<Desc/Clms Page number 1>
INRICHTING VOOR HET DOORSNIJDEN VAN VERLOREN
POOLLUSINSLAGDRADEN IN EEN WEEFSEL EN WEEFMACHINE
VOORZIEN VAN DERGELIJKE INRICHTING De uitvinding betreft enerzijds een inrichting voor het doorsnijden van verloren poollusinslagdraden in een weefsel, dat opgebouwd is uit een grondweefsel bestaande uit inslagdraden en kettingdraden, en poolkettingdraden omvat waarmee in één of meerdere zones poollussen gevormd worden over verloren poollusinslagdraden, waarbij de inrichting voorzien is van een snijmes voor het doorsnijden van de verloren poollusinslagdraden.
Anderzijds betreft de uitvinding een weefmachine die voorzien is van dergelijke inrichting. De inrichting volgens de uitvinding kan zowel een enkelstukweefmachine als een dubbelstukweefmachine zijn.
@ Voor het weven van poollussen in weefsels zijn 2 werkwijzen gangbaar: - Enerzijds worden de poollussen gevormd door middel van het inzetten van weefroeden in inslagrichting, waarover de lussenpool wordt gelegd. Vervolgens wordt de weefroede, na één of meerdere rietaanslagen, uit het weefsel uitgetrokken en vormt de pool een lus.
- Anderzijds worden in kettingrichting lancetten ingezet als afstandshouder om een als poollusinslagdraad ingebrachte verloren inslagdraad te dragen, waarrond de lussenpool wordt gelegd. Nadat het aldus gevormde deel van het weefsel de top van de lancet verlaten heeft, wordt de verloren poollusinslagdraad uit het weefsel verwijderd en vormt de pool een lus.
In de tweede werkwijze kan het verwijderen van de verloren poollusinslagdraad op verschillende manieren gebeuren, bijv. door het inzetten van een inslagdraad in garenmateriaal dat met een wasproces uit het weefsel kan gewassen worden. Meer gebruikelijk wordt de verloren poollusinslagdraad uit het weefsel verwijderd door het uittrekken van de verloren poollusinslagdraad uit het weefsel. Daarbij wordt bijvoorbeeld aan de zelfkant getrokken waarin de verloren poollusinslagdraad
<Desc/Clms Page number 2>
afgebonden is, of er worden extra grijpmiddelen ingezet om de verloren poollusinslagdraad uit het gevormde weefsel te trekken, zoals bijvoorbeeld omschreven in BE 1 014 269.
Wanneer deze werkwijze bij grotere weefbreedtes (meer dan 2m) wordt toegepast, is het tevens gebruikelijk dat de verloren poollusinslagdraad in het midden van het weefsel doorgesneden wordt, en de op deze manier ontstane 2 delen van de verloren poollusinslagdraad aan beide zijden van de weefmachine uitgetrokken worden. In de figuren van BE 1 014 269 is in het midden aan de zijde van het weefsel tegenover de lancetten een mes opgesteld voor het in het midden doorsnijden van de verloren poollusinslagdraden. Echter, in de tekst van BE 1 014 269 wordt niet gespecifiëerd hoe dit gebeurt en hoe de inrichting gebouwd is.
Zoals uit de eerste figuur af te leiden is, gebeurt dit kort na het vormen van de weefselrand en na het punt waar het weefsel de lancetten verlaat.
In EP 1 347 087 worden een werkwijze en een inrichting beschreven om in dubbelstukuitvoering weefsels met poollussen te weven, waarbij de verloren poollusinslagdraad wordt doorgesneden door een snijmes dat ingebouwd is in één van de lancetten in het midden van de weefbreedte. Deze snijlancet is zowel aanwezig in de rij van bovenste afstandshouders als in de rij van de onderste afstandshouders.
Deze werkwijze heeft een groot aantal nadelen.
Het doorsnijden van de verloren poollusinslagdraad gebeurt tussen het bovenste en het onderste grondweefsel, wat volledig buiten het zicht van de wever is.
Het vervangen van het snijmes in de lancet is eerder omslachtig omdat hiervoor de volledige lancet gedemonteerd en terug ingezet dient te worden met mogelijke beschadiging van de omliggende kettinggarens tot gevolg.
Tevens is het moeilijk zichtbaar en moeilijk detecteerbaar wanneer het doorsnijden van de verloren poollusinslagdraad om één of andere reden faalt.
Wanneer de wever met de handen werkzaam is in de omgeving van de top van de snijlancetten, waar hij heel moeilijk zicht op heeft, loopt hij het risico zich aan deze snijmessen te kwetsen.
<Desc/Clms Page number 3>
Bovendien komt het regelmatig voor dat de snijlancet voor het doorsnijden van de verloren poollusinslagdraad voor het bovenstukweefsel, die zich meestal in een verschillende riettand bevindt als deze voor het doorsnijden van de lusseninlag in het onderstukweefsel, zowel de verloren poollusinslagdraad voor het bovenstukweefsel als deze voor het onderstukweefsel doorsnijdt. In dit geval blijft tijdens het uittrekken van de verloren poollusinslagdraad aan beide zijden nog een klein deeltje verloren poollusinslagdraad achter in het midden van het weefsel, wat ofwel later kan loskomen, ofwel een niet egaal effect van het weefsel oplevert, ofwel beide.
Het doel van de uitvinding is enerzijds te voorzien in een inrichting die bovenvermelde nadelen niet vertoont. Anderzijds is het doel van de uitvinding te voorzien in een weefmachine die voorzien is van een dergelijke inrichting, waarbij bovenvermelde nadelen niet voorkomen.
Het doel van de uitvinding wordt enerzijds bereikt door te voorzien in een inrichting voor het doorsnijden van verloren poollusinslagdraden in een weefsel, dat opgebouwd is uit een grondweefsel bestaande uit inslagdraden en kettingdraden, en poolkettingdraden omvat waarmee in één of meerdere zones poollussen gevormd worden over verloren poollusinslagdraden, waarbij de inrichting voorzien is van een snijmes voor het doorsnijden van de verloren poollusinslagdraden, waarbij de inrichting een geleidingsnaald omvat die zich uitstrekt tussen twee rijen in kettingrichting naast elkaar liggende pool, en de inrichting voorzien is van twee of meerdere in kettingrichting geleidende draden die deze naast elkaar liggende pool in inslagrichting wegdrukken van de geleidingsnaald en het snijmes,
en tezelfdertijd de verloren poollusinslagdraden wegtrekken van het grondweefsel om deze over de geleidingsnaald aan het snijmes te presenteren ten einde deze door te snijden.
Onder pool worden zowel poollussen, poolnoppen als eventueel andere van de figuur van het weefsel deel uitmakende elementen die door middel van poolkettingdraden kunnen verkrijgen verstaan.
<Desc/Clms Page number 4>
Op deze manier creëren de geleidende draden ruimte om de verloren poollusinslagdraden boven de geleidingsnaald te geleiden en te presenteren aan het snijmes en gelijktijdig de nabijgelegen poolnoppen en poollussen te vrijwaren van beschadiging door het snijmes.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, is de geleidingsnaald voorzien van een eerste geleidingsoog waar de geleidende draden doorheen gebracht worden.
De geleidende draden kruisen zich daarbij bij voorkeur ten opzichte van de geleidingsnaald wanneer deze zich door het eerste geleidingsoog van de geleidingsnaald uitstrekken.
In een voordelige uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, is de inrichting voorzien van een houderplaat die aan beide zijden van het snijmes in kettingrichting voorzien is van tweede geleidingsogen, geleidingsslangetjes of geleidingsbuisjes die de geleidende draden geleiden.
In een voorkeursinrichting volgens de uitvinding, is de inrichting voorzien van een vlottend gedeelte waaraan de geleidingsnaald en het snijmes bevestigd zijn.
Dit heeft als voordeel dat wanneer het weefseldoek tijdens de beweging naar de doekoproller of de doekaflegger in inslagrichting een kleine zijdelingse beweging maakt en de kettinggarens bijgevolg niet continu in hun positie in inslagrichting blijven, door het voorzien van het vlottend gedeelte de geleidingsnaald en het snijmes toch de juiste weg vervolgen tussen de naast elkaar gelegen rijen pool.
In een specifieke voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding, bestaat het vlottend gedeelte uit een stangensysteem, i. e. twee zijdelingse stangen, een bovenste en een onderste stang, in de vorm van een parallellogram, waarbij bij
<Desc/Clms Page number 5>
rotatie van de zijdelingse stangen de onderste stang een nagenoeg horizontale beweging uitvoert.
De bovenste stang is daarbij de houderplaat van de inrichting zelf, een onderdeel daarvan of een extra stang die aan de houderplaat voorzien is.
In een andere specifieke voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, is het vlottend gedeelte uitgevoerd als een houder waarin het snijmes en de geleidingsnaald geïntegreerd zijn en die in inslagrichting via een lineaire geleiding vlottend verschuifbaar voorzien is tegenover de houderplaat.
Voor het detecteren van draadbreuk van de geleidende draden is de inrichting bij voorkeur voorzien van een draadbreukdetectiesysteem.
Het is voordelig om een draadbreukdetectiesysteem te voorzien; dit gezien het belang van de geleidende draden om de poollusinslagdraden goed aan het snijmes te kunnen presenteren. Op deze manier wordt bij het detecteren van breuk van één of meerdere van de geleidende draden een signaal gegenereerd, waarbij afhankelijk van de instellingen van de machinesturing beslist kan worden om bijvoorbeeld de machine te stoppen om de geleidende draad te kunnen herstellen.
In een voordelige uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, is het snijmes of het snijmes met de geleidingsnaald losmaakbaar in een meshouder voorzien.
Dit heeft als voordeel dat het snijmes of het snijmes met de geleidingsnaald eenvoudig uit de meshouder genomen kan worden voor nazicht of vervanging ervan.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, zijn op de meshouder middelen voorzien voor het regelen van de afstand tussen de geleidingsnaald / het snijmes en het grondweefsel.
<Desc/Clms Page number 6>
De inrichting is bij voorkeur voorzien van een afschermplaat voor het afschermen van het snijmes.
Op deze manier kan een wever die over het tapijt wrijft zich niet kwetsen aan het snijmes.
Anderzijds wordt het doel van de uitvinding bereikt door te voorzien in een weefmachine voor het weven van een weefsel dat opgebouwd is uit een grondweefsel bestaande uit inslagdraden en kettingdraden, en poolkettingdraden omvat waarmee in één of meerdere zones poollussen gevormd worden over verloren poollusinslagdraden, waarbij de weefmachine voorzien is van een inrichting zoals hierboven omschreven.
In een voordelige uitvoeringsvorm van een weefmachine volgens de uitvinding, zijn de geleidende draden verdeeld over twee naast elkaar gelegen riettanden.
Per riettand kan daarbij meer dan één geleidende draad voorzien worden.
Op deze manier wordt de naast elkaar gelegen pool met meer kracht weggeduwd en beter gevrijwaard tegen beschadiging door het snijmes. Hierdoor wordt ook een grotere vrije ruimte gecreëerd om de poollusinslagdraad aan het snijmes te presenteren.
In een voorkeursweefmachine volgens de uitvinding, wordt de inrichting via de genoemde houderplaat aan het frame van de weefmachine bevestigd.
Enerzijds kan de houderplaat daarbij verschuifbaar in inslagrichting en van en naar het weefsel toe aan het frame van de weefmachine bevestigd zijn.
<Desc/Clms Page number 7>
Anderzijds kan de houderplaat uitgevoerd zijn in een eerste deel en een tweede deel, waarbij het eerste deel verschuifbaar ten opzichte van het frame van de weefmachine is bevestigd om de positie in de richting van en naar het weefsel toe te bepalen, en het tweede deel verschuifbaar ten opzichte van het eerste deel is opgesteld om de positie in inslagrichting te bepalen.
In een eerste uitvoeringsvorm van een weefmachine volgens de uitvinding, zijn de geleidende draden vaste snaren die aan één van de uiteinden vastgebonden worden aan het frame van de weefmachine.
In een tweede uitvoeringsvorm van een weefmachine volgens de uitvinding, zijn de geleidende draden met het weefsel meelopende kettingdraden die zich in de gaapvormingszone van de weefmachine uitstrekken door de ogen van hevels.
De hevels kunnen daarbij opgehangen worden in een vast weefraam of aan het frame van de weefmachine, of kunnen aangestuurd worden door haken van een jacquardinrichting.
In een voordelige uitvoeringsvorm van een weefmachine volgens de uitvinding, is de inrichting ten opzichte van de weefrichting in de weefmachine opgesteld vlak voor de zone waarin de verloren poollusinslagdraden aan beide zijden uit het weefsel getrokken worden.
Zoniet zijn de verloren poollusinslagdraden ongecontroleerd in het weefsel aanwezig en kunnen vooral de uiteinden van de doorgesneden verloren poollusinslagdraden in de middenpositie ongecontroleerd bewegen en verstrengelen. Door het voorzien van de inrichting op deze plaats in de weefmachine blijven de verloren poollusinslagdraden langer gespannen en worden ze na het doorsnijden snel uitgetrokken.
<Desc/Clms Page number 8>
De weefmachine is bij voorkeur voorzien van een geleidingsstuk waarmee het weefsel ter hoogte van het snijmes en de geleidingsnaald ondersteund wordt aan de rugzijde.
Dit heeft als voordeel dat eventuele slingeringen van het weefseldoek tijdens de beweging ervan in kettingrichting teniet gedaan worden en bijgevolg het snijdproces niet verstoren.
In een specifieke uitvoeringsvorm van een weefmachine volgens de uitvinding, is de weefmachine een dubbelstukweefmachine.
In de dubbelstukweefmachine is de inrichting bij voorkeur opgesteld in de zone waar het boven- en onderstukweefsel van elkaar gescheiden zijn.
Op deze manier heeft de wever een goed zicht op het doorsnijden van de verloren poollusinslagdraden.
Wanneer de geleidende draden vaste snaren zijn, worden deze vaste snaren aan het ene uiteinde vastgebonden aan het frame van de dubbelstukweefmachine, en aan het andere uiteinde aan de snijdinrichting van de dubbelstukweefmachine die voorzien is voor het scheiden van het boven- en het onderstukweefsel.
Wanneer de dubbelstukweefmachine drie grijpers, i.e. een bovenste, een middelste en een onderste grijper, omvat voor het inbrengen van inslagdraad, dan bevinden de met het weefsel meelopende kettingdraden zich voor het bovenstukweefsel continu tussen de inslag ingebracht door de bovenste grijper en de inslag ingebracht door de middelste grijper, en voor het onderstukweefsel continu tussen de inslag ingebracht door de onderste grijper en de inslag ingebracht door de middelste grijper.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende inrichting en weefmachine
<Desc/Clms Page number 9>
voorzien van dergelijke inrichting volgens de uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend een verduidelijkend voorbeeld te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvinding aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in: - figuur 1 een vooraanzicht van de inrichting volgens de uitvinding wordt voorgesteld in zijn opstelling ten opzichte van het weefsel met zijn verbinding aan het frame van de weefmachine; - figuur 2 een vooraanzicht van het vlottende deel van de inrichting wordt voorgesteld in zijn opstelling ten opzichte van het weefsel; - figuur 3 een zijaanzicht van het vlottende deel van de inrichting wordt voorgesteld in zijn opstelling ten opzichte van het weefsel; - figuur 4 een vooraanzicht van het vlottende deel van de inrichting wordt voorgesteld, los van het weefsel, met aanduiding van de vrijheidsgraad van beweging van het vlottende deel van de inrichting;
- figuur 5 een vooraanzicht van het vlottende deel van de inrichting wordt voorgesteld bij de overgang tussen twee weefsels in kettingrichting, i. e. de zone waarin enkel grondweefsel zichtbaar is; - figuur 6a een zijaanzicht wordt voorgesteld van de meshouder met uitgenomen snijmes; - figuur 6b een zijaanzicht wordt voorgesteld van de meshouder met ingezet snijmes; - figuur 7 een zijaanzicht van de inrichting wordt voorgesteld in zijn opstelling ten opzichte van het weefsel en met zijn verbinding aan het frame van de weefmachine.
De inrichting (1) volgens de uitvinding is voorzien voor het doorsnijden van verloren poollusinslagdraden (2) in een weefsel (3), zoals wordt voorgesteld op figuren 1,2 en
<Desc/Clms Page number 10>
7. Het weefsel (3) is daarbij opgebouwd uit een grondweefsel (100) (zie figuur 3) bestaande uit inslagdraden en kettingdraden, en omvat poolkettingdraden waarmee in één of meerdere zones poollussen (4) gevormd worden over verloren poollusinslagdraden. De inrichting (1) is voorzien van een snijmes (5) voor het doorsnijden van de verloren poollusinslagdraden (2). Verder omvat de inrichting (1) een geleidingsnaald (6) die zich uitstrekt tussen twee rijen in kettingrichting naast elkaar liggende pool (4a, 4b).
Onder pool worden zowel poollussen, poolnoppen als eventueel andere van de figuur van het weefsel deel uitmakende elementen die door middel van poolkettingdraden kunnen verkregen worden verstaan. De inrichting (1) is daarenboven voorzien van twee of meerdere in kettingrichting geleidende draden (7) die deze naast elkaar liggende pool in inslagrichting wegdrukken van de geleidingsnaald (6) en het snijmes (5), en tezelfdertijd de verloren poollusinslagdraden (2) wegtrekken van het grondweefsel om deze over de geleidingsnaald (6) aan het snijmes (5) te presenteren ten einde deze door te snijden.
Per weefsel zijn minimum twee van deze geleidende draden (7) nodig. Om de pool van het snijmes (5) weg te houden is het essentieel dat bij de doorhaal van de kettinggarens door het weefriet er zich in inslagrichting tussen de geleidende draden (8) voor een weefsel (3) geen poolkettingdraden bevinden, dit om te verhinderen dat zich in het afgewerkte weefsel (3) in inslagrichting ter hoogte van de geleidingsnaald (6) tussen de geleidende draden (8) pool zou bevinden. Daarom strekken de geleidende draden (8) zich uit tussen twee naast elkaar gelegen rijen pool (4a, 4b).
De geleidingsnaald (6) is bij voorkeur aan de top voorzien van een eerste geleidingsoog (8) waardoor de geleidende draden (7) gebracht worden. De geleidende draden (7) kruisen zich bij voorkeur ten opzichte van de geleidingsnaald (6) wanneer deze zich door het eerste geleidingsoog (8) van de geleidingsnaald (6) uitstrekken. De twee geleidende draden (7) worden door tweede geleidingsogen (10), geleidingsslangetjes of geleidingsbuisjes geleid. Deze tweede geleidingsogen (10) zijn aan beide zijden van het snijmes (5) aangebracht.
<Desc/Clms Page number 11>
De geleidingsnaald (6) die zich tussen twee naast elkaar liggende rijen pool (4a, 4b) bevindt, kan wanneer deze in een starre uitvoering is opgesteld deze pool (4a, 4b) beschadigen. Om dit te voorkomen is de inrichting (1) bij voorkeur voorzien van een vlottend gedeelte (12) zoals wordt voorgesteld op figuren 4 en 5. Op deze manier kunnen de geleidingsnaald (6) en het snijmes (5) hun weg volgen tussen de naast elkaar liggende rijen pool (4a, 4b). Dit vlottend gedeelte (12) kan op verschillende manieren opgebouwd worden.
Het vlottend gedeelte (12) kan bestaan uit een stangensysteem in de vorm van een parallellogram, i. e. een onerste stang (13), twee zijdelingse stangen (14) en een bovenste stang die de houderplaat (11) van de inrichting zelf kan zijn of een onderdeel daarvan of een extra stang die op de houderplaat (11) voorzien wordt (niet voorgesteld op de figuur). Het vlottend gedeelte (12) kan ook uitgevoerd worden als een houder voor het snijmes (5) met geleidingsnaald (6) die tegenover de houderplaat (11) van de inrichting (1) vlottend kan verschuiven in inslagrichting (lineaire geleiding).
Wanneer de geleidingsnaald (6) in een zone komt waar geen pool (4) gevormd wordt, bijvoorbeeld in een zone tussen twee tapijten in een kettingrichting waarbij enkel grondweefsel als zichtbaar weefsel gevormd wordt, dan wordt de geleidingsnaald (6) niet langer geleid tussen twee naast elkaar liggende rijen pool (4a, 4b). Door het voorzien van het vlottend gedeelte (11) in combinatie met de geleidende draden (7) beweegt de geleidingsnaald (6) zich terug tussen de gewenste naast elkaar liggende rijen pool (4a, 4b) wanneer er opnieuw pool (4) voorkomt in het weefsel (3).
Gezien het belang van de geleidende draden (7) om de verloren poollusinlagdraden (2) goed aan het snijmes (5) te kunnen presenteren, is het voordelig om de inrichting (1) te voorzien van een kettingdraadbreukdetectiesysteem (15). Dit kettingdraadbreukdetectiesysteem (15) bewaakt de geleidende draden (7) zodat bij breuk van de geleidende draden (7) een signaal gegenereerd wordt, waarbij afhankelijk van de instellingen van de machinesturing bijvoorbeeld de weefmachine gestopt wordt om de geleidende draden (7) te kunnen herstellen.
<Desc/Clms Page number 12>
De inrichting (1) is bij voorkeur zo gemaakt dat het snijmes (5) of het snijmes (5) met de geleidingsnaald (6) losmaakbaar in een meshouder (16) voorzien is, zoals wordt voorgesteld op figuren 6a en 6b. Op deze manier kan het snijmes (5) of het snijmes (5) met de geleidingsnaald (6) (niet voorgesteld op de figuur) op een eenvoudige manier uit de meshouder (16) genomen worden voor nazicht of vervanging. Zoals verder wordt voorgesteld op figuur 6, kan de inrichting (1) ook voorzien worden van middelen (17) voor het regelen van de afstand tussen de geleidingsnaald (6)/ snijmes (5) en het grondweefsel (100).
Verder is de inrichting (1) voorzien van een afschermingsplaat (18), zoals voorgesteld wordt op figuren 3 en 7, voor het afschermen van het snijmes (5). Op deze manier kan de wever zich niet verwonden aan het snijmes (5) wanneer deze bijvoorbeeld over het weefsel (3) wrijft.
De inrichting (1) volgens de uitvinding wordt via de houderplaat (11) aan de weefmachine bevestigd. Deze houderplaat (11) is verschuifbaar in inslagrichting en van en naar het weefsel (3) toe aan het frame (19) van de weefmachine bevestigd. Zoals voorgesteld op figuur 1, kan de houderplaat (11) ook uitgevoerd worden in een eerste deel (11a) en een tweede deel (11b). Het eerste deel (11a) is daarbij verschuifbaar ten opzichte van het frame (19) van de weefmachine bevestigd om de positie in de richting van een naar het weefsel (3) toe te bepalen, terwijl het tweede deel (11b) verschuifbaar ten opzichte van het eerste deel (11a) is opgesteld om de positie in inslagrichting te bepalen.
De geleidende draden (7) kunnen vaste snaren zijn die aan één van de uiteinden vastgebonden worden aan het frame (19) van de weefmachine. Dergelijke uitvoeringsvorm wordt niet voorgesteld op de figuren. De geleidende draden (7) kunnen echter ook met het weefsel (3) meelopende kettingdraden zijn die zich in de gaapvormingszone van de weefmachine uitstrekken door de ogen van hevels. De hevels worden meestal opgehangen in een vast weefraam of aan het frame (19) van
<Desc/Clms Page number 13>
de weefmachine. De hevels kunnen echter bijvoorbeeld ook aangestuurd worden door haken van een jacquardinrichting.
De geleidende draden (7) zijn bij voorkeur verdeeld over twee naast elkaar gelegen riettanden. Per riettand kan er meer dan één geleidende draad (7) voorzien worden om met meer kracht de naast elkaar gelegen pool (4) weg te duwen en te vrijwaren tegen beschadiging dor het snijmes. Zo wordt meer vrije ruimte gecreëerd om de verloren poollusinslagdraden (2) aan het snijmes (5) aan te bieden.
De inrichting (1) wordt in de weefmachine opgesteld vlak voor de zone waarin de verloren poollusinslagdraden (2) aan beide zijden uit het weefsel (3) worden getrokken. Zoniet zijn de verloren poollusinslagdraden (2) ongecontroleerd in het weefsel (3) aanwezig. Door het voorzien van de inrichting (1) op deze plaats in de weefmachine blijven de verloren poollusinslagdraden (2) langer gespannen en worden ze na het doorsnijden snel uitgetrokken.
Zoals wordt voorgesteld op figuur 7, is de weefmachine bij voorkeur voorzien van een geleidingsstuk (20) waarmee het weefsel (3) ter hoogte van het snijmes (5) en de geleidingsnaald (6) ondersteund wordt.
De inrichting (1) is ideaal geschikt om toe te passen in dubbelstukweefmachines. In de dubbelstukweefmachine gebeurt het doorsnijden van de verloren poollusinslagdraden (2) bij voorkeur verder weg van de weefselrand van het sandwichweefsel, i.e. in de vormingsrichting van het weefsel in de zone waar het boven- en onderweefsel van elkaar gescheiden zijn. Op deze manier is het weefseloppervlak aan de poolzijde goed zichtbaar voor de wever.
Wanneer voor de geleidende draden (7) vaste snaren gebruikt worden, dan worden deze aan het ene uiteinde vastgebonden aan het frame (19) van de dubbelstukweefmachine, en aan het andere uiteinde aan de snijdinrichting van de
<Desc/Clms Page number 14>
dubbelstukweefmachine die voorzien is voor het scheiden van het boven- en onderstukweefsel.
Indien de dubbelstukweefmachine drie grijpers, i. e. een bovenste, middelste en onderste grijper, omvat voor het inbrengen van de inslagdraad, dan bevinden de met het weefsel (3) meelopende kettingdraden (7) zich continue tussen de inslag ingebracht door de bovenste grijper en de inslag ingebracht door de middelste grijper voor het bovenstukweefsel, en voor het onderstukweefsel continu tussen de inslag ingebracht door de onderste grijper en de inslag ingebracht door de middelste grijper.
De meelopende kettinggarens (7) kunnen zoals voorgesteld wordt op figuur 1 afgevoerd worden door derde geleidingsogen (21) die aan het frame (19) van de dubbelstukweefmachine bevestigd zijn.
Door het voorzien van dergelijke inrichting (1) volgens de uitvinding en een weefmachine, meer specifiek een dubbelstukweefmachine, die voorzien is van een dergelijke inrichting (1), heeft de wever bij een dubbelstukweefmachine een goed zicht op het doorsnijden van de verloren poollusinslagdraden (2). Bovendien dient de snijdinrichting niet meer in de compacte ruimte tussen het bovenstukweefsel en het onderstukweefsel ingebouwd te worden, maar is er ruimte om een stabielere snijdinrichting (1) in te bouwen.
Het nazicht en de vervanging van een snijmes (5) wordt vereenvoudigd door zowel de betere toegankelijkheid als de mogelijkheid om het snijmes (5) of het snijmes (5) met de geleidingsnaald (6) eenvoudig uitneembaar te construeren. Het snijmes (5) kan eenvoudig omkapseld of afgeschermd worden met een afschermplaat (18) zodat de wever beschermd is tegen snijwonden bij toevallige haperingen.
Bij het dubbelstukweven van weefsels met poollussen worden de verloren poollusinslagdraden (2) in beide weefsels (3) doorgesneden op een afstand van elkaar, waarbij onmogelijk nog verloren poollusinslagdraden (2) in beide weefsels (3) gelijktijdig doorgesneden worden, en kunnen er ook geen resterende deeltjes verloren poollusinslagdraad (2) in het midden van het weefsel (3) achterblijven.