<Desc/Clms Page number 1>
Meswagen voor dubbelstukweefmachines De uitvinding betreft een meswagen zoals wordt toegepast in dubbelstukweefmachines.
Op een dubbelstukweefmachine worden twee grondweefsels boven elkaar geweven waarbij twee inslagen terzelfdertijd ingebracht worden in twee boven elkaar gelegen gapen. Deze grondweefsels worden door poolkettingdraden verbonden. Op de weefmachine worden deze poolkettingdraden doorgesneden met een snij-inrichting zodat uiteindelijk een boven-en onderweefsel bekomen wordt. De snij-inrichting van een dubbelstukweefmachine bestaat uit een snijbank, een zogenaamde meswagen of snijwagen, en een aandrijving voor de beweging van de mes-of snijwagen.
De snijbank heeft een rechtgeleiding met bijv. een trapeziumvormige doorsnede (zwaluwstaart) waarop de meswagen heen-en weer bewogen wordt. Op de meswagen is een snijmes bevestigd waarmee het weefsel gesplitst wordt in onder-en bovenweefsel. De meswagen wordt op de geleidbaan heen-en weer getrokken door een snoer dat bijvoorbeeld afwisselend op-en afgewikkeld wordt op een aandrijftrommel. Hiervoor wordt bijvoorbeeld een aandrijfinrichting toegepast zoals beschreven in de Europese octrooipublicatie EP 0 399 501.
Om een perfecte snit te bekomen mag de meswagen tijdens zijn beweging op de snijbank niet fladderen en toch dient er een zekere speling aanwezig te zijn om te kunnen glijden. Daartoe zal de draagplaat zo stijf mogelijk zijn om de glijvlakken vlak te houden. De glijvlakken zelf zijn onderhevig aan slijtage en dienen daarom gemakkelijk vervangbaar te zijn. Hiertoe heeft men demonteerbare glijstukken ontwikkeld. Om ook de speling met de rechtgeleidingsbaan nauwkeurig te kunnen instellen zullen minstens twee glijstukken instelbaar zijn. Gezien de
<Desc/Clms Page number 2>
meswagen aan een snelle heen-en weergaande beweging onderworpen is, zal de meswagen ook zo licht als mogelijk uitgevoerd worden om de trekkrachten in het snoer te beperken en om het aandrijfmechanisme niet nodeloos te belasten door opname van een hoger vermogen in de aandrijving.
Dergelijke snijinrichtingen zijn bijvoorbeeld bekend uit de Duitse octrooipublicatie DE OS 31 18 188. De daarin beschreven meswagen heeft uitwisselbare en instelbare glijstukken. Om de massa van de meswagen te beperken wordt de draagplaat uit lichtmetaal gemaakt en de glijstukken uit kunststof voorzien van een hard lagermateriaal. In de draagplaat van de meswagen zijn er twee gleuven aangebracht voor het opnemen van de glijstukken. Door het infrezen van deze gleuven vertoont een lichtmetalenplaat de neiging tot kromtrekken. De draagplaat is evenwel massief uitgevoerd en strekt zieh in breedte uit over de volledige breedte van het trapeziumvormig geleidvlak plus de breedte van de schuine zijglijvlakken. De plaats waar de glijstukken opgeschroefd worden vereist extra massa die de wagen breder maakt en dus zwaarder doet wegen. Zo'n meswagen weegt rond de 450 g.
Voor de huidige werkingssnelheden van een veloursweefmachine rond de 400 omw./min bij 1. 50 m weefbreedte en 150 omw./min voor een 4. 00 m brede dubbelstuktapijtweefmachine is deze massa van een meswagen nog te zwaar : het aandrijvend snoer komt vroegtijdig tot breuk en de aandrijving slorpt een hoog vermogen op.
DE GM 87 10 823 beschrijft een meswagen met eveneens uitwisselbare en instelbare glijvlakken. Om de massa te beperken wordt hier de draagplaat uit kunststof vervaardigd. Bij deze uitvoering zijn er twee uitsparingen in de langsrichting van de draagplaat, waardoor de draagplaat aan stijfheid verliest en de plaat de neiging
<Desc/Clms Page number 3>
vertoont tot kromtrekken. In die uitsparing komt een soort wapening om aan de draagplaat meer trekvastheid te geven en om de stijfheid in langsrichting te verhogen. Deze aanpassing heeft zijn gevolg op de kostprijs. Voor het positioneren van de glijvlakken zijn vier infrezingen nodig. Dit is niet bevorderlijk voor het vlak zijn van de glijvlakken. De glijvlakken hebben op de plaatsen waar de bevestigingschroeven komen extra massa en de draagplaat is hierdoor ook breder dan het onderliggend geleidvlak.
Zo'n meswagen weegt uiteindelijk nog 400 g. De bevestiging van het snoer met beugelklemmen en twee boutjes veroorzaakt in de draagplaat een buigmoment zodat deze gaat vervormen waardoor de meswagen tijdens zijn heen-en weergaande beweging gaat fladderen.
In DE PS 36 14 992 wordt een meswagen beschreven met ingebouwde droge smeerstof. De glijvlakken vertonen extra massa aan de schuine zijden van de trapeziumvormige geleiding op de snijbank. Door de eenzijdige bevestiging trekken de glijvlakken zieh krom en bekomt men meer slijtage en dus vroegtijdige speling met verhoogde kans op slecht snit.
Dit is ook het geval bij een meswagen beschreven in DE GM 86 27 022.
In DE OS 30 06 497 wordt een meswagen beschreven met rollenwielen als geleidmiddelen. Bij een dergelijke uitvoering is een extra brede draagplaat nodig, hetgeen een onaanvaardbaar zware meswagen oplevert.
Het is de opgave van deze uitvinding om de hierboven vernoemde nadelen weg te werken en een meswagen te brengen die beduidend minder massa heeft en toch stijf genoeg is om vervormingen tegen te gaan.
<Desc/Clms Page number 4>
Hiertoe wordt een meswagen voor dubbelstukweefmachines verschaft omvattende een draagvlak of draagplaat voorzien van uitwisselbare, instelbare glijstukken of glijvlakken die de meswagen ten opzichte van een geleidprofiel leiden, van een snij-orgaan voor het van elkaar scheiden van bovenen onderweefsel, en van een bevestiging voor een geleidingssnoer van een aandrijfmechanisme voor de meswagen, waarbij, teneinde het gewicht van het geheel te minimaliseren
EMI4.1
en teneinde de vormvastheid/stijfheid van het geheel te optimaliseren, de glijstukken (2) en voor het aandrijfsnoer aan het draagvlak (1) voorzien zijn middels voorzieningen die, bij aanspannen van die voorzieningen, de bevestigingslijn (d. w.
z. de lijn van de bevestigingspunten) van die voorzieningen doet samenvallen met respectievelijk de contactlijn van de glijstukken met het draagvlak, en de contactlijn van de bevestiging (en) voor het aandrijfsnoer met het draagvlak.
Of, anders uitgedrukt, waarbij de glijstukken en de bevestiging (en) voor het aandrijfsnoer aan het draagvlak voorzien zijn middels voorzieningen die overwegend geen krachtenresultante vertonen bij aanspannen van de bevestigingen en/of ten aanzien van kromtrekken van het draagvlak.
Of, nog anders uitgedrukt, waarbij de bevestigingspunten voor het bevestigen van de glijstukken aan het draagvlak, en de bevestigingspunten voor het bevestigen van het aandrijfsnoer aan het draagvlak, telkens, ten aanzien van kromtrekken van het draagvlak, zieh overwegend opheffende krachten op dat draagvlak uitoefenen.
Bij voorkeur wordt tevens de lengte van het draagvlak kleiner voorzien dan de afstand tussen de uiteinden van de ten opzichte van het draagvlak uitstekende glijstukken, in de lengterichting van de meswagen, en/of de breedte van het
<Desc/Clms Page number 5>
draagvlak kleiner dan de afstand tussen de zijkanten van de ten opzichte van het draagvlak uitstekende glijstukken, in de dwarsrichting van de meswagen.
Volgens een bijzonder geschikte uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat elke bevestiging voor de geleidingssnoer een bevestigingklem die aan het draagvlak wordt voorzien via bevestigingspunten die op één lijn in de langsrichting van het draagvlak liggen, en een klembeugel die via bevestigingspunten aan de bevestigingsklem aangespannen wordt.
De bevestigingspunten van de bevestigingsklemmen op het draagvlak zijn daarbij bij voorkeur volgens een centrale lijn in de langsrichting van het draagvlak gelegen, en de bevestigingspunten van de klembeugel op de bevestigingsklemmen voor het vastklemmen van het aandrijfsnoer zijn bij voorkeur dwars op de langsrichting van het grondvlak en los van het grondvlak gelegen.
De contactlijn van de bevestigingsklemmen ligt dus in de lijn van de bevestigingspunten zodat geen buigkrachten op de draagplaat uitgeoefend worden.
Volgens een verder voorkeurskenmerk van de uitvinding is de onderzijde van het draagvlak ten minste deels in de vorm van een referentievlak uitgevoerd waartegen de glijstukken aangespannen worden, terwijl de glijstukken voorzien zijn van een verhoogd draagvlak dat aansluit tegen genoemd referentievlak. De lijn van de bevestigingsboringen ligt in het midden van dit verhoogd draagvlak en de contactlijn ligt dan ook in het midden van dit verhoogd draagvlak.
Volgens de uitvinding kan aan de zijkanten van het draagvlak een boord voorzien zijn, en/of aan de onderzijde van het draagvlak een aanlagplaat aangebracht zijn waartegen de glijstukken gesteund en/of gericht worden.
<Desc/Clms Page number 6>
Volgens nog een ander voorkeurskenmerk van de uitvinding worden de glijstukken met twee of meer stiftschroeven volgens de middellijn van hun bovenvlak aan de draagplaat bevestigd.
De kenmerken en bijzonderheden van de uitvinding, en het functioneren ervan worden hierna nader uiteengezet onder verwijzing naar de bijgesloten tekeningen die een uitverkoren uitvoeringsvorm van de uitvinding weergeven.
Het zij opgemerkt dat de specifieke aspecten van die uitvoeringsvorm enkel worden beschreven als voorbeeld van hetgeen bedoeld wordt in het kader van bovenstaande algemene beschrijving van de uitvinding, en geenszins als een beperking geïnterpreteerd moeten worden van de draagwijdte van de uitvinding als zodanig en als uitgedrukt in de hiernavolgende conclusies.
In deze tekeningen zijn : Fiquur 1 : een bovenaanzicht van een meswagen volgens de uitvinding ; Fiquur 2 : een doorsnede volgens het vlak A-A van figuur 1 ; Fiquur 3 : een zieht in perspectief van een draagplaat voor een meswagen volgens figuur 1 ; Fiquur 4 : een zieht in perspectief van een glijstuk voor een meswagen volgens figuur 1 ; Fiquur 5 : een zieht in perspectief van een bevestigingklem en een klembeugel voor de aandrijfsnoer, voor een meswagen volgens figuur 1 ;
<Desc/Clms Page number 7>
EMI7.1
De in de figuren weergegeven meswagen omvat een draagplaat, in haar geheel aangeduid met de referentie (1).
De draagplaat (1) wordt bij voorkeur uit aluminium gemaakt. Een koolstofvezel-of glasvezelversterkte kunststof komt ook in aanmerking.
Om de massa gevoelig te reduceren wordt de lengte van de draagplaat (1) kleiner genomen dan de"overmeten"lengte van de glijstukken (2), d. w. z. de lengte van het draagvlak is kleiner dan de afstand tussen de uiteinden van de ten opzichte van het draagvlak uitstekende glijstukken, in de lengterichting van de meswagen.
De glijstukken dienen op een bepaalde minimum lengte van elkaar te liggen om zelfklemming van de meswagen op het geleidprofiel te vermijden onder invloed van de excentrische belasting veroorzaakt door de weerstand aan het snijmes (14).
De breedte van de draagplaat wordt eveneens beperkt en is kleiner dan de"overmeten"breedte van de glijstukken, d. w. z. de breedte van het draagvlak is kleiner dan de afstand tussen de zijkanten van de ten opzichte van het draagvlak uitstekende glijstukken, in de dwarsrichting van de meswagen.
De draagplaat (1) wordt in dikte beperkt tot 4. 5 mm, en, waar geen bevestigingselementen nodig zijn, worden er uitsparingen voorzien. Dit resulteert in een massa van de draagplaat van 76 g tegenover 205 g volgens de stand van de techniek.
Om vervorming van de draagplaat (1) door inwerking van de bevestigen van het snoer te voorkomen, wordt de bevestiging speciaal uitgevoerd. De bevestigingsklemmen (3) zelf worden op de draagplaat vastgeschroefd met schroeven (4) die geplaatst zijn op één lijn in de langsrichting van de
<Desc/Clms Page number 8>
draagplaat. De schroeven (5) voor het aanspannen van de bovenste klembeugel (6) zijn in dwarsrichting geplaatst.
Wanneer nu de schroeven (5) van de bovenste klembeugel (6) aangespannen worden op het snoer, dan kan de onderste klem (3) vrij buigen zonder de grondplaat (1) mee te vervormen, daar de bevestigingsschroeven (4) op de grondplaat in de neutrale buiglijn van de onderste klembeugel (3) liggen.
De onderzijde van de grondplaat (1) wordt als/met een referentievlak (7) uitgevoerd waartegen de glijstukken (2) aangespannen worden. Alleen aan de zijkanten is er een boord (8) voorzien waartegen de glijstukken (2) steunen en daardoor hun goede richting behouden. Op deze manier vertoont de draagplaat (1) geen neiging tot kromtrekken, daar geen ingefreesde gleuven voorkomen. Een tweede geleiding van de glijstukken wordt voorzien door het opschroeven - met behulp van bevestigingsbouten (13) - van een dun aanslagplaatje (9). Met de draagplaatrand (8) en dit aanslagplaatje (9) wordt een geleidkanaal gevormd waardoor de glijstukken (2) de juiste richting behouden bij het instellen van de speling op de snijbank.
De glijstukken hebben aan hun bovenzijde een verhoogd draagvlak (10) dat aansluit tegen het referentievlak (7) van de draagplaat (1). Dit uitspringend vlak (10) past in het kanaal gevormd door de rand (8) van de draagplaat en het opgeschroefd aanslagplaatje (9). De glijstukken worden met twee stiftschroeven (11) in het midden van hun bovenvlak, en met een klemplaatje (12) aan de draagplaat (1) bevestigd. Hierdoor worden de glijstukken (2) minder vervormd bij het aanspannen van de moeren op de stiftschroeven (11). De massa aan de zijkanten van de glijstukken (2) kan volledig weggelaten worden. De stiftschroeven (11) worden in de glijstukken (2) gelijmd.
De stiftschroeven (11) worden op de draagplaat (1)
<Desc/Clms Page number 9>
vastgezet met een borgmoer.
Het snijmes met zijn draagelement, in hun geheel met de referentie (3) aangeduid, is van een op zieh bekende constructie Het resultaat van deze meswagen is dat de totale massa herleid wordt tot 300 g tegenover 450 g voor de stand van de techniek. Deze meswagen vertoont een goede maakbaarheid en behoud zijn vlakke loopeigenschappen waardoor de fladderneiging sterk verminderd wordt.