EP1460157B1 (en) Method and face-to-face weaving machine for face-to-face weaving of an upper and a lower fabric
SU1004500A1 (ru) Способ узорного жаккардового ворсового трикотажа и машина дл его осуществлени
SU1291628A1 (ru) Тамбурна машина дл выработки ворсового трикотажа с жаккардовым узором
US20220325457A1 (en) A Presser Foot Module for A Tufting Machine
BE1015877A3 (nl) Inrichting voor het doorsnijden van verloren poollusinslagdraden in een weefsel en weefmachine voorzien van dergelijke inrichting.
US3760607A (en) Apparatus for producing stitch bonded fabric
US2324564A (en) Nose board for axminster looms
US3674058A (en) Loom and woven tape made therefrom
JPH05209341A (ja) ピッキングテープとレピアのスペーサとを有するレピア織機
BE1008366A3 (nl) Weefriet met ingebouwde spathevelkam.
US2542677A (en) Lappet loom
US4571956A (en) Warp knitting machine with weft thread magazine
EP1033426B1 (en) Method for weaving a pile fabric on a rapier Axminster weaving machine, and a fabric woven according to this method
US2148088A (en) Jacquard loom mechanism
KR101966054B1 (ko) 날실의 개선된 보유를 위한 실눈을 구비한 헤들
US4526209A (en) Carpet loom
US1213700A (en) Loom for weaving.

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20200219