BE1016658A3 - Werkwijze voor het weven van een weefsel, weefsel geweven volgens een dergeljke werkwijze en weefmachine voor het weven van een dergelijk weefsel. - Google Patents

Werkwijze voor het weven van een weefsel, weefsel geweven volgens een dergeljke werkwijze en weefmachine voor het weven van een dergelijk weefsel. Download PDF

Info

Publication number
BE1016658A3
BE1016658A3 BE2005/0324A BE200500324A BE1016658A3 BE 1016658 A3 BE1016658 A3 BE 1016658A3 BE 2005/0324 A BE2005/0324 A BE 2005/0324A BE 200500324 A BE200500324 A BE 200500324A BE 1016658 A3 BE1016658 A3 BE 1016658A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
yarns
weft
fabric
warp yarns
warp
Prior art date
Application number
BE2005/0324A
Other languages
English (en)
Inventor
Johny Debaes
Original Assignee
Wiele Michel Van De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wiele Michel Van De Nv filed Critical Wiele Michel Van De Nv
Priority to BE2005/0324A priority Critical patent/BE1016658A3/nl
Priority to EP20060112213 priority patent/EP1746190B1/en
Priority to DE200660005557 priority patent/DE602006005557D1/de
Priority to US11/473,584 priority patent/US7520303B2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1016658A3 publication Critical patent/BE1016658A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D27/00Woven pile fabrics
    • D03D27/02Woven pile fabrics wherein the pile is formed by warp or weft
    • D03D27/06Warp pile fabrics
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D27/00Woven pile fabrics
    • D03D27/02Woven pile fabrics wherein the pile is formed by warp or weft
    • D03D27/10Fabrics woven face-to-face, e.g. double velvet
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D27/00Woven pile fabrics
    • D03D27/12Woven pile fabrics wherein pile tufts are inserted during weaving
    • D03D27/16Woven pile fabrics wherein pile tufts are inserted during weaving with tufts around wefts

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Woven Fabrics (AREA)

Abstract

De uitvinding betreft enerzijds een werkwijze voor het weven van een weefsel (1,2) omvattende -een grondweefsel (100, 200) dat gevormd wordt uit grondkettinggarens, omvattende bindkettinggarens (101,201), en eerste en tweede inslaggarens (3,4);-één of meerdere spankettinggarens (102,202,103,203);niet figuurvormende en/of figuurvormende poolkettinggarens (7,6), waarbij met de figuurvormende poolkettinggarens (6) figuurvormende poolnoppen (6a) gevormd worden, en waarbij elke figuurvormende poolnop (6a) minstens over één derde inslaggaren (5) afgebonden wordt dat zich ten opzichte van de spankettinggarens (102,202,103,203) aan de rugzijde van het weefsel (1,2) bevindt, waarbij elk genoemd derde inslaggaren (5) zich buiten het grondweefsel (100,200) bevindt. Anderzijds betreft de uitvinding een weefsel (1,2) geweven volgens een dergelijke werkwijze en een weefmachine voorzien voor het weven van een dergelijke werkwijze en een dergelijk weefsel (1,2).

Description

WERKWIJZE VOOR HET WEVEN VAN EEN WEEFSEL. WEEFSELGEWEVEN VOLGENS EEN DERGELIJKE WERKWIJZE ENWEEFMACHINE VOOR HET WEVEN VAN EEN DERGELIJK WEEFSEL
Enerzijds betreft de uitvinding een werkwijze voor het weven van een weefsel,omvattende een grondweefsel dat gevormd wordt uit grondkettinggarens, omvattendebindkettinggarens, en eerste en tweede inslaggarens;één of meerdere spankettinggarens; niet-figuurvormende en/of fïguurvormende poolkettinggarens, waarbij met defiguurvormende poolkettinggarens figuurvormende poolnoppen gevormdworden, en waarbij elke figuurvormende poolnop minstens over één derdeinslaggaren afgebonden wordt dat zich ten opzichte van de spankettinggarensaan de rugzijde van het weefsel bevindt.
Anderzijds betreft de uitvinding een weefsel, omvattende een grondweefsel dat gevormd wordt uit grondkettinggarens, omvattendebindkettinggarens, en eerste en tweede inslaggarens;één of meerdere spankettinggarens; niet-figuurvormende en/of figuurvormende poolkettinggarens, waarbij defiguurvormende poolkettinggarens voorzien zijn voor het vormen vanfiguurvormende poolnoppen, en waarbij elke figuurvormende poolnopminstens over één derde inslaggaren afgebonden is dat zich ten opzichte van despankettinggarens aan de rugzijde van het weefsel bevindt
Handgeknoopte weefsels, bijv. tapijten, worden gekenmerkt door: - hoge dichtheid; - fijne dessinering; - zuivere rug waarop geen kettinggarens zichtbaar zijn.
Voor de productie van een handgeknoopt weefsel worden een aantal kettinggarensverticaal naast elkaar opgesteld tussen een kettingboom voor de toevoer van kettinggarens en een doekoproller voor het oprollen van het geknoopte weefsel.Tussen deze beide worden de kettinggarens gespannen.
Bij het handknopen knoopt de knoper horizontaal poolgarens rond de kettinggarens,waarbij doorgaans de knoop over twee naast elkaar liggende kettinggarensafgebonden wordt (zoals voorgesteld in “Die Teppichindustrie”, Hans Oswald, 1965,Meliand Textilberichte, Heidelberg, blz. 174 en 175) Wanneer horizontaal een vollerij knopen gelegd is, worden één of meerdere inslagen ingebracht tussen dekettinggarens en wordt met een kam de inslag(en) tegen de knopen aangedrukt, dieop hun beurt tegen het reeds gevormde weefsel worden aangedrukt. Hierna kan deknoper een nieuwe rij knopen maken en het proces herhalen.
Uit de figuren valt af te leiden dat de kettinggarens door de geknoopte pool volledigomvat worden, wat betekent dat deze de kettinggarens aan de rugzijde afdekken.Wanneer de knopenrijen goed tegen elkaar aangedrukt worden, wat noodzakelijk isom een kwalitatief goed geknoopt weefsel te bekomen met goede poolvastheid,kunnen aan de rugzijde van het weefsel geen grondkettinggarens waargenomenworden waardoor het dessin van het weefsel ook op de rugzijde van het weefsel zeerzuiver is. Handgeknoopte weefsels, bijv. tapijten, kunnen in hoge dichthedengeknoopt worden met een zeer nauwkeurige dessinering.
Het handknopen is echter een zeer arbeidsintensieve productiemethode.
Het weven op zich, en in het bijzonder het dubbelstukweven, is een veelproductievere productiemethode. Echter, bij deze weeftechnieken wordt hetpoolkettinggaren afgebonden over inslaggarens, die zich in het beste geval aan derugzijde van het weefsel uitstrekken ten opzichte van een spankettinggaren, en lopende kettinggarens voor een belangrijk deel zichtbaar op de rugzijde van het weefsel,omdat deze de inslaggarens, ook deze aan de rugzijde van het weefsel, afbinden inhet grondweefsel. De rugzijde van dergelijke weefsels heeft dan ook een totaal anderuitzicht dan de rugzijde van een geknoopt tapijt.
Het doel van de uitvinding is enerzijds te voorzien in een werkwijze voor het wevenvan een weefsel volgens de kop van de eerste conclusie, waarbij de kwaliteit van derugzijde van het weefsel de kwaliteit van een handgeknoopt weefsel benadert.
Dit doel van de uitvinding wordt opgelost door te voorzien in een werkwijze voor hetweven van een weefsel, omvattende een grondweefsel dat gevormd wordt uit grondkettinggarens, omvattendebindkettinggarens, en eerste en tweede inslaggarens;één of meerdere spankettinggarens; niet-figuurvormende en/of figuurvormende poolkettinggarens, waarbij met defiguurvormende poolkettinggarens figuurvormende poolnoppen gevormdworden, en waarbij elke figuurvormende poolnop minstens over één derdeinslaggaren afgebonden wordt dat zich ten opzichte van de spankettinggarensaan de rugzijde van het weefsel bevindt, en waarbij elk genoemd derdeinslaggaren zich buiten het grondweefsel bevindt.
Door het toepassen van deze werkwijze zijn aan de rugzijde van het weefselnagenoeg geen kettinggarens zichtbaar.
In een eerste voorkeurdragende werkwijze volgens de uitvinding, kunnenbindkettinggarens genoemde tweede inslaggarens afbinden die zich ten opzichte vande spankettinggarens aan de rugzijde van het weefsel bevinden en waarrond geenpoolkettinggarens afgebonden worden.
Daardoor zullen deze bindkettinggarens eveneens ook niet zichtbaar zijn gezien depoolkettinggarens beduidend dikker zijn dan de bindkettinggarens en zeker bij eenweefsel met een hoge schotdichtheid zal het bindkettinggaren dat het genoemdetweede inslaggaren afbindt weggeduwd worden tussen twee opeenvolgende derdeinslaggarens die enkel door een poolkettinggaren en niet door een bindkettinggarenafgebonden worden.
In een tweede voorkeurdragende werkwijze volgens de uitvinding, kunnenbindkettinggarens genoemde tweede inslaggarens afbinden die zich ten opzichte vande spankettinggarens die zich meest aan de rugzijde van het weefsel bevinden, aan depoolzijde van het weefsel bevinden.
Daarbij kan enerzijds minstens een deel van de tweede inslaggarens voorzien zijntussen de genoemde spankettinggarens die zich meest aan de rugzijde van hetweefsel bevinden, en de niet-figuurvormende poolkettinggarens.
Op deze wijze is het tweede inslaggaren dat door een bindkettinggaren afgebondenwordt, nog meer onzichtbaar gemaakt vanaf de rugzijde van het weefsel.
In een voordelige werkwijze volgens de uitvinding, binden de bindkettinggarens degenoemde eerste inslaggarens af die zich ten opzichte van de spankettinggarens aande poolzijde van het weefsel bevinden.
Een voorkeurs werkwijze volgens de uitvinding bestaat er in de niet-figuurvormendepookettinggarens te laten vlotten tussen de eerste en de tweede inslaggarens die doorbindkettinggarens in het grondweefsel worden afgebonden.
Zo helpen ook de niet-figuurvormende poolkettinggarens om de eerste en tweedeinslaggarens uit elkaar te houden en om het weven in hogere dichtheden toe te laten.
De eerste inslaggarens aan de poolzijde van het weefsel kunnen ofwel gelijktijdigofwel bij een verschillende inslaginbrengcyclus ingebracht worden met de derdeinslaggarens waarover figuurvormende poolkettinggarens afbinden.
Bij gelijktijdige inbreng wordt een weefselstructuur bekomen waarbij zich tussen depoolbeentjes twee inslagen boven elkaar bevinden zodat de pool mooi rechtgehouden wordt en waarbij hoge dichtheden gerealiseerd kunnen worden waarbij depoolbeentjes eerder licht opengeduwd worden.
De tweede inslaggarens die ten opzichte van de niet-figuurvormendepoolkettinggarens aan de rugzijde van het weefsel ingebracht worden en door de bindkettinggarens afgebonden worden kunnen ofwel gelijktijdig ofwel in eenverschillende inslaginbrengcyclus met de eerste inslaggarens ingebracht worden.Deze bindingen hebben als voordeel dat de poolnoppen zich minder kunnenopenspreiden wat tot een duidelijk afgelijnde figuur leidt aan de poolzijde van hetweefsel.
In een eerste voordelige werkwijze volgens de uitvinding kunnen voordubbelstukweefsels de eerste, tweede en derde inslaggarens door middel van eendrievoudige inslaginbreng ingebracht worden.
Bij een drievoudige inslaginbreng ligt de productiviteit de helft hoger dan bij dedubbelgrijper inslaginbreng.
In de dubbelstukweefsels komen bij voorkeur naast gesneden pool ook lussenpoolen/of pool voor die over eerste inslaggarens afgebonden worden, waarbij de derdeinslaggarens waarover figuurvormende poolkettinggarens afgebonden wordt zichbuiten het grondweefsel bevinden.
In een tweede voordelige werkwijze volgens de uitvinding kunnen voordubbelstukweefsels de eerste, tweede en derde inslaggarens door middel van eendubbele inslaginbreng ingebracht worden.
Op deze wijze worden 1/3 V weefselstructuren gerealiseerd die als voordeel hebbendat geen mengcontouren optreden bij poolwissel en een zuiver afgelijnd weefselbekomen wordt bij kleurwissel zonder dat bindingscorrecties noodzakelijk zijn.
In een voorkeurswerkwijze volgens de uitvinding, kunnen voor enkelstukweefsels deeerste, tweede en derde inslaggarens door middel van een dubbele inslaginbrengingebracht worden, waarbij in een eerste inslaginbrengcyclus 2 inslaggarensingebracht worden en in een tweede daaropvolgende inslaginbrengcyclus slechts 1inslaggaren ingebracht wordt.
Deze werkwijze biedt gelijkaardige voordelen als de werkwijze voor hetvervaardigen van dubbelstukweefsels volgens de uitvinding waarbij een drievoudigeinslaginbreng gebruikt wordt.
In een voordelige werkwijze volgens de uitvinding kunnen voor enkelstukweefselsde eerste, tweede en derde inslaggarens door middel van een enkele inslaginbrengingebracht worden.
Deze werkwijze kan ingezet worden wanneer men over een enkelstukweefmachinebeschikt met enkele inslaginbreng en biedt ook het voordeel dat geen mengcontourenoptreden, zodat de dessinering aan de poolzijde fijner is, en geen correcties nodigzijn voor de aansturing van de productie van deze weefsels om deze mengcontourente vermijden.
Voor dubbelstukweefsels met een drievoudige inslaginbreng en enkelstukweefselsmet een dubbele inslaginbreng hebben de bindkettinggarens bij voorkeur eenbindingsrapport van 4 of een veelvoud van 4.
Voor dubbelstukweefsels met een dubbele inslaginbreng en enkelstukweefsels meteen enkele inslaginbreng hebben de bindkettinggarens bij voorkeur eenbindingsrapport van 6 of een veelvoud van 6.
In het geval van bindingsrapport van de bindkettinggarens dat een veelvoud van 4 ofeen veelvoud van 6 bedraagt, wordt door het minder kruisen van bindkettinggarensminder kettinggaren verbruikt en laat dit toe hogere dichtheden te realiseren.
Verder kunnen de bindkettinggarens een bindingsrapport van minstens 8 hebben, dateen veelvoud is van rapport 4 of een veelvoud van rapport 6, waarbij tussen hetkruisen van de bindkettinggarens minstens gedurende één inslaginbrengcyclus eeninslaginbrengmiddel geen inslaggaren doorheen het weefsel voert, die indien dezewel ingebracht werden door bindkettinggarens in het grondweefsel zoudenafgebonden geweest zijn
In een voorkeurdragende werkwijze volgens de uitvinding, wordt minstens een deelvan de spankettinggarens gekoppeld aan een weefraamaandrijving die een beweginguitvoert waarbij, na de inbreng van een derde inslaggaren die zich aan de rugzijdevan het weefsel bevindt ten opzichte van de spankettinggarens en die niet door debindkettinggarens wordt afgebonden en waarrond fïguurvormende poolkettinggarensafgebonden worden, het weefraam naar de rugzijde van het weefsel beweegt om dederde inslaggarens waarrond de figuurvormende poolkettinggarens afgebondenworden naar de buitenzijde van de beetopening te trekken.
Dit heeft als voordeel dat de poolhoogte van de figuurvormende pool betergegarandeerd wordt en een betere weefselkwaliteit gerealiseerd wordt en eenzuiverder weefselrug bekomen wordt.
In een verdere voordelige uitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvindingbij weefselstructuren met een bindingsrapport in een veelvoud van 4 of van 6,bevinden minstens een deel van de tweede inslaggarens die door bindkettinggarensworden afgebonden zich aan de poolzijde van de spankettinggarens die zich hetmeest aan de rugzijde van het weefsel bevinden.
Dit heeft als voordeel dat een deel van de tweede inslaggarens zich niet meer aan derugzijde van het weefsel bevinden en als een derde laag zich in hoogterichting tussende lagen van andere inslaggarens en dode poolkettinggarens kan wringen. Hierdoorkunnen meer poolnoppen per lengte-eenheid in het weefsel ingebracht worden enkunnen hogere dichtheden gerealiseerd worden. Dit geldt zowel voordubbelstukweefsels als voor enkelstukweefsels.
In een voordelige werkwijze volgens de uitvinding, maken de tweedespankettinggarens de scheiding tussen de derde inslaggarens en het grondweefselgevormd door de bindkettinggarens en de eerste spankettinggarens, waarbij debindkettinggarens eerste en tweede inslaggarens afbinden en waarbij de tweedeinslaggarens zich tussen de eerste en de tweede spankettinggarens bevinden en de eerste inslaggarens zich ten opzichte van de spankettinggarens aan de poolzijde vanhet weefsel bevinden.
Door het inzetten van tweede spankettinggarens die buiten het grondweefsel liggenaan de rugzijde van het weefsel wordt nog een betere scheiding gerealiseerd tusssende derde en tweede inslaggarens. Dit maakt de rugzijde nog zuiverder enterzelfdertijd worden de inslagen nog beter in lagen gelegd, wat resulteert in hetbereiken van een hoger weefseldichtheid.
De inslaginbreng gebeurt daarbij bij voorkeur met één of tweeinslaginbrengmiddelen gelijktijdig, waarbij in elk weefsel achtereenvolgens eenderde inslaggaren, een eerste inslaggaren en een tweede inslaggaren ingebrachtworden, waarna deze cyclus zich herhaalt.
De hier beschreven volgorde geeft een volgorde aan van inslaginbreng per weefsel,waarbij achtereenvolgens ingebrachte inslaggarens ook gelijktijdig kunneningebracht worden.
Om het grondweefsel, dat door de toegepaste werkwijze volledige onzichtbaar wordtgemaakt vanaf de rugzijde van het weefsel, hecht in het weefsel te integreren,gebeurt de poolvorming bij dubbelstukweefsels bij voorkeur met W-pool, waarbij depoolvorming gebeurt door wanneer een figuurvormend poolkettinggaren zich van hetene naar het andere weefsel beweegt dit poolkettinggaren af te binden over een derdeinslaggaren dat zich aan de rugzijde van het weefsel bevindt ten opzichte van despankettinggarens en dat zich buiten het grondweefsel bevindt, en vervolgens overeen eerste inslaggaren in hetzelfde weefsel om te slaan om daaropvolgend over eentweede inslaggaren, dat door een bindkettinggaren afgebonden wordt en door eenspankettinggaren gescheiden wordt van de derde inslaggarens, af te binden en zichnaar het andere weefsel uit te strekken.
Op deze wijze kan een extreem zuivere rugzijde gerealiseerd worden waarop geenbindkettinggarens kunnen opgemerkt worden. In combinatie met deenkelgrijperwerkwijze biedt deze bindingsstructuur een zeer goede poolvastheid dieaan de poolvastheid van een handgeknoopt weefsel aanleunt.
De lagere pooldichtheid kan gecompenseerd worden door deze weefselstructuur meteen dubbelgrijperweefmachine in tegenfase toe te passen, waarbij elke beweging vande pool in het ene weefsel gepaard gaat met een gelijkaardige poolbeweging in hetandere weefsel.
In de werkwijze volgens de uitvinding is de grijper die de derde inslaggarens, die nietdoor de kettinggarens van het grondweefsel worden afgebonden, inbrengt in eenweefsel dat tijdens het weven met de rugzijde naar beneden is gericht, tijdens hunbeweging door de gaap niet gedragen door garens. De bindkettinggarens, die in deweefprocessen volgens de stand van de techniek deze grijpers ondersteunen in hunbeweging doorheen de gaap, bevinden zich boven deze grijpers. Depoolkettinggarens die zullen afgebonden worden bevinden zich wel onder dezeonderste grijper, maar op een niveau dat te laag is om de grijper te geleiden, omdatbij andere inslaginbrengcycli de bindkettinggarens zich wel onder de onderstegrijpers bevinden en een scheiding in niveau tussen bindkettinggarens enpoolkettinggarens zeer wenselijk is omdat een systematische kruising tussen dezetwee kettinggarengroepen nadelig is voor het weeiproces. Zonder dergelijkegeleiding kunnen de onderste grijpers het derde inslaggaren niet bedrijfszekerdoorheen de gaap brengen of overgeven in de middenpositie.
Om dit op te lossen worden voor weefsels met de rugzijde onderaan depoolkettinggarens die over de derde inslaggarens ter vorming van het ondersteweefsel afgebonden worden opgetild in een positie die zich, vanuit de positie van dewever, achter de grijpers bevindt, waarbij deze positie zo gekozen wordt dat dezepoolkettinggarens ter hoogte van de onderste grijper nagenoeg juist onder dezeonderste grijper gepositioneerd worden en een geleidende functie kunnen vervullenvoor deze grijper bij zijn beweging door de gaap.
Dergelijke positionering kan gebeuren door: - een weefraam met een aantal hevels die voorzien zijn van hevelogen in te zetten,waarbij een koord, draad of staaf zich doorheen meerdere of alle hevelogen vandit weefraam uitstrekt in inslagrichting en waarbij dit weefraam voor hetinbrengen van de derde inslaggarens geheven wordt zodat de koord, draad ofstaaf de figuurvormende poolkettinggarens die zich onder deze grijper bevindentot nagenoeg net onder de onderste grijper brengt; - de weeframen te dimensioneren voor het aandrijven van de bindkettinggarens inhet bovenweefsel zodat deze in hun hoogste positie, i.e. bindkettinggarens bovende bovenste grijper, met een koord, draad, staaf of ligger in inslagrichting defiguurvormende poolkettinggarens die zich in de onderste positie bevinden meeoptillen om deze tot nagenoeg net onder de onderste grijper te positioneren; - het inzetten van één of meerdere servo-aangedreven weeframen, waarbij debeweging van het weefraam in hoogte stuurbaar en programmeerbaar is, enwaarbij deze weeframen met bindkettinggarens die zich op het ogenblik dat deonderste grijper moet ondersteund worden, boven de bovenste grijper bevindeniets hoger dan gebruikelijk aangestuurd worden wanneer deze voorzien zijn vaneen inrichting om de figuurvormende poolkettinggarens onder de onderste grijperop te tillen om deze nagenoeg net onder de onderste grijper te positioneren; - een op- en neer beweegbaar weefraam of tafel in te zetten die aan de bovenzijdevoorzien is van een vlak dat de figuurvormende poolkettinggarens nagenoeg netonder de onderste grijper positioneert; - een vaste tafel in te zetten die de figuurvormende poolkettinggarens altijdnagenoeg net onder de onderste grijper positioneert, waarbij de tafel bij voorkeurzo dicht mogelijk bij de grijpers wordt opgesteld, om in posities waarbij zich ookbindkettinggarens onder de onderste grijper bevinden de zone binnen dewelkepoolkettinggarens en bindkettinggarens samenlopen zo kort mogelijk te houden.
Dit probleem kan ook opgelost worden door additionele kettinggarens te voorzien diegeen deel uitmaken van het weefsel en een vaste positie of een door eengaapvormingsmiddel gestuurde positie innemen om bij het inbrengen van een derde inslaggaren in het weefsel met de rugzijde onderaan de onderste grijper teondersteunen.
In een eerste voordelige werkwijze volgens de uitvinding, worden deenkelstukweefsels geweven door middel van een roedenweefmachine, waarbijsnijdroeden ingezet worden voor het vormen van gesneden pool,en/of waarbijlussenroeden ingezet worden voor het vormen van poollussen.
In een meer voordelige werkwijze volgens de uitvinding, is de roedenweefmachineuitgerust met een bandgrijper als inslaginbrengmiddel, waarbij deze bandgrijpergeleid wordt tijdens het traject door de gaap.
Dit heeft als voordeel dat geen additionele kettinggarens moeten voorzien worden ofgeen extra voorzieningen om de poolkettinggarens ter hoogte van de onderste grijperjuist onder de grijper te positioneren, dienen getroffen te worden.
In een tweede voordelige werkwijze volgens de uitvinding, worden deenkelstukweefsels geweven door middel van een Axminsterweefmachine, waarbijtussen het afkruisen van de bindkettinggarens een tweede en een derde inslaggarenaan de rugzijde van het weefsel ten opzichte van de spankettinggarens gelegd wordenen een eerste inslaggaren aan de poolzijde van het weefsel ten opzichte van hetspankettinggaren gelegd wordt, en waarbij het derde inslaggaren waarrond degrippers pool leggen, door deze pool afgebonden wordt buiten het grondweefsel.
In een meer voordelige werkwijze volgens de uitvinding, worden per inslaginbrengtwee inslagen ingebracht zodat samen met de tweede inslaggarens nog vierdeinslaggarens ingebracht worden die zoals de eerste inslaggarens zich ten opzichte vande spankettinggarens aan de poolzijde van het weefsel bevinden en doorbindkettinggarens afgebonden worden.
Deze weefselstructuur heeft het voordeel aan weerszijden van de spankettinggaxensdezelfde dichtheid te hebben van inslaggarens en kettinggarens, zowel pool- alsgrondkettinggarens. Dit leidt tot een weefsel dat minder opkrult en dus vlakker blijft.
In een meer voordelige uitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding, isde Axminsterweefmachine voorzien van een aanslagriet, omvattende een aantalrietvingers in plaatvorm, die met een uitsparing voorzien zijn om de onderste grijperte ondersteunen in zijn beweging door de gaap.
Ten einde het effect van het niet zichtbaar zijn van de bindkettinggarens aan derugzijde van het weefsel te versterken, kan gekozen worden om de dikte van de derdeinslaggarens groter te voorzien dan de dikte van de tweede inslaggarens.
Op deze manier wordt het bindkettinggaren dat over een dunner inslaggarenafgebonden wordt nog beter weggeborgen tussen twee opeenvolgendefiguurvormende poolkettinggarens die elk over een dik inslaggaren wordenafgebonden. Dit heeft als bijkomend voordeel dat de rug van het weefsel zuiverderwordt en de dode pool minder zichtbaar wordt doorheen de rugzijde van het weefsel,zodat het onder- en bovenweefsel een gelijke rug vertonen. Dit verschil in diktetussen het tweede en het derde inslaggaren biedt deze voordelen zowel wanneer hettweede inslaggaren zich aan de rugzijde van het weefsel, als aan de poolzijde van hetweefsel bevindt ten opzichte van het spankettinggarens dat zich het meest aan derugzijde van het weefsel bevindt.
De derde en eerste inslaggarens kunnen ofwel nagenoeg dezelfde dikte hebben, maarde eerste inslaggarens kunnen ook een dikte hebben die kleiner is dan de dikte van dederde inslaggarens. Het bespelen van deze variaties laat toe verschillende effecten tebekomen op stand en het uitzicht van de poolgarens aan de poolzijde en vlakheid vanhet weefsel.
Het doel van de uitvinding is anderzijds te voorzien in een weefsel volgens de kopvan de 41e conclusie, waarbij de kwaliteit van de rugzijde van het weefsel dekwaliteit van een handgeknoopt weefsel benadert.
Dit doel van de uitvinding wordt opgelost door te voorzien in een weefsel,omvattende een grondweefsel gevormd uit grondkettinggarens, bestaande uit bind- enspankettinggarens, eerste en tweede inslaggarens; niet-figuurvormende en/of fïguurvormende poolkettinggarens, waarbij defiguurvormende poolkettinggarens voorzien zijn voor het vormen vanfiguurvormende poolnoppen, en waarbij elke figuurvormende poolnopminstens over één derde inslaggaren afgebonden is dat zich ten opzichte van despankettinggarens aan de rugzijde van het weefsel bevindt, waarbij elkgenoemd derde inslaggaren zich buiten het grondweefsel bevindt.
Dit weefsel wordt bij voorkeur geweven met een werkwijze zoals hierbovenomschreven.
Ten laatste is het doel van de uitvinding te voorzien in een weefmachine waarbijweefsels geweven worden waarbij de kwaliteit van de rugzijde van het weefsel dekwaliteit van een handgeknoopt weefsel benadert.
Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een weefmachine dievoorzien is voor het uitvoeren van een werkwijze zoals hierboven omschreven voorhet weven van een weefsel zoals hierboven omschreven.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgendegedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende werkwijze volgens deuitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend een verduidelijkendvoorbeeld te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvindingaan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van hettoepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëisteoctrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezennaar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in figuren 1 tot 9 een schematische doorsnede wordt weergegeven van eendubbelstukweefsel volgens een voorkeurs werkwijze volgens de uitvinding;figuur 10 een voorstelling wordt weergegeven van een doorsnede van eendoorgesneden dubbelstukweefsel volgens een voorkeurswerkwijze volgens deuitvinding; figuur 11 een schematische voorstelling wordt weergegeven van het verloopvan de grondkettinggarens, voor een voorkeurs werkwijze waarbij met hetspankettinggaren een bijkomend effect gerealiseerd wordt;figuren 12 tot 14 een schematische doorsnede wordt weergegeven van eendubbelstukweefsel volgens een voorkeurs werkwijze volgens de uitvinding meteerste en tweede spankettinggarens; figuur 15 een schematische doorsnede wordt weergegeven van een weefselvolgens een werkwijze volgens de uitvinding met gesneden pool en lussen,uitgevoerd op een roedenweefmachine; figuur 16 een schematische doorsnede wordt weergegeven van een weefselvolgens een werkwijze volgens de uitvinding met gesneden pool en lussen,uitgevoerd op een dubbelstukweefmachine; figuur 17 en 18 een schematische doorsnede wordt weergegeven van eenweefsel volgens een werkwijze volgens de uitvinding uitgevoerd op eenAxminsterweefmachine.
In een werkwijze voor het weven van een weefsel (1,2) volgens de uitvinding,waarbij het weefsel (1,2) voornamelijk aan de rugzijde het uitzicht heeft van eenhandgeknoopt weefsel, wordt een grondweefsel (100,200) gevormd uitgrondkettinggarens, bestaande uit bind- en/of spankettinggarens (101,201,102,202),en eerste en tweede inslaggarens (3,4). Bij de figuren 1,2, 3,4, 5, 6, 7,10,11,15,17en 18 bevinden zich spankettinggarens (102,202) in het grondweefsel (100,200). Despankettinggarens (103,203) kunnen zich echter ook buiten het grondweefsel (100,200) bevinden, zoals het geval is in figuren 8 en 9. Verder kunnen zowel in het grondweefsel (100,200) als buiten het grondweefsel (100,200) spankettinggarens (102.202.103.203) voorzien worden, zoals het geval is in figuren 12, 13 en 14.Verder omvat het weefsel (1,2) niet-figuurvormende en/of figuurvormendepoolkettinggarens (6,7), waarbij met de figuurvormende poolkettinggarens (6)figuurvormende poolnoppen (6a) gevormd worden, waarbij elke figuurvormendepoolnop (6a) minstens over een derde inslaggaren (5) afgebonden wordt dat zich tenopzichte van de spankettinggarens (102,202,103,203) aan de rugzijde van het weefsel (1.2) bevindt en waarbij elk genoemd derde inslaggaren (5) zich buiten hetgrondweefsel (100,200) bevindt (deze derde inslaggarens (5) worden dus niet doorbindkettinggarens (101,201) afgebonden), waardoor aan de rugzijde van het weefsel (1.2) geen kettinggarens meer zichtbaar zijn.
De genoemde eerste inslaggarens (3) worden ten opzichte van de spankettinggarens (102.202.103.203) ingebracht aan de poolzijde van het weefsel (1,2), en wordenafgebonden door bindkettinggarens (101,201) in het grondweefsel (100,200).
Wanneer zoals voorgesteld op de figuren 1 tot en met 7, 10 en 15 tot en met 18,bindkettinggarens (101,201) genoemde tweede inslaggarens (4) afbinden die zich tenopzichte van de spankettinggarens (102,202,103,203) aan de rugzijde van het weefsel (1.2) bevinden en waarrond geen figuurvormende poolkettinggarens (6) afgebondenworden, dan zullen ook deze niet zichtbaar zijn, gezien de poolkettinggarens (6)beduidend dikker zijn dan de bindkettinggarens (101,201), en zeker bij een weefselmet een hoge schotdichtheid, waarbij de poolkettinggarens de bindkettinggarens (101,201) die genoemde tweede inslaggarens (4) afbinden wegduwen tussen tweeopeenvolgende derde inslaggarens (5) die enkel door poolkettinggarens (6) wordenafgebonden, en dus niet door bindkettinggarens (101,201). De genoemde tweedeinslaggarens (4) die door bindkettinggarens (101,201) afgebonden worden, kunnenook geheel of gedeeltelijk voorzien zijn aan de poolzijde ten opzichte van despankettinggarens (102,202,103,203) die zich meest aan de rugzijde van het weefsel (1.2) bevinden, maar dan bevinden minstens een deel van deze tweede inslaggarens(4) zich ofwel tussen eerste spankettinggarens (102,202) die in het grondweefsel (100.200) voorzien zijn, en tweede spankettinggarens (103,203) die voorzien zijnbuiten het grondweefsel (100,200) (zie figuren 12 tot en met 14 en 16), ofwel tussende genoemde spankettinggarens (102,202) aan de rugzijde van het weefsel (1,2) ende niet-figuurvormende poolkettinggarens (7) (= dode poolkettinggarens) (ziefiguren 7 tot en met 9). In figuur 7 worden een gedeelte van de tweede inslaggarens(4) tussen de spankettinggarens (102,202) aan de rugzijde van het weefsel (1,2) en deniet-figuurvormende poolkettinggarens (7) ingebracht, terwijl in figuur 8 alle tweedeinslaggarens (4) zo ingebracht worden. Hierdoor worden de bindkettinggarens (101.201) die de tweede inslaggarens (4) afbinden nog beter weggeborgen naar derugzijde van het weefsel (1,2) toe dan in figuur 7 het geval is.
Een voorkeurswerkwijze bestaat er in de niet-figuurvormende pool (7) tussen deeerste en de tweede inslaggarens (3,4) die door bindkettinggarens (101,201) in hetgrondweefsel (100,200) worden afgebonden, te laten vlotten.
Om het effect van het niet zichtbaar zijn van de bindkettinggarens (101,201) aan derugzijde van het weefsel te versterken, kan gekozen worden om de derdeinslaggarens (5) waarover de fïguurvormende poolkettinggarens afbinden als dikkereinslaggarens te voorzien dan de eerste en tweede inslaggarens (3,4) die in hetgrondweefsel (100,200) worden afgebonden. Op deze wijze worden debindkettinggarens (101,201) die over dunnere inslaggarens (3,4) worden afgebondennog beter weggeborgen tussen twee opeenvolgende figuurvormendepoolkettinggarens (6) die elk over een dikker inslaggaren (5) worden afgebonden. Ditheeft als bijkomend voordeel dat de rug zuiverder wordt en de dode pool minderzichtbaar wordt doorheen de rugzijde van het weefsel (1,2), zodat bijdubbelstukweefsels het boven- en onderweefsel (1,2) een gelijke rug vertonen.
De eerste inslaggarens (3) die zich ten opzichte van de spankettinggarens (102,202,103,203) aan de poolzijde van het weefsel (1,2) bevinden, kunnen enerzijdsgelijktijdig met de derde inslaggarens (5) waarover de figuurvormendepoolkettinggarens (6) afgebonden worden ingebracht worden, zoals wordt voorgesteld op de figuren 1, 4, 5, 8, 15 en 18 of anderzijds bij een verschillendeinslaginbrengcyclus, meer bij voorkeur een volgende inslaginbrengcyclus, ingebrachtworden, zoals wordt voorgesteld op de figuren 2, 3, 6, 7, 9, 10, 12 - 14, 17, 18. Bijgelijktijdige inslaginbreng, wordt een weefselstructuur bekomen waarbij zich tussende poolbeentjes twee inslagen boven elkaar bevinden zodanig dat de pool mooi rechtgehouden wordt en waarbij hoge dichtheden gerealiseerd kunnen worden en waarbijde poolbeentjes van een poolnop (6a) eerder licht opengeduwd worden. Hierbijkunnen beide inslaggarens (eerste en derde inslaggarens (3,5)) die gelijktijdigingebracht worden dezelfde dikte hebben (zoals voorgesteld wordt op figuren 1, 4, 5en 8), of kunnen de eerste inslaggarens (3) dunner zijn dan de eerste inslaggarens (5)(zoals wordt voorgesteld op figuur 15). De tweede inslaggarens (4) die ten opzichtevan de niet-fïguurvormende poolkettinggarens (7) aan de rugzijde van het weefsel (1,2) ingebracht worden en door de bindkettinggarens (101,201) afgebonden wordenkunnen ofwel gelijktijdig met de eerste inslaggarens (3) ingebonden worden (ziefiguur 3), ofwel in een verschillende inslaginbrengcyclus ingebracht worden (ziefiguren 1, 2, 4, 5 tot en met 18).
Voor dubbelstukweefsels kunnen de eerste, tweede en derde inslaggarens (3,4,5)enerzijds door middel van een dubbele inslaginbreng ingebracht worden. Debindkettinggarens (101,201) hebben daarbij een bindingsrapport van 6 of eenveelvoud van 6. Op deze wijze worden 1/3 V-weefselstructuren gerealiseerd die alsvoordeel hebben dat geen mengcontouren optreden bij poolwissel en een zuiverafgelijnd weefsel bekomen wordt bij kleurwissel zonder dat bindingscorrectiesmoeten toegepast worden.
Anderzijds kunnen voor dubbelstukweefsels de eerste, tweede en derde inslaggarens(3,4,5) door middel van een drievoudige inslaginbreng ingebracht worden. Debindkettinggarens (101,201) hebben daarbij een bindingsrapport van 4 of eenveelvoud van 4. Bij een drievoudige inslaginbreng ligt de productiviteit de helfthoger dan bij de dubbele inslaginbreng. In de dubbelstukweefsels kunnen naastgesneden pool ook lussenpool en/of pool die over eerste inslaggarens (3) afgebonden worden voorkomen, waarbij de derde inslaggarens (5) waarover figuurvormendepoolkettinggarens (6) af gebonden worden zich buiten het grondweefsel (100,200)bevinden. Dergelijke weefselstructuur wordt voorgesteld in figuur 18.
De bindkettinggarens (101,201) kunnen ook een bindingsrapport van 8 hebben, zoalsvoorgesteld wordt in figuur 9. In de daarin voorgestelde weefselstructuur is er perweefsel (1,2) één spankettinggaren (102,202) voorzien, waarbij bijkomend een aantaleerste en tweede inslaggarens (3,4) niet ingebracht worden in het weefsel (1,2), dieindien deze wel ingebracht werden door bindkettinggarens (101,201) in hetgrondweefsel (100,200) zouden afgebonden zijn geweest. Dit verlaagt het aantalkruisingen tussen bindkettinggarens (101,201) en het aantal inslagen in het weefsel (1,2) waarover geen pool afgebonden wordt. Met deze werkwijze kan dan ook eenweefsel met hogere dichtheid geweven worden.
Voor enkelstukweefsels kunnen de eerste, tweede en derde inslaggarens (3,4,5) doormiddel van een dubbele inslaginbreng ingebracht worden, waarbij in een eersteinslaginbrengcyclus 2 inslaggarens ingebracht worden, en in een tweededaaropvolgende inslaginbrengcyclus slechts 1 inslaggaren ingebracht wordt.
Verder kunnen voor enkelstukweefsels de eerste, tweede en derde inslaggarens(3,4,5) door middel van een enkele inslaginbreng ingebracht worden. Debindkettinggarens (101,201) hebben daarbij een bindingsrapport van 6 of eenveelvoud van 6.
In het geval van een veelboud van 4 of een veelvoud van 6 wordt door het minderkruisen van bindkettinggarens (101,201) minder kettinggaren verbruikt en laat dit toehogere dichtheden te realiseren. Dit geldt zowel voor enkelstuk als voordubbelstukweefsels
Strikt genomen kunnen de spankettinggarens (102,202) zoals voorgesteld irt defiguren 1 tot en met 4 stil blijven staan omdat voor het bovenweefsel (1) deze spankettinggarens (102) zich altijd tussen de bovenste en de middelste grijper dienente positioneren en voor het onderweefsel (2) deze spankettinggarens (202) zich altijdtussen de onderste en de middelste grijper dienen te positioneren.
Echter, het is voordeliger om bij weefselstructuren volgens de uitvinding, despankettinggarens (102,202,103,203) te koppelen met een weefraamaandrijving dieeen beweging uitvoert waarbij, na de inbreng van een derde inslaggaren (5) die zichten opzichte van de spankettinggarens (102,202,103,203) aan de rugzijde van hetweefsel (1,2) bevindt en niet door de bindkettinggarens (101,201) wordt afgebondenen waarrond de poolkettinggarens (6) afgebonden worden, het weefraam naar derugzijde van het weefsel (1,2) beweegt om de derde inslaggarens (5) waarrond depoolkettinggarens (6) afgebonden worden naar de buitenzijde van de beetopening.. tetrekken, zoals voorgesteld in figuur 11, zodat de poolhoogte van de fïguurvormendepoolkettinggarens (6) beter gegarandeerd wordt en een betere weefselkwaliteitgerealiseerd wordt en een zuiverder weefselrug bekomen wordt. Met beetopeningwordt bedoeld de ruimte tussen boven- en onderlineaal die de constante poolhoogtemoet realiseren
Ten einde meer poolnoppen (6a) per lengte-eenheid in het weefsel (1,2) te kunneninbrengen en zo een hogere dichtheid te realiseren, bestaat een voordeligeuitvoeringsvorm zoals voorgesteld in figuur 7 er in om bij weefselstructuren met eenbindingsrapport in een veelvoud van 4 of van 6, regelmatig één van de tweedeinslaggarens (4) aan de poolzijde van de spankettinggarens (102,202) die zich hetmeest aan de rugzijde van het weefsel (1,2) bevinden, af te binden met eenbindkettinggaren (101,201), waardoor een deel van de eerste inslaggarens (3) zichniet meer aan de rugzijde bevindt en als een derde laag zich in hoogterichting tussende lagen van de ander inslaggarens (3,4,5) en niet-figuurvormende poolkettinggarens(7) kan wringen.
In de figuren 12, 13 en 14 worden weefselstructuren voorgesteld waarin de reedshierboven genoemde tweede spankettinggarens (103,203) de scheiding maken tussende derde inslaggarens (5) en het grondweefsel (100,200) gevormd door de bindkettinggarens (101,201) en de eerste spankettinggarens (102,202), waarbij debindkettinggarens (101,201) eerste en tweede inslaggarens (3,4) afbinden en waarbijde tweede inslaggarens (4) zich tussen de eerste en tweede spankettinggarens (102,202,103,203) bevinden en de eerste inslaggarens (3) zich ten opzichte van despankettinggarens (102,202,103,203) aan de poolzijde van het weefsel (1,2)bevinden.
De inslaginbreng gebeurt met één of twee inslaginbrengmiddelen gelijktijdig,waarbij bij met de enkelgrijperwerkwijze zoals voorgesteld op figuur 12achtereenvolgens een eerste inslaggaren (3), een derde inslaggaren (5) en een tweedeinslaggaren (4) ingebracht worden voor een eerste weefsel waarna dezelfdewerkwijze volgt voor het tweede weefsel. Bij de dubbelgrijperwerkwijze voorgesteldop figuur 14 worden gelijktijdig in beide weefsels achtereenvolgens een derdeinslaggaren (5), een eerste inslaggaren (3) en een tweede inslaggaren (4) ingebrachtwaarna deze cyclus herhaald wordt. Om het grondweefsel (100,200), waarin debindkettinggarens door de toegepaste werkwijze volgens de uitvinding volledigonzichtbaar gemaakt worden vanaf de rugzijde van het weefsel (1,2), hecht in hetweefsel (1,2) te integreren gebeurt de poolvorming met W-pool waarbij depoolvorming gebeurt door wanneer een figuurvormend poolkettinggaren (6) zich vanhet ene weefsel (l,resp.2) naar het andere weefsel (2,resp.l) beweegt ditfiguurvormend poolkettinggaren (6) af te binden over een derde inslaggaren (5) datzich ten opzichte van de spankettinggarens (102,202,103,203) aan de rugzijde vanhet weefsel (1,2) bevindt en dat niet door bindkettinggarens (101,201) afgebondenwordt en vervolgens over een eerste inslaggaren (3) in hetzelfde weefsel (l,resp.2)om te slaan om daaropvolgend over een tweede inslaggaren (4) af te binden en zichnaar het andere weefsel (2, resp.l) uit te strekken. Op deze wijze kan een extreemzuivere rugzijde gerealiseerd worden waarop geen bindkettinggarens (101,201)kunnen opgemerkt worden. In combinatie met de enkelgrijperwerkwijze levert de W-binding voor de pool weliswaar een lagere pooldichtheid op, maar biedt dezebindingsstructuur een zeer goede poolvastheid, die dicht bij de poolvastheid van eengeknoopt weefsel aanleunt.
De lagere pooldichtheid kan gecompenseerd worden door deze weefselstructuur opeen dubbelgijperweefmachine in tegenfase, zoals voorgesteld op figuur 14, toe tepassen, waarbij elke poolbeweging in het ene weefsel (l,resp.2) gepaard gaat met eengelijkaardige poolbeweging in het andere weefsel (2,resp.l).
Zoals voorgesteld wordt op figuur 13, wordt met eerste spankettinggarens (102,202)die zich in het grondweefsel (100,200) bevinden en tweede spankettinggarens (103,203) die zich buiten het grondweefsel (100,200) bevinden geweven, en wordtper inslaginbrengcyclus 1 inslag ingebracht, waarbij eerst een derde inslaggaren (5)wordt ingebracht, waarna een tweede inslaggaren (4) wordt ingebracht en als laatsteeen eerste inslaggaren (3) wordt ingebracht in een cyclus van drie inslaginbrencycli.Door deze werkwijze wordt geen W-pool meer gevormd maar een V-pool die ookmet de enkelgrijperwerkwijze kan toegepast worden en tot minder poolverbruik leidt.Deze werkwijze kan ook met een dubbelgrijper in tegenfase uitgevoerd worden (nietvoorgesteld op de figuren). Aangezien het figuurvormend poolkettinggaren (6) nietmeer afbindt over een middenbeentje van een W op een inslag aan de poolzijde vanhet weefsel (1,2), ten opzichte van het spankettinggaren dat zich het meest aanrugzijde van het weefsel bevindt, waardoor dit inslaggaren (4) niet onder spanningvan het figuurvormend poolkettinggaren (6) komt te staan, kan ook hier gewevenworden met het weglaten van één van de spankettinggarens (102,202,resp. 103,203).
Ten einde het probleem van de derde inslaggarens (5), die bij weefsels (2) met derugzijde onderaan, waarvan de grijper die ze inbrengt tijdens het inbrengen vangenoemde inslagen niet door kettinggarens geleid wordt in zijn beweging door degaap, op te lossen, worden bij het inbrengen van deze derde inslaggarens (5) in hetonderste weefsel (2) de figuurvormende poolkettinggarens (6) opgetild in een positiedie zich, gezien vanuit de positie van de wever, achter de grijpers bevindt, waarbijdeze positie zo gekozen wordt dat deze poolkettinggarens (6) ter hoogte van deonderste grijper nagenoeg juist onder deze onderste grijper gepositioneerd worden en een geleidende functie kunnen vervullen voor deze grijper bij zijn beweging door de gaap.
Dergelijke positionering kan gebeuren door: - een weefraam met een aantal hevels die voorzien zijn van hevelogen in te zetten,waarbij een koord, draad of staaf zich doorheen meerdere of alle hevelogen vandit weeffaam uitstrekt in inslagrichting en waarbij dit weeffaam voor hetinbrengen van de derde inslaggarens (5) geheven wordt zodat de koord, draad ofstaaf de figuurvormende poolkettinggarens die zich onder deze grijper bevindentot nagenoeg net onder de onderste grijper brengt; - de weeffamen te dimensioneren voor het aandrijven van de bindkettinggarens(101) in het bovenweefsel (1) zodat in de genoemde inslaginbrengcyclus waarinde onderste grijper moet ondersteund worden, een weefraam voor hetpositioneren van bindkettinggarens (101) van het bovenste weefsel, dat zich opdat ogenblik in zijn hoogste positie bevindt, i.e. bindkettinggarens (101) boven debovenste grijper, te voorzien van een koord, draad, staaf of ligger in hetweefraam in de inslagrichting die de figuurvormende poolkettinggarens (6) diezich onder de onderste grijper bevinden, op een positie gebracht hebben die dezefiguurvormende poolkettinggarens (6) ter hoogte van de onderste grijpernagenoeg net onder de onderste grijper positioneren; - het inzetten van één of meerdere servo-aangedreven weeframen, waarbij debeweging van het weefraam in hoogte stuurbaar en programmeerbaar is, enwaarbij deze weeframen met bindkettinggarens (101) die zich op het ogenblik datde onderste grijper moet ondersteund worden, boven de bovenste grijperbevinden iets hoger dan gebruikelijk aangestuurd worden wanneer deze voorzienzijn van een inrichting om de figuurvormende poolkettinggarens (6) onder deonderste grijper op te tillen om deze nagenoeg net onder de onderste grijper tepositioneren; - een op- en neer beweegbaar weeffaam of tafel in te zetten die aan de bovenzijdevoorzien is van een vlak dat de figuurvormende poolkettinggarens (6) nagenoegnet onder de onderste grijper positioneert; - een vaste tafel in te zetten die de figuurvormende poolkettinggarens (6) altijdnagenoeg net onder de onderste grijper positioneert, waarbij de tafel bij voorkeurzo dicht mogelijk bij de grijpers wordt opgesteld, om in posities waarbij zich ookbindkettinggarens (201) onder de onderste grijper bevinden de zone binnendewelke poolkettinggarens en bindkettinggarens samenlopen zo kort mogelijk tehouden.
Dit probleem kan ook opgelost worden door additionele kettinggarens te voorzien diegeen deel uitmaken van het weefsel en een vaste positie of een door eengaapvormingsmiddel gestuurde positie innemen om bij het inbrengen van een derdeinslaggaren (5) in het onderste weefsel (2) de onderste grijper te ondersteunen. Dezeadditionele kettinggarens kunnen beperkter in aantal zijn dan het aantalgrondkettinggangen zodat niet in elke grondkettinggang dergelijk additioneelkettinggaren aanwezig is. Deze additionele kettinggarens dienen nadien op gekendewijze (zie EP 1460157) verwijderd te worden, gezien ze geen deel uitmaken hetweefsel. Deze additionele kettinggarens kunnen ook als vaste snaren uitgevoerdworden, die een verloop kennen zodat ze zich ter hoogte van de onderste grijper, opeen hoogte onder deze grijper bevinden zodat de grijper erop geleid kan worden.
Enkelstukweefsels kunnen door middel van de werkwijze volgens de uitvinding metverschillende weeftechnieken gerealiseerd worden.
Enerzijds is er de techniek van het roedenweven, waarbij snijdroeden (10) ingezetworden voor het vormen van gesneden pool (8), en/of waarbij lussenroeden (11)ingezet worden voor het vormen van lussenpool (9), zoals wordt voorgesteld opfiguur 15. Alhoewel de productie ten opzichte van dubbelstukweven minstensgehalveerd wordt gezien maar één weefsel i.p.v. twee weefsels tegelijkertijdgeweven worden, biedt deze werkwijze het voordeel dat verschillende structuren inhet weefsel (1) kunnen ingebracht worden. Het combineren van gesneden pool (8)met lussenpool (9) in hetzelfde weefsel (1) kan met de werkwijze volgens deuitvinding ook gerealiseerd worden in dubbelstukweefsels door bijvoorbeeld het toepassen van de werkwijzes beschreven in EP 1347087 in combinatie met eenaangepaste werkwijze om inslaggarens in te brengen. Een voorbeeld van eenweefselstructuur volgens deze werkwijze wordt voorgesteld in figuur 16. Dewerkwijze wordt uitgevoerd met een weefmachine die met drieinslaginbrengmiddelen 3 inslagen tegelijk inbrengt. In iedere inslaginbrengcyclusbrengen de twee buitenste inslaginbrengmiddelen in elk van de weefsels (1,2) eeneerste, tweede of derde inslaggaren (3,4,5) in, op een wijze waarbij na 3inslaginbrengcycli in beide weefsels (1,2) zowel een eerste, tweede als derdeinslaggaren (3,4,5) worden ingebracht, en waarbij tijdens 3 opeenvolgendeinslaginbrengcycli in twee van deze cycli met het middelste inslaginbrengmiddel eenverloren inslag (12) ingebracht wordt die na het doorsnijden van beide weefsels (1,2)uit het weefsel (1,2) verwijderd wordt, terwijl in de overblijvende cyclus van de drieopeenvolgende inslaginbrengcycli geen verloren inslaggaren (12) ingebracht wordtomdat geen inslaggaren aan de grijper gepresenteerd wordt of omdat de middelstegrijper verhinderd wordt om zich doorheen de gaap te bewegen. De effectiefingebrachte verloren inslaggarens (12) worden bij voorkeur ingebracht tijdens deinslaginbrengcyclus die volgt op een cyclus waarbij een derde inslag (5) ingebrachtwordt in één van de weefsels (l,resp.2). Zoals voorgesteld in figuur 16 laat dergelijkeweefselstructuur toe om door middel van de werkwijze van de uitvinding een weefsel (1,2) te creëren waarin zowel gesneden pool (8) als lussenpool (9) voorkomt enwaarin ook pool kan voorkomen die aan de poolzijde van het weefsel (1,2)afgebonden wordt over een of meerdere eerste inslaggarens (3) (niet voorgesteld opde figuur).
De roedenweefinachine kan uitgerust worden met een bandgrijper alsinslaginbrengmiddel, waarbij deze bandgrijper geleid kan worden tijdens zijn trajectdoor de gaap op geleidingsvingers die verdeeld in de inslagrichting van deweefmachine opgesteld zijn. Dit vermijdt dat bovengenoemde oplossingen dieneningezet te worden om de grijper te geleiden wanneer in een weefsel (2) met derugzijde onderaan een derde inslaggaren (3) moet ingebracht worden die niet doorbindkettinggarens (101) afgebonden wordt.
Bij enkelstukweven kan de werkwijze volgens de uitvinding ook bij hetAxminsterweven toegepast worden. Het Axminsterweven is in zijn basis eendrieschotsweeftechniek. Dit betekent dat 3 inslaginbregncycli nodig zijn voor hetinbrengen van één poolnop. In deze klassieke Axminster weefselstructuren bevindenzich per 3 inslaginbrengcycli 2 inslaggarens aan de poolzijde van het weefsel, en 1inslaggaren ten opzichte van de spankettinggarens aan de rugzijde van het weefsel,en worden de 3 inslaggarens door bindkettinggarens afgebonden. In de werkwijzevolgens de uitvinding worden, zoals voorgesteld in de figuren 15 en 17, 2inslaggarens (4,5) aan de rugzijde van het weefsel (1) ten opzichte van despankettinggarens (102) voorzien, en wordt slechts 1 inslaggaren (3) aan de poolzijdevan het weefsel (1) ten opzichte van de spankettinggarens (102) voorzien. De derdeinslaggarens (5), waarrond de grippers pool leggen, worden door deze pool buitenhet grondweefsel (100) af gebonden. Op een Axminsterweefmachine brengen degrijpers de inslag door de gaap en leggen de grippers de poolbeentjes rond de inslagwaarrond de pool moet afgebonden worden. Gezien bij het Axminsterweven geenniet-figuurvormende pool voorhanden is, liggen de tweede inslaggarens (4) wanneerdeze ingebracht worden altijd aan de rugzijde van het weefsel ten opzichte van despankettinggarens (102). Voor het realiseren van dichtere weefsels kan het inbrengenvan het tweede inslaggaren (4) af en toe geannuleerd worden, of kan af en toe degrijper voor het inbrengen van het tweede inslaggaren (4) uitgeschakeld worden.
Een andere werkwijze om dichtere weefsels te bekomen bestaat erin tweedespankettinggarens te voorzien die buiten het grondweefsel liggen en die ervoorzorgen dat de tweede (4) en derde (5) inslaggarens in twee lagen boven elkaar gelegdworden.
Bij het Axminsterweven stelt zich wel het probleem dat de gaap geen kettinggarensheeft die onder de onderste grijper gepositioneerd worden wanneer deze niet dooreen bindkettinggaren afgebonden worden, aangezien de poolkettinggarens ingesneden toestand door de grippers in het weefsel worden ingezet. Ook kan geenvaste of beweegbare tafel ter ondersteuning van de grijpers ingezet worden gezien de inslag waarrond het poolkettinggaren afbindt op het ogenblik van het inbrengen vande inslag nog in de grippers opgenomen is die zich op dat moment onder de grijpersbevindt en in botsing zou komen met de hoger genoemde voorzieningen om deonderste grijper te geleiden. Naast de oplossing om additionele kettinggarens tevoorzien die geen deel uitmaken van het weefsel, kan dit probleem ook opgelostworden door de Axminsterweefmachine te voorzien van een aanslagriet, omvattendeeen aantal rietvingers in plaatvorm, die met een uitsparing voorzien zijn om deonderste grijper te ondersteunen in zijn beweging door de gaap (zoals omschreven inGB 2 314 095).
De toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding met deAxminsterweeftechniek heeft als voordeel dat voor het realiseren van een weefsel dathet uitzicht heeft van een handgeknoopt weefsel het Axminsterweven toelaat om metgrovere garens en in een veelheid van kleuren te weven. De grovere garens hebbenhet voordeel dat aan de rugzijde de veel dunnere bindkettinggarens die de tweedeinslaggarens (4) afbinden beter afgedekt worden, wat nog versterkt kan worden dooreen dikker inslaggaren als derde inslaggaren (5). De afwezigheid van niet-figuurvormende poolkettinggarens (6) is ook een kenmerk van een handgeknooptweefsel dat hiermee gerealiseerd wordt. Het aspect van meer kleuren benadert doormiddel van de Axminsterweeftechniek ook beter de mogelijkheden die methandgeknoopte weefsels gerealiseerd kunnen worden.
In Europees octrooi EP 1 033 426 wordt omschreven hoe een niet-doorgebonden 3-schotsbinding kan gerealiseerd worden op een Axminsterweefmachine met eendubbelgrijpersysteem. Dit dubbelgrijpersysteem kan ook aangewend worden om hetweefsel volgens figuur 17 te weven mits uitschakeling van één van de grijpers bij hetinbrengen van het derde inslaggaren (5) die niet door bindkettinggarens (101)afgebonden wordt. Met een dubbelgrijper Axminsterweefmachine kan echter ook eenweefselstructuur volgens figuur 18 gerealiseerd worden waarbij per inslaginbreng 2inslagen ingebracht worden zodat ten opzichte van het weefsel zoals voorgesteld opfiguur 17 nog een 4e inslaggaren (13) toegevoegd wordt dat samen met het derde inslaggaren (5) ingebracht wordt. Deze weefselstructuur heeft het voordeel dat aanweerszijden van het spankettinggaren (102) dezelfde dichtheid van inslaggarens(3,4,5,13), kettinggarens (poolkettinggarens (6,7) en grondkettinggarens (101,102))te hebben. Dit leidt tot een weefsel (1) dat minder opkrult en dus vlakker blijft. Zoalsvoorgesteld op figuur 18, kan aan weerszijden van het spankettinggaren (102) eeninslaggaren (5,13) als dik garen voorzien worden, bij voorkeur ingebracht op eenverschillende inslaginbrengcyclus.
De weefmachines voor de uitvoering van de werkwijzen volgens de uitvinding envoor het weven van de weefsels volgens de uitvindingen dienen voorzien te wordenvan een jacquardinrichting. Hiervoor kunnen jacquardinrichtingen gekend volgens destand van de techniek ingezet worden.
Voor het Axminsterweven zijn specifieke Axminsterinrichtingen gekend om devolgens patroon geselecteerde poolgarens aan de grippers aan te bieden.
Voor de andere enkelstuk- en dubbelstukweefmachines die werken volgens dewerkwijze met niet-figuurvormende kettinggarens, kunnen gekend volgens de standvan de techniek opengaap jacquardinrichtingen ingezet worden met 2, 3 of 4 posities,waarbij de 2 positie opengaapjacquardinrichtingen kunnen ingezet worden bij hetenkelgrijperweven, 3 positie opengaapjacquardinrichtingen kunnen ingezet wordenbij het dubbel- en driegrijperweven, terwijl 4 positie opengaap jacquardinrichtingenkunnen ingezet worden voor driegrijperweven, in het bijzonder voor weefsels zoalsvoorgesteld in figuur 16.
Ook niet-opengaap jacquardinrichtingen kunnen ingezet worden voor die weefselswaarbij niet alle posities op elke inslaginbrengcyclus moeten bereikt worden, opvoorwaarde dat zij in staat zijn de nodige posities op de gewenste tijdstippen terealiseren.

Claims (43)

1. Werkwijze voor het weven van een weefsel (1,2), omvattende een grondweefsel (100,200) dat gevormd wordt uit grondkettinggarens,omvattende bindkettinggarens (101,201), en eerste en tweedeinslaggarens (3,4); één of meerdere spankettinggarens (102,202,103,203);niet-figuurvormende en/of fïguurvormende poolkettinggarens (7,6),waarbij met de fïguurvormende poolkettinggarens (6) figuurvormendepoolnoppen (6a) gevormd worden, en waarbij elke fïguurvormendepoolnop (6a) minstens over één derde inslaggaren (5) afgebonden wordtdat zich ten opzichte van de spankettinggarens (102,202,103,203) aan derugzijde van het weefsel (1,2) bevindt, met het kenmerk dat elk genoemd derde inslaggaren (5) zich buiten hetgrondweefsel (100,200) bevindt.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat bindkettinggarens (101.201) genoemde tweede inslaggarens (4) afbinden die zich ten opzichtevan de spankettinggarens (102,202,103,203) aan de rugzijde van het weefsel (1,2) bevinden en waarrond geen figuurvormende poolkettinggarens (6)afgebonden worden.
3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat bindkettinggarens (101.201) genoemde tweede inslaggarens (4) afbinden die zich ten opzichtevan de spankettinggarens (102,202,103,203) die zich meest aan de rugzijde vanhet weefsel (1,2) bevinden, aan de poolzijde van het weefsel (1,2) bevinden.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk dat minstens een deel vande tweede inslaggarens (4) voorzien zijn tussen de genoemde spankettinggarens (102,202,103,203) die zich meest aan de rugzijde van hetweefsel bevinden, en de niet-figuurvormende poolkettinggarens (7).
5. Werkwijze volgens conclusie 1 tot en met 4, met het kenmerk dat debindkettinggarens (101,201) de genoemde eerste inslaggarens (3) afbinden diezich ten opzichte van de spankettinggarens (102,202,103,203) aan de poolzijdevan het weefsel (1,2) bevinden.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de niet-figuurvormendepookettinggarens (7) vlotten tussen de eerste en de tweede inslaggarens (3,4)die door bindkettinggarens (101,201) in het grondweefsel (100,200) wordenafgebonden.
7. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 6, met het kenmerk datde eerste inslaggarens (3) aan de poolzijde van het weefsel (1,2) gelijktijdigingebracht worden met de derde inslaggarens (5) waarover figuurvormendepoolkettinggarens (6) afbinden.
8. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 6, met het kenmerk datde eerste inslaggarens (3) aan de poolzijde van het weefsel (1,2) ten opzichtevan de derde inslaggarens (5) bij een verschillende inslaginbrengcyclusingebracht worden.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de tweede inslaggarens(4) die ten opzichte van de niet-figuurvormende poolkettinggarens (7) aan derugzijde van het weefsel (1,2) ingebracht worden en door de bindkettinggarens (101,201) afgebonden worden gelijktijdig met de eerste inslaggarens (3)ingebracht worden.
10. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 9, met het kenmerk datde tweede inslaggarens (4) die ten opzichte van de niet-figuurvormende poolkettinggarens (7) aan de rugzijde van het weefsel (1,2) ingebracht wordenen door de bindkettinggarens (101,201) afgebonden worden ten opzichte vande eerste inslaggarens (3) in een verschillende inslaginbrengcyclus ingebrachtworden.
11. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 10, met het kenmerkdat voor dubbelstukweefsels de eerste, tweede en derde inslaggarens (3,4,5)door middel van een drievoudige inslaginbreng ingebracht worden.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk dat naast gesneden pool(8) ook lussenpool (9) voorkomt en/of pool die over eerste inslaggarens (3)afgebonden wordt, waarbij de derde inslaggarens (5) waarover figuurvormendepoolkettinggarens (6) afgebonden worden zich buiten het grondweefsel(100,200) bevinden.
13. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 10, met het kenmerkdat voor dubbelstukweefsels de eerste, tweede en derde inslaggarens (3,4,5)door middel van een dubbele inslaginbreng ingébracht worden.
14. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 10, met het kenmerkdat voor enkelstukweefsels de eerste, tweede en derde inslaggarens (3,4,5)door middel van een dubbele inslaginbreng ingebracht worden, waarbij in eeneerste inslaginbrengcyclus 2 inslaggarens ingebracht worden en in een tweededaaropvolgende inslaginbrengcyclus slechts 1 inslaggaren ingebracht wordt.
15. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 6, 8 en 10, met hetkenmerk dat voor enkelstukweefsels de eerste, tweede en derde inslaggarens(3,4,5) door middel van een enkele inslaginbreng ingebracht worden.
16. Werkwijze volgens conclusie 11, 12 of 14, met het kenmerk dat debindkettinggarens (101,201) een bindingsrapport van 4 of een veelvoud van 4hebben
17. Werkwijze volgens conclusie 13 of 15, met het kenmerk dat de bindkettinggarens (101,201) een bindingsrapport van 6 of een veelvoud van 6hebben.
18. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk dat de bindkettinggarens (101,201) een bindingsrapport hebben van minstens 8,waarbij tussen het kruisen van de bindkettinggarens (101,201) minstensgedurende één inslaginbrengcyclus een inslaginbrengmiddel geen inslaggarendoorheen het weefsel (1,2) voert, die indien deze wel ingebracht werden doorbindkettinggarens (101,201) in het grondweefsel (100,200) zouden afgebondengeweest zijn.
19. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 18, met het kenmerkdat minstens een deel van de spankettinggarens (102,202,103,203) gekoppeldworden aan een weefraamaandrijving die een beweging uitvoert waarbij, na deinbreng van een derde inslaggaren (5) die zich aan de rugzijde van het weefsel (1,2) bevindt ten opzichte van de spankettinggarens (102,202,103,203) en dieniet door de bindkettinggarens (101,201) wordt afgebonden en waarrond defiguurvormende poolkettinggarens (6) afgebonden worden, het weefraam naarde rugzijde van het weefsel (1,2) beweegt om de derde inslaggarens (5)waarrond de figuurvormende poolkettinggarens (6) afgebonden worden naar debuitenzijde van de beetopening te trekken.
20. Werkwijze volgens conclusie 16 tot 18, met het kenmerk dat minstens eendeel van de tweede inslaggarens (4) die door bindkettinggarens (101,201)worden afgebonden zich bevinden aan de poolzijde van de spankettinggarens (102.202.103.203) die zich het meest aan de rugzijde van het weefsel (1,2)bevinden.
21. Werkwijze volgens één van de conclusies 5 tot en met 20, met het kenmerkdat tweede spankettinggarens (103,203) de scheiding maken tussen de derdeinslaggarens (5) en het grondweefsel (100,200) gevormd door debmdkettinggarens (101,201) en de eerste spankettinggarens (102,202), waarbijde bindkettinggarens (101,201) eerste en tweede inslaggarens (3,4) afbinden enwaarbij de tweede inslaggarens (4) zich tussen de eerste en tweedespankettinggarens (102,202,103,203) bevinden en de eerste inslaggarens (3)zich ten opzichte van de spankettinggarens (102,202,103,203) aan de poolzijdevan het weefsel (1,2) bevinden.
22. Werkwijze volgens conclusie 21, met het kenmerk dat de inslaginbrenggebeurt met één of twee inslaginbrengmiddelen gelijktijdig, waarbijachtereenvolgens in elk weefsel achtereenvolgens een derde inslaggaren (5),een eerste inslaggaren (3) en een tweede inslaggaren (4) ingebracht worden,waarna deze cyclus zich herhaalt..
23. Werkwijze volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk dat de poolvormingbij dubbelstukweefsels gebeurt met W-pool, waarbij de poolvorming gebeurtdoor wanneer een figuurvormend poolkettinggaren (6) zich van het ene naarhet andere weefsel (l,resp.2) beweegt dit poolkettinggaren (6) af te binden overeen derde inslaggaren (5) dat zich ten opzichte van de spankettinggarens (102.202.103.203) aan de rugzijde van het weefsel (1,2) bevindt en dat zichbuiten het grondweefsel (100,200) bevindt, en vervolgens over een eersteinslaggaren (3) in hetzelfde weefsel (l,resp.2) om te slaan om daaropvolgendover een tweede inslaggaren (4), dat door een bindkettinggaren (101,201)afgebonden wordt en door een spankettinggaren (102,202,103,203) gescheidenwordt van de derde inslaggarens (5), af te binden en zich naar het andereweefsel (2,resp.l) uit te strekken.
24. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk dat de weefselstructuurmet een dubbelgrijperweefinachine in tegenfase toegepast wordt, waarbij elkebeweging van de pool in het ene weefsel (l,resp.2) gepaard gaat met eengelijkaardige poolbeweging in het andere weefsel (2,resp.l).
25. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 24, met het kenmerkdat voor weefsels met de rugzijde onderaan de figuurvormendepoolkettinggarens (6) die over de derde inslaggarens (5) ter vorming van hetonderste weefsel (2) afgebonden worden opgetild worden in een positie diezich, vanuit de positie van de wever, achter de grijpers bevindt, waarbij dezepositie zo gekozen wordt dat deze poolkettinggarens (6) ter hoogte van deonderste grijper nagenoeg juist onder deze onderste grijper gepositioneerdworden en een geleidende functie kunnen vervullen voor deze grijper bij zijnbeweging door de gaap.
26. Werkwijze volgens conclusie 25, met het kenmerk dat een weefraam met eenaantal hevels die voorzien zijn van hevelogen ingezet wordt, waarbij eenkoord, draad of staaf zich doorheen meerdere of alle hevelogen van ditweefraam uitstrekt in inslagrichting en waarbij dit weefraam voor hetinbrengen van de derde inslaggarens (5) geheven wordt zodat de koord, draadof staaf de figuurvormende poolkettinggarens (6) die zich onder deze grijperbevinden tot nagenoeg net onder de onderste grijper brengt.
27. Werkwijze volgens conclusie 25, met het kenmerk dat de weeframengedimensioneerd worden voor het aandrijven van de bindkettinggarens (101) inhet bovenweefsel (1) zodat deze in hun hoogste positie, i.e. bindkettinggarens(101) boven de bovenste grijper, met een koord, draad, staaf of ligger ininslagrichting de figuurvormende poolkettinggarens (6) die zich in de onderstepositie bevinden mee optillen om deze tot nagenoeg net onder de onderstegrijper te positioneren.
28. Werkwijze volgens conclusie 25, met het kenmerk dat één of meerdere servo-aangedreven weeframen ingezet worden, waarbij de beweging van hetweefraam in hoogte stuurbaar en programmeerbaar is, en waarbij dezeweeframen met bindkettinggarens (201) die zich op het ogenblik dat deonderste grijper moet ondersteund worden, boven de bovenste grijper bevindeniets hoger dan gebruikelijk aangestuurd worden wanneer deze voorzien zijnvan een inrichting om de figuurvormende poolkettinggarens (6) onder deonderste grijper op te tillen om deze nagenoeg net onder de onderste grijper tepositioneren.
29. Werkwijze volgens conclusie 25, met het kenmerk dat een op- en neerbeweegbaar weefraam of tafel ingezet wordt dat aan de bovenzijde voorzien, isvan een vlak dat de figuurvormende poolkettinggarens (6) nagenoeg net onderde onderste grijper positioneert.
30. Werkwijze volgens conclusie 25, met het kenmerk dat een vaste tafel ingezetwordt die de figuurvormende poolkettinggarens (6) altijd nagenoeg net onderde onderste grijper positioneert.
31. Werkwijze volgens conclusie 30, met het kenmerk dat de tafel zo dichtmogelijk bij de grijpers wordt opgesteld.
32. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 24, met het kenmerkdat voor weefsels (2) met de rugzijde onderaan additionele kettinggarens ofsnaren ingezet worden die geen deel uitmaken van het weefsel (2) en die terhoogte van de onderste grijper een positie innemen die toelaat de onderstegrijper te geleiden wanneer een derde inslaggaren (5) in dit weefsel (2)ingebracht wordt.
33. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 10, 14 tot 22 en 25 tot 32, methet kenmerk dat de enkelstukweefsels geweven worden door middel van eenroedenweefmachine, waarbij snijdroeden (10) ingezet worden voor het vormenvan gesneden pool (8),en/of waarbij lussenroeden (11) ingezet worden voor hetvormen van poollussen (9).
34. Werkwijze volgens conclusie 33, met het kenmerk dat deroedenweefmachine uitgerust is met een bandgrijper als inslaginbrengmiddel,waarbij deze bandgrijper geleid wordt tijdens het traject door de gaap.
35. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 3, 5, 7 tot 8,14 tot 18,20 tot 22en 32, met het kenmerk dat de enkelstukweefsels geweven worden doormiddel van een Axminsterweefmachine, waarbij tussen het afkruisen van debindkettinggarens (201) een tweede en een derde inslaggaren (4,5) aan derugzijde van het weefsel (2) ten opzichte van de spankettinggarens (202)gelegd worden en een eerste inslaggaren (3) aan de poolzijde van het weefsel(1) ten opzichte van de spankettinggarens (202) gelegd wordt, en waarbij hetderde inslaggaren (5) waarrond de grippers pool leggen, door deze poolafgebonden wordt buiten het grondweefsel (200).
36. Werkwijze volgens conclusie 35, met het kenmerk dat per inslaginbreng tweeinslagen ingebracht worden zodat samen met de tweede inslaggarens (4) nogvierde inslaggarens (13) ingebracht worden die zoals de eerste inslaggarens (3)zich ten opzichte van de spankettinggarens (102,202,103,203) aan de poolzijdevan het weefsel (1,2) bevinden en door bindkettinggarens (101,201)afgebonden worden.
37. Werkwijze volgens conclusie 35 of 36, met het kenmerk dat deAxminsterweefmachine van een aanslagriet voorzien is, omvattende een aantalrietvingers in plaatvorm, die met een uitsparing voorzien zijn om de onderstegrijper te ondersteunen in zijn beweging door de gaap.
38. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 37, met het kenmerkdat de dikte van de derde inslaggarens (5) groter is dan de dikte van de tweedeinslaggarens (4).
39. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 38, met het kenmerkdat de derde en eerste inslaggarens (5,3) nagenoeg dezelfde dikte hebben.
40. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 38, met het kenmerkdat de dikte van de eerste inslaggarens (3) kleiner is dan de dikte van de derdeinslaggarens (5).
41. Weefsel, omvattende een grondweefsel (100,200) dat gevormd wordt uit grondkettinggarens,omvattende bindkettinggarens (101,201), en eerste en tweedeinslaggarens (3,4); één of meerdere spankettinggarens (102,202,103,203);niet-fïguurvormende en/of fïguurvormende poolkettinggarens (7,6),waarbij met de figuurvormende poolkettinggarens (6) figuurvormendepoolnoppen (6a) gevormd worden, en waarbij elke figuurvormendepoolnop (6a) minstens over één derde inslaggaren (5) afgebonden wordtdat zich ten opzichte van de spankettinggarens (102,202,103,203) aan derugzijde van het weefsel (1,2) bevindt, met het kenmerk dat elk genoemd derde inslaggaren (5) zich buiten hetgrondweefsel (100,200) bevindt.
42. Weefsel volgens conclusie 41, met het kenmerk dat het weefsel gewevenwordt met een methode volgens één van de voorgaande conclusies.
43. Weefmachine, met het kenmerk dat de weefmachine voorzien is voor hetuitvoeren van een werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 40, envoor het weven van een weefsel volgens conclusie 41 of 42.
BE2005/0324A 2005-06-24 2005-06-24 Werkwijze voor het weven van een weefsel, weefsel geweven volgens een dergeljke werkwijze en weefmachine voor het weven van een dergelijk weefsel. BE1016658A3 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2005/0324A BE1016658A3 (nl) 2005-06-24 2005-06-24 Werkwijze voor het weven van een weefsel, weefsel geweven volgens een dergeljke werkwijze en weefmachine voor het weven van een dergelijk weefsel.
EP20060112213 EP1746190B1 (en) 2005-06-24 2006-04-04 Method for weaving a fabric and fabric woven by means of such a method
DE200660005557 DE602006005557D1 (de) 2005-06-24 2006-04-04 Verfahren zum Weben eines Gewebes und ein Gewebe welches mit diesem Verfahren gewebt wurde
US11/473,584 US7520303B2 (en) 2005-06-24 2006-06-23 Method for weaving a fabric, fabric woven by means of such a method and weaving machine for weaving such a fabric

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2005/0324A BE1016658A3 (nl) 2005-06-24 2005-06-24 Werkwijze voor het weven van een weefsel, weefsel geweven volgens een dergeljke werkwijze en weefmachine voor het weven van een dergelijk weefsel.
BE200500324 2005-06-24

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1016658A3 true BE1016658A3 (nl) 2007-04-03

Family

ID=35824340

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2005/0324A BE1016658A3 (nl) 2005-06-24 2005-06-24 Werkwijze voor het weven van een weefsel, weefsel geweven volgens een dergeljke werkwijze en weefmachine voor het weven van een dergelijk weefsel.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP1746190B1 (nl)
BE (1) BE1016658A3 (nl)
DE (1) DE602006005557D1 (nl)

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1016849A3 (nl) * 2005-11-10 2007-08-07 Wiele Michel Van De Nv Werkwijze voor het weven van weefsels met zones met een ribstructuur met een grote variatie in kleureffecten.
FR2929623B1 (fr) 2008-04-03 2010-06-04 Schonherr Textilmaschb Procede de tissage pour realiser un tapis et tapis obtenu par un tel procede
EP2568065B1 (en) * 2011-09-06 2018-04-11 STÄUBLI BAYREUTH GmbH Method for weaving a carpet and carpet woven with such a method
CN102677366A (zh) * 2012-05-28 2012-09-19 常州环球地毯制造有限公司 仿手工编织地毯
BE1021026B1 (nl) * 2013-01-09 2015-01-27 Nv Michel Van De Wiele Tapijt met een schaduweffect en werkwijze voor het weven van een tapijtweefsel met een schaduweffect.
BE1026477B1 (nl) * 2018-07-20 2020-02-19 Nv Michel Van De Wiele Weefinrichting uitgerust om streepvorming bij weefsels met een handgemaakte uitstraling te vermijden
CN109208157B (zh) * 2018-09-20 2020-02-18 嘉兴市天之梦丝绒科技有限公司 一种拉丝充气布的织造设备及织造方法
BE1026908B1 (nl) 2018-12-21 2020-07-23 Nv Michel Van De Wiele Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels
CN113265739B (zh) * 2021-05-13 2023-01-13 浙江英诺威纺织有限公司 一种制作滚刷绒的纺织面料及其制备方法

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB191328221A (en) * 1913-12-08 1914-10-01 Edward Hollingworth Improvements in or appertaining to the Manufacture of Pile Fabrics.
US3943981A (en) * 1969-01-24 1976-03-16 Velcro S.A. Hooking-up device
EP0628649A1 (en) * 1993-06-11 1994-12-14 N.V. Michel Van de Wiele Method for manufacturing a face-to-face pile fabric

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB191328221A (en) * 1913-12-08 1914-10-01 Edward Hollingworth Improvements in or appertaining to the Manufacture of Pile Fabrics.
US3943981A (en) * 1969-01-24 1976-03-16 Velcro S.A. Hooking-up device
EP0628649A1 (en) * 1993-06-11 1994-12-14 N.V. Michel Van de Wiele Method for manufacturing a face-to-face pile fabric

Also Published As

Publication number Publication date
EP1746190A1 (en) 2007-01-24
EP1746190B1 (en) 2009-03-11
DE602006005557D1 (de) 2009-04-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1016658A3 (nl) Werkwijze voor het weven van een weefsel, weefsel geweven volgens een dergeljke werkwijze en weefmachine voor het weven van een dergelijk weefsel.
US7520303B2 (en) Method for weaving a fabric, fabric woven by means of such a method and weaving machine for weaving such a fabric
BE1014721A5 (nl) Werkwijze en weefmachine voor het weven van weefsels met poollussen.
US7621297B2 (en) Method for weaving a fabric and fabric woven according to such a method
BE1016008A4 (nl) Werkwijze en inrichting voor het weven van dubbelzijdig bruikbare weefsels.
BE1005761A5 (nl) Tweeschotsbinding voor het vervaardigen van dubbelstukweefsels, en dubbelstukweefmachine met vertikaal beweegbare inslaginbrenginrichtingen, voor de vervaardiging ervan.
BE1020430A3 (nl) Werkwijze voor het weven van een poolweefsel met poolvrije zones.
BE1016849A3 (nl) Werkwijze voor het weven van weefsels met zones met een ribstructuur met een grote variatie in kleureffecten.
BE1021026B1 (nl) Tapijt met een schaduweffect en werkwijze voor het weven van een tapijtweefsel met een schaduweffect.
BE1016032A6 (nl) Werkwijze en inrichting voor het weven van poolweefsels met afstandhouder en dubbele houderelementen.
BE1022393B1 (nl) Werkwijze voor het weven van poolweefsels en werkwijze voor het daarvoor uitrusten van een weefmachine
US4399841A (en) Method and device for the manufacture of a woven fabric and woven fabric manufactured according to the method
BE1012005A3 (nl) Werkwijze voor het weven van een poolweefsel met hoge pooldichtheid.
BE1014573A5 (nl) Uitrusting van een weefmachine, werkwijze voor het wijzigen van een weefmachine-uitrusting, en weefprocede gebruik makend van een weefmachine met zo'n uitrusting.
BE1018442A3 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van tapijten met franjes, weefsels en tapijten volgens deze werkwijze vervaardigd.
BE1012269A3 (nl) Werkwijze voor de vervaardiging van een weefsel met ribstructuur, en volgens deze werkwijze vervaardigde weefsels.
BE1017291A3 (nl) Werkwijze voor het weven van een weefsel en weefsel geweven volgens een dergelijke werkwijze.
BE1012497A5 (nl) Werkwijze voor het weven van een poolweefsel op een grijper-axminster-weefmachine, en een volgens deze werkwijze geweven weefsel.
BE1007294A3 (nl) Dubbele tweeschotbinding voor de vervaardiging van een dubbelstuk-poolweefsel, en volgens een dergelijke binding vervaardigde weefsels.
CN106987980B (zh) 用于编织绒头织物的方法及具有阴影割绒区域的绒头织物
US2555159A (en) Method of and apparatus for weaving relief designs in pile surfaces of textile fabrics
JPH0762289B2 (ja) 織物組織を生産する方法
JPH08504896A (ja) カーペットを製造するための方法及び装置
NL1006160C2 (nl) Jacquard-schaduwvelours, inrichting en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke jacquard-schaduwvelours.
BE1005506A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het weven.