<Desc/Clms Page number 1>
WERKWIJZE VOOR HET VERVAARDIGEN VAN EEN POOLWEEFSEL
MET GROVE POOLKETTINGDRADEN Deze uitvinding heeft algemeen betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een poolweefsel met door grove pooldraden gevormde poollussen. In het bijzonder betreft deze uitvinding een nieuwe werkwijze voor het vervaardigen van tapijten, waarbij grove poolkettingdraden gebruikt worden, zoals bijvoorbeeld het soort tapijten met een lage poolrijendichtheid dat tot op heden met behulp van een axminsterweefmachine vervaardigd wordt. In hetgeen volgt worden deze tapijten axminster-tapijten genoemd.
De gekende grijper-axminsterweefmachines zijn voorzien van een inslaginbrengmechanisme voor het inbrengen van inslagdraden tussen kettingdraden zodat een grondweefsel gevormd wordt, van een poolgrijpermechanisme met meerdere op en neer roteerbare poolgrijpers, en van poolladers waarin een aantal poolkettingdraden boven elkaar voorzien zijn en kunnen aangeboden worden aan de poolgrijpers. V66r elke inslaginbreng kunnen de poolkettingdraden met de gewenste kleur (in overeenstemming met het te weven patroon) door middel van een jacquardmechanisme ter hoogte van respectievelijke poolgrijpers gebracht worden, als deze poolgrijpers naar hun bovenste stand geroteerd zijn. Gedurende de neerwaartse rotatie van de poolgrijpers worden de poolkettingdraden over een bepaalde lengte uit de lader getrokken.
Het uitgetrokken deel van de respectievelijke poolkettingdraden wordt afgesneden, wordt door de verdere neerwaartse beweging van de poolgrijpers naar de weefselrand gebracht, en wordt daar in een inweefpositie gehouden om tenslotte na het inbrengen van inslagdraden als een poollus ingeweven te worden in het grondweefsel.
<Desc/Clms Page number 2>
De naast elkaar opgestelde poolgrijpers moeten een minimumdikte hebben om voldoende stabiliteit te hebben. Dit heeft als gevolg dat de rietdichtheid bij axminsterweefmachines vrij klein moet gehouden worden. Over het algemeen is deze rietdichtheid beperkt tot hoogstens 7 per duim (276/meter). Uitzonderlijk worden ook rietdichtheden van 8 tot 10 per duim toegepast, maar zelfs in die gevallen worden poolweefsels met een eerder geringe poolrijendichtheid bekomen.
Om toch een zeker volume aan poolgaren te bekomen bij de poolweefsels die met deze axminsterweefmachines geweven worden, worden meestal vrij dikke poolgarens gebruikt. Bij voorkeur gebruikt men poolgarens van het cardé-type in een garennummerbereik van Nm 3, 2/2 tot Nm 3, 6/2.
Een nadeel van de gekende werkwijzen voor het vervaardigen van poolweefsels met door grove pooldraden gevormde poollussen ligt in het feit dat de daarvoor gebruikte axminsterweefmachines vrij traag draaien omwille van hun mechanische complexiteit. De productiviteit van de gekende werkwijzen is daardoor eerder laag.
EMI2.1
Men heeft geprobe bovengenoemd nadeel op te lossen door gebruik te maken De werkingssnelheid van deze Xeefmachines (bv. 120 omwentelingen per minuut) ligt veel hoger dan bij axminsterweefmachines (bv. 65 per minuut). Bovendien is het inslaginbrengechanisme voorzien om telkens twee inslagdraden terzelfdertijd ine brengen.
Bij het vervaardigen van een poolweefsel op een dubbelstukweefmachine werden een bovenste en een onderste grondweefsel geweven door inslagdraden in te brengen in tussen
<Desc/Clms Page number 3>
kettingdraden gevormde gapen, terwijl men poolvormende poolkettingdraden zo ten opzichte van de inslaginbrengniveaus positioneert dat deze afwisselend in het bovenste en in het onderste grondweefsel om één of meerdere inslagdraden omgebogen worden. De poolvormende poolkettingdraden worden nadien tussen beide grondweefsels doorgesneden zodat twee poolweefsels worden bekomen.
Het op een dubbelstukweefmachine vervaardigen van een poolweefsel met door grove pooldraden gevormde poollussen, zoals bijvoorbeeld een axminstertapijt, bleek tot op heden echter onmogelijk te zijn. De grove poolkettingdraden bleken immers niet verweefbaar te zijn op dubbelstukweefmachines omdat ze bij de gaapvorming te gemakkelijk met elkaar verstrengelen. Dit resulteert in een gaap die niet zuiver gevormd is. Daardoor worden poolkettingdraden beschadigd of afgerukt door een in de gaap bewegend inslaginbrengmiddel, en worden ingebonden niet-poolvormende poolkettingdraden opgestuikt zodat ze zowel langs de rugzijde als langs de poolzijde van het weefsel ongewenste poollussen vormen.
Hierdoor werd het tot op heden onmogelijk geacht om poolweefsels met grove poolkettingdraden, zoals bijvoorbeeld axminstertapijten, te weven op dubbelstukweefmachines om de productiviteit te verhogen.
Een doel van deze uitvinding is een nieuwe werkwijze te verschaffen volgens dewelke poolweefsels met door grove pooldraden gevormde poollussen kunnen vervaardigd worden met een hogere productiviteit dan bij de gekende werkwijzen.
Een bijkomend doel is dat de volgens deze uitvinding verschafte werkwijze het mogelijk maakt om poolweefsels te vervaardigen die nagenoeg hetzelfde uitzicht hebben en op
<Desc/Clms Page number 4>
nagenoeg dezelfde manier aanvoelen als de gekende poolweefsels die met behulp van een axminsterweefmachine vervaardigd worden.
Bovenstaande doelstellingen worden bereikt door te voorzien in een werkwijze waarbij op een dubbelstukweefmachine die voorzien is om op drie inbrengniveaus inslagdraden in te brengen tussen kettingdraden, een bovenste en een onderste grondweefsel gevormd worden, waarbij in opeenvolgende inbrengcycli telkens twee inslagdraden ingebracht worden, zodat in een eerste en een tweede inbrengcyclus respectievelijk op het bovenste en op het onderste inbrengniveau geen inslagdraad ingebracht wordt, terwijl poolvormende grove poolkettingdraden gedurende elke eerste inbrengcyclus boven het bovenste inbrengniveau en gedurende elke tweede inbrengcyclus onder het onderste inbrengniveau voorzien worden, en terwijl deze poolkettingdraden vervolgens tussen beide grondweefsels worden doorgesneden om twee poolweefsels te bekomen.
Door deze nieuwe werkwijze is het nu toch mogelijk om grove poolkettingdraden te verweven op een dubbelstukweefmachine, en dus tot een merkelijk hogere productiviteit te komen.
Er werd ingezien dat de verstrengelingen tussen poolkettingdraden het meest plaatsvinden waar poolkettingdraden elkaar kruisen, en dat de meeste problemen ontstaan door verstrengeling van niet-poolvormende en poolvormende poolkettingdraden.
Volgens de nieuwe werkwijze volgens deze uitvinding worden poolvormende poolkettingdraden ofwel boven het bovenste inbrengniveau gebracht als op dat bovenste inbrengniveau geen inslagdraad wordt ingebracht, ofwel onder het onderste inbrengniveau gebracht als op dat onderste inbrengniveau geen inslagdraad wordt ingebracht. De gaap waarvan de
<Desc/Clms Page number 5>
poolvormende poolkettingdraden deel uitmaken wordt dus telkens gevormd ter hoogte van een inbrengniveau waarop geen inslagdraad ingebracht wordt. In deze gaap worden dus geen inslagdraden ingebracht. Dus, elke problematische inslaginbreng in een gaap die tengevolge van een verstrengeling van poolkettingdraden onzuiver kan zijn, wordt voorkomen.
In het bijzonder kan elke beschadiging of breuk van poolkettingdraden tengevolge van de beweging van een inslaginbrengmiddel in deze gaap voorkomen worden aangezien het betreffende inslaginbrengmiddel kan uitgeschakeld worden.
Bovendien kunnen de poolvormende poolkettingdraden en de niet-poolvormende poolkettingdraden op die manier goed van elkaar gescheiden worden, teneinde het risico op verstrengeling van deze poolkettingdraden te verkleinen.
Bij de werkwijze volgens deze uitvinding wordt bij voorkeur afwisselend een eerste en een tweede inbrengcyclus uitgevoerd. Op die manier bekomt men een poolweefsel met een 1/2 V-binding voor de poolkettingdraden, waarin de poolkettingdraden nle doorgebonden zijn.
Verder geniet hetze de voorkeur om de niet-poolvormende
EMI5.1
(delen van) poolingdraden in te binden in de grondweefsels, en daa over het bovenste en het onderste grondweefsel te'.'relen. Op die manier bekomt men volgens de werkwij deze uitvinding twee nagenoeg identieke poolweefsels.
Volgens een zeer voorkeurdragende werkwijze volgens deze uitvinding wordt een in het bovenste grondweefsel in te binden (deel var. een) poolkettingdraad gedurende elke eerste inbrengcyclus voorzien boven het bovenste inbrengniveau, en gedurende elke tweede inbrengcyclus voorzien
<Desc/Clms Page number 6>
tussen de twee inbrengniveaus waarop een inslagdraad wordt ingebracht ; en wordt een in het onderste grondweefsel in te binden (deel van een) poolkettingdraad gedurende elke eerste inbrengcyclus voorzien tussen de twee inbrengniveaus waarop een inslagdraad wordt ingebracht, en gedurende elke tweede inbrengcyclus voorzien onder het onderste inbrengniveau.
In een eerste inbrengcyclus wordt enkel op het middenste en op het onderste inbrengniveau een inslagdraad ingebracht, terwijl de poolvormende poolkettingdraden en de niet-poolvormende (dode) poolkettingdraden die in het bovenste grondweefsel moeten ingebonden worden zich boven het bovenste inbrengniveau bevinden, en terwijl de dode poolkettingdraden die in het onderste grondweefsel moeten ingebonden worden zich tussen het middenste en het onderste inbrengniveau bevinden.
De poolvormende poolkettingdraden en de in het bovenste weefsel in te binden dode poolkettingdraden worden op eenzelfde hoogte gebracht en moeten elkaar dus niet kruisen bij de gaapvorming. Er treedt bijgevolg geen verstrengeling op tussen deze kettingdraden. Bovendien wordt in de gaap die deze poolkettingdraden vormen zelfs geen inslagdraad ingebracht.
De in het onderste weefsel in te binden dode poolkettingdraden bevinden zich tussen het middenste en het onderste inbrengniveau, en moeten elkaar dus ook niet kruisen.
Bovendien zijn ze ook goed gescheiden van de poolvormende poolkettingdraden zodat er ook met die poolkettingdraden geen verstrengeling mogelijk is.
In een tweede inbrengcyclus wordt enkel op het middenste en op het bovenste inbrengniveau een inslagdraad
<Desc/Clms Page number 7>
ingebracht, terwijl de poolvormende poolkettingdraden en de dode poolkettingdraden die in het onderste grondweefsel moeten ingebonden worden zich onder het onderste inbrengniveau bevinden, en terwijl de dode poolkettingdraden die in het bovenste grondweefsel moeten ingebonden worden zich tussen het middenste en het bovenste inbrengniveau bevinden.
Op dezelfde manier als gedurende een eerste inbrengcyclus wordt ook gedurende een tweede inbrengcyclus het kruisen van dode en poolvormende poolkettingdraden of van dode poolkettingdraden onderling vermeden, en worden de in het bovenste weefsel in te binden dode kettingdraden en de poolvormende poolkettingdraden goed van elkaar gescheiden. Ook tijdens deze tweede inbrengcyclus is de verstrengeling van grove poolkettingdraden dus uitgesloten.
Deze werkwijze wordt bij voorkeur uitgevoerd met een dubbelstukweefmachine die drie inslaginbrengmiddelen omvat, dewelke voorzien zijn om in opeenvolgende inbrengcycli in een tussen kettingdraden gevormde gaap te bewegen om op een respectievelijk inbrengniveau een inslagdraad in te brengen, terwijl het inslaginbrengmiddel met het bovenste inbrengniveau in elke eerste inbrengcyclus uitgeschakeld wordt, en het inslaginbrengmiddel met het onderste inbrengniveau in elke tweede inbrengcyclus uitgeschakeld wordt.
De poolkettingdraden kunnen het best door middel van een vierstandenjacquardmachine gepositioneerd worden. De grove poolkettingdraden zijn bij voorkeur van het cardé-type, en/of hebben een garennummer van minstens Nm 3, 2/2.
De dubbelstukweefmachine heeft een rietdichtheid van maximum 10 per duim. Een rietdichtheid van 7 per duim geniet de voorkeur.
<Desc/Clms Page number 8>
Volgens de werkwijze volgens deze uitvinding kan een tapijt geweven worden dat het uitzicht van een axminstertapijt heeft, en dat ook aanvoelt als een axminstertapijt, met een merkelijk hogere productiviteit dan op de gekende manier met een axminster-weefmachine.
Deze uitvinding wordt verder verduidelijkt in de hierna volgende beschrijving van een voorkeurdragende werkwijze voor het weven van een Axminstertapijt op een dubbelstukweefmachine volgens deze uitvinding. In deze beschrijving wordt verwezen naar de hiebij gevoegde tekeningen, waarvan Figuur 1 een schematische doorsnede in kettingrichting is van een gedeelte van een volgens deze voorkeurdragende werkwijze vervaardigd Axminstertapijt, waarop de inbrengplaatsen van de uitgeschakelde inslaginbrengmiddelen door kleine niet-opgevulde cirkels aangeduid zijn om de werkwijze te verduidelijken ; en Figuur 2 de schematische doorsnede van figuur 1 is zonder aanduiding van bovengenoemde inbrengplaatsen.
Bij een meest voorkeurdragende werkwijze volgens deze uitvinding maakt men gebruik van een dubbelstukweefmachine, met een inslaginbrengmechanisme dat voorzien is om gedurende opeenvolgende inbrengcycli (a), (b) telkens op drie verschillende inbrengniveaus inslagdraden (1), (2), (3) in te brengen in tussen kettingdraden gevormde gapen. Dit mechanisme omvat daarvoor drie grijpersystemen met grijpers die volgens respectievelijk boven elkaar gelegen bewegingsbanen tussen de kettingdraden (4-15) kunnen bewegen.
Het bovenste en het onderste grijpersysteem zijn gedurende de opeenvolgende inbrengcycli (a), (b) beurtelings uitschakelbaar.
<Desc/Clms Page number 9>
Op deze weefmachine worden bindkettingdraden (4), (5), (6), (7), spankettingdraden (8), (9) en grove poolkettingdraden (10), (11), (12), (13), (14), (15) voorzien. Vóór elke inslaginbrengcyclus (a), (b) worden deze kettingdraden (4-15) met gekende middelen gepositioneerd ten opzichte van de drie inbrengniveaus. Voor de poolkettingdraden (10-15) gebeurt dit door middel van een gekende vierstandenjacuardmachine.
De dubbelstukweefmachine, en in het bijzonder het inslaginbrengmechanisme en de middelen voor het positioneren van de kettingdraden (4-15), wordt volgens deze werkwijze zo gestuurd - dat de bindkettingdraden (4), (5), (6), (7), de span- kettingdraden (8), (9) en de inslagdraden (1), (2), (3) boven elkaar twee grondweefsels vormen, - dat grove poolkettingdraden (13), (14), (15) afwisselend in het bovenste en het onderste grondweefsel worden omgebogen om een inslagdraad (2) die zieh niet langs de rugzijde van het weefsel bevindt, zodat deze poolkettingdraden niet doorgebonden worden en pool vormen volgens een 1/2 V-binding, en - dat de niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden (10-15) verdeeld over het bovenste en het onderste grondweefsel in deze grondweefsels ingebonden worden.
De posities van de kettingdraden (4-15) ten opzichte van de drie inbrengniveaus zijn het best te zien op figuur 1.
Op die figuur werden immers de inbrengplaatsen (20) aangeduid van de uitgeschakelde grijpersystemen (m. a. w. de plaatsen (20) waar een inslagdraad in het weefsel zou ingebracht geweest zijn, als het betreffende grijpersysteem zou gewerkt hebben). Op de figuren worden de inslagdraden die door het bovenste, het middenste en het onderste grijpersysteem ingebracht werden respectievelijk met referentiecijfers 1, 2 en 3 aangeduid.
<Desc/Clms Page number 10>
In de opeenvolgende inbrengcycli (a), (b) worden het bovenste en het onderste grijpersysteem afwisselend uitgeschakeld. Men voert dus afwisselend een eerste inbrengcyclus (a) en een tweede inbrengcyclus (b) uit.
Bij elke eerste inbrengcyclus (a) wordt het bovenste grijpersysteem uitgeschakeld, terwijl het middenste en het onderste grijpersysteem een respectievelijke inslagdraad (2), (3) inbrengen. Gedurende elke eerste inbrengcyclus (a) worden de poolkettingdraden (13), (14), (15), die moeten pool vormen boven de bewegingsbaan van het bovenste (uitgeschakelde) grijpersysteem gebracht. Ook de poolkettingdraden (10), (11) die geen pool moeten vormen maar ingebonden moeten worden in het bovenste grondweefsel worden boven de bewegingsbaan van het bovenste grijpersysteem gebracht. De poolvormende poolkettingdraden (13), (14), (15) en de dode poolkettingdraden (10), (11) moeten elkaar dus niet kruisen, zodat een verstrengeling tussen deze grove poolkettingdraden wordt vermeden.
In deze gaap, die door de bovenste poolkettingdraden wordt gevormd, wordt er zelfs helemaal geen inslagdraad ingebracht, aangezien het betreffende grijpersysteem uitgeschakeld is.
De grijpers zullen dus ook geen poolkettingdraden (10), (11), (13-15) kunnen beschadigen of afrukken.
Alle niet-poolvormende poolkettingdraden (12), (13) (14), (15), die in het onderste grondweefsel moeten worden ingebonden, worden gedurende deze eerste inbrengcyclus (a) tussen de bewegingsbanen van de werkende grijpersystemen (d. i. het middenste en het onderste grijpersysteem) gebracht. Ook daar zijn er dus geen kruisende poolkettingdraden, en wordt verstrengeling dus voorkomen.
Gedurende elke tweede inbrengcylcus (b) wordt het onderste grijpersysteem uitgeschakeld, terwijl door het bovenste en
<Desc/Clms Page number 11>
het middenste grijpersysteem een respectievelijke inslagdraad (1), (2) wordt ingebracht. De poolvormende poolkettingdraden (13), (14), (15) en ook de niet-poolvormende poolkettingdraden (12-15) die in het onderste grondweefsel moeten worden ingebonden, worden onder de bewegingsbaan van het onderste (uitgeschakelde) grijpersysteem gebracht, terwijl de niet-poolvormende poolkettingdraden (10), (11) die in het bovenste grondweefsel moeten ingebonden worden zich tussen de bewegingsbanen van de werkende grijpersystemen (d. i. het middenste en het bovenste grijpersysteem) bevinden.
Ook hier wordt het kruisen van de poolkettingdraden voorkomen, zodat er geen verstrengeling plaatsvindt en een zuiver gaap kan gevormd worden.
De poolvormende (delen van) poolkettingdraden (13-15) en de niet-poolvormende (delen van) poolkettingdraden (10-15) zijn volgens deze werkwijze bovendien ook bij elke inslaginbreng goed van elkaar gescheiden. Het risico op verstrengeling van deze poolkettingdraden wordt hierdoor nog kleiner.
Dank zij deze werkwijze zijn grove poolkettingdraden verweefbaar op dubbelstukweefmachines, en is het dus ook mogelijk om axminster-poolweefsels te weven op dubbelstukweefmachines, en zodoende een hogere productiviteit te bekomen.
De volgens deze werkwijze vervaardigde tapijten hebben nagenoeg hetzelfde uitzicht en aanvoelen als axminstertapijten die geweven zijn op een axminster-weefmachine.