<Desc/Clms Page number 1>
WERKWIJZE VOOR HET WEVEN VAN EEN POOLWEEFSEL MET HOGE POOLDICHTHEID Deze uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van een poolweefsel waarbij een grondweefsel wordt geweven waarin groepen van minstens drie inslagdraden ingebonden zijn in respectievelijke openingen tussen elkaar kruisende bindkettingdraden, en waarin niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden en spankettingdraden ingebonden zijn, terwijl men poolkettingdraden laat poollussen vormen om inslagdraden.
Deze uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een dergelijke werkwijze voor het weven van poolweefsels met een hoge pooldichtheid, zoals bijvoorbeeld tapijten.
Voor het weven van tapijten met een hoge pooldichtheid zijn in de stand van de techniek de enkelgrijpermehode en de dubbelgrijpermethode gekend. Deze weefmethodes hebben de in de eerste paragraaf van deze beschrijving genoemde kenmerken, maar hebben ook een aantal gebreken die we in hetgeen volgt eerst wensen te verduidelijken.
Bij het weven van poolweefsels met een hoge pooldichtheid moet men enerzijds voor een hoge rietdichtheid zorgen en anderzijds ook een hoge poolrijendichtheid kunnen bekomen.
Bij de gekende werkwijzen is een gebruikelijke hoge rietdichtheid 500 tot 512 per meter, terwijl men een poolrijendichtheid van 8 tot 10 per cm. kan bekomen.
Bij toepassing van de enkelgrijpermethode op een gekende weefmachine wordt gedurende elke inslaginbrengcyclus één inslagdraad in een tussen kettingdraden gevormde gaap gebracht. Deze werkwijze heeft het voordeel dat men de
<Desc/Clms Page number 2>
poolkettingdraden om elke inslagdraad kan laten pool-lussen vormen. Men kan in het tapijt dus een poolrij per inslagdraad bekomen. Deze werkwijze heeft echter het nadeel dat ze een lage productiviteit heeft.
Om een hogere productiviteit te bekomen wordt dikwijls de voorkeur gegeven aan de dubbelgrijpermethode, waarbij op een dubbelstukweefmachine gedurende elke inslaginbrengcyclus twee inslagdraden kunnen ingebracht worden. Als men de poolvormende poolkettingdraden volgens een tweeschotbinding laat pool vormen in de boven elkaar gevormde grondweefsels heeft men ook het voordeel dat de benen van de poollussen rechter gehouden worden doordat de poollussen kunnen gevormd worden om een aan de rugzijde gelegen inslagdraad, terwijl de poollusbenen aan de poolzijde van het weefsel gesteund worden door aan weerszijden van elke poollus gelegen inslagdraden. Het grote nadeel van deze weefmethode is echter dat men poolweefsels bekomt met dubbel zoveel inslagdraden als poolrijen. Tussen twee poollussen ligt immers telkens een inslagdraad die niet gebruikt wordt voor het vormen van een poolrij.
Deze tussenliggende inslagdraden maken het onmogelijk om een grote poolrijendichtheid te bekomen in de poolweefsels.
Als men toch probeert om volgens deze werkwijze hoge poolrijendichtheden te bekomen stelt men vast dat de niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden de neiging heben om ongewenste lussen te vormen op de rugzijde van het weefsel.
Het doel van deze uitvinding is te voorzien in een werkwijze, volgens dewelke een poolweefsel met een hoge pooldichtheid kan geweven worden met een hogere productiviteit dan volgens de bekende enkelgrijper-weefmethode en zonder de nadelen die aan de toepassing van de gekende dubbelgrijper-weefmethode verbonden zijn.
<Desc/Clms Page number 3>
Bovengenoemde doelstelling werd volgens deze uitvinding bereikt door te voorzien in een werkwijze met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving genoemde kenmerken, waarbij van elke groep inslagdraden een eerste en een tweede inslagdraad respectievelijk langs de poolzijde en langs de rugzijde van de spankettingdraden en de nietpoolvormende (delen van) poolkettingdraden worden voorzien, en een derde inslagdraad tussen enerzijds de spankettingdraden en anderzijds de niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden wordt voorzien.
Door volgens deze werkwijze te weven worden de inslagdraden van elke groep op drie verschillende niveaus in het grondweefsel ingebonden. De inslagdraden van eenzelfde groep bevinden zich telkens in eenzelfde opening tussen kruisende bindkettingdraden. De inslagdraden van elke groep kunnen bijgevolg, wanneer ze naar elkaar toe gedrukt worden, in een positie komen waarbij ze min of meer onder elkaar liggen. Hierdoor kan men een hogere inslagdichtheid (= aantal inslagdraden per meter weefsel), en bijgevolg ook een hogere poolriendichtheid bekomen in het poolweefsel.
Men kan bij heu toepassen van deze werkwijze in elke inslaginbrengeyc :'. 9 twee inslagdraden inbrengen, en bijvoorbeeld ook ; : : - : olkettingdraden afbinden volgens een tweeschotbinding, @rwijl men toch een poolweefsel met een zeer hoge poolri--ndichtheid en zonder ongewenste lussen op de rugzijde kar. weven.
Bij de uitvoert-. van deze werkwijze kan dus gebruik gemaakt worden van e dubbelgrijper-weefmethode, die veel productiever is dan de gekende enkelgrijper-weefmethode, terwijl een poolweefsel kan vervaardigd worden dat een merkelijk hogere pooldichtheid heeft dan tot op heden met de dubbelgrijper-weefmethode mogelijk was.
<Desc/Clms Page number 4>
Bij de werkwijze volgens deze uitvinding laat men de poolvormende poolkettingdraden bij voorkeur afwisselend om een tweede en een derde inslagdraad van het grondweefsel poollussen vormen. Volgens deze werkwijze wordt een poolweefsel bekomen waarin de poollussen van de opeenvolgende poolrijen afwisselend doorgebonden zijn om een aan de rugzijde gelegen inslagdraad en niet doorgebonden zijn om een inslagdraad die zieh tussen de niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden en de spankettingdraden uitstrekt. Op die manier blijft de door de pool gevormde tekening nog goed zichtbaar langs de rugzijde van het poolweefsel. Bovendien wordt het poolkettinggarenverbruik hierdoor gereduceerd.
Bij voorkeur laat men bij deze werkwijze de poolvormende poolkettingdraden poollussen vormen volgens een tweeschotbinding. Bij toepassing van een tweeschotbinding worden de poollusbenen goed recht gehouden.
Een aantal gekende werkwijzen hebben het nadeel dat de kleuren van deze niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden dc : Drschijnen langs de rugzijde van het poolweefsel.
Bovengenoemd nac :-- . wordt bij de werkwijze volgens deze uitvinding op duc effende wijze verholpen door de spankettingdraden zc het grondweefsel in te binden dat ze zieh langs de-zijde van de derde inslagdraden
EMI4.1
uitstrekken, en or de niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden o in het grondweefsel in te binden dat ze zieh langs d pool zij de van de derde inslagdraden uitstrekken.
Het grondweefsel wordt op zeer voorkeurdragende wijze zo geweven wordt dat elke groep inslagdraden twee eerste, een
<Desc/Clms Page number 5>
tweede en één derde inslagdraad omvat, terwijl de twee eerste inslagdraden van elke groep respectievelijk vóór en na het inbrengen van de tweede inslagdraad van hun groep ingebracht worden tussen kettingdraden. Als de poollussen om de tweede en/of derde inslagdraden gevormd worden, kan men aan weerszijden van elke poollus een langs de poolzijde gelegen eerste inslagdraad voorzien. Op die manier worden de poollusbenen zeer goed zijdelings gesteund door deze eerste inslagdraden en bekomt men poollussen met goed rechtop staande poolbenen.
Verder wordt ook de voorkeur gegeven aan de uitvoering van deze werkwijze op. een dubbelstukweefmachine, waarbij een bovenste en een onderste grondweefsel geweven wordt, terwijl poolvormende poolkettingdraden afwisselend in het bovenste en het onderste grondweefsel over een inslagdraad afgebonden worden, en waarbij deze poolvormende poolkettingdraden tussen de twee grondweefsels doorgesneden worden om twee poolweefsels te bekomen.
Als de dubbelstukweefmachine bovendien ook voorzien is voor het in eenzelde inbrengcyclus boven elkaar inbrengen van twee inslagdraden, en als gedurende opeenvolgende inbrengcycli telkens een inslagdraad voor het bovenste grondweefsel en een inslagdraad voor het onderste grondweefsel worden ingebracht, kan men op zeer productieve wijze poolweefsels met grote pooldichtheid weven.
Men bekomt een zeer voorkeurdragend poolweefsel met hoge pooldichtheid als het inbrengen van een eerste inslagdraad in het ene grondweefsel gedurende dezelfde inbrengcyclus plaatsvindt als het inbrengen van een tweede of een derde inslagdraad in het andere grondweefsel.
Om op een dubbelstukweefmachine twee nagenoeg identieke
<Desc/Clms Page number 6>
poolweefsels te bekomen worden de niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden bij voorkeur verdeeld over het bovenste en het onderste grondweefsel ingebonden in deze grondweefsels.
Deze uitvinding heeft vanzelfsprekend eveneens betrekking op een poolweefsel dat vervaardigd is volgens de werkwijze volgens deze uitvinding.
Poolweefsel met een grondweefsel waarin groepen van minstens drie inslagdraden ingebonden zijn in respectievelijke openingen tussen elkaar kruisende bindkettingdraden, en waarin niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden en spankettingdraden ingebonden zijn, en met pooldraden die poollussen vormen omheen inslagdraden, zijn gekend. De gebreken van dergelijke weefsels met een hoge pooldichtheid volgen uit bovenstaande beschrijving van de stand van de techniek.
Aan deze nadelen wordt verholpen als het poolweefsel zo gemaakt is dat in elke groep inslagdraden een eerste en een tweede inslagdraad respectievelijk langs de poolzijde en langs de rugzijde van de spankettingdraden en de nietpoolvormende (delen van) poolkettingdraden voorzien zijn, terwijl een derde inslagdraad voorzien is tussen enerzijds de spankettingdraden en anderzijds de niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden. Een dergelijk weefsel kan een zeer hoge inslagdichtheid hebben omdat de inslagdraden van elke groep op drie verschillende niveaus ingebonden zijn en dus min of meer onder elkaar liggen. Hierdoor kan zoln weefsel ook een zeer hoge poolrijendichtheid hebben.
Deze uitvinding laat onder andere toe om op een weefmachine met een hoge productiviteit tapijten te vervaardigen met een zeer hoge pooldichtheid. Het machinaal weven van
<Desc/Clms Page number 7>
tapijten van goede kwaliteit met een poolrijendichtheid die groter is dan bijvoorbeeld 10 per cm. kan nu probleemloos uitgevoerd worden.
Deze uitvinding wordt verder verduidelijkt in de hierna volgende meer gedetailleerde beschrijving van een mogelijke werkwijze volgens deze uitvinding en van een volgens deze werkwijze vervaardigd weefsel. Deze beschrijving kan in geen geval geïnterpreteerd worden als beperkend voor de voor deze uitvinding opgeëist bescherming.
In de beschrijving wordt verwezen naar de hierbij gevoegde tekening, waarop figuur 1 een schematische dwarsdoorsnede, volgens de richting van de kettingdraden, van een volgens deze uitvinding geweven tapijt met hoge poolrijendichtheid voorstelt. volgens deze uitvinding kan een tapijt met een hoge pooldichtheid geweven worden op een dubbelstukweefmachine met twee grijpersystemen die voorzien zijn om gedurende eenzelfde inslaginbrengcyclus nagenoeg gelijktijdig elk een inslagdraad (1), (6) ; (2), (7) ; (3), (8) ; (4), (5) in te brengen.
Deze inslagdraden worden ingebracht tussen bindketting-
EMI7.1
draden (11), spankettingdraden (20) en poolkettingdraden (15-19) die voorzien zijn en v66r elke inbreng van inslagdraden kunnen gepositioneerd worden, bijvoorbeeld door een jacquardmachine, om een bovenste (9) grondweefsel en een onderste grondweefsel (10) te weven met door respectievelijke bindkettingdraden (11), (12) ; (13), (14) ingebonden inslagdraden (1-4) ; (5-8), en met in het grondweefsel (9) ; (10) ingebonden spankettingdraden (20), (21) en niet-poolvormende (delen
<Desc/Clms Page number 8>
van) poolkettingdraden (15-19), en om poolkettingdraden (15), (16), (19) afwisselend in het bovenste (9) en het onderste grondweefsel (10) af te binden over inslagdraden (1-4) ; (5-8) om poollussen te vormen.
De poolvormende poolkettingdraden (15), (16), (19) worden vervolgens tussen beide grondweefsels (9), (10) doorgesneden om twee tapijten te bekomen.
In een aantal naast elkaar gelegen stelsels van kettingdraden (11-21) worden twee bindkettingdraden (11), (12) en een spankettingdraad (20) voor het bovenste grondweefsel (9), twee bindkettingdraden (13), (14) en een spankettingdraad (21) voor het onderste grondweefsel (10), en poolkettingdraden voorzien (15-19) voorzien.
De bindkettingdraden (11), (12) ; (13), (14) van elk grondweefsel (9), (10) worden zo gepositioneerd dat ze elkaar telkens na vier inslaginbrengcycli kruisen. Op die manier wordt in elk grondweefsel (9), (10) telkens een groep van vier inslagdraden (1-4), (5-8) samen ingebonden in eenzelfde opening tussen kruisende bindkettingdraden (11), (12) ; (13), (14).
De niet-poolvormende (delen) van poolkettingdraden (15-19) worden verdeeld over de twee grondweefsels ingebonden in deze grondweefsels (9), (10). De spankettingdraden (20), (21) en de niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden (15-19) worden gedurende de opeenvolgende inslaginbrengcycli zo gepositioneerd dat de vier na elkaar ingebrachte inslagdraden (1-4) ; (5-8) van elke groep in elk grondweefsel (9), (10) de volgende posities hebben ten opzichte van deze kettingdraden (15-21) : - De als eerste en als derde van deze groep ingebrachte inslagdraden (1)/ (3) i (5), (7) bevinden zieh ten opzichte van de spankettingdraden (20) ; (21) en de niet-pool-
<Desc/Clms Page number 9>
vormende (delen van) poolkettingdraden (15-19) langs de poolzijde.
(In de beschrijvingsinleiding en in de conclusies worden beide inslagdraden"de eerste inslag- draden" genoemd).
De als tweede van deze groep ingebrachte inslagdraad (2) ; (6) bevindt zieh ten opzichte van de spanketting- draden (20) ; (21) en de niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden (15-19) langs de rugzijde. (In de beschrijvingsinleiding en in de conclusies wordt deze inslagdraad"de tweede inslagdraad" genoemd).
De als vierde van deze groep ingebrachte inslagdraad (4) ; (8) bevindt zieh tussen enerzijds de spanketting- draden (20) ; (21) en anderzijds de niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden (15-19). (In de beschrijvingsinleiding en in de conclusies wordt deze inslagdraad"de derde inslagdraad"genoemd).
Gedurende elke inslaginbrengcyclus wordt er een inslagdraad (1-4) voor het bovenweefsel (9) en een inslagdraad (5-8) voor het onderweefsel (10) ingebracht. Het kruisen van de bindkettingdraden (11), (12) van het bovenste grondweefsel (9) gebeurt telkens één inslaginbrengcyclus eerder dan het kruisen van de bindkettingdraden (13), (14) van het onderste grondweefsel (10). Elke inslagdraad (1) die als eerste van een groep in het bovenste grondweefsel (9) ingebracht wordt, wordt dus ingebracht samen met een inslagdraad (6) die als tweede van een groep in het onderste grondweefsel (10) ingebracht wordt.
Zo worden ook de als tweede (2), als derde (3) en als vierde (4) van een groep in het bovenste grondweefsel (9) ingebrachte inslagdraden samen ingebracht met respectievelijk de als derde (7), als vierde (8) en als eerste (5) van een groep in het onderste grondweefsel (10) ingebrachte inslagdraden. Op de figuur zijn de samen ingebrachte inslagdraden (1), (6) ; (2), (7) ; (3), (8) i (4), (5) onder elkaar voorgesteld.
<Desc/Clms Page number 10>
De poolvormende poolkettingdraden (15), (16), (19) worden afwisselend in het bovenste (9) en het onderste grondweefsel (10) afgebonden volgens een tweeschotbinding. In beide grondweefsels (9), (10) vormen deze poolkettingdraden afwisselend een poollus om een zieh langs de rugzijde van de spankettingdraden (20), (21) en de niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden (15-19) uitstrekkende inslagdraad (2), (6) (in de conclusies "een tweede inslagdraad" genoemd) en om een zieh tussen de spankettingdraden (20), (21) en de niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden (15-19) uitstrekkende inslagdraad (4), (8) (in de conclusies "een derde inslagdraad" genoemd). 20 bekomt men in elk poolweefsel afwisselend een doorgebonden en een niet doorgebonden poollus.
Hierdoor blijft de door de poollussen gevormde figuur duidelijk zichtbaar op de rugzijde van het poolweefsel, terwijl men een gereduceerd poolkettinggarenverbruik bekomt.
Om een tapijt met een zeer hoge pooldichtheid te bekomen wordt een rietdichtheid van 512 per meter voorzien. Door toepassing van de hierboven omschreven en op de figuur voorgestelde binding kan men 27 inslagdraden per centimeter inbrengen, hetgeen een poolrij endichtheid oplevert van 13, 5 per centimeter.
Dit is mogelijk doordat de inslagdraden (1-4) ; (5-8) van elke groep op drie verschillende niveaus ingebonden worden en zieh bovendien in eenzelfde opening tussen kruisende bindkettingdraden (11), (12) ; (13), (14) uitstrekken.
Hierdoor worden de inslagdraden boven elkaar geduwd, zodat een hogere inslagdichtheid, en dus ook een hogere poolrijendichtheid wordt bekomen.
De niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden (15-19) worden verdeeld over het bovenste (9) en het onderste
<Desc/Clms Page number 11>
grondweefsel (10) ingebonden in deze grondweefsels, en bevinden zieh ten opzichte van de spankettingdraden (20), (21) en twee inslagdraden (2), (4) ; (6), (8) per groep langs de poolzijde, zodat de kleuren van deze poolkettingdraden (15-19) niet kunnen doorschijnen tot op de rugzijde van de poolweefsels.
Om mengcontouren te voorkomen in de poolweefsels kunnen ook bij deze werkwijze de daarvoor gekende maatregelen genomen worden. Men bekomt bijvoorbeeld mengcontouren op die plaatsen waar de poolvorming van een eerste poolkettingdraad (15) wordt stopgezet en onmiddellijk gevolgd wordt door de poolvorming van een tweede poolkettingdraad (16), terwijl de niet-poolvormende delen van de eerste (15) en de tweede pool-kettingdraad (16), respectievelijk voor en na de poolwissel in het onderste grondweefsel (10) ingebonden worden. Het laatste poolbeen van de eerste poolkettingdraad (15) in het onderste weefsel (10) en het eerste poolbeen van de tweede poolkettingdraad (16) in het onderste weefsel (10) zijn tussen dezelfde twee inslagdraden (6), (7) ingebonden, en veroorzaken mengcontouren.
Om dit te vermijden wordt de eerste poolkettingdraad (15) onder de eerste (6) van deze twee inslagdraden voorzien, zodat deze poolkettingdraad (15) het op figuur 1 met streeplijn aangeduide verloop bekomt.