BE1008719A5 - Snijinrichting voor een dubbelstuk-weefmachine. - Google Patents

Snijinrichting voor een dubbelstuk-weefmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1008719A5
BE1008719A5 BE9400827A BE9400827A BE1008719A5 BE 1008719 A5 BE1008719 A5 BE 1008719A5 BE 9400827 A BE9400827 A BE 9400827A BE 9400827 A BE9400827 A BE 9400827A BE 1008719 A5 BE1008719 A5 BE 1008719A5
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
sliding surfaces
cutting device
guide track
knife carriage
sliding
Prior art date
Application number
BE9400827A
Other languages
English (en)
Inventor
Johnny Debaes
Original Assignee
Wiele Michel Van De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wiele Michel Van De Nv filed Critical Wiele Michel Van De Nv
Priority to BE9400827A priority Critical patent/BE1008719A5/nl
Priority to FR9510990A priority patent/FR2724397A1/fr
Priority to DE19534143A priority patent/DE19534143C2/de
Priority to IT95MI001916A priority patent/IT1277585B1/it
Application granted granted Critical
Publication of BE1008719A5 publication Critical patent/BE1008719A5/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D39/00Pile-fabric looms
    • D03D39/16Double-plush looms, i.e. for weaving two pile fabrics face-to-face
    • D03D39/18Separating the two plush layers, e.g. by cutting

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Nonmetal Cutting Devices (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Treatment Of Fiber Materials (AREA)

Abstract

Snijinrichting (5) voor een dubbelstuk-weefmachine, omvattende een snijpbank (11) met een geleidingsbaan (14), voorzien van minstens één opwaarts gericht hellend glijvlak (16), en een meswagen (15), dewelke heen en weer verschuifbaar is over het glijvlak (16). Bij voorkeur heeft de geleidingsbaan (14) aan elke zijkant een opwaarts gericht hellend glijvlak (16) en een neerwaarts gericht hellend glijvlak (17), dewelke in de richting van de zijdelingse rand naar elkaar toe lopen, terwijl de meswagen (15) voorzien is van minstens één houder (23) met twee glijblokjes (24), (25), dewelke voorzien zijn om elk over één van twee naar elkaar toe lopende glijvlakken (16), (17) te glijden, waarbij de houder (23) volgens de richting van de bissectrice (A,A') van de hoek (B) tussen de glijvlakken (16), (17) verplaatsbaar is opgesteld op de meswagen (15).

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



   "Snijinrichting voor een   dubbelstuk-weefmachine"   
De onderhavige uitvinding heeft betrekking tot een snijinrichting voor een dubbelstuk-weefmachine, omvattende een snijbank voorzien van een geleidingsbaan met minstens twee hellende boven-glijvlakken, en een over deze boven-glijvlakken verschuifbare meswagen. 



   Met een dubbelstuk-weefmachine kunnen terzelfdertijd twee dubbelstuk-poolweefsels vervaardigd worden. Om de functie van de snijinrichting te verduidelijken wordt hierna kort uiteengezet hoe dit gebeurt :
Op de weefmachine worden twee zieh op een vaste afstand boven elkaar bevindende grondweefsels gevormd uit inslagdraden en kettingdraden, terwijl poolkettingdraden, afwisselend in het bovenste grondweefsel en in het onderste grondweefsel, over   een   of meerdere inslagdraden afgebonden worden. De hiervoor voorziene inrichtingen bevinden zieh op een vaste plaats op de weefmachine. Het aldus gevormde dubbelstukweefsel wordt bijgevolg, naarmate het weven vordert, voortbewogen doorheen de weefmachine.

   Dit weefsel bestaat uit twee zieh boven elkaar uitstrekkende grondweefsels, die met elkaar verbonden zijn doordat poolkettingdraden afwisselend in het ene en het andere weefsel afgebonden zijn. Deze poolkettingdraden strekken zieh tussen beide weefsels, nagenoeg loodrecht op de vlakken van de grondweefsels, uit. Dit weefsel wordt voortbewogen naar de snijinrichting, waarmee de zieh tussen beide grondweefsels uitstrekkende poolkettingdraden - halverwege tussen beide weefsels in-doorgesneden worden, zodat men twee afzonderlijke poolweefsels bekomt. 



  Elk van deze poolweefsels bestaat uit een grondweefsel, waarop aan de naar het andere poolweefsel gerichte zijde, opstaande poolkettingdraden-de pool genoemd-voorkomen. 



  Het bovenste en het onderste poolweefsel worden 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 respectievelijk het bovenweefsel en het onderweefsel genoemd. Deze poolweefsels worden verder over afzonderlijke geleidingsmiddelen voortbewogen om uiteindelijk op respectievelijke rollen opgerold te worden. 



   Een gekende snijinrichting voor een dubbelstukweefmachine, heeft de volgende kenmerken :
De snijbank, omvat een langwerpig steunprofiel, met een zijdelings uitstekende vleugel die zieh uitstrekt over de volledige lengte van het profiel. Deze vleugel heeft over zijn volledige lengte een dwarsdoorsnede die aan de bovenkant eindigt in de vorm van een zwaluwstaart. 



  Deze zwaluwstaart dient als geleiding voor de meswagen, dewelke heen en weer bewogen wordt. 



   De geleidingsbaan heeft zijdelings twee schuin opstaande flanken, die in de richting van de bovenzijde uiteenlopen, en een vlakke bovenzijde. In de bovenzijde is centraal een zieh volgens de lengterichting uitstrekkende goot voorzien. 



   De twee boven-glijvlakken voor de meswagen zijn voorzien op de vlakke bovenzijde van de geleidingsbaan, aan weerszijden van de goot, terwijl de twee schuin opstaande flanken, twee onder-glijvlakken vormen. 



   De geleidingsbaan, en de glijvlakken strekken zieh uit volgens de lengterichting van de snijbank. 



   De snijbank is met zijn lengterichting in inslagrichting, en met de vlakke bovenzijde van de geleidingsbaan horizontaal op de weefmachine opgesteld. De snijbank wordt met beide uiteinden via steunen op de hoofdframes van de weefmachine bevestigd. 



   De snijbank en de geleidingsbaan steken aan beide uiteinden voldoende ver uit voorbij de hoofdframes om de uitloop van de meswagen tijdens de aanslagbeweging van het riet mogelijk te maken. 



   De snijbank is zo opgesteld, dat de poolkettingdraden van het dubbelstukweefsel doorgesneden 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 worden door het mes van de meswagen, als deze heen en weer glijdt over de geleidingsbaan. 



   De meswagen is voorzien van glijblokjes om over de glijvlakken van de geleidingsbaan te glijden. Op de bovenzijde van de meswagen is een mes bevestigd. Aan de meswagen is een snoer van een aandrijfinrichting bevestigd, waarmee de meswagen heen en weer kan bewogen worden volgens de langsrichting van de geleidingsbaan om met het mes de zieh tussen de grondweefsels uitstrekkende poolkettingdraden door te snijden. 



   Deze gekende snijinrichting vertoont echter een belangrijk nadeel : Het stof dat vrijkomt bij het doorsnijden van de poolkettingdraden valt op de horizontale boven-glijvlakken van de geleidingsbaan, en blijft daar liggen. Hierdoor kan het voorkomen dat de meswagen blokkeert gedurende zijn heen-en weergaande beweging over de geleidingsbanen. Dit kan beschadiging van de aandrijfinrichting (bvb. breuk van het snoer) als gevolg hebben. 



   Een andere gekende snijinrichting, beschreven in de Duitse octrooiaanvraag DE-OS-3104970, onderscheidt zieh hoofdzakelijk van de hierboven omschreven inrichting doordat de geleidingsbaan zo voorzien is dat de vlakke bovenzijde ervan hellend is volgens de dwarsrichting van de geleidingsbaan. De boven-glijvlakken, die op deze bovenzijde voorzien zijn, hellen bijgevolg ook in dezelfde richting. Bij deze uitvoering met hellende bovenglijvlakken zal (een hoeveelheid van) het op deze glijvlakken neervallende stof afglijden, zodat de kans op blokkering van de meswagen gevoelig verminderd wordt. 



   Een nadeel van deze gekende snijinrichting is echter dat de aan beide zijkanten van de geleidingsbaan voorziene glijvlakken op een verschillende hoogte voorzien zijn. Dit leidt tot een veel ingewikkelder constructie van de meswagen. Ook bij de vervaardiging van de snijbank met 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 geleidingsbaan ondervindt men meer moeilijkheden dan in het geval waar de geleidingsbaan met horizontale bovenzijde voorzien is. 



   Het doel van deze uitvinding is te voorzien in een snijinrichting, waarmee het hierboven omschreven stofprobleem opgelost is, en waarbij de in de vorige paragraaf van deze beschrijving genoemde nadelen niet voorkomen. 



   Dit doel wordt bereikt door volgens deze uitvinding te voorzien in een snijinrichting voor een dubbelstuk-weefmachine, met de kenmerken die omschreven werden in de eerste alinea van deze beschrijving, maar waarbij de genoemde boven-glijvlakken een hoek vormen met de bovenzijde van de geleidingsbaan. 



   Doordat de glijvlakken een hoek vormen met de bovenzijde van de geleidingsbaan, kan de geleidingsbaan met een nagenoeg horizontale bovenzijde opgesteld worden terwijl men toch nog een helling van de boven-glijvlakken bekomt. Door de hellende boven-glijvlakken wordt het stofprobleem opgelost. De constructie van zowel een snijbank met geleidingsbaan volgens deze uitvinding, als van een daaraan aangepaste meswagen, is bovendien niet ingewikkelder dan bij de gekende snijinrichtingen met horizontale boven-glijvlakken. 



   De gekende snijinrichting vertoont nog een tweede belangrijk nadeel : Om de beweging van de meswagen over de geleidingsbaan toe te laten moet er een zekere speling aanwezig zijn tussen enerzijds de glijblokjes, die voorzien zijn om tegen de onder-glijvlakken van de geleidingsbaan te wrijven, en anderzijds de onder-glijvlakken zelf. Deze speling heeft als nadeel dat de meswagen, en dus ook het mes, vertikaal op en neer kan bewegen. 



   Het is immers van groot belang voor de kwaliteit van de dubbelstuk-poolweefsels, dat de pool, zowel in kettingrichting als in inslagrichting, eenzelfde hoogte heeft. Dit kan alleen als het mes-en dus de meswagen- 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 bij elke beweging over de geleidingsbaan volgens eenzelfde, perfekt rechte bewegingslijn voortbeweegt. Deze bewegingslijn moet bovendien op een zodanige hoogte liggen dat de poolkettingdraden precies in het midden tussen beide grondweefsels worden doorgesneden, om op elk weefsel eenzelfde poolhoogte te bekomen. 



   De speling, die resulteert in het op-en neerbewegen van de meswagen   t. o. v.   die bewegingslijn-het zogenoemde fladderen van de meswagen-moet bijgevolg minimaal zijn. 



   Het verband tussen de speling (S) - loodrecht op 
 EMI5.1 
 het glijvlak gemeten-en de vertikale afwijkmogelijkeid 
 EMI5.2 
 c (A) van de meswagen is waarin ss de cosss' 
 EMI5.3 
 hoek is tussen het onder-glijvlak en het horizontaal boven- glijvlak. Wanneer deze hoek (ss) bijvoorbeeld 600 is, wordt voor een speling (S)   van bijvoorbeeld 0,2 mm   een vertikale afwijkmogelijkheid (A) van de meswagen bekomen die gelijk is aan : 
 EMI5.4 
 wat het dubbele van de speling is. Om de vertikale afwijkmogelijkheid beneden een aanvaardbare waarde te houden moet bijgevolg met een zeer kleine speling gewerkt worden. Dit heeft echter een hoge wrijving als gevolg, wat resulteert in een hoger energieverbruik van de aandrijfinrichting van de meswagen, en in een hoge slijtage van de glijblokjes van de meswagen. De speling moet dus regelmatig bijgeregeld worden. 



   Aan deze nadelen wordt verholpen door de geleidingsbaan van de snijinrichting volgens de uitvinding te voorzien van minstens twee paar aanliggende glijvlakken, waarbij elk paar aanliggende glijvlakken een hellend boven- 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 glijvlak en een hellend onder-glijvlak voor de meswagen omvat. 



   De hoek tussen een glijvlak en een horizontale lijn, noemen we de hellingshoek (a). De meswagen wordt voorzien om te glijden over het hellend boven-glijvlak. 



  Tegenover het onder-glijvlak bevindt zieh een glijblokje. 



   De speling (S) tussen het glijblokje en het onder-glijvlak geeft aanleiding tot een vertikale afwijkingsmogelijkheid (A) van de meswagen die volgens de 
 EMI6.1 
 c volgende formule waarin COSK 
 EMI6.2 
 a de hellingshoek is van het onder-glijvlak. 



  De hellingshoek (a) van het boven-glijvlak is kleiner dan de hoek (ss) tussen het boven-glijvlak en het onder-glijvlak. Bijgevolg wordt bij een zelfde hoek (ss) tussen de glijvlakken, en bij een zelfde speling (S), een gevoelig kleinere vertikale afwijkingsmogelijkheid (A) bekomen, dan bij de gekende geleidingsbanen met een horizontaal boven-glijvlak. 



   Met een hoek (B) tussen de glijvlakken van 600, heeft men bijvoorbeeld een hellingshoek (a) van 400 voor het onder-glijvlak. Voor een speling (S) van 0, 2 mm wordt volgens bovenstaande formule een vertikale afwijkingsmogelijkheid (A) bekomen van 0, 26 mm. 



   Met de snijinrichting volgens de uitvinding kan een gelijkmatiger poolhoogte bekomen worden op de weefsels, doordat de vertikale afwijkingsmogelijkheid van de meswagen sterk verminderd wordt. Bovendien moet de speling niet zeer klein genomen worden om een zeer goed resultaat te bekomen, zodat ook de wrijving, en dus het energieverbruik en de slijtage, kleiner zijn dan bij de bekende snijinrichtingen. 



   Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de snijinrichting volgens de uitvinding, vormen de 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 beschrijvende rechten van de boven-glijvlakken en de onderglijvlakken van de geleidingsbaan een convexe vierhoek. 



   Bij voorkeur hebben de aanliggende glijvlakken 
 EMI7.1 
 eenzelfde hellingshoek (a). Dit betekent dat de glijvlakken symmetrisch zijn opgesteld t. een horizontale lijn. De geleidingsbaan kan bijgevolg een eenvoudig te realiseren symmetrische vorm hebben. 



   Volgens een andere voorkeurdragende uitvoeringsvorm, omvat de geleidingsbaan aan beide zieh volgens de langsrichting uitstrekkende zijkanten van de geleidingsbaan een paar aanliggende glijvlakken. 



  Een dergelijke geleidingsbaan ondersteunt een meswagen op een uiterst stabiele manier. 



   Bij een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de geleidingsbaan een profiel met een zeshoekige dwarsdoorsnede, waarvan de bovenzijde en de onderzijde zieh nagenoeg horizontaal uitstrekken, en waarvan de aan weerzijden vanaf de bovenzijde en de onderzijde naar elkaar toe lopende flanken de aanliggende glijvlakken vormen. 



   De gekende snijinrichtingen voor dubbelstukweefmachines vertonen nog een ander nadeel : De meswagen is voorzien van glijvlakken of glijblokjes, die over de horizontale boven-glijvlakken van de geleidingsbaan glijden. De bewegingen van de meswagen gebeuren zeer snel, waardoor de glijvlakken of glijblokjes van de meswagen aan een grote slijtage onderhevig zijn. 



   Door deze slijtage komt de meswagen, en dus ook het erop bevestigde mes, geleidelijk lager te staan ten opzichte van de door te snijden poolkettingdraden. 



   Het mes moet op een zodanige hoogte bewegen ten opzichte van de weefsels dat de poolkettingdraden, in het midden tussen het bovenweefsel en het onderweefsel worden doorgesneden. Dit is nodig opdat beide weefsels een identieke poolhoogte zouden hebben. Het mes wordt precies op die hoogte gebracht door de instelling van de hoogte van 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 de geleidingsbaan en/of van de aanvoerhoogte van de weefsels. 



   Doordat het mes tengevolge van de slijtage van de meswagen geleidelijk lager komt te staan worden de poolkettingdraden lager dan het midden tussen bovenweefsel en onderweefsel doorgesneden. Bij de gekende snijinrichtingen kan men enerzijds het mes opnieuw op de juiste hoogte instellen door het instellen van de hoogte van de geleidingsbaan. Daarbij moet de hoogte van elk horizontaal glijvlak van de geleidingsbaan precies ingesteld worden op de hoogte die overeenstemt met de korrekte hoogte van het mes. Anderzijds kan men ook de hoogte, waarop het dubbelstuk-weefsel aangevoerd wordt, bijregelen, door instelling van de snijlinealen. Het dubbelstuk-weefsel wordt tussen twee, zieh evenwijdig met geleidingsbaan boven elkaar uitstrekkende snijlinealen aangevoerd.

   Bij het verlaten van de ruimte tussen deze snijlinealen   beet-worden   de poolkettingdraden doorgesneden door het heen en weer bewegende mes. Deze instellingen zijn moeilijk en tijdrovend. 



   Aan dit nadeel wordt verholpen door een snijinrichting te voorzien, van een meswagen die minstens   een   stel van twee glijblokjes omvat, dewelke voorzien zijn om elk over een respectievelijk glijvlak van een paar aanliggende glijvlakken te glijden, terwijl de genoemde glijblokjes samen kunnen verplaatst worden op de meswagen, volgens de richting van de bissectrice van de hoek (ss) tussen deze glijvlakken. 



   Wanneer de speling tussen de glijblokjes en de glijvlakken toeneemt tengevolge van de slijtage van de glijblokjes kan men door een eenvoudige verplaatsing volgens de richting van de bissectrice van de hoek (8) tussen de glijvlakken, de speling verkleinen. Hierdoor wordt de meswagen teruggebracht op de hoogte die overeenstemt met de korrekte hoogte van het mes. De hoogte 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 van de glijvlakken of van de snijlinealen moet dus niet meer bijgeregeld worden na het verkleinen van de speling. 



   Als de glijvlakken eenzelfde hellingshoek (a) hebben, is de bissectrice van de hoek   (B)   tussen die glijvlakken horizontaal. Het stel glijblokjes moet dan horizontaal verplaatsbaar zijn op de meswagen. Dit is heel gemakkelijk te realiseren. 



   Bij voorkeur wordt de meswagen voorzien van twee stellen glijblokjes voor elk paar aanliggende glijvlakken. 



   Bij voorkeur hebben alle glijvlakken van de geleidingsbaan een hellingshoek (a) die kleiner is dan 500. 



  De verhouding tussen de vertikale afwijkingsmogelijkheid (A) en de speling (S) voor een hellingshoek (a) van 500   is :   
 EMI9.1 
 
In een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt een hellingshoek (a) van nagenoeg 350 voorzien voor alle glijvlakken van de geleidingsbaan, de verhouding A/S wordt hierdoor teruggebracht tot ongeveer   1, 22.   



   Wanneer de geleidingsbaan als een demonteerbaar onderdeel van de snijbank is voorzien, kan deze met grotere precisie worden vervaardigd, waardoor een uiterst recht profiel kan bekomen worden. 



   Bij voorkeur wordt de geleidingsbaan vervaardigd uit gehard staal. De glijvlakken kunnen dan extra fijn geslepen worden, wat een uiterst recht profiel oplevert dat bovendien een heel lage wrijvingsweerstand ten overstaan van de meswagen garandeert. Dit resulteert dan in een geringer energieverbruik van de aandrijfinrichting en in minder slijtage. 



   De snijinrichting volgens de uitvinding verkleint de kans op blokkering van de meswagen, laat toe dubbelstukpoolweefsels te vervaardigen, waarvan de pool gelijkmatiger is, en vereist minder bijregelingen. Bovendien verbruikt 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 de inrichting minder energie en door de verminderde slijtage zijn de meswagen en de glijblokjes minder vlug aan vervanging of herstelling toe. Verder is ook de constructie   van de snijbank en de geleidingsbaan en van een   eraan aangepaste meswagen relatief eenvoudig. 



   Deze uitvinding wordt verder verduidelijkt in de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm ervan. In deze beschrijving wordt verwezen naar de volgende tekeningen :
Figuur 1 is een perspektief tekening van een snijinrichting volgens de uitvinding bij het doorsnijden van een dubbelstukweefsel. 



   Figuur 2 is een dwarsdoorsnede van figuur 1. 



   Figuur 3 is een vooraanzicht van een snijbank op de steunmiddelen van een weefmachine. 



   Figuur 4 is een dwarsdoorsnede van de draagplaat van een meswagen, op een geleidingsbaan. 



   Op een dubbelstukweefmachine wordt een dubbelstukweefsel   (1)   geweven, en worden van dat weefsel, bestaande uit grondweefsels (2), (3) die door poolkettingdraden (4) met elkaar verbonden zijn, de poolkettingdraden (4) tussen de grondweefsels (2), (3) in, doorgesneden (zie figuren 1 en 2). Het doorsnijden gebeurt door middel van een snijinrichting (5). Op die manier bekomt men een bovenste dubbelstuk-poolweefsel (6) en een onderste dubbelstuk-poolweefsel (7), dewelke respectievelijk over een geleidingsrol (8) boven de snijinrichting (5) en een geleidingsrol (9) onder de snijinrichting (5) worden geleid. 



   Naarmate het weven vordert wordt het dubbelstukweefsel tussen twee geleidingsprofielen of snijlinealen (10) naar de snijinrichting (5) toe voortbewogen, en worden de doorgesneden weefsels (6), (7), over de respectievelijke geleidingsrollen (8), (9) voortbewogen naar een respectievelijke rol waar ze 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 geleidelijk opgerold worden. 



   De snijinrichting (5), omvat een snijbank (11) dewelke bestaat uit een langwerpig profiel (12), met over de ganse lengte een zijdelings uitstekende vleugel (13). Op de bovenzijde van de vleugel (13) is de geleidingsbaan (14) demonteerbaar bevestigd, zieh volgens de langsrichting van de snijbank (11) uitstrekkend. De geleidingsbaan (14) is uitgevoerd als een langwerpig profiel met zeshoekige dwarsdoorsnede (zie figuur 4). 



   De geleidingsbaan (14) heeft een vlakke bovenzijde (18) en een vlakke onderzijde (19) die even breed zijn en zieh evenwijdig aan elkaar uitstrekken. 



   De beide zijkanten van de geleidingsbaan (14) worden gevormd door twee schuin naar elkaar toe lopende flanken, die respectievelijk vanaf de zieh boven elkaar bevindende randen van de bovenzijde (18) en de onderzijde (19) vertrekken. Waar beide flanken elkaar ontmoeten wordt een zijdelingse rand van de geleidingsbaan (14) gevormd. 



   Op de vanaf de bovenzijde (18) vertrekkende flanken zijn de boven-glijvlakken (16) voor de meswagen (15) voorzien. Op de vanaf de onderzijde (19) vertrekkende flanken zijn de onder-glijvlakken (17) voor de meswagen voorzien. 



   Elke glijvlak (16,17) heeft een identieke hellingshoek (a) van 350. De hoek (ss) tussen twee naar elkaar toe lopende aanliggende glijvlakken (16,17) is dus 70". 



   De snijbank (5) wordt met zijn lengterichting in inslagrichting op de hoofdframes van de weefmachine bevestigd. De meswagen (15) is verschuifbaar opgesteld op de geleidingsbaan (14), volgens de lengterichting ervan. 



   De meswagen (15) omvat een draagplaat (15') die voorzien is van glijblokjes (24,25) om te glijden over de glijvlakken (24,25) aan elke zijkant van de geleidingsbaan (14). Aan de onderzijde van de draagplaat (15') zijn ten 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 opzichte van elke zijkant van de geleidingsbaan (14) twee houders (23) voor twee glijblokjes (24,25) bevestigd. 



  Deze houders (23) zijn voorzien van een V-vormige uitsparing, terwijl op elke flank van die uitsparing een glijblokje (24,25) bevestigd is. Elke houder (23) is met zijn uitsparing naar een zijkant van de geleidingsbaan (14) gericht, zodat de glijblokjes (24,25) over de naar elkaar toe lopende aanliggende glijvlakken (16,17) aan die zijkant kunnen glijden. 



   De houders (23) zijn twee aan twee tegenover elkaar bevestigd aan de draagplaat (15'). Tussen de glijblokjes (24,25) enerzijds en de glijvlakken (16,17) anderzijds moet een zekere speling voorzien zijn om de verschuiving van de meswagen (15) mogelijk te maken. De houders (23) zijn aan de draagplaat (15') bevestigd door middel van bouten (26) die zieh vanaf de bovenzijde van de draagplaat (15') doorheen openingen in de draagplaat (15') uitstrekken en in de houders (23) vastgrijpen. Deze openingen hebben een langwerpige vorm, volgens een richting loodrecht op de lengterichting van de geleidingsbaan (14). Wanneer de bouten (26) een weinig losgeschroefd zijn, kan men deze in de openingen verschuiven. Op die manier kan men terzelfdertijd de door die bouten (26) vastgehouden houder (23) volgens de lengterichting van de langwerpige openingen horizontaal verplaatsen.

   Hierdoor is het mogelijk de speling tussen de glijblokjes (24,25) en de glijvlakken (16,17) bij te regelen. 



   Op de bovenzijde van de draagplaat (15') is met klemmen (20) een snoer (21) vastgemaakt, dat verbonden is met een aandrijfinrichting (niet voorgesteld op de figuren) voor het heen en weer verschuiven van de meswagen (15) over de geleidingsbaan (14). 



   Op de bovenzijde van de draagplaat (15') is verder ook het mes (22) bevestigd. 



   De snede van het mes (22) steekt uit voorbij de 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 naar het door te snijden weefsel   (1)   gerichte rand van de draagplaat (15'), zodat de poolkettingdraden (4) van dit weefsel   (1)   door het mes (22) kunnen doorgesneden worden, als de meswagen (15) heen en weer schuift over de geleidingsbaan (14). 



   Doordat de boven-glijvlakken (16) van de geleidingsbaan (14) hellend zijn uitgevoerd, blijft het stof dat door het doorsnijden van de poolkettingdraden (4) vrijkomt, niet meer op deze glijvlakken (16) liggen. 



  Hierdoor wordt voorkomen dat de meswagen (15) blokkeert bij de heen-en weergaande beweging over deze glijvlakken (16, 17). 



   Voor een hoek (B) tussen de aanliggende glijvlakken (16,17) van 700 is de hellingshoek (a) van elk glijvlak 350. De verhouding tussen de vertikale 
 EMI13.1 
 afwijkmogelijkheid (A) en de speling (S) is 
 EMI13.2 
 1 cos35 
 EMI13.3 
 verhouding voor eenzelfde hoek (ss) van 70  tussen de opwaarts en neerwaarts gerichte glijvlakken gelijk aan 
 EMI13.4 
 ---5-=2, De vertikale afwijkmogelijkheid (A) cos70 
 EMI13.5 
 is bepalend voor de gelijkmatigheid van de pool van de doorgesneden weefsels (6,7). Voor eenzelfde vertikale afwijkmogelijkjheid (A) en voor eenzelfde hoek (ss) tussen de glijvlakken (16,17) kan bijgevolg bij de snijinrichting volgens de uitvinding met een grotere speling (S) gewerkt worden.

   Dit resulteert enerzijds in een geringer energieverbruik van de aandrijfinrichting van de meswagen (15), en anderzijds in een geringere slijtage van de glijvlakken (16,17) en glijblokjes (23,24). Door het laatstgenoemde moet de speling (S) minder frequent bijgesteld worden. 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 



   Het bijstellen van de speling (S) - bijvoorbeeld na slijtage van de glijblokjes (24, 25)-gebeurt bij de inrichting volgens de uitvinding heel eenvoudig door een horizontale verplaatsing van de houders (23) van de glijblokjes (24,25). Daarbij blijft de hoogte van de meswagen (15) ongewijzigd. Het regelen van de hoogte van de geleidingsbaan (14) om het mes (22) op de korrekte snijhoogte te brengen is dus bij deze snijinrichting niet meer nodig. 



   Bij de snijinrichting (5) volgens deze uitvinding kunnen de glijvlakken (16,17) met een kleinere breedte uitgevoerd worden, dan bij de gekende snijinrichtingen. 



  Dit resulteert opnieuw in een kleinere wrijvingsweerstand, en dus minder energieverbruik van de aandrijfinrichting van de meswagen (15). 



   De snijinrichting (5), volgens deze uitvinding wordt als volgt op een weefmachine   voorzien (zie figuur 3):   De twee hoofdframes (26) van de weefmachine zijn voorzien van oplegsteunen (27). De snijbank (11) wordt in de nabijheid van beide uiteinden, door de hoofdframes (26) ondersteund, waarbij de snijbank (11) zieh met zijn lengterichting in inslagrichting uitstrekt, over de volledige werkingsbreedte van de weefmachine. 



   Om de overspanningslengte zo klein mogelijk te houden en om aldus de doorbuiging minimaal te houden wordt de snijbank (11) aan de binnenkant van de hoofdfreems (26) nog extra ondersteund door de bijkomende oplegsteunen (27) om juist nog doorgang voor de nominale breedte van het weefsel te verlenen. 



   Op de geleidingsbaan (14) van de snijbank (11) staat de meswagen (15) opgesteld, dewelke door een aandrijfinrichting, met behulp van een snoer (21) heen en weer kan bewogen worden over de geleidingsbaan (14). 



   Op de snijbank (11) is verder ook nog een messlijpinrichting (28) opgesteld. 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 



   15
De snijbank (11) steekt aan beide uiteinden voldoende   ver uit voorbij de hoofdfreems   (26) om de uitloop van de meswagen (15) tijdens de aanslagbeweging van het riet toe te laten.

Claims (13)

  1. CONCLUSIES 1. Snijinrichting (5) voor een dubbelstuk-weefmachine, omvattende een snijbank (11) voorzien van een geleidingsbaan (14) met minstens twee hellende boven- glijvlakken (16), en een over deze boven-glijvlakken (16) verschuifbare meswagen (15), met het kenmerk dat de boven-glijvlakken (16) een hoek (a) vormen met de bovenzijde (18) van de geleidingsbaan (14).
  2. 2. Snijinrichting (5) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de geleidingsbaan (14) minstens twee paar aanliggende glijvlakken (16), (17) omvat, waarbij elk paar aanliggende glijvlakken (16), (17) een hellend boven-glijvlak (16) en een hellend onder-glijvlak (17) voor de meswagen (15) omvat.
  3. 3. Snijinrichting (5) volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de beschrijvende rechten van de boven-glijvlakken (16), en de onder-glijvlakken (17) een convexe vierhoek vormen.
  4. 4. Snijinrichting (5) volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de aanliggende glijvlakken (16), (17) eenzelfde hellingshoek (a) hebben.
  5. 5. Snijinrichting (5) volgens een van de conclusies 2 t/m 4 met het kenmerk dat aan beide zieh volgens de langsrichting uitstrekkende zijkanten van de geleidingsbaan (14) een paar aanliggende glijvlakken (16), (17) voorzien is.
  6. 6. Snijinrichting (5) volgens een van de conclusies 2 t/m 5 met het kenmerk dat de geleidingsbaan (14) een profiel is met een zeshoekige dwarsdoorsnede, waarvan de bovenzijde (18) en de onderzijde (19) zieh nagenoeg horizontaal uitstrekken, en waarvan de aan weerzijden vanaf de bovenzijde (18) en de onderzijde (19) naar elkaar toe lopende flanken de aanliggende glijvlakken (16), (17) vormen. <Desc/Clms Page number 17>
  7. 7. Snijinrichting (5) volgens een van de conclusies 2 t/m 6, met het kenmerk dat de meswagen (15) minstens een stel van twee glijblokjes (24), (25) omvat, dewelke voorzien zijn om over een respectievelijk glijvlak (16), (17) van een paar aanliggende glijvlakken (16), (17) te glijden, en dat de genoemde glijblokjes (24), (25) samen kunnen verplaatst worden op de meswagen (15) volgens de richting van de bissectrice (A, A') van de hoek (8) tussen deze glijvlakken (16), (17).
  8. 8. Snijinrichting (5) volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de meswagen (15) voor elk paar aanliggende glijvlakken (16), (17) voorzien is van twee stellen glijblokjes (24), (25).
  9. 9. Snijinrichting (5) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de hellingshoek (a) van elk glijvlak (16, (17) van de geleidingsbaan (14) kleiner is dan 500.
  10. 10. Snijinrichting (5) volgens een van de conclusies 1 t/m 8, met het kenmerk dat de hellingshoek (a) van elk glijvlak (16), (17) van de geleidingsbaan (14) nagenoeg 350 is.
  11. 11. Snijinrichting (5) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de geleidingsbaan (14) een demonteerbaar onderdeel van de snijbank (11) is.
  12. 12. Snijinrichting (5), volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de geleidingsbaan (14) vervaardigd is uit gehard staal.
  13. 13. Snijbank (11) voor een snijinrichting (5) volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een geleidingsbaan (14) met minstens twee hellende boven- glijvlakken (16) voor een meswagen (15) met het kenmerk dat deze boven-glijvlakken (16) een hoek (a) vormen met de bovenzijde van de geleidingsbaan (14).
BE9400827A 1994-09-14 1994-09-14 Snijinrichting voor een dubbelstuk-weefmachine. BE1008719A5 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9400827A BE1008719A5 (nl) 1994-09-14 1994-09-14 Snijinrichting voor een dubbelstuk-weefmachine.
FR9510990A FR2724397A1 (fr) 1994-09-14 1995-09-14 Dispositif de decoupage pour un metier a tisser a double piece.
DE19534143A DE19534143C2 (de) 1994-09-14 1995-09-14 Schneideeinrichtung für eine Doppelstück-Webmaschine
IT95MI001916A IT1277585B1 (it) 1994-09-14 1995-09-14 Dispositivo di taglio per una macchina tessitrice a due pezzi

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9400827A BE1008719A5 (nl) 1994-09-14 1994-09-14 Snijinrichting voor een dubbelstuk-weefmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1008719A5 true BE1008719A5 (nl) 1996-07-02

Family

ID=3888354

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9400827A BE1008719A5 (nl) 1994-09-14 1994-09-14 Snijinrichting voor een dubbelstuk-weefmachine.

Country Status (4)

Country Link
BE (1) BE1008719A5 (nl)
DE (1) DE19534143C2 (nl)
FR (1) FR2724397A1 (nl)
IT (1) IT1277585B1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1016109A3 (nl) * 2004-07-05 2006-03-07 Wiele Michel Van De Nv Inrichting voor het ondersteunen van de snijbank in een dubbelstukweefmachine.
BE1017696A3 (nl) * 2007-07-16 2009-04-07 Wiele Michel Van De Nv Ophanging van dwarsliggers in een weefmachine.

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR657094A (fr) * 1928-07-06 1929-05-16 Mécanisme de coupe des poils des velours double pièce
DE1075059B (de) * 1960-02-04 Ross Washer, New York N Y (V St A) Webstuhl fur Doppelsamt od dgl mit einer Vorrichtung zum Aus emanderschneiden des Doppelsamtes
DE3104970A1 (de) * 1981-02-12 1982-09-02 Jean Güsken GmbH & Co KG, 4060 Viersen Schneidvorrichtung einer doppelflor-webmaschine
EP0316575A1 (de) * 1987-10-12 1989-05-24 N.V. Michel Van de Wiele Einrichtung zum Nachstellen des Schneidlinealabstandes der Schneideinrichtung bei Webstühlen für Doppelgewebe

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1075059B (de) * 1960-02-04 Ross Washer, New York N Y (V St A) Webstuhl fur Doppelsamt od dgl mit einer Vorrichtung zum Aus emanderschneiden des Doppelsamtes
FR657094A (fr) * 1928-07-06 1929-05-16 Mécanisme de coupe des poils des velours double pièce
DE3104970A1 (de) * 1981-02-12 1982-09-02 Jean Güsken GmbH & Co KG, 4060 Viersen Schneidvorrichtung einer doppelflor-webmaschine
EP0316575A1 (de) * 1987-10-12 1989-05-24 N.V. Michel Van de Wiele Einrichtung zum Nachstellen des Schneidlinealabstandes der Schneideinrichtung bei Webstühlen für Doppelgewebe

Also Published As

Publication number Publication date
IT1277585B1 (it) 1997-11-11
ITMI951916A1 (it) 1997-03-14
DE19534143A1 (de) 1996-03-21
ITMI951916A0 (it) 1995-09-14
DE19534143C2 (de) 1996-09-05
FR2724397A1 (fr) 1996-03-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1014950A3 (nl) Inrichting voor het aandrijven en geleiden van een grijper van een weefmachine.
EP1568809B1 (en) Weaving machine and method for weaving pile fabrics and spacer for such a weaving machine
EP1888306A1 (de) Niederhalter für maschinen
BE1008719A5 (nl) Snijinrichting voor een dubbelstuk-weefmachine.
DE2355158A1 (de) Stofflegemaschine
DK2504125T3 (en) Processing station and device for machining a workpiece
US3850061A (en) Cutting apparatus
US7640776B2 (en) Expanded metal machine
US5183083A (en) Gripper guide for double-gripper weaving machines
US2173587A (en) Sawing and trimming machine
US5031289A (en) Transfer device for compression and introduction device for tufting machine
US2744398A (en) Warp knitting machine
US2110437A (en) Feeding device for ironing machines
US4646544A (en) Knitting expander device for flat bed knitting machines
BE1011933A3 (nl) Meswagen voor dubbelstukweefmachine.
US2755856A (en) Apparatus for the simultaneous cutting of thick layers of packing material into longitudinal strips
US4293007A (en) Holding device for the electrical contact elements of a wrap stop motion of a weaving machine
GB2144663A (en) Guidance of forming tool
EP0678132B1 (de) Einbaubohle
US20060248935A1 (en) Cold reduction mill guide
CN212582115U (zh) 一种用于经编机的切割装置
US2960748A (en) Floating loop cutter
CN216404664U (zh) 剑杆织机针互交机构
RU2102200C1 (ru) Устройство для резки листового материала
US419464A (en) Grinding-mill for reducing old rubber stock

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: MICHEL VAN DE WIELE N.V.

Effective date: 19980930