BE1024400B1 - Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine - Google Patents

Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine Download PDF

Info

Publication number
BE1024400B1
BE1024400B1 BE2016/0129A BE201600129A BE1024400B1 BE 1024400 B1 BE1024400 B1 BE 1024400B1 BE 2016/0129 A BE2016/0129 A BE 2016/0129A BE 201600129 A BE201600129 A BE 201600129A BE 1024400 B1 BE1024400 B1 BE 1024400B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
cutting
transmission body
weaving machine
pile threads
machine according
Prior art date
Application number
BE2016/0129A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1024400A1 (nl
Inventor
Diederik Verscheure
Original Assignee
Michel Van De Wiele Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Michel Van De Wiele Nv filed Critical Michel Van De Wiele Nv
Priority to BE2016/0129A priority Critical patent/BE1024400B1/nl
Priority to US16/317,478 priority patent/US10988870B2/en
Priority to CN201780043568.3A priority patent/CN109477259A/zh
Priority to PCT/IB2017/054297 priority patent/WO2018011770A1/en
Priority to EP17740798.8A priority patent/EP3485071B1/en
Publication of BE1024400A1 publication Critical patent/BE1024400A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1024400B1 publication Critical patent/BE1024400B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D39/00Pile-fabric looms
    • D03D39/16Double-plush looms, i.e. for weaving two pile fabrics face-to-face
    • D03D39/18Separating the two plush layers, e.g. by cutting

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Treatment Of Fiber Materials (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Deze uitvinding betreft een inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine, omvattende een snijdmiddel (6) verbonden met een overbrengingslichaam (5) en een roteerbaar aandrijfmiddel (1) dat afwisselend in de ene en de andere draaizin roteert en aangrijpt op het overbrengingslichaam (5) zodat zijn rotatiebewegingen in een heen- en weergaande verplaatsing van het snijdmiddel (6) omgezet worden, waarbij via het overbrengingslichaam (5) een duwkracht wordt uitgeoefend op het snijdmiddel (6). Het overbrengingslichaam (5) kan niet-eindloos zijn en met één roteerbaar aandrijfmiddel (1) samenwerken. De uitvinding betreft ook een weefmachine voorzien van een dergelijke snijdinrichting.

Description

(30) Voorrangsgegevens :
(73) Houder(s) :
MICHEL VAN DE WIELE NV 8510, KORTRIJK/MARKE België (72) Uitvinder(s) :
VERSCHEURE Diederik 8510 KORTRIJK/MARKE België (54) Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine (57) Deze uitvinding betreft een inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine, omvattende een snijdmiddel (6) verbonden met een overbrengingslichaam (5) en een roteerbaar aandrijfmiddel (1) dat afwisselend in de ene en de andere draaizin roteert en aangrijpt op het overbrengingslichaam (5) zodat zijn rotatiebewegingen in een heen- en weergaande verplaatsing van het snijdmiddel (6) omgezet worden, waarbij via het overbrengingslichaam (5) een duwkracht wordt uitgeoefend op het snijdmiddel (6). Het overbrengingslichaam (5) kan niet-eindloos zijn en met één roteerbaar aandrijfmiddel (1) samenwerken. De uitvinding betreft ook een weefmachine voorzien van een dergelijke snijdinrichting.
Fig. 6
Figure BE1024400B1_D0001
BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI
FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie
Dienst voor de Intellectuel Eigendom
Publicatienummer: 1024400 Nummer van indiening: BE2016/0129
Internationale classificatie: D03D 39/18 Datum van verlening: 13/02/2018
De Minister van Economie,
Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;
Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;
Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 15/07/2016.
Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeidt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.
Besluit:
Artikel 1. - Er wordt aan
MICHEL VAN DE WIELE NV, Michel Vandewielestraat 7, 8510 KORTRIJK/MARKE België;
vertegenwoordigd door
OSTYN Frans, Pres. Kennedypark 31c, 8500, KORTRIJK;
een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine.
UITVINDER(S):
VERSCHEURE Diederik, Michel Vandewielestraat 7, 8510, KORTRIJK/MARKE;
VOORRANG:
AFSPLITSING :
Afgesplitst van basisaanvraag : Indieningsdatum van de basisaanvraag :
Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de Verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).
Brussel, 13/02/2018,
Bij bijzondere machtiging:
BE2016/0129
INRICHTING VOOR HET DOORSNIJDEN VAN POOLDRADEN OP EEN
WEEFMACHINE
Deze uitvinding betreft een inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine, omvattende een snijdmiddel dat heen en weer verplaatsbaar is volgens een hoofdzakelijk rechtlijnige bewegingsbaan, een overbrengingslichaam dat over minstens een gedeelte van zijn lengte buigzaam is en verbonden is met het snijdmiddel, en een roteerbaar aandrijfmiddel dat aandrijfbaar is om afwisselend in de ene en de andere draaizin te röteren, waarbij het aandrijfmiddel en het overbrengingslichaam voorzien zijn om samen te werken om de rotatiebewegingen van het aandrijfmiddel via het overbrengingslichaam om te zetten in een heen- en weergaande verplaatsing van het snijdmiddel.
Deze uitvinding betreft ook een weefmachine uitgerust met een dergelijke inrichting voor het doorsnijden van pooldraden.
Er bestaan verschillende weefmethodes waarbij pooldraden automatisch tijdens de uitvoering van een weefproces op een weefmachine worden doorgesneden door een heen en weer bewegend snijdmes. Dergelijke weefmethodes worden op zeer verschillende weefmachines uitgevoerd, zowel op dubbelstukweefmachines als op enkelstukweefmachines, zoals onder meer Axminster weefmachines.
Meer bepaald betreft deze uitvinding bijvoorbeeld een inrichting voor het doorsnijden van de zieh tussen twee grondweefsels uitstrekkende pooldraden van een dubbelstukweefsel op een dubbelstukweefmachine. In andere mogelijke toepassingen betreft deze uitvinding een inrichting voor het doorsnijden van pooldraden die zieh op een enkelstukweefmachine uitstrekken tussen een poolgarenvoorraad of poolgarentoevoermiddelen en middelen voor het inbrengen van poolgarens gedurende een weefproces, zoals het doorsnijden van de in te weven poolgarens op een Axminster weefmachine. Uiteraard is deze opsomming van mogelijke toepassingen niet uitputtend en geenszins beperkend, en is de uitvinding inzetbaar voor het doorsnijden van pooldraden op elk type weefmachine en bij de uitvoering van eender welke weefmethode.
BE2016/0129
Een bekende snijdinrichting wordt beschreven in het octrooi EP 1 122 348 Bl en omvat een snijdinrichting met de kenmerken die in de eerste paragraaf van deze beschrijving werden aangeduid. Een eindloze tandriem uit buigzaam materiaal is verbonden met een meswagen en loopt over de volledige breedte van een dubbelstukweefmachine in een gesloten kring over twee tandwielen die elk aan een respectievelijke zijkant van de weefmachine zijn opgesteld. De tanden van de tandriem bevinden zieh in respectievelijke tussenruimtes tussen de tanden van de tandwielen. Een motor drijft één van de tandwielen afwisselend in de ene en de andere draaizin aan. Het tandwiel oefent daarbij, via de samen werkende tanden van het tandwiel en de tandriem, een van richting wisselende trekkracht uit op de tandriem, waardoor de tandriem afwisselend in de ene en de andere draaizin over de twee tandwielen lopend wordt verplaatst. De meswagen wordt hierdoor heen en weer verplaatst om tijdens een weefproces de pooldraden van een dubbelstukweefsel door te snijden.
Gelijkaardige snijdinrichtingen zijn beschreven in octrooiaanvragen DE 19536002A1 en EP 1217115A1.
Deze snijdinrichtingen hebben echter het nadeel dat ze veel ruimte innemen op een weefmachine doordat er aan beide einden van het snijdtraject een tandwiel moet voorzien worden en doordat de tandriem zieh over het volledige snijdtraject van het snijdmiddel in een gesloten kring moet uitstrekken. Hierdoor is de montage van een dergelijke inrichting op een weefmachine niet eenvoudig.
De aanwezigheid van minstens twee tandwielen en de lange eindloze tandriem met een relatief grote massa verhoogt bovendien de inertie van de bewegende delen van de snijdinrichting. Dit verhoogt ook het energieverbruik en beperkt de maximaal bereikbare weefsnelheid. Ook de positiezekerheid van de meswagen gedurende het snijdproces laat hierdoor te wensen over. Om dat tegen te gaan moeten detectiemiddelen voorzien worden om deze positie te detecteren en middelen om de positiezekerheid te waarborgen.
De tandriem moet ook onder een voldoende hoge spanning gehouden worden om te vermijden dat deze vrij komt van één van de tandwielen of dat de tanden van de tandriem verspringen ten opzichte van de tandwieltanden. Dit kan een onderbreking
BE2016/0129 van het weefproces veroorzaken. Dus moet deze tandriemspanning goed gecontroleerd worden en moet bij vaststelling van een te läge spanning ingegrepen worden. Doordat de spanning van de aandrijfriem vrij hoog moet zijn, bestaat er ook een vrij groot risico dat een incorrecte en te hoge spanning tot een breuk van de aandrijfriem leidt. De breuk van een dergelijke tandriem onder hoge spanning houdt een veiligheidsrisico in voor de operator van de weefmachine. Er zijn dus detectie- en spanningsregelende middelen nodig om de spanning van de tandriem binnen bepaalde grenzen te houden zodat de goede werking van de snijdinrichting verzekerd wordt terwijl ook veiligheidsrisico’s zoveel mogelijk vermeden worden.
Het doel van deze uitvinding is om aan minstens een aantal van de hierboven aangeduide nadelen te verhelpen.
Deze doelstelling wordt bereikt door te voorzien in een snijdinrichting met de kenmerken uit de eerste paragraaf van deze beschrijving die, volgens deze uitvinding, voorzien is om, door een rotatiebeweging van het aandrijfmiddel, via het overbrengingslichaam, een duwkracht uit te oefenen op het snijdmiddel.
Hierdoor kan één roteerbaar aandrijfmiddel volstaan om de heen- en weergaande beweging van het snijdmiddel te realiseren via een overbrengingslichaam, zonder dat andere roteerbare elementen zoals omkeer-tandwielen e.d. nodig zijn.
Hierdoor kan deze snijdinrichting zo uitgevoerd worden dat deze minder ruimte inneemt op een weefmachine terwijl de bewegende delen ook een lagere inertie hebben. Dit komt ten goede aan het energieverbruik en verhoogt de maximaal bereikbare weefsnelheid. Bovendien wordt met een dergelijke snijdinrichting een grotere positiezekerheid van het snijdmiddel bekomen.
Het overbrengingslichaam kan een star lichaam zijn, zoals een tandlat of een buigzaam lichaam.
Door een buigzaam overbrengingslichaam te voorzien kan men het omheen een gedeelte van de omtrek van het aandrijfmiddel ombuigen, zodat de samenwerking tussen aandrijfmiddel en overbrengingsmiddel over een grotere lengte kan gerealiseerd worden dan bij een star overbrengingslichaam zoals bv. een tandlat. Wanneer het
BE2016/0129 aandrijfmiddel bijvoorbeeld voorzien is van tanden kan een grotere lengte van een buigzaam overbrengingslichaam op deze tanden ingrijpen. Dit zorgt voor een betere krachtverdeling over een groter aantal tanden. In de situatie waar het snijdmiddel zieh aan de zijkant van de weefmachine bevindt waar het aandrijfmiddel geplaatst is, bevindt een vrij lang deel van het overbrengingslichaam zieh voorbij het aandrijfmiddel buiten het snijdtraject. Wanneer het overbrengingslichaam buigzaam is, kan het genoemde deel van het overbrengingslichaam onder of boven het niveau van de bewegingsbaan van het snijdmiddel (bij een horizontale rotatieas van het aandrijfmiddel), of voor of achter het verticaal vlak van deze bewegingsbaan (bij een verticale rotatieas van het aandrijfmiddel) teruggeleid worden zodat hiervoor naast de weefmachine geen bijkomende ruimte moet voorzien worden.
Dit brengt dit een aanzienlijke ruimtebesparing met zieh mee. De lengte van het genoemde deel van het overbrengingslichaam kan immers vrij groot zijn. Zo kan die lengte bijvoorbeeld ongeveer gelijk zijn aan de weefbreedte van de weefmachine.
Het overbrengingslichaam is bij voorkeur langwerpig, bijvoorbeeld in de vorm van een strip, een strook, een band of een riem. De stijfheid van het overbrengingslichaam kan dezelfde zijn over de volledige lengte ervan maar kan ook variëren volgens zijn lengterichting.
In deze octrooiaanvraag wordt met ‘de stijfheid’ van het overbrengingslichaam de buigstijfheid per lengte-eenheid bedoeld. De buigstijfheid (in N.m2) is het product van de elasticiteitsmodulus of Young’s modulus (E) en het traagheidsmoment (I).
Het gaat over de buigstijfheid bij uitoefening van een kracht die loodrecht Staat op het snijvlak. Dit is het vlak volgens hetwelk de pooldraden worden doorgesneden door het snijdmiddel. Als het snijdmiddel een horizontale bewegingsbaan volgt en de pooldraden volgens een horizontaal snijvlak doorsnijdt, wordt hier de stijfheid bedoeld onder invloed van een verticale kracht. Als het overbrengingsmiddel bijvoorbeeld bandvormig is met twee evenwijdige relatief brede zijden en twee flanken met een beperkte hoogte is die kracht loodrecht op de twee brede zijden gericht.
BE2016/0129
Voor hun onderlinge samenwerking kunnen het aandrijfmiddel en het overbrengingslichaam voorzien zijn van respectievelijke aangrijpmiddelen, die een bewegingsoverbrenging toelaten. Deze aangrijpelementen zijn bij voorkeur vormsluitend. Voor het aandrijfmiddel zijn dit bijvoorbeeld één of meerdere tanden of uitsteeksels. Voor het overbrengingslichaam zijn dit bijvoorbeeld één of meerdere overeenkomstige tanden of openingen of een opperviak waarin één of meerdere verzonken zones of een reliëfstructuur voorzien zijn.
De samenwerking tussen het aandrijfmiddel en het overbrengingslichaam kan ook gerealiseerd worden doordat het overbrengingslichaam in contact is met een opperviak van het aandrijfmiddel terwijl de wrij ving s weer stand voldoende is om het overbrengingslichaam te verplaatsen. De onderlinge positie van het overbrengingslichaam en de omtrek van het aandrijfmiddel kan ook door middel van een borgmiddel gefixeerd worden. Deze borging kan permanent zijn of enkel gedurende de rotatie van het aandrijfmiddel tot stand komen.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn het aandrijfmiddel en het overbrengingslichaam voorzien om het snijdmiddel in opeenvolgende bewegingscycli heen en weer te verplaatsen en om gedurende elke bewegingscyclus afwisselend een duwkracht en een trekkracht uit te oefenen op het snijdmiddel.
Zowel tijdens de heenbeweging als tijdens de terugbeweging van het snijdmiddel wordt een rij pooldraden doorgesneden. Gedurende één bewegingscylcus van het snijdmiddel vinden er dus minstens twee weefcycli plaats.
In een bijzonder praktische uitvoeringsvorm zal het overbrengingslichaam gedurende de heenbeweging eerst een duwkracht uitoefenen op het snijdmiddel om het van het aandrijfmiddel weg te duwen vanuit stilstand en te versnellen tot een maximum snelheid, en vervolgens een trekkracht uitoefenen op het snijdmiddel om dit, gedurende zijn verdere verplaatsing van het aandrijfmiddel weg, weer te vertragen tot stilstand op de plaats waar de beweging van richting verändert. Gedurende de terugbeweging zal het overbrengingslichaam eerst een trekkracht uitoefenen op het snijdmiddel om het naar het aandrijfmiddel toe te trekken vanuit stilstand en weer te versnellen tot een maximum snelheid, en vervolgens een duwkracht uitoefenen op het
BE2016/0129 snijdmiddel om dit weer te vertragen tot stilstand op de plaats waar de bewegingscyclus begonnen is.
Bij een andere uitvoering zal het overbrengingslichaam gedurende één of meerdere weefcycli geen kracht uitoefenen op het snijdmiddel, waardoor het snijdmiddel stil blijft staan aan de zijkant van de weefmachine. Een dergelijke längere stilstand kan bijvoorbeeld gebruikt worden om het snijdmiddel te slijpen.
Het overbrengingslichaam is bij voorkeur een niet-eindloos lichaam. Een dergelijk overbrengingslichaam moet niet onder spanning gehouden worden om het op zijn bewegingsbaan te houden en om het in samenwerking te houden met het roteerbaar aandrijfmiddel.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het overbrengingslichaam met één enkel roteerbaar aandrijfmiddel in samenwerking. Een dergelijke snijdinrichtmg heeft een bijzonder läge inertie en kan met een grote snelheid aangedreven worden terwijl de positiezekerheid van het snijdmiddel uitstekend is.
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm staat de rotatieas van het aandrijfmiddel nagenoeg dwars op de richting van de bewegingsbaan. Dit laat toe om de rotatiebeweging van een roteerbaar aandrijfmiddel via het overbrengingslichaam om te zetten in een linéaire snelheid die nagenoeg gelijk is aan de omtreksnelheid van het aandrijfmiddel. De rotatieas van het aandrijfmiddel kan zowel horizontaal of verticaal zijn bij een horizontale bewegingsbaan van het snijdmiddel.
Bij voorkeur omvat het aandrijfmiddel een draaias en wordt het aandrijfmiddel aangedreven door een motor waarvan de motoras nagenoeg evenwijdig is aan, of in het verlengde ligt van, de genoemde draaias van het aandrijfmiddel. Dit maakt het mogelijk de motor binnen de bestaande breedte van de weefmachine te plaatsen.
De rotatie van de motoras wordt daarbij bij voorkeur rechtstreeks op de draaias van het aandrijfmiddel overgebracht. Op die manier wordt de inertie van de bewegende onderdelen minimaal gehouden, terwijl de snijdinrichtmg zeer bedrijfszeker is.
In een altematieve uitvoeringsvorm wordt de rotatie van de motoras via overbrengingsmiddelen met een overbrengingsverhouding van hoogstens 10, op de
BE2016/0129 draaias van het aandrijfmiddel overgebracht. De overbrengingsverhouding is bij voorkeur 4, zeer voorkeurdragend 2 of 1. De overbrengingsmiddelen omvatten bijvoorbeeld een ééntraps-tandwieloverbrenging.
Om de heen- en weergaande beweging van het snijdmiddel te realiseren kan men twee motoren tegenover elkaar plaatsen en aan elkaar koppelen. Dit kan beschouwd worden als één équivalente lange motor. Een lange motor heeft normaal minder inertie dan één grotere motor met grotere diameter.
Het overbrengingslichaam is bij voorkeur een langwerpig buigzaam lichaam en omvat bij voorkeur minstens twee zieh volgens de lengterichting uitstrekkende zones met een onderling verschillende stijfheid.
De genoemde zones van het overbrengingslichaam hebben bijvoorbeeld een verschillende stijfheid doordat het overbrengingslichaam in die zones een onderling verschillende dwarsdoorsnede of een onderling verschillende materiaalsamenstelling heeft of doordat één zone van het overbrengingslichaam uitgevoerd is met verstevigende ribben.
Het overbrengingslichaam kan in minstens één zone ook een verstijvingsmiddel omvatten. Hierdoor kan de natuurlijke stijfheid van het basismateriaal van het overbrengingslichaam verhoogd worden in één of meerdere zones. Er kan in verschillende zones een verschillende stijfheid gerealiseerd worden doordat het overbrengingslichaam in die zones een respectievelijk verstijvingsmiddel met een verschillend stijfheidsverhogend effect omvat. In twee zones met een verschillende stijfheid kan de ene zone een verstijvingsmiddel omvatten en de andere zone niet.
Het verstijvingsmiddel wordt bij voorkeur in het basismateriaal van het overbrengingslichaam opgenomen en omvat bijvoorbeeld stijfheidsverhogende vezels, zoals koolstofvezels, glasvezels of aramidevezels en dergelijke, of combinaties van twee of meer verschillende soorten vezels. Naarmate een grotere relatieve hoeveelheid vezels in het basismateriaal opgenomen wordt, wordt een grotere stijfheid bekomen. Door in het basismateriaal van het overbrengingslichaam twee of meer
BE2016/0129 zones met een verschillende relatieve hoeveelheid vezels te voorzien, worden zones met een verschillende stijfheid bekomen.
Het verstijvingsmiddel kan ook in het basismateriaal van het overbrengingslichaam opgenomen zijn in de vorm van één of meerdere stijfheidsverhogende lagen. De stijfheidsverhogende lagen kunnen bijvoorbeeld uit één of meerdere materialen met een relatief hoge stijfheid bestaan, zoals bijvoorbeeld metalen. Zo zou onder meer een dunne band uit staal kunnen gebruikt worden. De stijfheidsverhogende lagen kunnen ook uit een composiet met vezelversterking bestaan. Een dergelijke laag omvat bijvoorbeeld vezels of een weefsel van vezels en een matrixmateriaal dat de vezels samenhoudt. De vezels zijn bijvoorbeeld koolstofvezels, glasvezels of aramidevezels en dergelijke, of combinaties van twee of meer verschillende soorten vezels.
Het basismateriaal van het overbrengingslichaam is bij voorkeur een composietmateriaal, bijvoorbeeld gebaseerd op een epoxy-matrix met polyestervezels. Dit basismateriaal heeft bij voorkeur ook een gelaagde structuur. Er worden bijvoorbeeld meerdere kunststoflagen voorzien met ongeveer dezelfde dikte. Om de stijfheid te verhogen in één of meerdere zones worden één of meerdere polyesterlagen in die zones vervangen door koolstoflagen. Zo worden de polyesterlagen bijvoorbeeld per paar van twee op elkaar liggende polyesterlagen vervangen door één respectievelijke koolstoflaag met een dikte die overeenkomt met de gezamenlijke dikte van het paar polyesterlagen. Er worden bijvoorbeeld in een zone met realtief kleine stijfheid meerdere polyesterlagen voorzien die elk een dikte van ongeveer 0,1 mm hebben. In zones met een grotere stijfheid zijn één of meerdere paren polyesterlagen vervangen door één respectievelijke koolstoflaag met een dikte van ongeveer 0,2 mm.
Het overbrengingslichaam is bij voorkeur aan minstens één zijde voorzien van een laag met een geringe wrijvingsweerstand, zoals bijvoorbeeld een teflonlaag.
De stijfheid van het overbrengingslichaam wordt onder meer bepaald door de hoeveelheid erin opgenomen vezels, door het aantal stijfheidsverhogende lagen, door de dikte van elke laag, door de afstand tussen verschillende lagen, en door de piaats van elke laag ten opzichte van de neutrale lijn van het overbrengingslichaam. Hoe
BE2016/0129 verder een laag van de neutrale lijn verwïjderd is, hoe groter zijn stijfheidsverhogend effect is.
Het stijfheidsverhogend effect van een vezelversterkte laag is ook afhankelijk van de hoeveelheid vezels die in de laag zijn opgenomen. De hoeveelheid koolstofvezels in een koolstofvezelversterkte laag ligt bijvoorbeeld tussen 10 % (volumepecentage) voor een koolstoflaag met een gering stijfheidsverhogend effect en 90 % voor een koolstoflaag met een zeer hoog stijfheidsverhogend effect. Meestal wordt het volumepercentage koolstofvezels tussen 40% en 90% gebruikt, bij voorkeur tussen 50% en 80%. Een typische waarde ligt tussen 60% en 80%. Het stijfheidsverhogend effect van een vezelversterkte laag wordt ook bepaaid door het soort vezels. Zo zal men voor het bekomen van een vezelversterkte laag met gering stijfheidsverhogend effect bijvoorbeeld polyestervezels gebruiken.
De stijfheid van één of meerdere zones van het overbrengingslichaam kan ook beïnvloed worden door een verstijvingsmiddel uitwendig aan het basismateriaal van het overbrengingslichaam te bevestigen. Dergelijk extern verstijvingsmiddel kan bijvoorbeeld uit een licht metaal, zoals aluminium, titanium of een vezelversterkte kunststof bestaan. Het verstijvingsmiddel heeft dan bijvoorbeeld de vorm van een relatief slanke strook of profiel dat aan één zijde van het overbrengingslichaam wordt bevestigd, bijvoorbeeld door verlijming. Men geeft de voorkeur aan een extern verstijvingsmiddel met een relatief grote hoogte omdat dit een groot stijfheidsverhogend effect oplevert, en een beperkte breedte om het gewicht van het verstijvingsmiddel zo laag mogelijk te houden.
Twee of meer van de hoger aangeduide maatregelen om de stijfheid te verhogen (toevoegen in het basismateriaal van vezels of stijfheidsverhogende lagen zoals o.m. vezelversterkte lagen, of voorzien van een uitwendig verstijvingsmiddel) kunnen in verschillende zones van eenzelfde overbrengingslichaam aangewend worden of kunnen ook gecombineerd worden in eenzelfde zone.
In een sterk voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het overbrengingslichaam aan het ene einde een kopdeel dat met het snijdmiddel verbonden is, en aan het andere
BE2016/0129 einde een staartdeel, en is de stijfheid van het kopdeel 15 tot 100 maal groter dan de stijfheid van het staartdeel.
In bepaalde uitvoeringsvormen draagt het kopdeel de grootste massa. Dit is onder meer het geval wanneer het snijdmiddel op een meswagen bevestigd is terwijl de meswagen met het overbrengingslichaam verbonden is. Dit gedeelte van het overbrengingslichaam zal dus de grootste drukkrachten ondervinden en heeft bijgevolg het grootste risico op knikken. Daarom wordt het kopdeel met een relatief grote stijfheid uitgevoerd. Voor de aandrijving, meer bepaald voor het contact tussen het overbrengingslichaam en het aandrijfmiddel, houdt dit geen nadeel in aangezien dit gedeelte van het overbrengingslichaam ook niet volledig over de omtrek van het aandrijfmiddel moet omgebogen worden.
Het staartdeel van het overbrengingslichaam wordt hoofdzakelijk op trek belast. Dit deel kan dus veel buigzamer zijn. Dit is ook in het voordeel van een vlotte bedrijfszekere samenwerking tussen het aandrijfmiddel en het overbrengingslichaam. Het is immers het staartdeel dat in elk bewegingscyclus over de omtrek van het aandrijfmiddel moet omgebogen worden.
In een voorkeursuitvoering neemt de stijfheid van het overbrengingslichaam geleidelijk of trapsgewijs af vanaf het kopdeel tot aan het staartdeel.
De stijfheid van het kopdeel kan bij voorkeur tussen 1 N.m2 per meter en 500 N.m2 per meter liggen, terwijl de stijfheid van het staatdeel tussen 0,1 N.m2 per meter en 1 N.m2 per meter ligt.
Bij voorkeur wordt een overbrengingsmiddel gebruikt waarvan het kopdeel een stijfheid heeft die tussen 5 N.m2 per meter en 100 N.m2 per meter ligt, en waarvan het staartdeel een stijfheid heeft die tussen 0,15 N.m2 per meter en 0,5 N.m2 per meter ligt.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvormen ligt de stijfheid van het kopdeel tussen 5 N.m2 per meter en 10 N.m2 per meter wanneer interne vezelversterkte lagen voorzien worden en tussen 75 N.m2 per meter en 90 N.m2 per meter wanneer een extern verstijvingsmiddel wordt voorzien.
BE2016/0129
Voorbeeld 1 : een band met een rechthoekige dwarsdoorsnede met zijden 13 mm en 4 mm, voorzien van tanden met een tandbreedte van 4,3 mm:
Het kopdeel heeft een stijfheid van 5,65 N.m2 per meter
Het staartdeel met tanden heeft een stijfheid van 0,17 N.m2 per meter
Voorbeeld 2 : een band met een rechthoekige dwarsdoorsnede met zijden 28 mm en
1,3 mm, voorzien van tanden met een tandbreedte van 8,0 mm:
Het kopdeel van de band alleen, zonder externe verstijvingsrib, heeft een stijfheid van 0,42 N.m2 per meter
Wanneer het kopdeel voorzien is van een externe verstijvingsrib wordt de stijfheid 83,8 N.m2 per meter
Het staartdeel met tanden heeft een stijfheid van 0,30 N.m2 per meter
Voorbeeld 3 : een band met een rechthoekige dwarsdoorsnede met zijden 28 mm en 1,0 mm, voorzien van tanden met een tandbreedte van 8,0 mm:
Het kopdeel van de band alleen, zonder externe verstijvingsrib, heeft een stijfheid van 0,62 N.m2 per meter
Wanneer het kopdeel voorzien is van een externe verstijvingsrib wordt de stijfheid 83,8 N.m2 per meter
Het staartdeel met tanden heeft een stijfheid van 0,45 N.m2 per meter
In een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het snijdmiddel een drager die verbonden is met het overbrengingslichaam, draagt de drager een mes, omvat de snijdinrichting een zieh volgens de bewegingsbaan uitstrekkende snijdmiddel-geleider met minstens één drager-geleidingsoppervlak waarop de drager heen en weer verplaatsbaar is, en is de drager voorzien van weerhoudmiddelen om deze drager gedurende zijn verplaatsingen over het drager-geleidingsoppervlak ten opzichte van
BE2016/0129 het geleidingsoppervlak te weerhouden. Een dergelijke drager wordt ook een meswagen genoemd.
De weerhoudmiddelen verzekeren de positiezekerheid van het snijdmiddel in verticale richting De weerhoudmiddelen omvatten bijvoorbeeld minstens één geleidingsrand van de drager die zieh onder minstens één rand van de snijdmiddelgeleider bevindt en een verplaatsing van de drager over het geleidingsoppervlak toelaat, maar verhindert dat de drager zieh van het geleidingsoppervlak verwijdert. In een andere uitvoeringsvorm omvat de snijdmiddelgeleider een geleidingskanaal voor het overbrengingslichaam en is het overbrengingslichaam in verticale richting in dat kanaal weerhouden doordat de bovenzijde van het kanaal gesloten is of een breedte heeft die, minstens plaatselijk, smaller is dan de breedte van het overbrengingslichaam.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de snijdinrichting omvat de inrichting geleidingsmiddelen om het overbrengingslichaam in samenwerking met het aandrijfmiddel te houden.
Deze geleidingsmiddelen kunnen ook de vorm aannemen van rolmiddelen of lageringsmiddelen, zoals bijvoorbeeld één of meerdere rolletjes die het overbrengingslichaam lokaal op zijn plaats houden of een soort eindloze drukband die zelf over twee rolletjes gespannen is.
De geleidingsmiddelen worden bij voorkeur ook uitgerust met koelmiddelen. Vooral als het overbrengingslichaam een buigzaam lichaam is en omheen een gedeelte van de omtrek van het aandrijfmiddel gebogen wordt, treden reactiekrachten op tussen het overbrengingslichaam en de geleidingsmiddelen. Deze reactiekrachten geven aanleiding tot wrijving, warmteontwikkeling en slijtage. Dergelijke zones kunnen daarom beter gekoeld worden.
De koelmiddelen zijn bijvoorbeeld geleidingsblokjes die voorzien zijn van koelkanalen en/of koelribben. Voor de smering kan er een teflonlaag op de contactzijde van het overbrengingslichaam voorzien worden en/of kan er op discrete plaatsen smeermiddel op aangebracht worden, bijvoorbeeld door middel van een
BE2016/0129 smeerblokje dat gedurende de bewegingen contact maakt met het overbrengingslichaam.
Om het overbrengingslichaam ook buiten het snijdtraject te geleiden zijn er bij voorkeur voorbij het aandrijfmiddel één of meerdere geleidingsoppervlakken voor het overbrengingslichaam voorzien. Bij voorkeur is er een geleidingskanaal voorzien waarin het overbrengingslichaam heen en weer verplaatst wordt en zijdelings geleid wordt. Bij voorkeur is dit kanaal ook aan de bovenzijde minstens gedeeltelijk gesloten zodat een geleidingstunnel voor het overbrengingslichaam wordt gevormd. Een dergelijk kanaal maakt de snijdinrichting veiliger.
In een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de snijdinrichting omvat het aandrijfmiddel een aantal eerste aangrijpmiddelen en omvat het overbrengingslichaam een aantal tweede aangrijpelementen die voorzien zijn om met de eerste aangrijpelementen samen te werken om de rotatiebewegingen van het aandrijfmiddel via het overbrengingslichaam om te zetten in een heen- en weergaande verplaatsing van het snijdmiddel.
De tweede aangrijpelementen zijn bijvoorbeeld tanden, openingen of verzonken zones terwijl de eerste aangrijpelementen tanden zijn.
Het overbrengingslichaam kan aan minstens één zijde voorzien zijn van een reeks tweede uitsteeksels die met onderlinge tussenafstanden over minstens een gedeeite van de lengte van het overbrengingslichaam verdeeld zijn, terwijl het aandrijfmiddel een reeks eerste uitsteeksels omvat die vanaf een omtrekrand uitsteken en met onderlinge tussenafstanden over minstens een gedeeite van de omtrek van het aandrijfmiddel verdeeld zijn. Het overbrengingslichaam is längs de omtrek van het aandrijfmiddel gepositioneerd, bij voorkeur längs een gedeeite van de omtrek ervan lopend. De eerste uitsteeksels van het aandrijfmiddel en de tussenruimtes tussen deze eerste uitsteeksels zijn zo gepiaatst en gevormd dat minstens één tweede uitsteeksei, bij voorkeur meerdere tweede uitsteeksels, van het overbrengingslichaam zieh in respectievelijke tussenruimtes tussen eerste uitsteeksels bevinden. De eerste en tweede uitsteeksels zijn bij voorkeur vormsluitend, zoals bijvoorbeeld tanden. Het aandrijfmiddel kan een tandwiel zijn terwijl het overbrengingslichaam een tandlat of een tandriem is.
BE2016/0129
In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat het overbrengingslichaam openingen die met onderlinge tussenafstanden over minstens een gedeelte van de lengte van het overbrengingslichaam verdeeld zijn, terwijl het aandrijfmiddel een reeks uitsteeksels omvat die vanaf een omtrekrand uitsteken en met onderlinge tussenafstanden over minstens een gedeelte van de omtrek van het aandrijfmiddel verdeeld zijn. Het overbrengingslichaam is längs de omtrek van het aandrijfmiddel gepositioneerd, bij voorkeur längs een gedeelte van de omtrek ervan lopend. De uitsteeksels van het aandrijfmiddel en de tussenruimtes tussen deze uitsteeksels zijn zo dat zieh in minstens één opening, bij voorkeur meerdere openingen, van het overbrengingslichaam een respectievelijk uitsteeksel van het aandrijfmiddel bevindt. De uitsteeksels zijn bij voorkeur tanden. Het aandrijfmiddel kan hier ook een tandwiel zijn terwijl het overbrengingslichaam bandvormig is, bij voorkeur uitgevoerd is als een band. Meest bij voorkeur is het overbrengingslichaam een semi-rigide band.
Door de rotatie van het aandrijfmiddel wordt op het overbrengingslichaam een duwkracht uitgeoefend waardoor het verplaatst wordt.
De uitsteeksels van het aandrijfmiddel kunnen ingrijpen in de openingen van het overbrengingslichaam, of in tussenruimtes tussen tweede uitsteeksels van het overbrengingslichaam, zodat het aandrijfmiddel door zijn rotatie het overbrengingslichaam kan verplaatsen.
Het roteerbaar aandrijfmiddel met eerste aangrijpelementen kan aandrijfbaar zijn door middel van een motor met omkeerbare draaizin. De draaizin van de rotatie van het aandrijfmiddel wordt dan omgekeerd door het omkeren van de draaizin van de motor. De rotatie van de motor in één bepaalde draaizin kan ook met gekende middelen omgezet worden in een rotatie van het roteerbaar aandrijfmiddel met afwisselende draaizin.
Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van een motor met läge inertie. Dit kan elk type motor zijn, maar bij voorkeur wordt een motor met waterkoeling voorzien. Een servomotor is hiervoor goed geschikt.
BE2016/0129
In de hierna volgende beschrijving wordt een aandrijfinrichting volgens deze uitvinding in detail beschreven. De enige bedoeling van deze gedetailleerde beschrijving is aan te duiden hoe de uitvinding kan gerealiseerd worden en de bijzondere kenmerken van de uitvinding te illustreren en zo nodig nog meer te verduidelijken. Deze beschrijving kan dus niet aanzien worden als een beperking van de draagwijdte van deze octrooibescherming, noch van het toepassingsgebied van de uitvinding.
In deze beschrijving wordt aan de hand van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde figuren, waarvan • figuur 1 een schematische voorstelling is van een gedeelte van een weefmachine die voorzien is van een snijdinrichting volgens de uitvinding;
• figuur 2 een gedeelte van de snijdinrichting volgens de uitvinding in perspectief voorstelt;
• figuur 3 de meswagen en een gedeelte van de meswagengeleider in perspectief voorstelt;
• figuur 4 een zij aanzicht van de meswagen op de meswagengeleider volgens figuur 3 voorstelt;
• figuur 5 een doorsnede voorstelt van de meswagen op de meswagengeleider volgens de as A-A op figuur 3, tijdens het doorsnijden van de pooldraden tussen de twee weefsels van een dubbelstukweefsel;
• figuur 6 de meswagen en een ermee verbonden band in samenwerking met het aandrijftandwiel van een snijdinrichting volgens de uitvinding in perspectief voorstelt; en • Figuur 7a een bovenaanzicht voorstelt van het bandgedeelte dat zieh vanaf het uiteinde van het kopdeel tot aan de lijn C uitstrekt op figuur 6.
• Figuur 7b een schematische dwarsdoorsnede is volgens de lengteas F van het bandgedeelte dat zieh op figuur 7a tussen de lijnen C en D bevindt.
BE2016/0129
Op een dubbelstukweefmachine worden twee poolweefsels tegelijk geweven. Daartoe worden twee grondweefsels boven elkaar geweven bestaande uit inslagdraden en kettingdraden, terwijl poolkettingdraden afwisselend in het bovenste grondweefsel en in het onderste grondweefsel worden ingebonden. Zo bekomt men een dubbelstukweefsel met poolkettingdraden die zieh tussen het bovenste en het onderste grondweefsel uitstrekken. Om de twee poolweefsels van elkaar te scheiden moeten de zieh tussen beide grondweefsels uitstrekkende poolkettingdraden doorgesneden worden. Dit gebeurt automatisch door middel van een door een messenwagen gedragen mes. Tijdens een weefcyclus wordt de messenwagen over de breedte van de weefmachine verplaatst zodat een volgende rij pooldraden door het mes doorgesneden wordt. De messenwagen maakt deel uit van een snijdinrichting volgens deze uitvinding.
Op figuur 1 wordt deze snijdinrichting voorgesteld. Deze strekt zieh uit volgens de breedterichting (B) van de weefmachine en bevindt zieh vôôr het weefriet (100) aan de zijde waar het af gewerkte dubbelstukweefsel (101) zieh bevindt.
De inrichting omvat een aandrijftandwiel (1) dat op de horizontale motoras (3) van een servomotor (4) bevestigd is. Deze motoras (3) Staat loodrecht op de breedterichting (B) van de weefmachine.
Het aandrijftandwiel (1) is op zijn rand voorzien van tanden (2) die met gelijke tussenafstanden verdeeld zijn over de omtrek ervan. Een flexibele band (5) met openingen (21)- zie figuur 7a - is over de halve omtrek van het aandrijftandwiel (1) geleid terwijl de opeenvolgende tanden (2) van het aandrijftandwiel (1) zieh in respectievelijke opeenvolgende openingen (21) van de band (5) bevinden.
Hierdoor kan de band (5) mee genomen worden door het roterende aandrijftandwiel (1) en kunnen de rotatiebewegingen van het aandrijftandwiel (1) omgezet worden in een verplaatsing van de band (5). De band (5) heeft een kopdeel (5a) waaraan een meswagen (6) is bevestigd en een staartdeel (5b) waarin de genoemde openingen (21) zijn voorzien.
BE2016/0129
Een horizontale meswagengeleider (7) strekt zieh vanaf de bovenkant van het aandrijftandwiel (1) rechtlijnig uit volgens de breedterichting (B) van de weefmachine, over het gehele snijdtraject dat moet afgelegd worden om alle pooldraden van een rij door te snijden. Zowel de meswagen (6) als de band (5) zijn verplaatsbaar volgens de lengterichting van de meswagengeleider (7) maar worden ten opzichte van deze meswagengeleider (7) weerhouden.
De servomotor (4) kan door een stuurinrichting (niet voorgesteld op de figuren) gestuurd worden om gedurende het weefproces afwisselend in de ene en de andere draaizin te röteren.
In de meswagengeleider (7) is een recht geleidingskanaal (8) gevormd waarin de band (5) verplaatsbaar is. Het kanaal heeft een dwarsdoorsnede met de vorm van een omgekeerde T, waarbij de opening bovenaan smaller is dan de breedte van de band (5) zodat deze band (5) het geleidingskanaal (8) niet kan verlaten
De meswagen (6) omvat een plaatvormig basisdeel (9). In het kopdeel (5a) van de band (5) zijn openingen (20) voorzien voor de bevestiging van de meswagen (6) aan de band (5). De bevestiging gebeurt met bouten (18) die vanaf de onderzijde van de band (5) doorheen de openingen (20) aangebracht zijn en met de boutstelen in openingen doorheen het basisdeel (9) zitten, en moeren (19) die op de aan de bovenzijde van het basisdeel (9) uitstekende boutstelen zijn aangebracht.
Het basisdeel (9) is hoofdzakelijk rechthoekig met twee evenwijdige eerste zijden (9a) die zieh volgens de lengterichting (L) van de meswagengeleider (7) uitstrekken, en twee evenwijdige tweede zijden (9b) die zieh dwars op die lengterichting (L) uitstrekken. Het basisdeel (9) is aan de eerste zijde (9a) die naar het dubbelstukweefsel (101) gericht is (zie figuur 5) voorzien van een mes (10). Het mes (10) steekt uit voorbij de rand van het basisdeel (9) en heeft een rand met de vorm van een cirkelboog. De meswagen (6) is uit een licht materiaal vervaardigd zoals bijvoorbeeld aluminium of een composiet materiaal.
Aan de onderzijde van het plaatvormig basisdeel (9) zijn twee geleidingsstukken (11),(12) voorzien die zieh evenwijdig naast elkaar uitstrekken volgens de genoemde
BE2016/0129 lengterichting (L). Elk geleidingsstuk (11),(12) omvat twee vleugels (110), (111);
(120), (121) die een stompe hoek vormend op elkaar aansluiten. Elk geleidingsstuk (II) ,(12) is met één van de vleugels (110), (120) tegen de horizontale onderzijde van het basisdeel (9) bevestigd met een respectievelijk schroef (15). De andere vleugels (III) ,(121) van de geleidingsstukken (11),(12) lopen schuin naar elkaar toe in neerwaartse richting.
De schuin naar elkaar toe lopende vleugels (111),(121) strekken zieh uit längs de schuin naar elkaar toe lopende flanken (7a),(7b) van de meswagengeleider (7) zodat de meswagen (6) op de meswagengeleider (7) gehouden wordt gedurende zijn verplaatsingen.
Tegen de zijden van de geleidingsstukken (11),(12) die naar de meswagengeleider (7) gericht zijn, zijn slijtageonderdelen (13), (14) bevestigd.
Om de band (5) in samenwerking met de tanden (2) van het aandrijftandwiel (1) te houden zijn er langsheen het traject over de halve omtrek van het aandrijftandwiel (1) vier geleidingselementen (16) voorzien. Het contact met de bewegende band (5) zorgt voor warmteontwikkeling. Om te vermijden dat de geleidingselementen (16) te warm worden zijn deze voorzien van koelvinnen (16a), al of niet in combinatie met openingen en/of kanalen die een afkoelende luchtcirculatie mogelijk maken.
Ter hoogte van de onderkant van het aandrijftandwiel (1) is een horizontale bandgeleider (17) voorzien die zieh rechtlijnig volgens de breedterichting (B) van de weefmachine uitstrekt. In deze bandgeleider (17) is een tunnel gevormd waarin de band (5) heen en weer kan verpiaatst worden. Wanneer de meswagen (6) in de uitvoering van figuur 2 naar zijn uiterst linkse positie verpiaatst is, zal een relatief grote lengte van de band (5) zieh in de meswagengeleider (7) bevinden zodat het gedeelte dat zieh buiten het snijdtraject voorbij (en onder) het aandrijftandwiel (1) bevindt relatief kort zal zijn. Naarmate de meswagen (6) zieh meer naar rechts verpiaatst zal de lengte van dit gedeelte toenemen. De bandgeleider (17) dient om het gedeelte van de band (5) te geleiden dat zieh onderaan voorbij het aandrijftandwiel (1) bevindt.
BE2016/0129
Op figuur 7a wordt een bovenaanzicht voorgesteld van het gedeelte van de band (5) dat zieh uitstrekt vanaf het uiteinde waaraan de meswagen (6) bevestigd is (rechts op fig. 7a) tot aan de lijn C die op figuur 6 is aangeduid. Figuur 7b is een schematische dwarsdoorsnede volgens de lengterichting (volgens de as F-F) van het gedeelte van de band (5) dat zieh op figuur 7a tussen de lijnen C en D bevindt.
De band (5) is uitgevoerd als een langwerpige strook met een hoofdzakelijk rechthoekige dwarsdoorsnede waarvan de breedte groter is dan de hoogte. Het kopdeel (5a) van de band (5) is voorzien van openingen (20) voor de bouten waarmee de meswagen (6) aan de band (5) bevestigd wordt.
In de band (5) zijn ook een reeks openingen (21) met gelijke tussenafstanden voorzien, waarin de tanden (2) van het aandrijftandwiel (1) zieh kunnen bevinden. Deze rij openingen (21) bevindt zieh hoofdzakelijk in het staartdeel (5b) van de band (5) en loopt door voorbij de grenslijn (f) tussen staartdeel (5b) en kopdeel (5a) en eindigt met een vijftal openingen (21) die zieh in het kopdeel (5a) bevinden. De openingen (21) in het kopdeel (5a) bevinden zieh in een overgangszone (Z) waar de band (5) naar rechts toe geleidelijk minder in samenwerking is met de tanden (2) van het aandrijftandwiel (1) en ook minder omgebogen wordt om de tandwielomtrek te volgen.
Het staartdeel (5b) van de band (5) is samengesteld (zie figuur 7b) uit een aantal lagen (30) uit polyester met een nagenoeg gelijke dikte (bijvoorbeeld 0,1 mm). Het staartdeel (5b) is het deel met de kleinste stijfheid.
In het kopdeel (5a) wordt de stijfheid, vanaf de grenslijn (f) tussen kopdeel (5a) en staartdeel (5b), naar rechts toe trapsgewijs groter (zie figuur 7b). Deze trapsgewijze toename van de stijfheid wordt bekomen door ter hoogte van drie opeenvolgende lijnen (f),(g),(h) een aantal polyesterlagen (30) te Iaten eindigen en te vervangen door koolstofvezelversterkte lagen (31) die aansluiten op de eindigende polyesterlagen en vanaf daar op hetzelfde niveau in de band (5) verder naar rechts lopen tot aan het uiteinde van de band (5). De koolstofvezelversterkte lagen (31) hebben een dikte die ongeveer het dubbele is van de dikte van de polyesterlagen (30). Er komt telkens één koolstofvezelversterkte laag (31) waar er links van de lijn (f),(g),(h) twee op elkaar
BE2016/0129 liggende polyesterlagen (30) waren (hierna worden deze ‘paren polyesterlagen’ genoemd).
Vanaf de meest linkse lijn (f) wordt een centraal gelegen paar polyesterlagen (30) vervangen door één centraal gelegen koolstofvezelversterkte laag (31). Vanaf de volgende lijn (g) worden nog twee paren polyesterlagen (30) vervangen door een respectievelijke koolstofvezelversterkte laag (31). Deze bevinden zieh respectievelijk boven en onder de centraal gelegen koolstofvezelversterkte laag (31). Vanaf de derde lijn (h) worden tenslotte nog twee paren polyesterlagen (30) vervangen door een respectievelijke koolstofvezelversterkte laag (31). Deze lagen (31) bevinden zieh nog verder van de centrale laag (31), en zijn respectievelijk aan de bovenzijde en de onderzijde van de band (5) gelegen. De zone tussen lijn (f) en lijn (h), waar de stijfheid van de band (5) trapsgewijs toeneemt naar het uiteinde van het kopdeel (5a) toe, kan men laten samenvallen met de overgangszone (Z) die op figuur 7a is aangeduid.
Op de onderzijde van de band (5) is over de gehele lengte ervan een teflonlaag (32) aangebracht die zorgt voor een geringe wrijvingsweerstand wanneer de band (5) over het geleidingsoppervlak van de bandgeleider (17) en de meswagengeleider (7) wordt verplaatst.
BE2016/0129

Claims (15)

CONCLUSIES
1. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine, omvattende een snijdmiddel (6) dat heen en weer verplaatsbaar is volgens een hoofdzakelijk rechtlijnige bewegingsbaan, een overbrengingslichaam (5) dat over minstens een gedeelte van zijn lichaam buigzaam is en verbonden is met het snijdmiddel (6), en een roteerbaar aandrijfmiddel (1) dat aandrijfbaar is om afwisselend in de ene en de andere draaizin te röteren, waarbij het aandrijfmiddel (1) en het overbrengingslichaam (5) voorzien zijn om samen te werken om de rotatiebewegingen van het aandrijfmiddel (1) via het overbrengingslichaam (5) om te zetten in een heen- en weergaande verplaatsing van het snijdmiddel (6), met het kenmerk dat de inrichting voorzien is om, door een rotatiebeweging van het aandrijfmiddel (1), via het overbrengingslichaam (5), een duwkracht uit te oefenen op het snijdmiddel (6).
2. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het aandrijfmiddel (1) en het overbrengingslichaam (5) voorzien zijn om het snijdmiddel (6) in opeenvolgende bewegingscycli heen en weer te verplaatsen en om gedurende elke bewegingscyclus afwisselend een duwkracht en een trekkracht uit te oefenen op het snijdmiddel (6).
3. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat het overbrengingslichaam (5) niet eindloos is.
4. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het overbrengingslichaam (5) met één enkel roteerbaar aandrijfmiddel (1) in samenwerking is.
BE2016/0129
5. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de rotatieas van het aandrijfmiddel (1) nagenoeg dwars op de richting van de bewegingsbaan staat.
6. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het aandrijfmiddel (1) een draaias omvat en aangedreven wordt door een motor (4) waarvan de motoras (3) nagenoeg evenwijdig is aan, of in het verlengde ligt van, de genoemde draaias van het aandrijfmiddel.
7. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens conclusie 6 met het kenmerk dat de rotatie van de motoras (3) hetzij rechtstreeks, hetzij via overbrengingsmiddelen met een overbrengingsverhouding van hoogstens 10, op de draaias van het aandrijfmiddel (1) overgebracht wordt.
8. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het overbrengingslichaam (5) langwerpig is en minstens twee zieh volgens de lengterichting uitstrekkende zones (5a), (5b) met een onderling verschillende stijfheid omvat.
9. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens conclusie 8 met het kenmerk dat de genoemde zones (5a), (5b) een verschillende stijfheid hebben doordat het overbrengingslichaam (5) in die zones een onderling verschillende dwarsdoorsnede heeft.
10 aandrijfmiddel (1) via het overbrengingslichaam (5) om te zetten in een heen- en weergaande verplaatsing van het snijdmiddel (6).
19. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens conclusie 18 met het kenmerk dat de tweede aangrijpelementen (21) tanden, openingen of verzonken zones zijn en dat de eerste aangrijpelementen (2) tanden zijn.
10. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens conclusie 8 of 9 met het kenmerk dat het overbrengingslichaam (5) in minstens één zone een verstijvingsmiddel (31) omvat.
11. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens conclusie 10 met het kenmerk dat het verstijvingsmiddel in het basismateriaal van het
BE2016/0129 overbrengingslichaam (5) is opgenomen en één of meerdere stijfheidsverhogende lagen (31) omvat, bij voorkeur één of meerdere vezelversterkte lagen.
12. Inrichting voor het volgens conclusie 10 met het kenmerk dat het verstijvingsmiddel uitwendig aan het basismateriaal van het overbrengingslichaam (5) is bevestigd.
13. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens een van de conclusies 8 tot 12 met het kenmerk dat het overbrengingslichaam (5) aan het ene einde een kopdeel (5a) omvat dat met het snijdmiddel (6) verbonden is, en aan het andere einde een staartdeel (5b) omvat, en dat de stijfheid van het kopdeel (5a) 15 tot 100 maal groter is dan de stijfheid van het staartdeel (5b).
14. Inrichting voor het volgens een van de conclusies 8 tot 13 met het kenmerk dat de stijfheid van het overbrengingslichaam (5) geleidelijk of trapsgewijs afneemt vanaf het kopdeel (5a) tot aan het staartdeel (5b).
15. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens een van de conclusies 8 tot 14, met het kenmerk dat de stijfheid van het kopdeel tussen 1 N.m2 per meter en 500 N.m2 per meter ligt, en bij voorkeur tussen 5 N.m2 per meter en 100 N.m2 per meter ligt, en dat de stijfheid van het staartdeel tussen 0,1 N.m2 per meter en 1 N.m2 per meter ligt, en bij voorkeur tussen 0,15 N.m2 per meter en 0,5 N.m2 per meter ligt.
16. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het snijdmiddel (6) een drager (9) omvat die verbonden is met het overbrengingslichaam (5), dat de drager (9) een mes (10) draagt, dat de snijdinrichting een zieh volgens de bewegingsbaan uitstrekkende snijdmiddelgeleider (7) met een drager-geleidingsoppervlak omvat waarop de drager (9) heen en weer verplaatsbaar is, en dat de drager (9) voorzien is van weerhoudmiddelen (11), (12) om deze drager (9) gedurende zijn verplaatsingen ten opzichte van het geleidingsoppervlak te weerhouden.
BE2016/0129
17. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de inrichting geleidingsmiddelen (15) omvat om het overbrengingslichaam (5) in samenwerking met het aandrijfmiddel (1) te houden.
5
18. Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het aandrijfmiddel (1) een aantal eerste aangrijpmiddelen (2) omvat en dat het overbrengingslichaam (5) een aantal tweede aangrijpelementen (21) omvat die voorzien zijn om met de eerste aangrijpelementen (2) samen te werken om de rotatiebewegingen van het
15 20. Weefmachine omvattende een inrichting voor het doorsnijden van pooldraden, met het kenmerk dat het een inrichting is volgens een van de voorgaande conclusies.
BE2016/0129
BE2016/0129 to
BE2016/0129
W)
BE2016/0129 ο
BE2016/0129
Ä rw
BBBBi »Sei
BE2016/0129
BE2016/0129A 2016-07-15 2016-07-15 Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine BE1024400B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/0129A BE1024400B1 (nl) 2016-07-15 2016-07-15 Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine
US16/317,478 US10988870B2 (en) 2016-07-15 2017-07-17 Device for cutting through pile threads on a weaving machine
CN201780043568.3A CN109477259A (zh) 2016-07-15 2017-07-17 用于在织机上切割绒头线的装置
PCT/IB2017/054297 WO2018011770A1 (en) 2016-07-15 2017-07-17 Device for cutting through pile threads on a weaving machine
EP17740798.8A EP3485071B1 (en) 2016-07-15 2017-07-17 Device for cutting through pile threads on a weaving machine

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/0129A BE1024400B1 (nl) 2016-07-15 2016-07-15 Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1024400A1 BE1024400A1 (nl) 2018-02-07
BE1024400B1 true BE1024400B1 (nl) 2018-02-13

Family

ID=56609605

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/0129A BE1024400B1 (nl) 2016-07-15 2016-07-15 Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine

Country Status (5)

Country Link
US (1) US10988870B2 (nl)
EP (1) EP3485071B1 (nl)
CN (1) CN109477259A (nl)
BE (1) BE1024400B1 (nl)
WO (1) WO2018011770A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN115198427B (zh) * 2022-09-13 2023-01-06 苏州力致高性能纤维预制体产业研究院有限公司 一种机上花式割绒装置、割绒方法及三维特种织机

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US405114A (en) * 1889-06-11 James oswald
US2679265A (en) * 1953-09-29 1954-05-25 Adamson Robert Pile cutting mechanism
EP1122348A1 (de) * 2000-02-04 2001-08-08 SCHÖNHERR Textilmaschinenbau GmbH Antriebsvorrichtung für den Messerschlitten einer Doppelflorwebmaschine
US20080230138A1 (en) * 2005-09-02 2008-09-25 Martin Mueller Method for Production of a Velvet Ribbon with Double-Sided Nap and Ribbon Weaving Machine for Carrying Out Said Method

Family Cites Families (22)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US405144A (en) 1889-06-11 Ironing-table
US3999580A (en) * 1975-06-26 1976-12-28 Cox Foundry & Machine Company Weft inserting rapier guide mechanism for a shuttleless loom
US4085700A (en) * 1976-12-15 1978-04-25 Milliken Research Corporation Apparatus for sculpturing pile fabrics
JPS609983U (ja) * 1983-06-30 1985-01-23 株式会社 川島織物 ダブルパイル織機
US4526209A (en) * 1984-01-11 1985-07-02 Fieldcrest Mills, Inc. Carpet loom
DE3425010C2 (de) * 1984-07-06 1986-05-28 Kawashima Textile Manufacturers Ltd. Schneidvorrichtung einer Doppelflorwebmaschine
US4655863A (en) * 1986-02-12 1987-04-07 Franco Miguel V Loom for carpets, tapestry, and the like and method of using
DE3627546C1 (de) * 1986-08-13 1987-11-12 Maho Ag Vorrichtung zur Kompensation der Waermedehnung zweier relativ bewegbarer Maschinenteile
US4825547A (en) * 1987-04-02 1989-05-02 Carder William E Pile carpet trimmer
DE19536002A1 (de) 1995-09-28 1997-04-03 Chemnitzer Webmasch Gmbh Antriebsvorrichtung für den Messerschlitten zum Trennen von Obergewebe und Untergewebe
EP1217115B1 (de) 2000-12-22 2010-06-09 SCHÖNHERR Textilmaschinenbau GmbH Antriebsvorrichtung für den Messerschlitten an einer Doppelteppichwebmaschine
DE10138322B4 (de) * 2001-08-10 2004-01-29 Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt e.V. Kolbenstangenanordnung
DE20301946U1 (de) * 2003-02-07 2004-06-09 Bauer Maschinen Gmbh Teleskopierbares Bohrgestänge
US6854436B1 (en) * 2003-07-25 2005-02-15 Performance Composites Inc Composite push rod
DE102004049254B4 (de) * 2004-10-05 2013-07-25 Picanol Greifertransportelement für eine Webmaschine
CA2650535A1 (en) * 2006-04-27 2007-12-21 Flexsys, Inc. Compliant structure design for varying surface contours
BR112012015550A2 (pt) * 2010-11-11 2016-05-03 Weiren Tang couro artificial de microfibra e o seu método de fabricação
CN103814162B (zh) * 2011-09-22 2016-06-01 米歇尔.范德威尔公司 编织起绒织物的方法
BE1020430A3 (nl) * 2011-12-23 2013-10-01 Wiele Michel Van De Nv Werkwijze voor het weven van een poolweefsel met poolvrije zones.
CN202898687U (zh) * 2012-10-31 2013-04-24 常熟市常纺纺织机械有限公司 剑杆织机引纬机构的剑带结构
CN202897353U (zh) * 2012-11-06 2013-04-24 中国矿业大学 碳纤维加强芯输送带
BE1022393B1 (nl) * 2013-01-10 2016-03-21 Nv Michel Van De Wiele Werkwijze voor het weven van poolweefsels en werkwijze voor het daarvoor uitrusten van een weefmachine

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US405114A (en) * 1889-06-11 James oswald
US2679265A (en) * 1953-09-29 1954-05-25 Adamson Robert Pile cutting mechanism
EP1122348A1 (de) * 2000-02-04 2001-08-08 SCHÖNHERR Textilmaschinenbau GmbH Antriebsvorrichtung für den Messerschlitten einer Doppelflorwebmaschine
US20080230138A1 (en) * 2005-09-02 2008-09-25 Martin Mueller Method for Production of a Velvet Ribbon with Double-Sided Nap and Ribbon Weaving Machine for Carrying Out Said Method

Also Published As

Publication number Publication date
BE1024400A1 (nl) 2018-02-07
EP3485071A1 (en) 2019-05-22
CN109477259A (zh) 2019-03-15
EP3485071B1 (en) 2021-04-28
US10988870B2 (en) 2021-04-27
US20190301060A1 (en) 2019-10-03
WO2018011770A1 (en) 2018-01-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1024400B1 (nl) Inrichting voor het doorsnijden van pooldraden op een weefmachine
US4564053A (en) Weft gripper drive for looms
EP0482722B2 (en) Gripper guide for double-gripper weaving machines
CH619269A5 (nl)
US4407064A (en) Apparatus for pulling transverse fins onto a plurality of pipes
ES2290854T3 (es) Plegadora de material no tejido para bandas de fibras cardadas y metodo de plegado.
US2813547A (en) Circular loom
CN210796777U (zh) 一种应用于整经机的分经筘
DE3607010A1 (de) Schneidgarnitur fuer motorkettensaegen
EP2582864B1 (en) Device and method for cutting the pile yarns to be woven in an axminster weaving machine
EP1544509B1 (en) Driving device
BE1030580B1 (nl) Grijperstang
CN110607587A (zh) 一种应用于整经机的分经筘
US538217A (en) Office
DE626902C (de) Zwanglaeufiger Schuetzenantrieb
DE1710351C3 (de) Greiferwebmaschine
AT333681B (de) Schutzenlose greiferband-webmaschine
BE1008719A5 (nl) Snijinrichting voor een dubbelstuk-weefmachine.
US3150692A (en) Stick loom shedding means
DE386026C (de) Stangenschraemmaschine
BE1022753B1 (nl) Lans, grijperweefmachine en werkwijze voor het vervaardigen van een lans
US53350A (en) Improvement in the manner of operating shuttles in looms
DE1289497B (de) Schuetzenantrieb fuer Wellenwebmaschine
US13152A (en) Machine fob making habness fob
PL62163B1 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20180213

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20220731