BE1022393B1 - Werkwijze voor het weven van poolweefsels en werkwijze voor het daarvoor uitrusten van een weefmachine - Google Patents

Werkwijze voor het weven van poolweefsels en werkwijze voor het daarvoor uitrusten van een weefmachine Download PDF

Info

Publication number
BE1022393B1
BE1022393B1 BE2013/0017A BE201300017A BE1022393B1 BE 1022393 B1 BE1022393 B1 BE 1022393B1 BE 2013/0017 A BE2013/0017 A BE 2013/0017A BE 201300017 A BE201300017 A BE 201300017A BE 1022393 B1 BE1022393 B1 BE 1022393B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
warp
threads
warp threads
pile
weaving
Prior art date
Application number
BE2013/0017A
Other languages
English (en)
Inventor
Johny Debaes
Ludo Smissaert
Original Assignee
Nv Michel Van De Wiele
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nv Michel Van De Wiele filed Critical Nv Michel Van De Wiele
Priority to BE2013/0017A priority Critical patent/BE1022393B1/nl
Priority to PCT/IB2014/058119 priority patent/WO2014108833A2/en
Priority to CN201480003926.4A priority patent/CN104903503B/zh
Priority to US14/760,201 priority patent/US9580844B2/en
Priority to EP14704657.7A priority patent/EP2943604B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1022393B1 publication Critical patent/BE1022393B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D27/00Woven pile fabrics
    • D03D27/02Woven pile fabrics wherein the pile is formed by warp or weft
    • D03D27/10Fabrics woven face-to-face, e.g. double velvet
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D39/00Pile-fabric looms
    • D03D39/16Double-plush looms, i.e. for weaving two pile fabrics face-to-face

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Woven Fabrics (AREA)

Abstract

De uitvinding betreft een weefmethode voor het dubbelstuk weven van poolweefsels waarbij per kettingdraadsysteem (100), per weefsel (28), (29) minstens vijf verschillende poolkettingdraden (12-19), (20-27) en minstens twee spankettingdraden (8),(9);(10,11) voorzien worden, waarbij de inslagdraden (1,2), (2,3) van elk weefsel verdeeld worden over minstens drie niveaus, terwijl het grondbindingsrapport over minstens acht inbrengcycli (I-VIII) loopt, en een werkwijze voor het uitrusten van een dubbelstukweefmachine door omvormen van een uitrusting voor het weven met (a x N) kettingdraadsystemen per meter met elk K/a verschillende poolkettingdraden tot een uitrusting om te weven met N kettingdraadsystemen die elk K verschillende poolkettingdraden (12-27) bevatten.

Description

Werkwijze voor het weven van poolweefsels en werkwijze voor het daarvoor uitrusten van een weefmachine
Deze uitvinding betreft een weefinethode, waarbij op een dubbelstukweefinachine, in opeenvolgende inslaginbrengcycli, telkens één of meerdere inslagdraden op respectievelijke inbrengniveaus ingebracht worden tussen de kettingdraden van een aantal kettingdraadsystemen, terwijl de kettingdraden zo gepositioneerd worden dat twee grondweefsels boven elkaar geweven worden uit respectievelijke inslagdraden die in openingen tussen bindkettingdraden ingebonden worden en spankettingdraden, waarbij er per kettingdraadsysteem een aantal verschillende poolkettingdraden voorzien is, waarvan er minstens één afwisselend in het bovenste en het onderste grondweefsel wordt afgebonden om pool te vormen, en waarbij de poolvormende poolkettingdraden tussen beide grondweefsels doorgesneden worden zodat twee poolweefsels bekomen worden.
De term ‘verschillende poolkettingdraden’ houdt algemeen in dat de poolkettingdraden één of meerdere onderling verschillende uitzichtbepalende eigenschappen hebben. Deze eigenschappen zijn bijvoorbeeld dikte, glans, harigheid, of kleur van het poolgaren, of een combinatie van twee of meer van die eigenschappen. In de meest voorkeurdragende toepassingen zal het echter gaan over poolkettingdraden die minstens door hun kleur van elkaar verschillen.
Het aantal verschillende poolkettingdraden per kettingdraadsysteem bepaalt hoeveel variatie er mogelijk is in de pool. Om bijvoorbeeld poolweefsels te bekomen waarvan de pool vijf verschillende kleuren heeft, moet men per kettingdraadsysteem vijf poolkettingdraden met onderling verschillende kleuren voorzien. Om dan een vooraf bepaald vijfkleurig patroon te bekomen in de pool laat men, in elk kettingdraadsysteem, op elk door het patroon bepaalde poolpunt, de poolkettingdraad van de gewenste kleur pool vormen, terwijl men de overige poolkettingdraden van hetzelfde poolkettingdraadsysteem onzichtbaar laat inbinden in het grondweefsel.
Daartoe moeten de verschillende poolkettingdraden in elke inslaginbrengcyclus correct gepositioneerd worden. Dit gebeurt doorgaans met een jacquardmachine. Om de variatie in de pool te vergroten moet men dus het aantal poolkettingdraden per kettingdraadsysteem laten toenemen.
Het aantal kettingdraden dat per meter op een weefmachine kan voorzien worden is echter beperkt door de fysische machine-eigenschappen en een aantal weeftechnische limieten. Zo is het bij bepaalde weefmachines en voor een welbepaalde keuze van garens (aangeduid door het garennummer) praktisch onmogelijk om te weven met meer dan 1000 kettingdraadsystemen per meter (in de inslagrichting), terwijl elk kettingdraadsysteem acht poolkettingdraden bevat (8 koor). Boven een bepaalde bovengrens kan men dus voor een bepaalde weefmachine het aantal poolkettingdraden per kettingdraadsysteem niet meer verhogen, waardoor er, bij behoud van hetzelfde aantal kettingdraadsystemen per meter, ook een bovengrens is voor de mogelijke poolvariatie van de ermee geweven poolweefsels. Dit hangt ook samen met de middelen die in de weefmachine beschikbaar zijn om deze poolweefsels te maken, zoals de weefrieten met hun bijhorende riettanden, en de hevels die grondkettingdraden en poolkettingdraden aansturen en die dus ook in dezelfde hoeveelheid dienen aanwezig te zijn binnen de beschikbare ruimte.
Zo kan men bijvoorbeeld met de volgende garens weven met 1000 kettingdraadsystemen per meter en 8 verschillende poolkettingdraden per kettingdraadsysteem (riet 1000, 8 kiemen) : - Poolkettinggarens met een dichtheid, aangeduid in ‘meter per gram garen’ of metrisch nummer (Nm), in de grooteorde van 24/3 Nm, dus 8 Nm finaal, - bijhorende inslagdraden voor het grondweefsel met garennummers 10/1 Nm of 14/1 Nm, en - bijhorende externe inslagdraden waarrond poolvorming gebeurt, met garennummer in de grooteorde van 20/3 Nm of ongeveer 6Nm finaal.
Met Nm finaal wordt bedoeld het aantal meter per gram van een al of niet samengesteld garen: 24/3 Nm betekent dat het garen samengesteld is uit 3 garencomponenten die elk 24 meter per gram hebben als garennummer. Het samengestelde garennummer is dan 8 Nm of 8 meter per gram.
Hier is het haalbaar om tot ongeveer 12 poolrijen per cm in kettingrichting te voorzien in het poolweefsel.
Om de poolvariatie te kunnen verhogen kan men het aantal kettingdraadsystemen per meter verlagen, waardoor er wél meer poolkettingdraden per kettingdraadsysteem kunnen voorzien worden, maar daardoor krijgt men in de inslagrichting grotere tussenruimtes tussen de opeenvolgende poolrijen, wat het aantal poolpunten per cm in inslagrichting vermindert, en dus ook de pooldichtheid (aantal poolpunten per m2), en ook resulteert in een minder egale poolbezetting.
Het is een eerste doelstelling van deze uitvinding om het hierboven geschetste probleem op te lossen door te voorzien in een weefmethode waarmee, op een bepaalde weefmachine, poolweefsels met meer poolvariatie kunnen geweven worden, terwijl toch een egale poolbezetting en een nagenoeg gelijke pooldichtheid kan behouden worden.
Deze doelstelling wordt bereikt door te voorzien in een weefmethode met de kenmerken die in de eerste paragraaf van deze beschrijving werden aangeduid waarbij, volgens deze uitvinding, in elk kettingdraadsysteem, per grondweefsel minstens vijf verschillende poolkettingdraden en minstens twee spankettingdraden voorzien worden, en de spankettingdraden zo gepositioneerd worden dat de inslagdraden van elk poolweefsel erdoor verdeeld worden over minstens drie verschillende niveaus, terwijl een grondbindingsrapport wordt toegepast dat over minstens acht inslaginbrengcycli loopt.
Door volgens deze weefmethode te weven wordt de inslagdichtheid (het aantal inslagdraden per meter of ‘de schotdichtheid’) in de poolweefsels in die mate verhoogd dat, zelfs bij een verlaagd aantal kettingdraadsystemen per meter, toch nog een voldoende hoge pooldichtheid bereikt wordt. Door de hoge inslagdichtheid bevinden de inslagdraden waarover pool gevormd wordt zich immers ook dichter bij elkaar, en verhoogt dus het aantal poolrijen per cm in kettingrichting. Bovendien wordt ook vastgesteld dat de zich zeer dicht bij elkaar bevindende pooltuften eikaars positie in het poolweefsel zodanig beïnvloeden dat ook het aantal poolpunten in inslagrichting toeneemt. Door toepassing van de weefmethode volgens deze uitvinding kan men dus met een lager aantal kettingdraadsystemen per meter weven, waardoor men op een bepaalde weefinachine het aantal poolkettingdraden per kettingdraadsysteem kan verhogen en dus meer poolvariatie kan creëren, terwijl dit nagenoeg geen nadelen oplevert voor de pooldichtheid en de poolbezetting.
De inslagdichtheid kon in die mate verhoogd worden door een combinatie van maatregelen. Een eerste maatregel die erin bestaat de inslagdraden van elk grondweefsel door middel van twee spankettingdraden over drie niveaus te verdelen, waardoor deze inslagdraden zich boven elkaar en/of heel dicht naast elkaar in het weefsel kunnen plaatsen. Anderzijds wordt tezelfdertijd, als tweede maatregel, in elk grondweefsel, voor de grondkettingdraden van het grondweefsel, een lang grondbindingsrapport toegepast dat over minstens acht inslaginbrengcycli loopt. De uitdrukking ‘een grondbindingsrapport dat over minstens acht inslaginbrengcycli loopt’ kan, voor zover nodig, als volgt verduidelijkt worden: de grondkettingdraden (bindketting- en spankettingdraden) vormen samen met de ermee verbonden inslagdraden het grondweefsel en hebben daarbij een welbepaald verloop ten opzichte van de inslagdraden die in de opeenvolgende inslaginbrengcycli worden ingebracht. De posities van alle grondkettingdraden ten opzichte van de inslagdraden komen daarbij voor in een zich steeds herhalende reeks van een vast aantal opeenvolgende inslaginbrengcycli. Als dit vast aantal inslaginbrengcycli acht of meer is, heeft men voor de grondkettingdraden een grondbindingsrapport dat over minstens acht inslaginbrengcycli loopt.
Door een dergelijk lang grondbindingsrapport toe te passen voor de bindkettingdraden komen er tussen de opeenvolgende inslagdraden van het grondweefsel weinig kruisingen van bindkettingdraden voor. Hoe minder dergelijke kruisingen voorkomen hoe beter en hoe dichter de inslagdraden zich naast en boven elkaar kunnen plaatsen in het grondweefsel, en dus hoe meer de inslagdichtheid kan toenemen. Deze tweede maatregel en de eerste maatregel versterken elkaar.
Door bij deze weefmethode tenslotte ook, per grondweefsel, minstens vijf verschillende poolkettingdraden per kettingdraadsysteem te voorzien bekomt men pool weefsels met veel variatie in de pool. Bij voorkeur gaat het daarbij over kleurvariatie.
Voor de grondbindingen wordt bij deze werkwijze een rapport over minstens acht inslaginbrengcycli toegepast. In een voorkeurdragende werkwijze loopt het rapport echter over tenminste twaalf inslaginbrengcycli, meer bij voorkeur over minstens zestien inslaginbrengcycli. In een zeer voorkeurdragende werkwijze wordt een rapport voor de grondbinding van minstens vierentwintig inslaginbrengcycli toegepast. Meest voorkeurdragend loopt dit rapport over minstens tweeëndertig inslaginbrengcycli. In een bijzondere toepassing wordt een rapport toegepast dat in kettingrichting over de volledige lengte van het weefsel loopt.
Bij het toepassen van deze weefmethode worden de in elk grondweefsel ingebonden inslagdraden bij voorkeur over minstens twee verschillende niveaus verdeeld door minstens één spankettingdraad per kettingdraadsysteem, terwijl andere inslagdraden aan de rugzijde van de grondweefsels lopen zonder in de genoemde openingen tussen bindkettingdraden te worden ingebonden.
Door de in het grondweefsel ingebonden inslagdraden op verschillende niveaus in te binden, terwijl deze, zoals gezegd, ook door weinig kruisingen van bindkettingdraden gehinderd worden, en andere inslagdraden niet in te binden en aan de rugzijde van de grondweefsels te laten lopen, kan een bijzonder grote inslagdichtheid gerealiseerd worden.
Dit effect wordt nog vergroot door de aan de rugzijde van de grondweefsels lopende inslagdraden door een spankettingdraad van de andere inslagdraden te scheiden.
In een voorkeurdragende werkwijze omvatten de kettingdraadsystemen secundaire bindkettingdraden dewelke zo gepositioneerd worden dat elk poolweefsel een aantal secundaire bindkettingdraden omvat die afwisselend in het grondweefsel afgebonden worden, en over minstens één aan de rugzijde ervan lopende inslagdraad lopen, om deze inslagdraden ten opzichte van het grondweefsel te fixeren.
Het is gekend om bij weefsels met aan de rugzijde lopende inslagdraden de poolkettingdraden te gebruiken om het onderste inslaginbrengmiddel te ondersteunen, maar deze poolkettingdraden kunnen hierdoor beschadigd worden, wat de weefselkwaliteit nadelig beïnvloedt. Het is ook gekend om voor die ondersteuning hulpdraden te voorzien die niet tot het weefsel behoren en nadien verloren zijn, met uiteraard als nadeel dat dit een extra kost met zich meebrengt, Als de aan de rugzijde lopende inslagdraden door secundaire bindkettingdraden gefixeerd worden kunnen deze secundaire bindkettingdraden gebruikt worden als ondersteuning van het onderste inslaginbrengmiddel, en doen de genoemde nadelen zich niet voor. Voor het bovenweefsel kunnen dan vanuit overwegingen van gelijkvormigheid ook secundaire bindkettingdraden voorzien worden.
Door bovendien ook nog de poolvormende poolkettingdraden telkens over minstens één aan de rugzijde lopende inslagdraad af te binden kan de inslagdichtheid, en dus ook het aantal poolrijen in kettingrichting, nog vergroot worden.
Bij voorkeur worden de niet-poolvormende poolkettingdraden gestrekt in de grondweefsels ingebonden. Daarbij worden ze bij voorkeur, gestrekt tussen de inslagdraden van twee verschillende niveaus lopend, ingebonden. Alternatief kunnen ze ook op bepaalde posities een beperkte beweging uitvoeren rond één of meerdere inslagdraden, bij voorkeur inslagdraden die zich aan de poolzijde van het weefsel bevinden, om plaatselijke fixatie van deze poolkettingdraden te realiseren.
Volgens een bijzonder voorkeurdragende werkwijze worden de inslagdraden ingebracht tussen de op de weefmachine voorziene kettingdraden, waarbij er N kettingdraadsystemen per meter voorzien zijn met K verschillende poolkettingdraden per kettingdraadsysteem, waarbij K > 5 en N een geheel getal is tussen 200 en 1000, bij voorkeur tussen 250 en 600, en meest voorkeurdragend gelijk is aan 500. Door minder kettingdraadsystemen per meter te voorzien wordt het aantal poolpunten per cm in inslagrichting verminderd. Om dit te compenseren worden bij voorkeur in kettingrichting minstens 16 poolrijen per cm gevormd. Meer bij voorkeur worden zelfs 17 of 18 poolrijen per cm gevormd. Bij een binding waarbij per drie ingebrachte inslagdraden één poolrij gevormd wordt in kettingrichting, betekent dit een inslagdichtheid van 54 inslagdraden/cm (54 schot/cm).
Dit kan gerealiseerd worden met de hierna aangeduide garens die gewoonlijk gebruikt worden om te weven met 1000 kettingdraadsystemen per meter en 8 verschillende poolkettingdraden per kettingdraadsysteem (riet 1000, 8 kleuren) : - Poolkettinggarens met een dichtheid, aangeduid in ‘meter per gram garen’ of metrisch nummer (Nm), liggend tussen 6 en 10 Nm finaal, bij voorkeur 8 Nm finaal bijvoorbeeld met een aanduiding 24/3 Nm of 16/2 Nm - bijhorende inslagdraden voor het grondweefsel met finale garennummers tussen 6 en 16 Nm finaal, bij voorkeur 10 of 14 Nm finaal, zoals bijvoorbeeld garens met als garennummer aanduiding 10/1 Nm of 14/1 Nm, en - bijhorende externe inslagdraden waarrond poolvorming gebeurt, met finale garennummers tussen 4 en 8 Nm finaal, bij voorkeur tussen 5 en 7 Nm finaal, zoals bijvoorbeeld garens met als garennummer aanduiding 20/3 of 12/2 Nm.
De kwaliteit van de weefsels en het rendement van het weefproces is bijzonder goed als de kettingdraden zich door de openingen van een weefriet uitstrekken, waarbij de kettingdraden van elk kettingdraadsysteem verdeeld zijn over twee naastliggende openingen van het weefriet, zodat ze in twee groepen verdeeld zijn die van elkaar gescheiden zijn door een tussenliggende riettand.
Bij voorkeur is de weefinachine zo uitgerust dat zich door elke rietopening een eerste groep kettingdraden van een eerste kettingdraadsysteem en een tweede groep kettingdraden van een tweede kettingdraadsysteem uitstrekt.
Voor de weefselkwaliteit en het rendement van het weefproces is het verder ook bijzonder voordelig als de eerste en de tweede groep zich respectievelijk in een linkergedeelte en een rechtergedeelte van de rietopening bevinden, terwijl minstens één spankettingdraad van de eerste groep zich langs de rechterzijde van de poolkettingdraden van die groep uitstrekt in de rietopening, en minstens één spankettingdraad van de tweede groep zich langs de linkerzijde van de poolkettingdraden van die groep uitstrekt in de rietopening.
De spankettingdraden weerhouden de poolkettingdraden van elke groep zodat ze zich niet te veel zijdelings (in inslagrichting) in de rietopening verplaatsen en in hun respectievelijk gedeelte van de rietopening gehouden worden. Op die manier voorkomt men dat de poolkettingdraden van een kettingdraadsysteem pooltuften vormen in posities die te veel afwijken van de voor het kettingdraadsysteem voorziene lijn.
De kettingdraden strekken zich bij voorkeur zo uit door de openingen van het weefriet dat N kettingdraadsystemen telkens verdeeld zijn over N openingen of N + 1 openingen van het weefriet. N is hierbij het aantal kettingdraadsystemen dat per meter op de weefmachine is voorzien.
In zijn meest voorkeurdragende vorm wordt de weefinethode toegepast op een driegrijper-weefmachine, en worden in de opeenvolgende inslaginbrengcycli, telkens drie inslagdraden op respectievelijke inbrengniveaus ingebracht tussen de kettingdraden.
Hierdoor bekomt men het voordeel dat de niet-poolvormende poolkettingdraden in het bovenste en het onderste grondweefsel gestrekt kunnen ingebonden worden zonder dat hun positie ten opzichte van de drie inslaginbrengniveaus moet gewijzigd worden.
Zo kan men met drie grijpers bijvoorbeeld in de opeenvolgende inbrengcycli telkens een bovenste, een middelste en een onderste inslagdraad inbrengen op drie verschillende inbrengniveaus, en daarbij de kettingdraden in elke inbrengcyclus zo positioneren ten opzichte van die inbrengniveaus dat afwisselend (i) de bovenste en de middelste inslagdraad in het bovenste weefsel wordt ingebonden terwijl de onderste inslagdraad in het onderste weefsel wordt ingebonden, en (ii) de bovenste inslagdraad in het bovenste weefsel wordt ingebonden terwijl de middelste en de onderste inslagdraad in het onderste weefsel worden ingebonden.
In de opeenvolgende inbrengcycli wordt dan bij voorkeur ook afwisselend (i) de bovenste inslagdraad in het bovenste weefsel aan de rugzijde van het grondweefsel gebracht en niet door de bindkettingdraden ingebonden, en (ii) de onderste inslagdraad in het onderste weefsel aan de rugzijde van het grondweefsel gebracht en niet door de bindkettingdraden ingebonden
De niet-poolvormende poolkettingdraden die in het bovenste weefsel moeten worden ingebonden kunnen dan gepositioneerd blijven op een niveau tussen het bovenste en het middelste inbrengniveau, terwijl de niet-poolvormende poolkettingdraden die in het onderste weefsel moeten worden ingebonden gepositioneerd kunnen blijven op een niveau tussen het middelste en het onderste inbrengniveau. Deze poolkettingdraden moeten dus niet bewogen worden gedurende het weefprocédé.
Het uitrusten van een weefmachine om dergelijke weefsels met veel poolvariatie te weven is zeer tijdrovend. Dit vereist doorgaans één of meerdere van de volgende handelingen : 1 ) Het voorzien van de nodige garens: - voor alle poolkettingdraden dient een bobijn voorzien te worden op een rek dat zich achter de machine bevindt; - de grondkettingdraden dienen op één of meerdere bomen te worden geboomd en in de grondboomstand van de machine te worden ingebracht; - de inslagdraden dienen op de inslagbobijnstand te worden voorzien; - de nodige reservegarens dienen standby te zijn. 2) De machine dient met de juiste middelen te zijn uitgerust: - een weefriet met het geschikte aantal openingen dient te worden voorzien; - de jacquard die de poolkettingdraden positioneert dient voorzien te worden met een harnas met hevels die gepast zijn qua dimensie van het heveloog en de draadvormig van het verbindingsdeel, en bijhorende terugtrekveren; - de weeffamen die de grondkettingdraden positioneren dienen voorzien te zijn van hevels die gepast zijn qua dimensie van het heveloog en de draadvormig van het verbindingsdeel; - per kettingdraad dient een lamel voorzien te worden die op het garen rust en die bij spanningsverlies of breuk een signaal veroorzaakt dat tot gepaste maatregelen kan leiden; - de gepaste inslaginbrengmiddelen en bijhorende accessoires, zoals klemveren, dienen voorzien te worden om de gewenste inslagdraden te kunnen inbrengen. 3) Alle kettingdraden dienen in de machine te worden ingebracht, één voor één in de juiste volgorde volgens de inslagrichting, langsheen de geleidingsonderdelen, zoals roosters en rollen, en doorheen de hevelogen en doorheen de juiste rietopening; 4) Alle doorheen het weefriet ingebrachte kettingdraden dienen daarna samengebracht en verbonden te worden met een gestuurde trekrol, zodat ze gelijktijdig kunnen vooruit bewegen met een snelheid die overeenstemt met de gewenste beweging per inslaginbrengcyclus, zodat de juiste inslagdichtheid kan gegarandeerd worden. 5) De machinesturing en de jacquardsturing moet geprogrammeerd worden, zodat bij het kiezen van een bepaald kleureffect op een bepaald punt in het poolweefsel, de bijhorende poolkettingdraad correct poolvormend wordt bewogen, en zodat de andere poolkettingdraden die op datzelfde punt niet-poolvormend zijn ook een bijhorende correcte niet-poolvormende beweging uitvoeren; tegelijkertijd dienen ook de weeffamen de juiste beweging uit te voeren.
Hierdoor wordt de weefmachine klaargemaakt voor het starten van het weefprocédé.
Hierbij valt op te merken dat het verhogen van het aantal mogelijke kleuren op een bepaald punt in een poolweefsel betekent dat er meer niet-poolvormende poolkettingdraden gepast moeten worden aangestuurd om een bepaald gewenst kleureffect te realiseren.
Dit betekent eveneens dat er een grotere hoeveelheid werk nodig is om al deze poolkettingdraden te voorzien samen met de bijhorende middelen en om de poolkettingdraden in deze middelen in te brengen.
Een tweede doelstelling van deze uitvinding bestaat erin om de hierboven genoemde problemen op te lossen door een werkwijze voor het uitrusten van een dubbelstukweefmachine te voorzien die eenvoudiger en sneller uitvoerbaar is, en waarmee de dubbelstukweefmachine kan uitgerust worden om twee poolweefsels te weven volgens een weefmethode waarbij in opeenvolgende inslaginbrengcycli, telkens één of meerdere inslagdraden ingebracht worden tussen de op de weefmachine voorziene kettingdraden, waarbij er N kettingdraadsystemen per meter met elk K verschillende poolkettingdraden voorzien zijn, waarbij de kettingdraden zo gepositioneerd worden dat twee grondweefsels boven elkaar geweven worden uit respectievelijke inslagdraden en bindkettingdraden, waarbij er per kettingdraad-systeem minstens één poolkettingdraad afwisselend in het bovenste en het onderste grondweefsel wordt afgebonden om pool te vormen, en waarbij de poolvormende poolkettingdraden tussen beide grondweefsels doorgesneden worden.
Deze tweede doelstelling wordt op zeer doeltreffende wijze bereikt door de uitrusting van een dubbelstukweefmachine die voorzien is om te weven met (a x N) kettingdraadsystemen per meter die elk K/a verschillende poolkettingdraden bevatten, aan te passen door de kettingdraadsystemen te verdelen in reeksen van a opeenvolgende kettingdraadsystemen en binnen elke reeks de K/a poolkettingdraden van (a - 1) van deze kettingdraadsystemen te vervangen door K/a andere poolkettingdraden, zodat elke reeks van a kettingdraadsystemen samen K verschillende poolkettingdraden bevat, en de kettingdraden van elke reeks samen één samengevoegd kettingdraadsysteem vormen, waarbij K, K/a, N en a gehele getallen zijn en waarbij a > 2.
Een aantal mogelijke aanpassingen van de uitrusting van een weefmachine volgens deze werkwijze, wordt geïllustreerd aan de hand van de waarden in onderstaande tabel. Voor elke rij van de tabel geldt dat de waarden in de twee meest linkse kolommen met titels aN en K/a betrekking hebben tot respectievelijk het aantal kettingdraadsystemen per meter (aN) en het aantal verschillende poolkettingdraden per kettingdraadsysteem (K/a) van de aan te passen uitrusting (de beginsituatie), en dat de waarden in de twee meest rechtse kolommen met titels N en K betrekking hebben tot respectievelijk het aantal kettingdraadsystemen per meter (N) en het aantal verschillende poolkettingdraden per kettingdraadsysteem (K) van de aangepaste weefmachine (de eindsituatie: het resultaat van de aanpassing). De voor elke rij geldende waarde a is uit de middelste kolom af te lezen.
Er zijn uiteraard nog tal van andere aanpassingen mogelijk, waarbij alle waarden van de bijhorende parameters relatief weinig of veel verschillen van die in de tabel, of waarbij enkel de waarden van één of twee van de drie parameters N, K en a weinig of sterk verschillend zijn. Het zij duidelijk dat de tabel in geen geval als een uitputtende opsomming kan aanzien worden.
In een voorkeurdragende werkwijze voor het uitrusten van een weefmachine volgens de uitvinding is a = 2.
Bij voorkeur wordt een aantal kettingdraden per meter voorzien dat gelegen is tussen 200 en 1000, bij voorkeur tussen 250 en 600, meest voorkeurdragend gelijk aan 500.
Een bijzonder voorkeurdragende werkwijze bekomt men als N = 500, K = 16 en a = 2. In dit geval wordt dus de uitrusting van een weefmachine, die voorzien is om met 1000 kettingdraadsystemen per meter te weven waarbij per kettingdraadsysteem acht verschillende poolkettingdraden voorzien zijn, aangepast, waarbij deze aanpassing erin bestaat om de kettingdraadsystemen te verdelen in reeksen van twee kettingdraadsystemen, en om binnen elke reeks van twee, de acht poolkettingdraden van één van beide kettingdraadystemen te vervangen door acht andere, zodat elke reeks samen zestien verschillende (bij voorkeur verschillend gekleurde) poolkettingdraden bevat, en de kettingdraden van elke reeks samen één samengevoegd kettingdraadsysteem vormen.
De weefmachine is bij voorkeur voorzien van positioneermiddelen in samenwerking met een stuurinrichting (bij voorkeur een jacquardmachine) om de kettingdraden volgens een vooraf bepaald stuurprogramma te positioneren, en het uitrusten van de weefmachine houdt dan ook in dat het stuurprogramma van de weefmachine zo wordt aangepast dat de kettingdraden per reeks van a kettingdraadsystemen als de kettingdraden van één samengevoegd kettingdraadsysteem worden aangestuurd gedurende het weven.
De kettingdraden van de uitgeruste weefmachine strekken zich bij voorkeur ook uit doorheen de rietopeningen van een weefriet, waarbij het aantal samengevoegde kettingdraadsystemen per meter (N) van de uitgeruste weefmachine gelijk is aan het aantal rietopeningen, of een veelvoud is van dit aantal.
De kettingdraden van elk samengevoegd kettingdraadsysteem lopen dan bijvoorbeeld samen door eenzelfde rietopening van een weefriet.
De kettingdraden van elk samengevoegd kettingdraadsysteem kunnen ook verdeeld zijn over twee naastliggende openingen van het weefriet, zodat ze in twee groepen verdeeld zijn die van elkaar gescheiden zijn door een tussenliggende riettand. Als bijvoorbeeld a = 2 zodat de aanpassing inhoudt dat twee kettingdraadsystemen worden samengevoegd, betekent dit dat telkens twee kettingdraadsystemen die zich links en rechts van dezelfde riettand bevinden worden samengevoegd.
De weefmachine wordt bij voorkeur zo uitgerust dat ze klaar is voor het toepassen van de hoger omschreven weefmethode volgens deze uitvinding.
In de hierna volgende beschrijving wordt een voorkeurdragende werkwijze voor het weven van een poolweefsel volgens deze uitvinding in detail beschreven. De enige bedoeling hiervan is te illustreren, en zo nodig te verduidelijken, welke de bijzondere kenmerken en voordelen zijn van deze werkwijze en van de zo geweven poolweefsels. Deze beschrijving kan dus geenszins aanzien worden als een beperking van de draagwijdte van deze octrooibescherming.
In deze beschrijving wordt verwezen naar de hierbij gevoegde figuren 1 en 2, die elk een schematische dwarsdoorsnede volgens de kettingrichting tonen van een gedeelte van een poolweefsel,dat volgens deze uitvinding geweven wordt op een dubbelstukweefinachine, waarbij de twee figuren de kettingdraden respectievelijk de kettingdraden van een eerste en een tweede naastliggend kettingdraadsysteem tonen.
De dubbelstukweefinachine is een driegrijper-weefinachine die voorzien is om in elke inbrengcyclus (I-VIII) drie inslagdraden (1), (2), (3) op respectievelijke inbrengniveaus boven elkaar in te brengen in een gaap tussen kettingdraden (4-27). Er worden 500 kettingdraadsystemen per meter voorzien (dus N = 500), waarbij elk kettingdraadsysteem dezelfde kettingdraden bevat. Op de figuren worden telkens de kettingdraden (4-27) van één zo’n kettingdraadsysteem getoond. Op de figuren worden ook de inslagdraden (1), (2), (3) getoond.
Elk kettingdraadsysteem (4-27) bevat - twee bindkettingdraden (5),(6) voor het vormen van een bovenste grondweefsel(28), - twee bindkettingdraden (7),(8) voor het vormen van een onderste grondweefsel (29), - twee spankettingdraden ((8),(9) horende bij het bovenste weefsel (28), - twee spankettingdraden ( 10),( 11) horende bij het onderste weefsel (29), - acht poolkettingdraden (12-19) met onderling verschillende kleuren, die voorzien zijn om in het bovenste grondweefsel (28) ingebonden te worden als ze geen pool moeten vormen, en - acht poolkettingdraden (20-27) met onderling verschillende kleuren die voorzien zijn om in het onderste grondweefsel (29) ingebonden te worden als ze geen pool moeten vormen, en waarbij die kleuren ook verschillen van de acht kleuren van de andere poolkettingdraden (12-19) van het kettingdraadsysteem die voorzien zijn om in het bovenste grondweefsel (28) te worden ingebonden als ze geen pool moeten vormen.
Een met de weefmachine samenwerkende jacquardmachine en/of een met de weefmachine samenwerkende weeffaamaandrijving, is voorzien om de kettingdraden (4-27), volgens een vooraf bepaald stuurprogramma, in elke inbrengcyclus (I-VIII) zo te positioneren ten opzichte van de drie inbrengniveaus dat het op de figuur voorgestelde weefsel wordt gevormd.
De kettingdraden (4-27) van de verschillende kettingdraadsystemen (waarvan er 500 per meter voorzien zijn) strekken zich uit door de openingen van een weefriet. Daarbij zijn de kettingdraden van elk kettingdraadsysteem verdeeld in twee groepen die zich respectievelijk in twee aangrenzende rietopeningen bevinden. Daarbij bevat elke groep acht poolkettingdraden, twee spankettingdraden en twee bindkettingdraden.
De linker groep bevindt zich in het rechter gedeelte van de rietopening, terwijl de rechter groep zich uitstrekt in het linker gedeelte van de rechts aangrenzende rietopening. Beide groepen worden dus gescheiden door een tussenliggende riettand.
In elke groep zijn de twee spankettingdraden respectievelijk links en rechts van de acht poolkettingdraden van die groep voorzien, waarbij ze zich onmiddellijk naast deze poolkettingdraden uitstrekken. Hierdoor worden de poolkettingdraden goed op hun plaats gehouden wat de vorming van rechte poolrijen bevordert.
De twee bindkettingdraden van elke groep zijn dan respectievelijk links en rechts van de spankettingdraden van die groep geplaatst zodat de bindkettingdraden per twee tussen twee spankettingdraden van naastliggende groepen lopen.
Als we de positie van de kettingdraden van een kettingdraadsysteem in het weefriet beschouwen (de zogenaamde doorhaal) dan vinden we achtereenvolgens van links naar rechts; een bindkettingdraad, een spankettingdraad, acht poolkettingdraden, een spankettingdraad, een bindkettingdraad, de tussenliggende riettand, een bindkettingdraad, een spankettingdraad, acht poolkettingdraden, een spankettingdraad en een bindkettingdraad.
De bindkettingdraden (5),(6);(7),(8) en spankettingdraden (9),(10);(11 ),(12) worden in elke inbrengcyclus (I-VIII) zo gepositioneerd ten opzichte van de drie verschillende inbrengniveaus dat een bovenste (28) en een onderste grondweefsel (29) boven elkaar geweven worden, en dat afwisselend, (i) de bovenste (1) en de middelste inslagdraad (2) in het bovenste weefsel wordt gebracht, terwijl de onderste inslagdraad (3) in het onderste weefsel wordt gebracht, en (ii) de bovenste inslagdraad (1) in het bovenste weefsel wordt gebracht, terwijl de middelste (2) en de onderste inslagdraad (3) in het onderste weefsel worden gebracht, maar, waar er in het bovenste weefsel twee inslagdraden (1), (2) worden ingebracht, wordt voor de bovenste inslagdraad (1) telkens een dikker inslagaren ingebracht, en worden de kettingdraden zo gepositioneerd dat deze dikkere inslagdraad aan de rugzijde van het bovenste weefsel loopt en niet door de bindkettingdraden wordt ingebonden, en waar er in het onderste weefsel twee inslagdraden (2), (3) ingebonden worden, wordt voor de onderste inslagdraad (3) telkens een dikker inslaggaren ingebracht, en worden de kettingdraden zo gepositioneerd dat deze dikkere inslagdraad (3) aan de rugzijde van het onderste weefsel loopt en niet door de bindkettingdraden wordt ingebonden.
De overige (niet aan de rugzijde lopende) inslagdraden (1-3) worden ingebonden in elk grondweefsel (28),(29) door een paar bindkettingdraden (5),(6);(7),(8).
In het bovenste weefsel wordt de ene spankettingdraad (8) zo geplaatst dat hij telkens onder de dikkere inslagdraad (1) loopt en boven de andere inslagdraden (2) van het weefsel loopt. Hierdoor worden de dikkere inslagdraden (1) goed gescheiden van de andere inslagdraden (2) die in het bovenste grondweefsel (28) worden ingebonden, en worden deze dikkere inslagdraden (1) goed aan de rugzijde van het grondweefsel gehouden. Er kunnen secundaire bindkettingdraden voorzien worden om deze inslagdraden (1) ten opzichte van het grondweefsel (28) te fixeren, maar deze zijn niet voorgesteld op de figuren. De andere spankettingdraad (9) wordt zo gepositioneerd dat hij steeds tussen de bovenste (1) en de middelste inslagdraad (2) loopt, waardoor de in het grondweefsel (28) ingebonden inslagdraden (1), (2) verdeeld worden over twee verschillende niveaus.
In het onderste weefsel wordt de ene spankettingdraad (10) zo geplaatst dat hij telkens boven de dikkere inslagdraad (3) loopt en onder de andere inslagdraden (2) van het weefsel loopt. Hierdoor worden de dikkere inslagdraden (3) goed gescheiden van de andere inslagdraden (2) die in het onderste grondweefsel (29) worden ingebonden, en worden deze dikkere inslagdraden (3) goed aan de rugzijde van het grondweefsel (29) gehouden. Niet op de figuren voorgestelde secundaire bindkettingdraden kunnen ook deze inslagdraden (3) ten opzichte van het onderste grondweefsel (29) fixeren. De andere spankettingdraad (9) van het onderste weefsel wordt zo gepositioneerd dat hij steeds tussen de middelste inslagdraad (2) en de onderste inslagdraad van het grondweefsel (29) loopt, waardoor deze in het onderste grondweefsel ingebonden inslagdraden (2),(3) verdeeld worden over twee verschillende niveaus.
Per poolpunt wordt er in overeenstemming met een te weven veelkleurig patroon één van de zestien poolkettingdraden (12-27) gekozen om pool te vormen door afwisselend in het bovenste en het onderste weefsel over een aan de rugzijde lopende inslagdraad (1), (3) te lopen. Zo vormt poolkettingdraad (27) pool over de inslagdraden (1), (3) die zijn ingebracht gedurende de eerste (I), de tweede (II) en de derde inbrengcyclus (III) die het meest links op de figuren zijn voorgesteld.
De niet-poolvormende poolkettingdraden (12-27) worden ingebonden in de grondweefsels en worden daarbij verdeeld over het bovenste (28) en het onderste grondweefsel (29). Ze lopen gestrekt in de grondweefsels (28), (29), afwisselend boven en onder de inslagdraden (1,2), (2,3) die in de grondweefsels zijn ingebonden.
De bindkettingdraden (4),(5); (6), (7) hebben in naastliggende kettingdraadsystemen een verschillend verloop, zoals te zien is op de figuren 1 en 2. De twee sets bindkettingdraden van twee naastliggende kettingdraadsystemen werken in elk grondweefsel samen om de respectievelijke inslagdraden (1,2), (2,3) in te binden in de openingen die ze vormen tussen hun opeenvolgende kruisingen. Per kettingdraadsysteem beschouwd zijn er relatief weinig dergelijke kruisingen, wat ten goede komt aan de inslagdichtheid zoals hoger uiteengezet.
De bindkettingdraden (5),(6);(7),(8) en de spankettingdraden (8),(9);(10),(11) hebben een opeenvolging van posities ten opzichte van de inslagdraden die gedurende de opeenvolgende inbrengcycli (I-VIII) ingebracht werden, en deze opeenvolging herhaalt zich voor al deze grondkettingdraden na acht inbrengcycli (I-VIII), zoals duidelijk kan afgeleid worden uit het verloop van deze kettingdraden dat op de figuren is voorgesteld.

Claims (21)

  1. CONCLUSIES
    1. Weefmethode, waarbij op een dubbelstukweefinachine, in opeenvolgende inslaginbrengcycli, telkens één of meerdere inslagdraden (1), (2), (3) op respectievelijke inbrengniveaus ingebracht worden tussen de kettingdraden (4-27) van een aantal kettingdraadsystemen (100), terwijl de kettingdraden zo gepositioneerd worden dat twee grondweefsels (28), (29) boven elkaar geweven worden uit respectievelijke inslagdraden (1,2),(2,3), bindkettingdraden (4),(5);(6),(7) en spankettingdraden (8),(9);(10,11), waarbij de respectievelijke inslagdraden (1,2), (2,3) in openingen tussen bindkettingdraden (4),(5);(6),(7) ingebonden worden, waarbij er per kettingdraadsysteem (100) een aantal verschillende poolkettingdraden (12-27) voorzien is, waarvan er minstens één afwisselend in het bovenste (28) en het onderste grondweefsel (29) wordt afgebonden om pool te vormen, en waarbij de poolvormende poolkettingdraden tussen beide grondweefsels doorgesneden worden zodat twee poolweefsels bekomen worden, met het kenmerk dat in elk kettingdraadsysteem (100), per grondweefsel (28), (29) minstens vijf verschillende poolkettingdraden (12-19), (20-27) en minstens twee spankettingdraden (8),(9);(10,11) voorzien worden, en dat de spankettingdraden zo gepositioneerd worden dat de inslagdraden (1,2), (2,3) van elk poolweefsel erdoor verdeeld worden over minstens drie verschillende niveaus, terwijl een grondbindingsrapport wordt toegepast dat over minstens acht inslaginbrengcycli (I-VIII) loopt.
  2. 2. Weefmethode volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de in elk grondweefsel (28), (29) ingebonden inslagdraden (1,2), (2,3) over minstens twee verschillende niveaus verdeeld worden door minstens één spankettingdraad (9), (11) per kettingdraadsysteem (100), terwijl andere inslagdraden (1), (3) aan de rugzijde van de grondweefsels (28), (29) lopen zonder in de genoemde openingen tussen bindkettingdraden (4),(5);(6),(7) te worden ingebonden.
  3. 3. Weefinethode volgens conclusie 2 met het kenmerk dat de aan de rugzijde van de grondweefsels (28), (29) lopende inslagdraden (1), (3) door een spankettingdraad (8), (10) van de andere inslagdraden (1,2), (2,3) worden gescheiden.
  4. 4. Weefmethode volgens een van de conclusies 2 ofi 3, met het kenmerk dat de kettingdraadsystemen secundaire bindkettingdraden omvatten dewelke zo gepositioneerd worden dat elk poolweefsel een aantal secundaire bindkettingdraden omvat die afwisselend in het grondweefsel (28), (29) afgebonden worden, en over minstens één aan de rugzijde ervan lopende inslagdraad (1), (3) lopen, om deze inslagdraden (1), (3) ten opzichte van het grondweefsel (28), (29) te fixeren.
  5. 5. Weefmethode volgens een van de conclusies 2 tot 4 met het kenmerk dat de poolvormende poolkettingdraden (15), (24), (27) telkens over de aan de rugzijde lopende inslagdraden (1), (3) worden afgebonden.
  6. 6. Weefmethode volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat niet-poolvormende poolkettingdraden gestrekt in de grondweefsels (28), (29) worden ingebonden.
  7. 7. Weefinethode volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de inslagdraden (1),(2),(3) ingebracht worden tussen de op de weefinachine voorziene kettingdraden (4-27), waarbij er N kettingdraadsystemen (100) per meter voorzien zijn met elk K verschillende poolkettingdraden (12-27), en waarbij K > 10 en N een geheel getal is tussen 200 en 1000, bij voorkeur tussen 250 en 600, en dat meest voorkeurdragend gelijk is aan 500.
  8. 8. Weefinethode volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat er in kettingrichting minstens 16 poolrijen per cm gevormd worden.
  9. 9. Weefmethode volgens conclusie 8 met het kenmerk dat de poolkettingdraden een garennummer hebben tussen 6 en 10 Nm finaal, dat de inslagdraden voor het grondweefsel een garennummer hebben tussen 6 en 16 Nm finaal, en dat eventuele externe inslagdraden die niet in het grondweefsel ingebonden moeten worden een garennummer hebben tussen 4 en 8 Nm finaal.
  10. 10. Weefmethode volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de kettingdraden (4-27) zich op de weefinachine door de openingen van een weefriet uitstrekken, en dat de kettingdraden (4-27) van elk kettingdraadsysteem daarbij verdeeld zijn over twee naastliggende openingen van het weefriet, zodat ze in twee groepen verdeeld zijn die van elkaar gescheiden zijn door een tussenliggende riettand.
  11. 11. Weefmethode volgens conclusie 10 met het kenmerk dat zich door elke rietopening een eerste groep kettingdraden van een eerste kettingdraadsysteem, en een tweede groep kettingdraden van een tweede kettingdraadsysteem uitstrekt.
  12. 12. Weefmethode volgens conclusie 11 met het kenmerk dat de eerste en de tweede groep zich respectievelijk in een linkergedeelte en een rechtergedeelte van de rietopening bevinden, dat minstens één spankettingdraad van de eerste groep zich langs de rechterzijde van de poolkettingdraden van die groep uitstrekt in de rietopening, en dat minstens één spankettingdraad van de tweede groep zich langs de linkerzijde van de poolkettingdraden van die groep uitstrekt in de rietopening.
  13. 13. Weefmethode volgens een van de conclusies 10 tot 12 met het kenmerk dat de kettingdraden (4-27) zich zo door de openingen van het weefriet uitstrekken dat N kettingdraadsystemen telkens verdeeld zijn over N openingen of N + 1 openingen van het weefriet.
  14. 14. Weefinethode volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat op een driegrijper-weefmachine, in de opeenvolgende inslaginbrengcycli, telkens drie inslagdraden (1), (2), (3) op respectievelijke inbrengniveaus ingebracht worden tussen de kettingdraden.
  15. 15. Weefinethode volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de dubbelstukweefmachine uitgerust wordt om twee poolweefsels te weven volgens een weefinethode waarbij er N kettingdraadsystemen (100) per meter voorzien zijn met elk K verschillende poolkettingdraden (12-27), en dat deze uitrusting wordt tot stand gebracht door het aanpassen van de uitrusting van een dubbelstukweefinachine die voorzien is om te weven met (a x N) kettingdraadsystemen per meter die elk K/a verschillende poolkettingdraden bevatten, waarbij deze aanpassing inhoudt dat de (a x N) kettingdraadsystemen verdeeld worden in N reeksen van a opeenvolgende ketting<jraadsystemen, en dat, binnen elke reeks, de K/a poolkettingdraden van (a - 1) van deze kettingdraadsystemen vervangen worden door K/a andere poolkettingdraden, zodat elke reeks van a kettingdraadsystemen samen K verschillende poolkettingdraden (12-27) bevat en de kettingdraden (4-27) van elke reeks samen één samengevoegd kettingdraadsysteem vormen, waarbij K, K/a, N en a gehele getallen zijn, waarbij a > 2, en waarbij N een geheel getal is tussen 200 en 1000.
  16. 16. Weefinethode volgens conclusie 15, met het kenmerk dat a = 2.
  17. 17. Weefinethode volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk dat N = 500, K 16 en a = 2.
  18. 18. Weefinethode volgens een van de conclusies 15 tot 17, met het kenmerk dat de weefinachine voorzien is van positioneermiddelen in samenwerking met een stuurinrichting om de kettingdraden (4-27) volgens een vooraf bepaald stuurprogramma te positioneren, en dat het uitrusten van de weefinachine ook inhoudt dat het stuurprogramma van de weefmachine zo wordt aangepast dat de kettingdraden per reeks van a kettingdraadsystemen als de kettingdraden van één samengevoegd kettingdraadsysteem worden aangestuurd gedurende het weven.
  19. 19. Weefmethode volgens een van de conclusies 15 tot 18, met het kenmerk dat de kettingdraden (4-27) van de uitgeruste weefmachine zich uitstrekken doorheen de rietopeningen van een weefriet, en dat het aantal samengevoegde kettingdraadsystemen per meter (N) van de uitgeruste weefmachine gelijk is aan het aantal rietopeningen, of een veelvoud is van dit aantal.
  20. 20. Weefmethode volgens een van de conclusies 15 tot 19, met het kenmerk dat de kettingdraden (4-27) van elk samengevoegd kettingdraadsysteem samen door eenzelfde rietopening van een weefriet lopen.
  21. 21. Weefmethode volgens een van de conclusies 15 tot 19, met het kenmerk dat de kettingdraden (4-27) van elk samengevoegd kettingdraadsysteem verdeeld zijn over twee naastliggende openingen van het weefriet, zodat ze in twee groepen verdeeld zijn die van elkaar gescheiden zijn door een tussenliggende riettand.
BE2013/0017A 2013-01-10 2013-01-10 Werkwijze voor het weven van poolweefsels en werkwijze voor het daarvoor uitrusten van een weefmachine BE1022393B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2013/0017A BE1022393B1 (nl) 2013-01-10 2013-01-10 Werkwijze voor het weven van poolweefsels en werkwijze voor het daarvoor uitrusten van een weefmachine
PCT/IB2014/058119 WO2014108833A2 (en) 2013-01-10 2014-01-08 Method for weaving pile fabrics and for configuring a weaving loom therefor
CN201480003926.4A CN104903503B (zh) 2013-01-10 2014-01-08 编织起绒织物和为此构造织机的方法
US14/760,201 US9580844B2 (en) 2013-01-10 2014-01-08 Method for weaving pile fabrics and for configuring a weaving loom therefor
EP14704657.7A EP2943604B1 (en) 2013-01-10 2014-01-08 Method for weaving pile fabrics and for configuring a weaving loom therefor

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2013/0017A BE1022393B1 (nl) 2013-01-10 2013-01-10 Werkwijze voor het weven van poolweefsels en werkwijze voor het daarvoor uitrusten van een weefmachine

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1022393B1 true BE1022393B1 (nl) 2016-03-21

Family

ID=47754244

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2013/0017A BE1022393B1 (nl) 2013-01-10 2013-01-10 Werkwijze voor het weven van poolweefsels en werkwijze voor het daarvoor uitrusten van een weefmachine

Country Status (5)

Country Link
US (1) US9580844B2 (nl)
EP (1) EP2943604B1 (nl)
CN (1) CN104903503B (nl)
BE (1) BE1022393B1 (nl)
WO (1) WO2014108833A2 (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1021026B1 (nl) * 2013-01-09 2015-01-27 Nv Michel Van De Wiele Tapijt met een schaduweffect en werkwijze voor het weven van een tapijtweefsel met een schaduweffect.
BE1022393B1 (nl) * 2013-01-10 2016-03-21 Nv Michel Van De Wiele Werkwijze voor het weven van poolweefsels en werkwijze voor het daarvoor uitrusten van een weefmachine
CN105619910B (zh) * 2015-04-24 2018-01-16 福建龙峰纺织科技实业有限公司 一种仿针缝效果好羽绒服面料的制造方法
CN106467991B (zh) * 2015-08-18 2018-05-01 浙江英诺威纺织有限公司 一种中空双层壁充气梭织基布及其织造方法
BE1023598B1 (nl) * 2015-11-10 2017-05-11 Nv Michel Van De Wiele Werkwijze voor het dubbelstukweven van weefsels met figuurkettingdraden
EP3192909A1 (en) * 2016-01-15 2017-07-19 NV Michel van de Wiele Fabric, in particular carpet, and method of weaving a fabric
BE1024400B1 (nl) * 2016-07-15 2018-02-13 Michel Van De Wiele Nv Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1008129A4 (nl) * 1994-03-11 1996-01-23 Wiele Michel Van De Nv Weefsel in het bijzonder tapijt.
BE1013582A7 (nl) * 2000-05-02 2002-04-02 Wiele Michel Van De Nv Werkwijze voor het dubbelstuk-weven van poolweefsels en volgens deze werkwijze geweven poolweefsels.
US20070006932A1 (en) * 2005-06-24 2007-01-11 N.V. Michel Van De Wiele Method for weaving a fabric, fabric woven by means of such a method and weaving machine for weaving such a fabric

Family Cites Families (22)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1270230A (en) * 1917-03-28 1918-06-18 A T Baker & Company Pile fabric.
US3519032A (en) * 1968-02-09 1970-07-07 Librex Anstalt Pile fabrics
US3612110A (en) * 1968-10-22 1971-10-12 Gerald Charles Wildi Woven tapes
DE3434351C1 (de) * 1984-09-19 1985-10-10 Herbert 4232 Xanten Janssen Jacquard-Doppelplueschgewebe,Verfahren zum Herstellen des Gewebes und Vorrichtung zum Durchfuehren des Verfahrens
BE1004894A4 (nl) * 1991-05-21 1993-02-16 Wiele Michel Van De Nv Werkwijze voor het vervaardigen van een dubbelstuktapijtweefsel in een enkelspoelige binding alsmede aldus verkregen weefsels.
CA2069193C (en) * 1991-06-19 1996-01-09 David M. Rasch Tissue paper having large scale aesthetically discernible patterns and apparatus for making the same
SG52461A1 (en) * 1992-12-21 1998-09-28 Duralite Carpet Corp Ltd Method and apparatus for the manufacture of carpet
US6012083A (en) * 1996-09-24 2000-01-04 Ricoh Company Ltd. Method and apparatus for document processing using agents to process transactions created based on document content
BE1012357A3 (nl) * 1998-12-21 2000-10-03 Wiele Michel Van De Nv Werkwijze voor het dubbelstukweven van poolweefsels.
BE1013266A3 (nl) * 2000-02-02 2001-11-06 Wiele Michel Van De Nv Werkwijze voor het vervaardigen van een hoogkorig poolweefsel.
DE60124813T2 (de) * 2000-05-02 2007-10-11 N.V. Michel Van De Wiele, Kortrijk Verfahren zum Herstellen von Doppelstück Plüschgewebe und nach diesem Verfahren hergestelltes Gewebe
BE1014573A5 (nl) * 2002-01-11 2004-01-13 Wiele Michel Van De Nv Uitrusting van een weefmachine, werkwijze voor het wijzigen van een weefmachine-uitrusting, en weefprocede gebruik makend van een weefmachine met zo'n uitrusting.
US6923219B2 (en) * 2003-04-11 2005-08-02 J.B. Martin Company, Inc. Double-sided fabric: flat side / woven pile fabric
EP1489210A1 (de) * 2003-06-21 2004-12-22 SCHÖNHERR Textilmaschinenbau GmbH Verfahren zur Herstellung eines Doppelpolgewebes auf einer Doppelpolwebmaschine
BE1016337A3 (nl) * 2004-12-02 2006-08-01 Wiele Michel Van De Nv Werkwijze voor het weven van weefsels en shaggy weefsel.
BE1016427A5 (nl) * 2005-01-25 2006-10-03 Wiele Michel Van De Nv Inrichting voor het aansturen van bind-en spankettinggarens, en poolweefmachine voorzien van een dergelijke inrichting.
ATE409768T1 (de) * 2005-09-02 2008-10-15 Textilma Ag Verfahren zur herstellung eines samtbandes mit doppelseitigem flor und bandwebmaschine zur durchführung des verfahrens
BE1016883A3 (nl) * 2005-12-06 2007-09-04 Wiele Michel Van De Nv Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels met hoge dichtheid.
CN201704492U (zh) * 2009-10-09 2011-01-12 沈巧根 一种梭织双层割绒织物
CN101736491B (zh) * 2010-01-08 2011-06-08 沈巧根 一种单梭口双层割绒织物的织造方法及其设备
EP2568065B1 (en) * 2011-09-06 2018-04-11 STÄUBLI BAYREUTH GmbH Method for weaving a carpet and carpet woven with such a method
BE1022393B1 (nl) * 2013-01-10 2016-03-21 Nv Michel Van De Wiele Werkwijze voor het weven van poolweefsels en werkwijze voor het daarvoor uitrusten van een weefmachine

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1008129A4 (nl) * 1994-03-11 1996-01-23 Wiele Michel Van De Nv Weefsel in het bijzonder tapijt.
BE1013582A7 (nl) * 2000-05-02 2002-04-02 Wiele Michel Van De Nv Werkwijze voor het dubbelstuk-weven van poolweefsels en volgens deze werkwijze geweven poolweefsels.
US20070006932A1 (en) * 2005-06-24 2007-01-11 N.V. Michel Van De Wiele Method for weaving a fabric, fabric woven by means of such a method and weaving machine for weaving such a fabric

Also Published As

Publication number Publication date
WO2014108833A3 (en) 2015-03-05
WO2014108833A2 (en) 2014-07-17
CN104903503B (zh) 2017-12-01
EP2943604B1 (en) 2020-03-04
US20150354107A1 (en) 2015-12-10
EP2943604A2 (en) 2015-11-18
US9580844B2 (en) 2017-02-28
CN104903503A (zh) 2015-09-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1022393B1 (nl) Werkwijze voor het weven van poolweefsels en werkwijze voor het daarvoor uitrusten van een weefmachine
BE1016883A3 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels met hoge dichtheid.
BE1014721A5 (nl) Werkwijze en weefmachine voor het weven van weefsels met poollussen.
AU732553B2 (en) A device for controlling warp threads for the production of leno fabrics on a textile machine
BE1020430A3 (nl) Werkwijze voor het weven van een poolweefsel met poolvrije zones.
BE1021026B1 (nl) Tapijt met een schaduweffect en werkwijze voor het weven van een tapijtweefsel met een schaduweffect.
EP2580379B1 (de) Webmaschine zur herstellung von webgut mit einem eingearbeiteten legefaden
BE1016658A3 (nl) Werkwijze voor het weven van een weefsel, weefsel geweven volgens een dergeljke werkwijze en weefmachine voor het weven van een dergelijk weefsel.
BE1013266A3 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een hoogkorig poolweefsel.
BE1016032A6 (nl) Werkwijze en inrichting voor het weven van poolweefsels met afstandhouder en dubbele houderelementen.
BE1023598B1 (nl) Werkwijze voor het dubbelstukweven van weefsels met figuurkettingdraden
DE102004034605B4 (de) Webmaschine, insbesondere Luftdüsenwebmaschine zum Herstellen eines Drehergewebes mit integraler Musterung
DE102004063683A1 (de) Verfahren zum Herstellen eines Gewebes in Dreherbindung und Webmaschine zur Durchführung des Verfahrens
EP0570318B1 (fr) Procédé de tissage d&#39;armature épaisse à couches multiples indélaminables pour matériaux composites et machine à tisser pour sa mise en oeuvre
CN208328264U (zh) 一种织机配套用模块化矩阵式经纱储存释放装置
BE1017831A3 (nl) Inrichting en werkwijze voor het weven van poolweefsels met verbeterde garentoevoer.
EP3371356B1 (en) Jacquard machine, face-to-face weaving machine comprising at least one jacquard machine, and method of setting up a jacquard machine
DE2323732A1 (de) Garnhandhabungsmechanismus fuer textilmaschinen, insbesondere webstuhl
DE102012009420A1 (de) Vorrichtung zum Herstellen eines Gewebes
CH646471A5 (it) Dispositivo per la legatura a doppio giro inglese incrociato dei bordi laterali di un tessuto in un telaio tessile.
DE69931273T2 (de) Verfahren zum herstellen von geflochtenen umlegkanten in eine einlegvorrichtung für handtücher in einer schützenlosen webmaschine
BE1007294A3 (nl) Dubbele tweeschotbinding voor de vervaardiging van een dubbelstuk-poolweefsel, en volgens een dergelijke binding vervaardigde weefsels.
BE1020320A5 (nl) Werkwijze voor het weven van een poolweefsel.
BE1017723A3 (nl) Werkwijze voor het weven van een weefsel en weefsel geweven volgens een dergelijke werkwijze.
BE1003830A5 (fr) Procede de preparation de tissus doubles, en particulier de tapis doubles.

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20220131