BE1010329A5 - Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels. - Google Patents

Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels. Download PDF

Info

Publication number
BE1010329A5
BE1010329A5 BE9600511A BE9600511A BE1010329A5 BE 1010329 A5 BE1010329 A5 BE 1010329A5 BE 9600511 A BE9600511 A BE 9600511A BE 9600511 A BE9600511 A BE 9600511A BE 1010329 A5 BE1010329 A5 BE 1010329A5
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
hoist
warp threads
shed
ground warp
movement
Prior art date
Application number
BE9600511A
Other languages
English (en)
Inventor
Johnny Debaes
Original Assignee
Wiele Michel Van De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wiele Michel Van De Nv filed Critical Wiele Michel Van De Nv
Priority to BE9600511A priority Critical patent/BE1010329A5/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1010329A5 publication Critical patent/BE1010329A5/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D39/00Pile-fabric looms
    • D03D39/16Double-plush looms, i.e. for weaving two pile fabrics face-to-face
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C3/00Jacquards
    • D03C3/12Multiple-shed jacquards, i.e. jacquards which move warp threads to several different heights, e.g. for weaving pile fabrics

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Een inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels, omvattende twee inbrengmiddelen (16), (17) die volgens een respectievelijk boven elkaar gelegen bewegingsbaan heen en weer beweegbaar zijn om telkens een respectievelijke inslagdraad in te brengen in een tussen kettingdraden (14,15,39,40,41) gevormde gaap, een gaapvormingsinrichting (1), voorzien om eerste (14) en tweede (15) grondkettingdraden (15) onder en tussen de bewegingsbanen te brengen, en voorzien om poolkettingdraden boven en onder de bewegingsbanen te brengen, en een lusvormingselement (18) om de door de respectievelijke inbrengmiddelen (16), (17) ingebrachte inslagdraden op een vertikale afstand van elkaar verwijderd te houden, waarbij de gaapvormingsinrichting (1) voorzien is om de grondkettingsbanen (14), (15) op een zodanige hoogte tusse de bewegingsbanen te brengen, dat deze grondkettingdraden (14), (15) het bovenste inbrengmiddel (16) kunnen geleiden op zijn bewegingsbaan, zodat elk contact tussen het bovenste inbrengmiddel (16) en het lusvormingselement (18) vermeden wordt.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



   "Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels". 



   Deze uitvinding heeft betrekking tot een inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels, omvattende twee inbrengmiddelen die volgens een respectievelijke boven elkaar gelegen bewegingsbaan heen en weer beweegbaar zijn om telkens een respectievelijke inslagdraad in te brengen in een tussen kettingdraden gevormde gaap ; een gaapvormingsinrichting, voorzien om tussen eerste en tweede grondkettingdraden een ondergaap te vormen door deze grondkettingdraden, volgens een opgegeven binding onder en tussen de genoemde bewegingsbanen te brengen, en voorzien om poolkettingdraden, volgens een te weven figuur, boven en onder de genoemde bewegingsbanen te brengen ;

   en een lusvormingselement, hetwelk zieh tussen, door de respectievelijke inbrengmiddelen ingebrachte, inslagdraden, hoofdzakelijk in de kettingrichting, kan uitstrekken, om deze inslagdraden op een vertikale afstand van elkaar verwijderd te houden. 



   Een dergelijke inrichting werd in het Amerikaans octrooi nr. 1 691 194 beschreven. Deze gekende inrichting is een dubbelspoelige dubbelstukweefmachine, en is voorzien om gelijktijdig twee lussenpoolweefsels boven elkaar te weven. 



   Deze weefmachine omvat een gaapvormingsinrichting, voorzien om in opeenvolgende werkingscycli telkens een bovenste gaap te vormen tussen bovenste grondkettingdraden, en een onderste gaap te vormen tussen onderste grondkettingdraden, en omvat een bovenste en een onderste inbrengmiddel, voorzien om telkens terzelfdertijd een inslagdraad in de bovenste gaap en een inslagdraad in de onderste gaap in te brengen. 



   De bovenste grondkettingdraden worden in. de gapen afwisselend boven en tussen de bewegingsbanen van de 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 inbrengmiddelen gebracht, en de onderste grondkettingdraden worden in de gapen afwisselend onder en tussen deze bewegingsbanen gebracht. 



   Zo worden een bovenste en een onderste grondweefsel geweven, bestaande uit grondkettingdraden die elkaar herhaaldelijk kruisen zodat opeenvolgende openingen gevormd worden tussen deze grondkettingdraden, en uit inslagdraden die zieh dwars op de kettingdraden in deze openingen uitstrekken. 



   De gekende weefmachine omvat verder ook een aantal zieh volgens de richting van de grondkettingdraden naast elkaar uitstrekkende lancetten. Deze lancetten strekken zieh uit tussen de bewegingsbanen van de inbrengmiddelen. 



   De gaapvormingsinrichting is ook voorzien om poolkettingdraden afwisselend boven en onder de bewegingsbanen van de inbrengmiddelen te brengen. 



   Er zijn poolkettingdraden voor het vormen van poollussen langs de onderzijde van het bovenste grondweefsel. Deze poolkettingdraden komen afwisselend boven een inslagdraad die in het bovenste grondweefsel ingebonden wordt en onder een inslagdraad die zieh onder de lancetten uitstrekt maar zich niet in een opening tussen de onderste grondkettingdraden bevindt. Deze onderste inslagdraden zijn bijgevolg niet ingebonden in het onderste grondweefsel, maar worden op een vertikale afstand onder het bovenste grondweefsel gehouden door de lancetten. Op die manier vormen deze poolkettingdraden poollussen die enkel in het bovenste grondweefsel ingebonden zijn. 



   Er zijn ook poolkettingdraden voor het vormen van poollussen langs de bovenzijde van het onderste grondweefsel. Deze poolkettingdraden worden afwisselend onder een inslagdraad gebracht die in het onderste grondweefsel ingebonden wordt, en boven een zieh boven de lancetten uitstrekkende inslagdraad gebracht, die niet 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 ingebonden wordt in het bovenste grondweefsel. Deze bovenste inslagdraden worden op een vertikale afstand boven het onderste grondweefsel gehouden door de lancetten, zodat deze poolkettingdraden poollussen vormen die enkel in het onderste grondweefsel ingebonden zijn. 



   De niet in een grondweefsel ingebonden inslagdraden worden nadien uit het weefsel getrokken, zodat uiteindelijk twee afzonderlijke lussenpoolweefsels bekomen worden. 



   Er zijn ook dergelijke inrichtingen gekend waarmee slechts één poollussenweefsel tegelijk geweven wordt. Hiervoor wordt op de hierboven beschreven wijze, enkel onder de lanceten een grondweefsel geweven, terwijl de poolkettingdraden afwisselend onder een inslagdraad van dit grondweefsel en boven een zieh boven de lancetten uitstrekkende inslagdraad gebracht worden. De laatstgenoemde inslagdraden worden nadien verwijderd. 



   De gekende inrichtingen hebben echter het volgende nadeel. Het bovenste inbrengmiddel moet bij het inbrengen van een inslagdraad over de lancetten glijden. 



  Hierdoor zijn zowel het inbrengmiddel als de lancetten onderhavig aan hoge slijtage. 



   Hetzelfde probleem bestaat bij het weven van afstandweefsels, waarbij boven en onder een aantal zieh volgens de kettingrichting uitstrekkende lancetten niet ingebonden inslagdraden voorzien worden. Om aan het slijtage-probleem enigszins te verhelpen werd in Melliand Textilberichte, 4/1994 (blz. 260) voorgesteld om de onderzijde van het bovenste inbrengmiddel van een geleidingsschoen uit kunststof te voorzien. Hierdoor is enkel de geleidingsschoen aan slijtage onderhevig. 



   Het doel van deze uitvinding is om op een doeltreffende manier te verhelpen aan het hierboven aangeduide probleem, zonder dat de gekende inrichting moet voorzien worden van bijkomende slijtage-beperkende 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 middelen. 



   Dit doel werd, volgens deze uitvinding, bereikt door te voorzien in een inrichting met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken, en met een gaapvormingsinrichting die voorzien is om de grondkettingdraden in de ondergaap op een zodanige hoogte tussen de bewegingsbanen te brengen, dat deze grondkettingdraden het bovenste inbrengmiddel kunnen geleiden op zijn bewegingsbaan, en dat deze grondkettingdraden in elke positie in de gevormde ondergaap hoger voorzien zijn dan de zieh in overeenkomende posities ten opzichte van de inbrengmiddelen bevindende poolkettingdraden. 



   Hierdoor wordt het bovenste inbrengmiddel, gedurende zijn heen-en weergaande beweging in de gaap, over onderliggende grondkettingdraden geleid, zodat elk contact tussen het bovenste inbrengmiddel en het lusvormingselement vermeden wordt. Het probleem van de hoge slijtage is hierdoor op een bijzonder eenvoudige en doeltreffende manier opgelost. 



   In een bijzondere uitvoeringsvorm is de gaapvormingsinrichting bovendien voorzien om de grondkettingdraden in de ondergaap op een zodanige hoogte onder de bewegingsbanen te brengen dat deze grondkettingdraden het onderste inbrengmiddel kunnen geleiden op zijn bewegingsbaan. 



  Hierdoor wordt ook het onderste inbrengmiddel over onderliggende grondkettingdraden geleid. 



   De gaapvormingsinrichting omvat bij voorkeur een tweestanden-inrichting, voorzien om de grondkettingdraden op twee verschillende hoogtes te brengen (onder en tussen   degeleidingsbanen) eneendriestanden-inrichting,   voorzien om de poolkettingdraden op drie verschillende hoogtes te brengen, (boven, tussen, en onder de geleidingsbanen). 



   Doordat er voor de poolkettingdraden drie 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 mogelijke standen zijn kan men lussenpoolweefsels weven met bijzondere effecten. 



   Bij een bijzondere uitvoeringsvorm van deze uitvinding is de tweestanden-inrichting een tweestandenjacquardmachine of een tweestanden-schachtmachine, en is de driestanden-inrichting een driestanden-jacquardmachine of een driestanden-schachtmachine. 



   Het voorzien van twee afzonderlijke jacquardmachines of schachtmachines is echter vrij duur en vereist bovendien een dubble aandrijving. 



   Om aan deze nadelen te verhelpen wordt, volgens deze uitvinding, een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm voorzien, waarbij de tweestandeninrichting, en de driestanden-inrichting respectievelijk een tweestanden-gedeelte en een driestanden-gedeelte van eenzelfde jacquardmachine zijn. 



   De tweestanden-inrichting is bij voorkeur uitgevoerd zoals omschreven in conclusie 6 of 7, terwijl de driestanden-inrichting bij voorkeur de kenmerken van conclusie 8 of 9 heeft. 



   Door deze inrichtingen voor het weven van lussenpoolweefsels uit te voeren met de kenmerken die in conclusie 10 aangeduid werden bekomt men nog een andere voorkeurdragende uitvoeringsvorm. 



   Deze uitvinding zal nu verder verduidelijkt worden in de volgende niet-beperkende gedetailleerde beschrijving van een mogelijke uitvoeringsvorm ervan. 



   In deze beschrijving zal verwezen worden naar de hierbij gevoegde figuur, dewelke een schematisch zijaanzicht voorstelt van een   dubbelgrijperweefmachine,   die samenwerkt met een jacquardmachine met een tweestandengedeelte en een driestanden-gedeelte om een lussenpoolweefsel te weven. 



   De jacquardmachine   (1)   omvat een tweestandengedeelte (2) en een driestanden-gedeelte (3), en een aantal 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 messen (niet voorgesteld op de figuur), die per twee in tegenfase op en neer beweegbaar zijn door een aandrijfinrichting (niet voorgesteld op de figuur). 



   Het tweestanden-gedeelte (2) van de jacquardmachine   (1)   omvat meerdere takelelementen (4) met twee boven elkaar voorziene draaibare takelrollen (5), (6). 



  (Op de figuur zijn slechts twee takelelementen (4) voorgesteld). 



   Voor elke takelelement (4) zijn er twee samenwerkende haken voorzien (niet voorgesteld op de figuur) die door een respectievelijk mes kunnen meegenomen worden zodat ze in tegenfase op en neer bewegen. 



  Elke haak kan ook door middel van een gekende en niet op de figuur voorgestelde selectie-inrichting geselecteerd worden om in zijn bovenste stand te blijven tijdens het op en neer bewegen van de messen. 



  De samenwerkende haken zijn met elkaar verbonden door een koord (7). 



   Het tussen beide haken neerhangend gedeelte van het koord (7) draagt het takelelement (4) doordat het koord (7) onder de bovenste takelrol (5) van het takelelement (4) omgeslagen is. 



   Een takelkoord (8) is met het ene uiteinde (9) bevestigd aan een in de hoogte verstelbaar rooster (10) van de jacquardmachine   (1),   en is over de onderste takelrol (6) van het takelelement (4) omgeslagen, terwijl het andere uiteinde (11) verbonden is met een harnaskoord (12). Elk harnaskoord (12) is voorzien van een heveloog (13). 



  Doorheen elk heveloog (13) strekken zieh   een   of meerdere grondkettingdraden (14), (15) uit. 



   Als twee samenwerkende haken in tegenfase op en neer bewegen, bevindt het ermee samenwerkend takelelement (4) zieh op een eerste hoogte, Het heveloog (13) van een met dit takelelement (4) samenwerkend harnaskoord (12) bevindt zieh dan in zijn onderste stand. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 



   Als beide samenwerkende haken zieh in hun bovenste stand bevinden, bevindt het ermee samenwerkend takelelement (4) zieh op een tweede hoogte, boven de eerste hoogte. Het heveloog (13) van een met dit takelelement (4) samenwerkend harnaskoord (12) bevindt zieh dan in zijn bovenste stand. 



   Aangezien elke grondkettingdraad (14), (15) zieh doorheen een heveloog (13) van een harnaskoord (12) uitstrekt, kunnen deze grondkettingdraden (14), (15) ook in een bovenste en een onderste stand gebracht worden. 



  Op de figuur is   een   grondkettingdraad (14) in zijn bovenste stand voorgesteld, en is   een   grondkettingdraad (15) in zijn onderste stand voorgesteld. 



   Het tweestanden-gedeelte (2) van de jacquardmachine   (1)   wordt zodanig gestuurd dat gedurende de opeenvolgende werkingscycli van de weefmachine, telkens een gaap gevormd wordt tussen een eerste en een tweede groep grondkettingdraden (14), (15). In deze gapen worden de grondkettingdraden (14), (15) van de eerste en de tweede groep, volgens een opgegeven binding in de bovenste of de onderste stand gebracht. 



   De weefmachine omvat twee grijpers (16), (17) die volgens boven elkaar gelegen bewegingsbanen, dwars op de richting van de kettingdraden, heen en weer beweegbaar zijn om telkens een respectievelijke inslagdraad in te brengen in een tussen de kettingdraden gevormde gaap. 



   De weefmachine omvat verder ook meerdere zieh volgens de richtng van de kettingdraden naast elkaar uitstrekkende lancetten (18). Deze lancetten (18) strekken zieh uit tussen de bewegingsbanen van de grijpers (16), (17). 



   Het tweestanden-gedeelte (2) van de jacquardmachine   (1)   is voorzien om de grondkettingdraden (14), (15) van de eerste en de tweede groep, volgens een opgegeven binding, onder en tussen de bewegingsbanen van 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 de grijpers (16), (17) te brengen. Zo wordt telkens door de onderste grijper (17) een inslagdraad ingebracht in de tussen de grondkettingdraden (14), (15) gevormde gaap, en wordt een grondweefsel bekomen, bestaande uit elkaar herhaaldelijk kruisende grondkettingdraden (14), (15) en uit inslagdraden die zieh in de openingen uitstrekken, die tussen de opeenvolgende kruispunten tussen deze grondkettingdraden (14), (15) gevormd werden. 



   Het tweestanden-gedeelte (2) van de jacquardmachine   (1)   is voorzien om de grondkettingdraden (14), (15) op een zodanige hoogte onder de bewegingsbaan van de onderste grijper (17) te brengen, dat deze grijper (17) over de in deze stand gebrachte grondkettingdraden (14), (15) kan glijden bij zijn heen-en weergaande beweging in de gaap. 



   De gaapvormingsinrichting is voorzien om de grondkettingdraden (14), (15) op een zodanige hoogte tussen de bewegingsbanen van de grijpers (16), (17) te brengen, dat de bovenste. grijper (16) over de in deze stand gebrachte grondkettingdraden (14), (15) kan glijden bij zijn heen-en weergaande beweging in de gaap. De bovenste grijper (16) komt bijgevolg niet meer in contact met de lancetten (18), zodat het hoger genoemde slijtijge-probleem opgelost is. 



   Het driestanden-gedeelte (3) van de jacquardmachine omvat meerdere groepen van drie samenwerkende takelelementen (19), (20), (21), met elk twee boven elkaar voorziene takelrollen (22),   (23) ;   (24),   (25) ;   (26), (27). Op de figuur zijn slechts twee groepen van 
 EMI8.1 
 drie samenwerkende takelelementen (19), (20), (21) voorgesteld. 



   Voor elke groep takelelementen (19),   (20),   (21) zijn er twee stellen van twee samenwerkende haken voorzien. De haken van elk stel kunnen door een respectievelijk mes meegenomen worden zodat ze in tegenfase op en neer bewegen, 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 en elke haak kan ook geselecteerd worden om in zijn bovenste stand gehouden te worden. 



  De haken van elk stel zijn met elkaar verbonden door een respectievelijke koord (28), dat onder de bovenste takelrol   (22) ;   (24) van een respectievelijk takelelement (19), (20) loopt. 



   In elke groep takelelementen (19), (20), (21) is er dus een eerste (19) en een tweede takelelement (20) dat door een respectievelijk stel samenwerkende haken op twee verschillende hoogtes kan gebracht worden, en een derde takelelement (21). 



   Voor elke groep takelelementen (19), (20), (21) is er een eerste takelkoord (29) voorzien, waarvan het ene uiteinde (30) bevestigd is aan een vast onderdeel (31) van de jacquardmachine (1), en dat vanaf dit ene uiteinde (30) achtereenvolgens over de onderste takelrol (23) van het eerste takelelement (19) loopt, onder de bovenste takelrol (26) van het derde takelelement (21) loopt, over de onderste takelrol (25) van het tweede takelelement (20) loopt, en met het andere uiteinde (32) bevestigd is aan het genoemde vast onderdeel   (31).   



   Voor elke groep takelelementen (19),   (20),   (21) is er ook een tweede takelkoord (33) voorzien, waarvan het ene uiteinde (34) bevestigd is aan een in de hoogte verstelbaar rooster (36) van de jacquardmachine   (1).   Dit tweede takelkoord (33) is over de onderste takelrol (27) van het derde takelelement (21) omgeslagen, en is met het andere uiteinde (35) verbonden met een harnaskoord   (37).   Elk harnaskoord (37) is voorzien van   een   heveloog (38), en door elk heveloog (38) strekken zieh   een   of meerdere poolkettingdraden (39), (40), (41) uit. Elk heveloog (38) is op de figuur op drie verschillende hoogtes voorgesteld. 



   Met een dergelijke gaapvormingsinrichting kunnen de poolkettingdraden (39), (40), (41) op drie verschillende hoogtes gebracht worden. De drie mogelijke posities voor 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 de poolkettingdraden (38), (40), (41) worden in hetgeen volgt de stand "Boven", de stand "Midden", en de stand   "Onder" genoemd.    



   Op de figuur is in elk van deze drie mogelijke posities   n poolkettingdraad (39), (40), (41) voorgesteld. 



  In de stand "Boven" bevindt een poolkettingdraad (39) zieh boven de bewegingsbaan van de bovenste grijper (16). 



  In de stand "Midden" strekt een poolkettingdraad (40) zieh uit tussen de bewegingsbanen van de grijpers (16), (17), op een hoogte die lager is dan de hoogte waarop de in de bovenste stand gebrachte grondkettingdraden (14) zieh bevinden. 



  In de stand "Onder" bevindt een poolkettingdraad (41) zieh onder de bewegingsbaan van de onderste grijper (17). 



   De bovenste grijper (16) brengt inslagdraden boven de lancetten (18). Deze inslagdraden worden niet ingebonden, en worden op een vertikale afstand boven het grondweefsel gehouden door deze lancetten (18). Door de jacquardmachine zo te sturen dat een poolkettingdraad (39), (40), (41) in de opeenvolgende werkingscycli van de weefmachine afwisselend in de stand "Boven" en de stand "Onder" gebracht wordt, wordt deze poolkettingdraad afwisselend afgebonden door een zieh boven de lancetten (18) bevindende inslagdraad, en door een inslagdraad die in het grondweefsel ingebonden wordt. Op die manier bekomt men poollussen op de bovenzijde van het grondweefsel. 



   Door een poolkettingdraad (39), (40, (41) afwisselend in de stand "Onder" en de stand "Midden" te brengen wordt deze poolkettingdraad ingebonden in het grondweefsel. 



   Bij het opstellen van de weefmachine en de jacquardmachine   (1)   moet men ervoor zorgen dat de harnaskoorden (12), (37) zieh met hun hevelogen (13), (38) op de juiste hoogte bevinden, opdat de kettingdraden (14), (15), (39), 40), (41), gedurende de werking van de 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 weefmachine op de juiste hoogte zouden kunnen gebracht worden ten opzichte van de bewegingsbanen van de grijpers (16), (17). 



   In de eerste plaats moet men daarbij de harnaskoorden (12), (37) van elk gedeelte (2), (3) van de jacquardmachine   (1)   zo vastmaken dat hun hevelogen (13), (38) zieh op gelijke hoogte bevinden. Dit wordt de egalisatie van het harnas genoemd. 



   De egalisatie van het harnas voor het driestanden-gedeelte (3) wordt uitgevoerd terwijl dit driestanden-gedeelte (3) voorzien is om de poolkettingdraden (35), (40), (41) in de stand "Midden" te brengen. De harnaskoorden (37) worden dan vastgemaakt met hun hevelogen (38) op een zodanige hoogte dat elke poolkettingdraad (39), (40), (41) in de stand "Midden" gebracht is. 



   De egalisatie van het harnas voor het tweestanden-gedeelte (2) wordt uitgevoerd terwijl dit tweestanden-gedeelte (2) voorzien is om de grondkettingdraden (14), (15) in de bovenste stand te brengen. De harnaskoorden (12) worden dan vastgemaakt met hun hevelogen (13) op een zodanige hoogte dat elke grondkettingdraad (14), (15) op een hoogte gebracht is die overeenkomt met de stand "Midden" van de poolkettingdraden (39), (40), (41). 



   Na het uitvoeren van de egalisatie verplaatst men het in de hoogte verstelbaar rooster (10) van de jacquardmachine   (1)   over een zodanige afstand naar beneden dat de grondkettingdraden (14), (15) door de harnaskoorden (12) opgetrokken worden tot juist onder de bewegingsbaan van de bovenste grijper (16). De heffing (L) van de grondkettingdraden (14), (15) is zodanig dat de grondkettingdraden (14), (15) zieh dan in hun onderste stand juist onder de bewegingsbaan van de onderste grijper (17) bevinden. 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 



   De heffing (L) van de grondkettingdraden (14), (15) is identiek aan de heffing (L) tussen de standen "Onder" en "Midden" van de poolkettingdraden (39), (40), (41), aangezien deze heffingen (L) door eenzelfde jacquardmachine   (1)   verwezenlijkt worden.

Claims (10)

  1. CONCLUSIES 1. Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels, omvattende - twee inbrengmiddelen (16), (17) die volgens een respectievelijke boven elkaar gelegen bewegingsbaan heen en weer beweegbaar zijn om telkens een respectievelijke inslagdraad in te brengen in een tussen kettingdraden (14), (15) ;
    (39), (40), (41) gevormde gaap, - een gaapvormingsinrichting (1), voorzien om tussen eerste (14) en tweede grondkettingdraden (15) een ondergaap te vormen door deze grondkettingdraden (14), (15) volgens een opgegeven binding onder en tussen de genoemde bewegingsbanen te brengen, en voorzien om poolkettingdraden (39), (40), (41), volgens een te weven figuur, boven en onder de genoemde bewegingsbanen te brengen, en - een lusvormingselement (18), hetwelk zieh tussen, door de respectievelijke inbrengmiddelen (16), (17) ingebrachte, inslagdraden, hoofdzakelijk in de kettingrichting, kan uitstrekken, om deze inslagdraden op een vertikale afstand van elkaar verwijderd te houden, met het kenmerk dat de gaapvormingsinrichting (1) voorzien is om de grondkettingdraden (14), (15)
    in de ondergaap op een zodanige hoogte tussen de bewegingsbanen te brengen, dat deze grondkettingdraden (14), (15) het bovenste inbrengmiddel (16) kunnen geleiden op zijn bewegingsbaan, en dat deze grondkettingdraden (14), (15) in elke positie in de gevormde ondergaap hoger voorzien zijn dan de zieh in overeenkomende posities ten opzichte van de inbrengmiddelen (16), (17) bevindende poolkettingdraden (39), (40), (41). <Desc/Clms Page number 14>
  2. 2. Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels, volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de gaapvormingsinrichting (1) voorzien is om de grondkettingdraden (14), (15) in de ondergaap op een zodanige hoogte onder de bewegingsbanen te brengen, dat deze grondkettingdraden (14), (15) het onderste inbrengmiddel (17) kunnen geleiden op zijn bewegingsbaan.
  3. 3. Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels, volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de gaapvormingsinrichting (1) een tweestanden-inrichting (2) omvat, voorzien om de grondkettingdraden (14), (15) op twee verschillende hoogtes te brengen, waarbij de grondkettingdraden (14), (15) zieh respectievelijk onder en tussen de genoemde geleidingsbanen uitstrekken ; en dat de gaapvormingsinrichting (1) een driestanden-inrichting (3) omvat, voorzien om de poolkettingdraden (39), (40), (41) op drie verschillende hoogtes te brengen, waarbij de poolkettingdraden (39), (40), (41) zieh respectievelijk boven, tussen, en onder de genoemde geleidingsbanen uitstrekken.
  4. 4. Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels, volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de tweestanden-inrichting een tweestanden-jacquardmachine (2) of een tweestanden-schachtmachine is, en dat de driestanden-inrichting een driestanden-jacquardmachine (3) of een driestanden-schachtmachine is.
  5. 5. Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels, volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de tweestanden-inrichting en de driestanden-inrichting <Desc/Clms Page number 15> respectievelijk een tweestanden-gedeelte (2) en een driestanden-gedeelte (3) van eenzelfde jacquardmachine (1) zijn.
  6. 6. Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels, volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk dat de tweestanden-inrichting (2) omvat, EMI15.1 - takelelement (4) met een takelrol (6), - gaapvormingsmechanisme om het takelelement (4) naar keuze op een eerste of een tweede hoogte te brengen, en - een takelkoord (8), hetwelk bevestigd is aan een onderdeel (10) van de tweestanden-inrichting (2), en achtereenvolgens over de genoemde takelrol (6) loopt, en met een of meerdere grondkettingdraden (14), (15) verbonden is.
  7. 7. Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels, volgens conclusie 6, met het kenmerk dat het genoemde onderdeel (10) van de tweestanden-inrichting (2) in de hoogte verstelbaar is.
  8. 8. Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels, volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk dat de driestanden-inrichting (3) omvat, - een eerste (19) en een tweede takelelement (20) met elk een takelrol (23), (25), - een eerste en een tweede gaapvormmingsmechanisme om respectievelijk het eerste (19) en het tweede takelelement (20) naar keuze op een eerste of een tweede hoogte te brengen, - een derde takelelement (21) met een eerste (26) en een tweede takelrol (27), - een eerste takelkoord (29), hetwelk bevestigd is aan een onderdeel (31) van de driestanden- <Desc/Clms Page number 16> inrichting (3) en achtereenvolgens over de genoemde takelrol (23) van het eerste takelelement (19) loopt, onder de eerste takelrol (26) van het derde takelelement (21) loopt om dit takelelement (21)
    te dragen, over de genoemde takelrol (25) van het tweede takelelement (20) loopt, en bevestigd is aan een onderdeel (31) van de driestanden-inrichting (3), en een tweede takelkoord (33), hetwelk bevestigd is aan een onderdeel (36) van de driestanden- inrichting (3) en achtereenvolgens over de tweede takelrol (27) van het derde takelelement (21) loopt, en met een of meerdere poolkettingdraden (39), (40), (41) verbonden is.
  9. 9. Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels, volgens conclusie 8, met het kenmerk dat het onderdeel (36) van de driestanden-inrichting (3) waaraan het tweede takelkoord (33) bevestigd is, verstelbaar is in de hoogte.
  10. 10. Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels, volgens een van de conclusies 6 t/m 9, met het kenmerk dat elk gaapvormingsmechanisme omvat, EMI16.1 - in tegenfase op een neer beweegbare messen, - gaapvormingselementen, die elk, naar keuze, hetzij door een respectievelijk mes tot een op-en neergaande beweging kunnen gebracht worden, hetzij in een bovenste stand kunnen vastgehouden worden, en - een koord (7), (28), hetwelk beide gaapvormingselementen verbindt, dat elk met een gaapvormingsmechanisme samenwerkend takelelement (4), (19), (20) een tweede takelrol (5), (22), (24) omvat, en dat het takelelement met deze <Desc/Clms Page number 17> tweede takelrol (5), (22), (24) opgehangen is in het tussen beide gaapvormingselementen neerhangend gedeelte van het genoemde koord (7), (28).
BE9600511A 1996-06-06 1996-06-06 Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels. BE1010329A5 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9600511A BE1010329A5 (nl) 1996-06-06 1996-06-06 Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9600511A BE1010329A5 (nl) 1996-06-06 1996-06-06 Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1010329A5 true BE1010329A5 (nl) 1998-06-02

Family

ID=3889786

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9600511A BE1010329A5 (nl) 1996-06-06 1996-06-06 Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1010329A5 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1691194A (en) * 1927-05-03 1928-11-13 Tingue Mfg Company Loom and method of weaving double-pile fabrics
CH455673A (de) * 1966-03-31 1968-07-15 Basart Jose Bassa Verfahren und Webstuhl für die Herstellung von Plüschgeweben
FR2322951A1 (fr) * 1975-09-05 1977-04-01 Alsacienne Constr Meca Metier a tisser a double nappe
EP0459582A1 (de) * 1990-05-31 1991-12-04 N.V. Michel Van de Wiele Flaschenzug-Aufhängung für eine Jacquardmaschine und Jacquardmaschine, die mit einer derartigen Flaschenzug-Aufhängung versehen ist.
EP0612874A1 (de) * 1993-02-12 1994-08-31 CHEMNITZER WEBMASCHINENBAU GmbH Verfahren und Vorrichtung zur Herstellung eines Doppelteppichgewebes

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1691194A (en) * 1927-05-03 1928-11-13 Tingue Mfg Company Loom and method of weaving double-pile fabrics
CH455673A (de) * 1966-03-31 1968-07-15 Basart Jose Bassa Verfahren und Webstuhl für die Herstellung von Plüschgeweben
FR2322951A1 (fr) * 1975-09-05 1977-04-01 Alsacienne Constr Meca Metier a tisser a double nappe
EP0459582A1 (de) * 1990-05-31 1991-12-04 N.V. Michel Van de Wiele Flaschenzug-Aufhängung für eine Jacquardmaschine und Jacquardmaschine, die mit einer derartigen Flaschenzug-Aufhängung versehen ist.
EP0612874A1 (de) * 1993-02-12 1994-08-31 CHEMNITZER WEBMASCHINENBAU GmbH Verfahren und Vorrichtung zur Herstellung eines Doppelteppichgewebes

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN104040055A (zh) 带有用于形成附加纬面花纹的装置的织机
BE1004347A3 (nl) Takelophanging voor een jacquardmachine en jacquardmachine voorzien van een dergelijke takelophanging.
US4858654A (en) Pulley-block drive open shed jacquard machine
BE1016658A3 (nl) Werkwijze voor het weven van een weefsel, weefsel geweven volgens een dergeljke werkwijze en weefmachine voor het weven van een dergelijk weefsel.
US5522435A (en) Machine for weaving face to face fabrics
JPS61124648A (ja) ジヤガ−ド二重立毛織物とその製造法及び製造装置
BE1011943A3 (nl) Werkwijze en weefmachine voor het weven van een poolweefsel.
BE1010329A5 (nl) Inrichting voor het weven van lussenpoolweefsels.
US3938560A (en) Apparatus for the mechanical operation of thread or yarn guides
EP1609900B1 (en) Needle loom with automatic change of the weft thread
BE1008975A5 (nl) Jacquardmachine met takelinrichting.
JP3426120B2 (ja) 織成機構及びそのような織成機構を備えたジャカード式織機
EP1600537A1 (en) Needle loom
BE1013285A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine.
BE1004414A3 (nl) Weefmachine voor kelim- en gobelinweefsels en dergelijke weefsels met een dergelijke weefmachine vervaardigd.
US2807283A (en) Apparatus for weaving pile fabrics
JPS63135541A (ja) 環状織機
KR100925014B1 (ko) 자카드가 표현된 벨벳 및 이를 제조하는 장치와 그제조방법
JP2001207346A (ja) 織機用杼口形成装置
US5193589A (en) Double lift open shed jacquard machine for pile fabric
EP0884410B1 (en) Four-Position open-shed jacquard machine.
EP1006229A1 (en) Multi-needle machine for knotted stitch and/or double-chain stitch stitching/quilting
EP0379387A1 (en) Gripper-Jacquard axminster carpet loom
CS245786B2 (en) Circle loom
BE1010133A3 (nl) Gaapvormingsinrichting voor een textielmachine.