BE1008769A4 - Een weefmethode en weefapparaat. - Google Patents

Een weefmethode en weefapparaat. Download PDF

Info

Publication number
BE1008769A4
BE1008769A4 BE9500221A BE9500221A BE1008769A4 BE 1008769 A4 BE1008769 A4 BE 1008769A4 BE 9500221 A BE9500221 A BE 9500221A BE 9500221 A BE9500221 A BE 9500221A BE 1008769 A4 BE1008769 A4 BE 1008769A4
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
fabric
loom
fabrics
weft
terry
Prior art date
Application number
BE9500221A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Hobson Victor
Hobson Peter David
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hobson Victor, Hobson Peter David filed Critical Hobson Victor
Application granted granted Critical
Publication of BE1008769A4 publication Critical patent/BE1008769A4/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D39/00Pile-fabric looms
    • D03D39/22Terry looms
    • D03D39/226Sley control
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D27/00Woven pile fabrics
    • D03D27/02Woven pile fabrics wherein the pile is formed by warp or weft
    • D03D27/10Fabrics woven face-to-face, e.g. double velvet
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D39/00Pile-fabric looms
    • D03D39/16Double-plush looms, i.e. for weaving two pile fabrics face-to-face

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Woven Fabrics (AREA)

Abstract

De uitvinding voorziet in een methode voor het weven van twee of meer weefsels waarbij tenminste een weefsel een Terry--constellatie. Het weven wordt gelijktijdig uitgevoerd op een getouw dat voorzien is van twee inslaginschietmechanismen, die bij voorkeur van het stilstaande type zijn, d.w.z. die gebruik maken van grijpers, waterstraal of luchtstraal-inslag. Het riet wordt loodrecht op het weefsel gehouden. Stikgarens kunnen gebruikt worden die tussen de twee gelijktijdig op het getouw vervaardigde weefsels worden doorgeschoten en deze stikgarens kunnen op het getouw gesneden worden om twee afzonderlijke weefsels te vervaardigen, waarvan elk op een voorzijde een gesneden pool bezit, gevormd door de gescheiden stikkettinggarens.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  EEN   WEEFMETHODE   EN WEEFAPPARAAT De uitvinding heeft betrekking op het weven van een weefsel met behulp van het "Terry"-procédé, dat wil zeggen, een procédé waarbij er grond-en kettingdraden en inslagdraden voorkomen en waarin het aanslaan zodanig geschiedt dat de inslag enkel in de zoom van het weefsel gedreven wordt bij inslagdraden die door meer dan een cyclus van het weefgetouw gescheiden zijn. Kenmerkend is dat het getouw enkel bij iedere derde inslagdraad (cyclus) de inslag in de zoom drijft, hoewel het getouw zodanig afgesteld kan worden dat de inslag elke tweede inslagdraad in de zoom gedreven kan worden of bij elke vierde of groter aantal inslagdraden. In de praktijk wordt bij bijna alle Terry-weefsels de inslag bij iedere derde of vierde inslagdraad in de zoom geslagen. 



  Als gevolg van de aanslagsequentie vormt de poolketting lussen. Het   Terry-weefprocédé   is welbekend. Een van de doelstellingen van de huidige uitvinding is te zorgen voor een verhoogde produktiesnelheid van met behulp van het Terry-procédé vervaardigde weefsels. Een bijkomende doelstelling bestaat erin voor een methode te zorgen een Terry-weefsel te vervaardigen dat bijzonder goed geschikt is om gebruikt te worden bij de fabricage van samengestelde materialen, bijvoorbeeld materialen waarbij het Terryweefsel met ander materiaal in plaatvorm gecombineerd wordt, zoals dit bijvoorbeeld gebeurt wanneer weefsel als versterking in een kunststofplaat wordt opgenomen. 



  Een bekende methode waarbij een permanent vast riet gebruikt wordt om Terry-weefsels te vervaardigen impliceert dat het geheel van weefsel en grondkettingdraden achtereenvolgens voor-en achterwaarts wordt bewogen. 



  Volgens een eerste aspect van de huidige uitvinding bestaat een methode om weefsel te vervaardigen in het gelijktijdig weven van twee of meer grondweefsels op een getouw dat twee 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 of meer inslaginschietsystemen bezit en het gelijktijdig weven van ketting in tenminste een van de grondweefsels met behulp van een Terry-procédé zoals hier omschreven, bij welk Terry-procédé het riet zieh in loodrechte stand bevindt wanneer de inslagdraden aangeslagen worden. 



  Enkel door ervoor te zorgen dat het riet tijdens het vormen van de groepen"losse"inslagdraden loodrecht staat en ook wanneer deze worden aangeslagen in de "zoom" van het doek bij het aanslaan van   de"vaste"inslagdraden,   is het mogelijk de capaciteit tot het vervaardigen van weefsels volgens de huidige uitvinding volledig te benutten. 



  De huidige uitvinding maakt de noodzaak het geheel van weefsel en grondkettinggarens te bewegen voor het aanslaan, overbodig. 



  De uitvinding omvat het gebruik van om het even welke methode om een Terry-weefeffect te verwezenlijken. 



  Het is doelmatig wanneer ketting een poolketting is. 



  Het is kenmerkend dat het riet "vaste" en "losse" werkwijzen bezit waarin het riet loodrecht staat tijdens het vormen van de groepen"losse"inslagdraden en ook wanneer de groepen "losse" inslagdraden worden aangeslagen in de zoom van tenminste twee weefsels bij het aanslaan van de "vaste" inslagdraden. 



  Bij het Terry-procédé worden voorkeurswijze poollussen vervaardigd op tenminste een voorzijde van het grondweefsel waarin het poolgaren geweven wordt. 



  Het is doelmatig wanneer het riet door een nok wordt aangedreven. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 Bij een Terry-procédé wordt een poolketting doelmatig in elk der grondweefsels ingeweven om op tenminste een voorzijde van elk der grondweefsels poollussen te vervaardigen. 



  Doelmatig omvat de methode het gelijktijdig invoeren van twee of meer inslagdraden in de zoom van het weefsel door gebruik te maken van een riet dat "vaste" en "losse" werkwijzen bezit en het riet in de "vaste" werkwijze enkel voor geselecteerde inslagdraden te gebruiken. 



  Voorkeurswijze geschiedt het aanslaan van de inslagdraden zodanig dat de afstand tussen het riet en de zoom dezelfde is voor beide of alle weefsels bij de "losse" inslagdraden. 



  Dit zal ervoor zorgen dat dezelfde poolhoogte ontstaat aan beide zijden van de weefsels. 



  Dit aspect van de uitvinding kan benut worden om twee of meer geheel van elkaar gescheiden weefsels gelijktijdig te vervaardigen. Volgens een methode om dit aspect van de uitvinding uit te voeren wordt er echter een stikketting tussen twee kettingdraden doorgeschoten, en met de inslagen van de twee weefsels verweven, zodat een samengesteld weefsel vervaardigd wordt, dat twee boven elkaar liggende grondweefsels bezit. Een dergelijk weefsel kan gebruikt worden als een samenstel-bijvoorbeeld door het als een versterking in kunststofmateriaal op te nemen, dat vervolgens tot plaatmateriaal verwerkt wordt, of door het te combineren met stapelvezels. Een dergelijk materiaal is bruikbaar voor thermische of geluidwerende isolatiedoeleinden.

   Naar keuze kan de stikketting tussen de twee grondweefsels gescheiden worden om twee afzonderlijke weefsels te bekomen, in welk geval de gescheiden stikkettinggarens een gesneden pooloppervlak (velours) vormen op elk van de twee grondweefsels. 



  Bij een methode volgens dit aspect van de uitvinding, worden 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 er twee grondweefsels vervaardigd met Terry-poolgarens die geweven zijn om een luspool te vormen op tenminste een voorzijde van elk grondweefsel. Er kunnen bijvoorbeeld Terry-lussen op de voorzijde van het bovenweefsel en aan de rugzijde van het onderweefsel. Naar keuze kan de binding zodanig zijn dat er Terry-lussen ontstaan op de voor-en rugzijde van beide grondweefsels. 



  Bij een andere voorkeurdragende methode volgens dit aspect van de uitvinding worden er twee grondweefsels vervaardigd, met Terry-poolgarens die geweven zijn om op een voorzijde van een van de twee grondweefsels lussen te vormen en in de beide grondweefsels ingeweven stikkettinggarens. De Terryluspool kan bijvoorbeeld enkel op de voorzijde van het bovenweefsel gevormd worden. 



  Wanneer er in twee boven elkaar geplaatste weefsels ingeweven stikkettinggarens gebruikt worden, zullen er zich tweemaal zoveel garens op de kettingboom bevinden, waarbij de garens over de twee grondweefsels verdeeld zijn. Bij wijze van illustratie kan een stikkettinggaren rond twee opeenvolgende inslaggarens in het bovenweefsel gelust worden en daarna rond een inslaggaren in het onderweefsel, terwijl een ernaast liggend kettinggaren rond een inslaggaren in het bovenweefsel en daarna rond twee inslaggarens in het onderweefsel kan worden gelust. 



  Begrepen dient te worden dat telkens wanneer er Terryluspolen vervaardigd worden deze afgesneden kunnen worden om zo een gesneden veloursoppervlak te geven en dat telkens wanneer er stikkettinggarens worden gebruikt die tussen de twee weefsels worden doorgeschoten, deze ongesneden kunnen worden gelaten (om een samengesteld weefsels te leveren) of gescheiden kunnen worden om twee afzonderlijke weefsels met een door het doorsnijden van de stikgarens gevormde veloursachtige pool op de rugzijde van het bovenweefsel en 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 op de voorzijde van het onderweefsel te bekomen. 



  Een samengesteld weefsel kan eveneens gevormd worden uit twee gelijktijdig volgens dit aspect van de uitvinding geweven boven elkaar liggende weefsels, zonder gebruik van stikgarens (of naast het gebruik van stikgarens) door het vormen van Terry-polen op de rugzijde van het bovenweefsel en op de voorzijde van het onderweefsel en deze polen door een cross-over   (Leno)-binding   te verbinden. 



  Volgens een tweede aspect van de uitvinding bestaat een methode om weefsels te vervaardigen uit het gelijktijdig weven van twee of meer grondweefsels op een getouw dat twee of meer inslaginschietsystemen bezit en gelijktijdig een poolketting in tenminste een van de grondweefsels te weven met behulp van een Terry-procédé zoals hierin beschreven, waarbij tijdens dit Terry-procédé stikdraden gevormd worden die tenminste twee van de twee of meer grondweefsels met elkaar verbinden. 



  De methode omvat doelmatig een van de bijkomende stappen van het eerste aspect van de huidige uitvinding. 



  Volgens een derde aspect van de uitvinding omvat een getouw middelen voor het aanvoeren en vak maken bij twee of meer grondkettingen een overeenkomstig aantal inslaginschietmechanismen, zodat het getouw is aangepast voor het gelijktijdig weven van twee of meer weefsels ; middelen om kettingdraden aan te voeren en een rietmechanisme waarbij het getouw is aangepast om het riet loodrecht te houden als de inslagdraden aangeslagen worden. 



  De middelen om kettingdraden aan te voeren bestaan doelmatig 
 EMI5.1 
 uit middelen om poolkettingen aan te voeren. 



  6 Bovendien omvat het getouw doelmatig middelen om het riet op 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 "vaste" of "losse" wijze te laten werken, waarbij het riet loodrecht staat tijdens het vormen van de groepen "losse" inslagdraden en ook wanneer de groepen"losse"inslagdraden worden aangeslagen in de zoom van tenminste twee weefsels wanneer de vaste inslagdraden worden aangeslagen. 



  Het getouw is doelmatig aangepast om Terry-luspolen te vervaardigen bij elk van de inslaginschietstanden. 



  Bovendien omvat het getouw doelmatig een nokkenmechanisme, welk nokkenmechanisme het riet stuurt. 



  Bij voorkeur bezit het getouw middelen voor het monteren van een of meer poolkettingbomen en een spaninrichting voor dergelijke kettingboom (of bomen) naast de spaninrichting voor de grondketting. Het verdient voorts de voorkeur dat het aanslagmechanisme zodanig is dat ervoor gezorgd wordt dat de afstand tussen het riet en de zoom van het doek van beide of van alle weefsels die op het getouw vervaardigd worden dezelfde is bij de "losse" inslagdraden. 



  Het inslaginschietmechanisme is bij voorkeur van het type voor het voorzien van een stilstaande inslagaanvoertype, omdat de afwezigheid van schietspoelen kleine kettingvakopeningen toelaat en dit de toepassing van het Terry-mechanisme op een getouw met twee of meer boven elkaar geplaatste inslagaanvoeren vergemakkelijkt. Wanneer er grijpers gebruikt worden verdient het de voorkeur dat deze van het geef-en-neem-type zijn, waarbij de gever een inslaglus geeft halverwege de rietruimte waar de nemer de lus van de inslagdraad grijpt en deze tot een enkele inslagstreng uittrekt wanneer hij terugtrekt. Maar ook grijpers die bij elke inslag twee inslagstrengen inslaan kunnen worden gebruikt. 



  Inslagdraden kunnen met beide stellen lussen verweven 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 worden. 



  Men zal opmerken dat de methode om op het getouw gelijktijdig twee weefsels te vormen (volgens het eerste aspect van de uitvinding) dezelfde is als deze die conventioneel op een dubbel pluche-getouw gebruikt wordt. Maar de dubbele pluche-methode wordt door de superpositie van een Terry-poolvorming gewijzigd. Een getouw volgens het derde aspect van de uitvinding kan daarom een dubbel pluchegetouw omvatten, gewijzigd door het toevoegen van een mechanisme voor het vormen van Terry-polen, aangepast om op beide inslaginschietmechanismen van het dubbele pluchegetouw te werken.

   Met andere woorden, de beste manier de uitvinding tot uitvoering te brengen bestaat erin een Terrywijziging aan net inschieten van de inslag van een dubbel pluche-getouw aan te brengen, dit zou, althans in theorie, bereikt kunnen worden door een Terry-getouw te wijzigen door er een tweede mechanisme voor het inschieten van de inslag aan toe te voegen en middelen om twee afzonderlijke grondkettingen aan te voeren. 



  Volgens een vierde aspect van de huidige uitvinding omvat een getouw middelen voor het aanvoeren en vak maken van twee of meer grondkettingen ; een overeenkomstig aantal mechanismen voor het inschieten van de inslag, zodat het getouw aangepast is om gelijktijdig twee of meer weefsels te weven ; middelen om de ketting aan te voeren en een Terrymechanisme, waarbij het getouw aangepast is om stikdraden te vormen door gebruik te maken van het Terry-mechanisme en om tenminste twee van de twee of meer grondweefsels te verbinden. 



  Het getouw omvat doelmatig een van bijkomende kenmerken van het derde aspect van de huidige uitvinding. 



  De uitvinding zal beter begrepen worden uit de navolgende 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 omschrijving van verschillende weefselvormingen elk volgens de uitvinding en de methode en het apparaat waarmee ze vervaardigd worden, die hierbij enkel bij wijze van voorbeeld gegeven worden, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen. 



  De afbeeldingen 1 tot 8 tonen elk het inschieten van de 
 EMI8.1 
 inslag door twee weefsels of door een samengesteld weefsel. 



  I Afbeelding 9 is een schematische voorstelling van de werking van een riet volgens de vroegere techniek van het "terugval" type met een enkel weefsel. 



  Afbeelding 10 is een schematische voorstelling van de wijze waarop een riet van het in afbeelding 9 getoonde type zou werken met twee weefsels op het getouw. 



  Afbeelding 11 is een schematische voorstelling van de werking van een riet volgens een aspect van de huidige uitvinding. 



  In afbeelding 1 is een methode afgebeeld voor het gelijktijdig vervaardigen van twee poolweefsels en dit stelt een zeer eenvoudige vorm van de uitvinding voor. Met het doel weefsels te vervaardigen is een dubbel pluche-getouw (niet getoond) gewijzigd om er een Terry-poolbeweging in onder te brengen. 



  Dubbele pluche-getouwen zijn welbekend en hoeven niet tot in de details beschreven te worden. De basiskenmerken waardoor een dubbel pluche-getouw zich onderscheidt zijn de voorzieningen voor het opleggen en remmen van twee grondkettingbomen boven elkaar ; montage- en remmiddelen voor tenminste een stikkettingboom en twee boven elkaar geplaatste mechanismen voor het inschieten van de inslag. 



  Het mechanisme voor het inschieten van de inslag kan een 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 conventioneel mechanisme voor het inschieten van schietspoelen zijn, maar verwacht wordt dat een getouw om de huidige uitvinding tot uitvoering te brengen een stilstaande inslagaanvoer heeft en dientengevolge voorzien zal zijn van een mechanisme voor het inschieten van de inslag van het grijpertype of van inslagmechanismen met lucht-of waterstraal. De precieze vorm van het inschieten van de inslag is niet belangrijk, daar het   essentiële   kenmerk de nauwe verweving van de twee inslagaanvoeren met de respectieve grondkettingen is, om een boven- en onderweefsel te vervaardigen. In afbeelding 1 stelt 10 een bovenweefsel voor en 12 een onderweefsel. 



  Het dubbele pluche-getouw bezit een schietspoelbaan en een riet dat in staat is inslaggarens in de twee weefsels aan te slaan. Indien grijpers, of inslagmechanismen met lucht-of waterstraal worden gebruikt, is een schietspoelbaan niet noodzakelijk, maar het riet is nog wel nodig. Voor de huidige uitvinding wordt een door nokken bediend riet gebruikt dat zijn stand wijzigt tussen het aanslaan van "vaste" en "losse" inslagdraden, om er aldus voor te zorgen dat het zowel bij het "vaste" en "losse" aanslaan loodrecht staat. Er bestaan verschillende Terry-mechanismen die gebruikt kunnen worden, maar het verdient de voorkeur een mechanisme te gebruiken van het soort waarbij het   riet "los"   en "vast" gemaakt wordt door het te besturen via een cross border dobby of een Jacquard. 



  Onder verwijzing naar afbeelding 9 van de volgende tekeningen wordt ereenbekend"terugval"-riet gebruikt voor het vervaardigen van conventionele"Terry"-badstof. 



  Afbeelding 9 toont een weefsel 200 bestaande uit een Terrybadstof. Een riet 202 is bij A afgebeeld in volle aanslagstand en door een streeplijn in B in al zijn terugvalstanden. Ook zijn harnaslissen 204 afgebeeld. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 Een dergelijk rietmechanisme zou enkel in staat zijn een geringe verhouding van pool tot grondkettingformatie,   b. v.   2 : 1 te vervaardigen wanneer het wordt toegepast voor in vele lagen geweven weefsels zoals hier beschreven. Dit wordt meer gedetailleerd getoond met betrekking tot afbeelding 10 van de tekeningen die volgen, die gelijk is aan afbeelding 9, met uitzondering dat er daar twee lagen weefsels zijn, boven 200 en onder 206. In dit geval, tengevolge van de verminderde afstand van groepen "losse" inslagdraden tot de weefselzoom in het onderdoek 266. 



  Wanneer de verhouding pool tot grondketting toeneemt, zou een onregelmatige verdeling van de poolkettingdraden doorhangen en willekeurig gevormde lussen veroorzaken en ondeugdelijk weefsel tengevolge van de grotere afstand tot de zoom van het weefsel van de"groepen losse"inslagdraden van het weefsel 200. 



  De oplossing voor dit probleem, zoals hierboven vermeld, wordt getoond in afbeelding 11 van de tekeningen die volgen. In afbeelding 11 worden twee doeklagen getoond : boven 210 en onder 212. Een riet 204 is in A afgebeeld in zijn aanslagstand en in B in het equivalent van   zijn "terugval"-   stand, waarbij een streeplijn gebruikt wordt. Voor de volledigheid zijn ook harnaslissen 216 aangeduid. 



  In afbeelding 11 kan men zien dat het riet 214 tijdens zijn werking loodrecht blijft met betrekking tot de weefsels 210 en 212. Meer in het bijzonder is het riet in zijn loodrechte stand geplaatst zowel bij het gedeeltelijk aanslaan van de groepen"losse"inslagdraden en het volledig aanslaan in de zoom van het doek bij de "vaste inslagdraden". Hiermede worden de problemen voorkomen waarnaar hierboven verwezen werd. 



  Een mechanisme, zoals een nokkenmechanisme, voor het produceren van de met betrekking tot afbeelding 11 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 beschreven bewegingen van het riet behoort zeker tot het terrein van iemand die vertrouwd is met het vak. 



  Er werd verwezen naar bevestigingen voor een of meer poolkettingbomen. Bij het tot voorbeeld genomen getouw zijn er voorzieningen voor twee poolkettingbomen en het is een belangrijk kenmerk van de Terry-wijziging dat de poolketting minder strak gespannen is dan de grondkettingen. Het getouw zou evenwel twee grondkettingbomen en een afzonderlijke stikkettingboom kunnen hebben,   d. w. z.   in totaal drie kettingbomen. Bij elke methode waarbij de twee grondweefsels niet aan elkaar gestikt worden, kunnen de poollussen vanuit de stikketting gevormd worden. Waar echter de twee grondweefsels aan elkaar gestikt zijn, zou een bijkomende Terry-kettingboom noodzakelijk zijn. 



  Extra Terry-harnaslissen zijn voorzien om de Terry-ketting vanaf de poolbo (o) m (en) te bedienen. 



  De methode om de twee weefsels 10 en 12 te weven zal nu worden beschreven. Alle kettinggarens 14,22, 24 en 28 kunnen door nokken, een dobby of een jacquard gestuurd worden. Inslaggarens 16 worden vanuit een stilstaande inslagaanvoer aangevoerd en worden verweven met de grondkettinggarens 14. Men zal opmerken dat bij deze bijzondere binding enkele van de grondkettingen over twee 
 EMI11.1 
 inslaggarens (aangeduid met flotteren en dan onder een enkel inslaggaren (aangeduid met terwijl de andere kettinggarens onder twee inslaggarens ("1" doorgaan en dan over het inslaggaren "3".

   Nu is de dobby die het riet stuurt zodanig opgesteld dat het riet dat de 
 EMI11.2 
 inslag in het bovenweefsel 10 aanslaat na de inslaginschietingen elke inslaginschieting Daarom liggen de inslaggarens    "los" is,"2" los   in het vak tot ze "vast" aangeslagen worden, in welke fase alle drie de inslaggarens "1", "2" en "3" door 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 het riet in de zoom van het doek gedreven worden. De grondketting 14 is zo zwaar aangespannen dat hij bij het "vaste" aanslaan door her riet glijdt en met de inslaggarens een conventioneel bij 18 aangeduid grondweefsel zonder pool vormt. 



  Poolkettinggaren 20 van de poolkettingboom wordt ook met het inslaggaren 16 geweven in dit speciale weefsel flotteert de 
 EMI12.1 
 poolketting over de inslagen onder de inslaggarens Nu worden bij het inslaggarens in de zoom van het doek gedreven en omdat de poolketting 20 slechts licht aangespannen is, wordt hij met de inslaggarens "2" en "3" naar voren getrokken en tot een lus 24 gevormd, waar hij over de inslagen "3" en "1" flotteert. Dit is de Terry-methode voor het vormen van lussen en deze resulteert in het vormen van poollussen op de voorzijde van het bovenweefsel 10. 



  Gelijktijdig met de vorming van het bovenweefsel 10, wordt door precies hetzelfde procédé het onderweefsel 12 vervaardigd-door het gebruik van grondkettingdraden 24, inslagdraden 26 en een poolketting 28 - behalve dat in dit geval de poolketting onder de grondketting flotteert en de luspool dus gevormd wordt'op de achterzijde van het onderweefsel. Men zal opmerken dat het Terry-mechanisme eenvoudiger is wanneer het "vaste" aanslaan in samenhang geschiedt en het is van belang dat de afstand tussen de overeenkomstige bovenste en onderste inslaggarens en hun respectieve zomen bij de"losse"inslagdraden gelijk zijn. 



  Aldus worden er twee luspoolweefsels gelijktijdig op hetzelfde getouw vervaardigd, wat het produktieproces zeer versnelt. 



  Afbeelding 2 toont twee afzonderlijke luspoolweefsels 30 en 32 die vervaardigd worden op hetzelfde soort getouw zoals 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 dat beschreven voor de fabricage volgens afbeelding 1 en het vormen van het grondweefsel geschiedt op precies dezelfde wijze als beschreven onder verwijzing naar afbeelding 1 en behoeft daarom niet herhaald te worden. Er is eveneens een poolgaren 34 dat overeenkomt met het poolgaren 20 in afbeelding 1 en dat met behulp van het   Terry-weefprocédé tot   een luspool op de voorzijde van het bovenweefsel 30 gevormd wordt. Er is verder een luspool 36 die identiek is aan de onder verwijzing naar afbeelding 1 beschreven luspool 28, en die met behulp van het   Terry-weefprocédé   tot een luspool op de achterzijde van het onderweefsel 32 gevormd wordt. 



  Daarbij is er echter een verdere poolketting 38 die met behulp van het Terry-procédé verweven is met de inslaggarens van het bovenweefsel 30, zoals aangeduid in afbeelding 2 en tegenover de poolketting 34. Bijgevolg flotteert de poolketting 38 onder de   inslaggarens "3" en "1" en   wordt dan over het inslaggaren "2" gebracht en terug onder de volgende   inslaggarens "3" en "1",   zodat het lussen vormt op de achterzijde van weefsel 30 identiek met de door de poolketting 34 op de voorzijde van dat weefsel gevormde lussen. Er is eveneens een verdere poolketting 40 die bij het Terry-procédé in het onderweefsel 32 geweven wordt, tegenover de poolketting 36, zodat hij bij het Terryweefprocédé tot een luspool op de voorzijde van het onderweefsel 32 gevormd wordt. 



  Men zal derhalve opmerken dat er bij de in afbeelding 2 getoonde methode op het getouw gelijktijdig twee weefsels worden vervaardigd en dat elk daarvan aan beide voorzijden een luspool heeft. 



  In afbeelding 3 is het vormen van twee grondweefsels 50 en 52 aangeduid die op dezelfde wijze geweven worden als de onder verwijzing naar afbeelding 1 beschreven grondweefsels 10 en 12. Er is eveneens een poolketting 54 die op dezelfde wijze als de in afbeelding 1 getoonde poolketting 20 in het 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 bovenweefsel 50 geweven wordt, om een Terry-luspool op de voorzijde van het bovenweefsel te vormen. Bij deze methode is er echter een extra stel kettinggarens 55 die geweven worden waarbij harnaslissen met een lange slag toegepast worden, zoals gebruikt in conventionele dubbele pluche- getouwen, zodat ze verweven kunnen worden met de inslagen van de twee grondweefsels 50 en 52.

   Bij het in afbeelding
3 getoonde voorbeeld strekt de ketting 55 zich over de   inslag 11211 van   het bovenweefsel 50 uit, daarna onder. de   inslagen "3" en "1" van   het onderweefsel 52, en terug over de volgende   inslag "2" van   het bovenweefsel. Aldus worden er stikgarens 57 voorzien die zich uitstrekken tussen de twee weefsels 50 en 52, en zo twee weefsels tot een samengesteld weefsel vormen. Er dient echter opgemerkt te worden dat bij deze speciale constructie er zich geen Terry- poollussen op het onderweefsel 52 bevinden. 



   Het door de in afbeelding 3 afgebeelde methode gevormde samengestelde weefsel is geschikt om in samengestelde weefselstructuren te worden opgenomen, zoals die verkregen worden bij gebruik van samengesteld weefsel als versterking in platen uit kunststofmateriaal. Het gebruik van een samengesteld weefsel geeft een zeer goede versterking en dient meer in het bijzonder om weerstand te bieden aan splijten van het afgewerkte weefsel. De Terry-pool 54 wordt bijzonder geschikt geacht om te dienen als weerstand tegen het splijten van de bovenste lagen van het afgewerkte samengestelde materiaal. 



  Men zal opmerken dat wanneer bij het volgens de in afbeelding 3 getoonde methode gefabriceerde samengestelde weefsel de stikgarens 57 tussen de twee grondweefsels 50 en
52 gescheiden worden het gevolg is dat er twee weefsels vervaardigd worden, waarvan het onderweefsel eenvoudig een voorzijde met een gesneden velourspool heeft, terwijl het bovenweefsel een voorzijde met een Terry-luspool en een 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 achterzijde met een gesneden velourspool heeft. 



  Afbeelding 4 toont nog een andere methode om een dubbel weefsel te vervaardigen, dat ook weer een bovenste grondweefsel 60 heeft en een onderste grondweefsel 62, geweven op dezelfde wijze als de met verwijzing naar afbeelding 1 beschreven grondweefsels 10 en 12. Het bovenweefsel heeft ook een Terry poolketting 64, zodanig geweven dat er lussen op de voorzijde van het bovenweefsel ontstaan en dat het onderweefsel 62 een Terry-ketting 66 heeft die zodanig geweven is dat er een luspool op de achterzijde van het onderweefsel 62 ontstaat. Tot dat punt is de vorming van twee weefsel daarom identiek met deze beschreven onder verwijzing naar afbeelding 1. De twee weefsels zijn echter door een stikdraad 68 verbonden, die volgens dezelfde methode geweven is als deze beschreven onder verwijzing naar de stikketting 55 in afbeelding 3.

   Derhalve wordt er een samengesteld weefsel uit twee lagen vervaardigd, dat gebruikt kan worden als versterking in andere materialen, of dat gescheiden kan worden om twee weefsels te geven, elk met een luspool aan een voorzijde en een velourspool aan de andere zijde. 



  Afbeelding 5 toont een weefsel dat een verdere ontwikkeling is van dat afgebeeld in afbeelding 4. Het heeft weer grondweefsels 70 en 72 en Terry-poolkettinggarens 74 en 76 op dezelfde wijze in de grondweefsels geweven als beschreven onder verwijzing naar afbeelding 1. Bij deze methode zijn er echter twee stikkettingen 78 en 80 die op tegenovergestelde wijze worden geweven. De stikketting 78 wordt op dezelfde manier geweven als die van de in afbeelding 3 getoonde stikketting 57, maar de stikketting 80 wordt tegenovergesteld geweven, dat wil zeggen dat hij over de   inslagen "3" en "1" van   het bovenweefsel 70 en onder de   inslag "2" van   het onderweefsel 72 geflotteerd wordt.

   De daaruit voortkomende combinatie van twee weefsels is 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 gelijkaardig aan de in afbeelding 4 getoonde, behalve dat zij het dubbele aantal stikgarens 78 en 80 bezit die zieh uitstrekken tussen het boven-en onderweefsel. 



  In afbeelding 6 wordt nog een andere weefselvorming getoond waarbij er sprake is van een bovengrondweefsel 90 en een ondergrondweefsel 92, met een in het bovenweefsel 90 geweven Terry-poolketting 94 om lussen te voorzien op de voorzijde van het bovenweefsel 90. Er is eveneens een stikgaren 96 dat op gelijkaardige wijze als het onder verwijzing naar afbeelding 3 beschreven stikgaren 56 geweven is, met uitzondering dat bij deze constructie het stikgaren onder de 
 EMI16.1 
 inslagen het onderweefsel 92 en over de inslag van het bovenweefsel geflotteerd wordt, zodat de betrekking van de stikgarens waar deze tussen de twee weefsels kruisen tot deze van de door de poolketting 94 gevormde lussen lichtjes verschilt van deze afgebeeld in afbeelding 3. 



   Afbeelding 7 toont de vorming van een dubbel weefsel dat bestaat uit een bovenweefsel 100 en een onderweefsel 110, een bovenste Terry-ketting 112 en een onderste Terry-ketting
114, die allemaal op dezelfde manier geweven zijn zoals , beschreven onder verwijzing naar afbeelding 1. Er is eveneens een stikketting 116 die in dezelfde formatie geweven is als de in afbeelding 6 getoonde stikketting 96, om te voorzien in stikgarens die zieh tussen de grondweefsels uitstrekken en die dezelfde betrekking tot de door de poolketting 112 gevormde pool hebben als deze getoond in afbeelding 6. 



   Tenslotte toont afbeelding 8 een samenstelling met twee weefsels bestaande uit een bovenweefsel 120 en een onderweefsel 130, die elk een respectieve Terry-poolketting
122 en 132 hebben maar in deze constructie zijn er twee stikkettingdraden 134 en 136, waarbij de kettingdraad 134 op 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 precies dezelfde manier geweven wordt als de onder verwijzing naar afbeelding 7 beschreven kettingdraad 116 en waarbij de stikkettingdraad 134 tegenover de stikkettingdraad 134 geweven wordt, zodat hij over de   inslagen "1" en "2" van   het bovenweefsel en onder de   inslagen "3" van   het onderweefsel flotteert. 



  Men zal opmerken dat in al deze voorbeelden waarbij stikdraden twee of meer weefsels verbinden, wanneer deze draden slecht licht aangespannen zijn, deze op precies dezelfde manier door het aanslaan van de "vaste inslag" naar voren worden getrokken als de garens die de Terry"-lussen vormen. Aldus wordt een gecontroleerd aantal stikdraden in het uit twee of meer lagen, bestaande doek opgenomen, waardoor de lagen door een gecontroleerd aantal uit elkaar getrokken kunnen worden, terwijl ze met elkaar verbonden blijven.

   Daardoor kunnen er door het inschieten van inslagdraden om enkel met de stikdraden verweven te worden 
 EMI17.1 
 voor het aanslaan- inslag", niet enkel stikdraden maar"stikselweefsels"gevormd worden die in wezen normaal ten opzichte van de hoofdweefsels liggen wanneer deze laatste uit elkaar getrokken worden, ofschoon ze tijdens het weven bijna evenwijdig aan deze liggen. 



  Op deze manier kan, wat een driedimensionaal geweven weefsel wordt, in een in elkaar gezakte vorm gemaakt worden in de ruimte tussen de laatste aangeslagen vaste inslag en de volgende vaste inslag die aangeslagen moet worden. 



  Door middel van bekende middelen als "vak maken", kunnen extra hoog aangespannen kettinggarens tussen de weefsellagen gelegd worden die door   de"stikselweefsels"lopen   en door deze op afstand gehouden worden. 



  Vermeld werd dat het Terry-mechanisme van het getouw door een cross border dobby gestuurd wordt, zodat wanneer er voor 

 <Desc/Clms Page number 18> 

 een van de in de afbeeldingen 1 tot 8 getoonde weefsels geen kettinglussen nodig zijn   (d. w. z.   bij een cross border tussen twee lengten poolweefsel), wordt het riet bij elk aanslaan "vast" gemaakt, zodat er geen pool gevormd wordt.

   In het geval van die weefsels waar er stikgarens in het cross border gedeelte zijn, zal het noodzakelijk zijn dat de slag van de harnaslis die een dergelijke stikketting sturen gewijzigd wordt, zodat hij enkel deelneemt aan de vorming van een van de boven-en onderweefsels. 
 EMI18.1 
 t Al de in de afbeeldingen 1 tot 8 getoonde constructies maken gebruik van de gewone driedraads Terry structuur, maar er dient wel te worden verstaan dat gelijkaardige effecten bekomen kunnen worden met de vierdraads en andere minder gangbare Terry-structuren. Een vierdraads Terry-constructie is meer open dan een driedraads structuur en daardoor kunnen meer inslagdraden per duim ingeschoten worden waardoor een dichter doek vervaardigd kan worden.

   Bij voorbeeld een driedraads structuur die 14 rijen lussen per duim bevat heeft 42 inslagdraden per duim, terwijl een vierdraads structuur die 14 rijen lussen bevat 56 inslagdraden per duim zal hebben. 



  In om het even welk van de constructies waarbij stikkettingen toegepast worden wordt de verhouding stikketting tot grondketting bepaald door de loodrechte afstand tussen het onderste kettingvak van het bovenweefsel en het bovenste kettingvak van het onderweefsel. De verhouding van de Terry-pool tot de stikketting zal   variëren   naargelang de gewenste effecten in het afgewerkte weefsel. 



  Alle kettinggarens, stikgarens inbegrepen, waar hierboven naar verwezen werd kunnen door nokken, een dobby of een Jacquard worden gestuurd. 



  We vestigen de aandacht van de lezer op alle verhandelingen 

 <Desc/Clms Page number 19> 

 en documenten die gelijktijdig met of eerder dan deze specificatie in samenhang met deze toepassing ingediend werden, en die toegankelijk zijn voor openbaar onderzoek met deze specificatie en de inhoud van al dergelijke verhandelingen en documenten wordt hierin door referentie opgenomen. 



  Alle in deze specificatie openbaar gemaakte kenmerken (alle bijgaande conclusies, het uittreksel en de tekeningen inbegrepen) en/of alle stappen van om het even welke methode of procédé ook die als zodanig openbaar gemaakt zijn, kunnen tot elke combinatie worden samengevoegd, uitgezonderd combinaties waar tenminste enige van dergelijke kenmerken en/of stappen wederzijds exclusief zijn. 



  Elk in deze specificatie openbaar gemaakt kenmerk, kan door alternatieve hetzelfde, gelijkwaardige of gelijkaardige doel dienende kenmerken vervangen worden, tenzij uitdrukkelijk anderszins bepaald werd. Derhalve, tenzij uitdrukkelijk anderszins bepaald werd, is elke openbaar gemaakte eigenschap slechts een voorbeeld van een algemene reeks van gelijkwaardige of gelijkaardige kenmerken. 



  De uitvinding is niet bepaald tot de details van de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden. De uitvinding strekt zieh uit tot elke nieuwe, of elke nieuwe combinatie van de in deze specificatie (alle bijgaande conclusies, het uittreksel en de tekeningen inbegrepen) openbaar gemaakte eigenschappen, of tot alle nieuwe, of elke nieuwe combinatie van de stappen van elke methode of procédé als zodanig openbaar gemaakt.

Claims (1)

  1. CONCLUSIES 1. - Een methode om weefsel te vervaardigen bestaande uit het gelijktijdig weven van twee of meer grondweefsels op een getouw dat twee of meer inschietsystemen bezit en het gelijktijdig weven van ketting in tenminste een van de grondweefsels met behulp van een Terry-procédé zoals hier omschreven, bij welk Terry-procédé het riet zieh in loodrechte stand bevindt wanneer de inslagdraden aangeslagen worden.
    2.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens conclusie 1, waarbij een ketting een poolketting is.
    3.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens conclusie 1 of conclusie 2, waarbij het riet"vaste"en"losse" werkwijzen heeft en waarbij het riet loodrecht staat tijdens het vormen van de groepen"losse"inslagdraden en eveneens wanneer de groepen"losse"inslagdraden aangeslagen worden in de zoom van de minstens twee weefsels bij het aanslaan van de "vaste" inslag.
    4.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij met behulp van het Terryprocédé poollussen vervaardigd worden op tenminste een voorzijde van het grondweefsel waarin het poolgaren geweven wordt.
    5.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het riet door nokken wordt bediend.
    6.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij met behulp van een Terryprocédé een poolketting in elk van de grondweefsels geweven wordt om op tenminste een voorzijde van elk van de <Desc/Clms Page number 21> grondweefsels poollussen te vervaardigen.
    7.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens een van de voorgaande conclusies, die het gelijktijdig inbrengen van twee of meer inslagdraden in de zoom van het weefsel omvat door gebruik te maken van een riet dat "vaste" en "losse" werkwijzen bezit en waarbij het riet enkel bij geselecteerde inslagdraden in de "vaste" werkwijze gebruikt wordt.
    8.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens conclusie 6, waarbij het aanslaan van de inslag zodanig geschiedt dat de afstand tussen het riet en de zoom dezelfde is voor beide of alle weefsels bij de "losse" inslagdraden.
    9.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een stikketting tussen de twee grondkettingen doorgeschoten wordt en verweven met de inslagen van de twee weefsels, zodat een samengesteld weefsel vervaardigd wordt dat uit twee boven elkaar liggende weefsels bestaat.
    10.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens conclusie 9, waarbij de stikketting tussen de twee grondweefsels gescheiden wordt om twee afzonderlijke weefsels te vervaardigen waarbij de gescheiden stikkettinggarens op elk van de twee grondweefsels een gesneden pooloppervlak vormen.
    11.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens conclusie 6 of een van de conclusies 7 tot 10 voorzover zij van conclusie 6 afhankelijk zijn, waarbij de poolgarens geweven worden om Terry-lussen te vormen op de voorzijde van het bovenweefsel en de achterzijde van het onderweefsel. EMI21.1 I 12.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens conclusie 6 of een van de conclusies 7 tot 10 voorzover zij <Desc/Clms Page number 22> van conclusie 6 afhankelijk zijn, waarbij de poolketting geweven wordt om Terry-lussen te vormen op de voor-en achterzijde van beide grondweefsels.
    13.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens een van de conclusies 1 tot 10, waarbij twee grondweefsels vervaardigd worden, met Terry-poolgarens geweven om lussen te vormen op een voorzijde van een van de twee grondweefsels en in beide grondweefsels geweven stikkettinggarens.
    14.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij stikkettinggarens gebruikt worden die in de twee boven elkaar liggende grondweefsels geweven worden, waarbij er twee of meer stikkettingen zijn, dat wil zeggen kettingen die verschillende verwevingspatronen met de twee stellen inslaggarens hebben.
    15.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens conclusie 1 of conclusie 2, waarbij een Terry-luspool gevormd wordt op de achterzijde van het bovenweefsel en op de voorzijde van het onderweefsel en deze lussen door een cross over (Leno) soort weven verbonden worden.
    16.-Een methode om weefsel te vervaardigen bestaande uit het gelijktijdig weven van twee of meer grondweefsels op een getouw dat twee of meer inslaginschietsystemen bezit en het gelijktijdig weven van poolketting in tenminste een van de grondweefsels met behulp van een Terry-procédé zoals hier omschreven, welk Terry-procédé stikdraden vormt die tenminste twee van de twee of meer grondweefsels verbinden.
    17.-Een methode om weefsel te vervaardigen volgens conclusie 16, waarbij de methode de bijkomende stappen van een van de conclusies 1 tot 15 omvat.
    18.-Een getouw dat middelen omvat voor het aanvoeren en vak <Desc/Clms Page number 23> maken van twee of meer grondkettingen ; een overeenstemmend aantal inslaginschietmechanismen, zodat het getouw aangepast is voor het gelijktijdig weven van twee of meer weefsels ; middelen tot het aanvoeren van kettingen en een rietmechanisme waarbij het getouw aangepast is om het riet loodrecht te houden wanneer de inslagdraden aangeslagen worden.
    19.-Een getouw volgens conclusie 19 waarbij de middelen tot het aanvoeren van kettingen bestaan uit middelen voor het aanvoeren van poolkettingen.
    20.-Een getouw volgens conclusie 18 of conclusie 19, dat verder bestaat uit middelen om het riet in "vaste" en "losse" werkwijze te laten werken, waarbij het riet loodrecht is tijdens het vormen van de groepen "losse" inslagdraden en ook wanneer de groepen"losse"inslagdraden aangeslagen worden in de zoom van tenminste twee weefsels bij het aanslaan van de vaste inslag.
    21.-Een getouw volgens een van de conclusies 18 tot 20, waarbij het getouw aangepast is om een Terry-luspool te produceren bij elk van de inslaginschietstanden.
    22.-Een getouw volgens een van de conclusies 18 tot 21, waarbij het getouw bovendien nog een nokmechanisme omvat, welk nokmechanisme het riet bestuurt.
    23.-Een getouw volgens een van de conclusies 18 tot 22, dat montagemiddelen bezit voor een of meer poolkettingbomen en een aanspanvoorziening voor dergelijke poolkettingbo (o) m (en), apart van de aanspanvoorziening voor de grondketting.
    24.-Een getouw volgens een van de conclusies 18 tot 23, waarbij het aanslagmechanisme geschikt gemaakt is om ervoor <Desc/Clms Page number 24> te zorgen dat de afstand tussen het riet en de zoom van het doek van beide of alle weefsels die op het getouw vervaardigd worden dezelfde is bij alle "losse" inslagdraden.
    25.-Een getouw volgens een van de conclusies 18 tot 24, dat bestaat uit een dubbel pluche-getouw, gewijzigd door de toevoeging van een Terry-poolvormingsmechanisme aangepast om op beide inslaginschietmechanismen van het dubbele pluchegetouw te werken.
    26.-Een getouw dat middelen omvat voor het aanvoeren en vak maken van twee of meer grondkettingen ; een overeenkomstig aantal inslaginschietmechanismen, zodat het getouw is aangepast voor het gelijktijdig weven van twee of meer weefsels ; middelen voor het aanvoeren van ketting en een Terry-mechanisme, waarbij het getouw aangepast is om stikdraden te vormen waarbij gebruik gemaakt wordt van het Terry-mechanisme om tenminste twee van de twee of meer grondweefsels te verbinden.
    27.-Een getouw volgens conclusie 26, waarbij het getouw de bijkomende kenmerken van een van de conclusies 18 tot 25 bezit.
BE9500221A 1994-03-16 1995-03-14 Een weefmethode en weefapparaat. BE1008769A4 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB9405128A GB9405128D0 (en) 1994-03-16 1994-03-16 Method of weaving and weaving apparatus

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1008769A4 true BE1008769A4 (nl) 1996-08-06

Family

ID=10751949

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9500221A BE1008769A4 (nl) 1994-03-16 1995-03-14 Een weefmethode en weefapparaat.

Country Status (3)

Country Link
BE (1) BE1008769A4 (nl)
DE (1) DE19509272A1 (nl)
GB (2) GB9405128D0 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0859075A1 (de) * 1997-02-08 1998-08-19 Günne Webmaschinenfabrik GmbH &amp; Co. KG Verwendung einer Frottierwebmaschine
FR2897368A1 (fr) * 2006-02-14 2007-08-17 Descamps Sas Soc Par Actions S Article textile a motif jacquard.
CN110820140B (zh) * 2019-12-12 2024-04-26 江苏莱纳多智能装备有限公司 一种两侧布置的打纬引纬传动机构

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE522862C (de) * 1930-03-28 1931-04-16 Mech Plueschweberei G M B H Verfahren zur Herstellung von Schubnoppen in Doppelplueschgeweben
DE2507478A1 (de) * 1975-02-21 1976-08-26 Guesken Fa J Verfahren und vorrichtung zur herstellung von frottiergewebe
DE3205227A1 (de) * 1982-02-13 1983-08-25 Mertens & Frowein Gmbh & Co Kg Maschinenfabrik, 5620 Velbert Schuetzenlose doppelwebmaschine mit doppelgreifern
DE8903745U1 (nl) * 1989-03-25 1989-05-11 Parabeam B.V., Helmond, Nl

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3788359A (en) * 1972-07-10 1974-01-29 Rockwell International Corp Loom reed motion
DE2744795C2 (de) * 1977-10-05 1979-08-02 Lindauer Dornier Gesellschaft Mbh, 8990 Lindau Verfahren zur einschüssigen Herstellung von Doppelflorgeweben

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE522862C (de) * 1930-03-28 1931-04-16 Mech Plueschweberei G M B H Verfahren zur Herstellung von Schubnoppen in Doppelplueschgeweben
DE2507478A1 (de) * 1975-02-21 1976-08-26 Guesken Fa J Verfahren und vorrichtung zur herstellung von frottiergewebe
DE3205227A1 (de) * 1982-02-13 1983-08-25 Mertens & Frowein Gmbh & Co Kg Maschinenfabrik, 5620 Velbert Schuetzenlose doppelwebmaschine mit doppelgreifern
DE8903745U1 (nl) * 1989-03-25 1989-05-11 Parabeam B.V., Helmond, Nl

Also Published As

Publication number Publication date
DE19509272A1 (de) 1995-10-12
GB9504297D0 (en) 1995-04-19
GB2287479A (en) 1995-09-20
GB9405128D0 (en) 1994-04-27
GB2287479B (en) 1997-12-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Unal 3D woven fabrics
CN1800463B (zh) 织造织物的工艺及起毛织物
US7287553B2 (en) Leno cloth as well as method and weaving machine for production thereof
KR100491512B1 (ko) 3d 제직물 및 이의 제조 장치
EP1900861B1 (en) Method for weaving a fabric and fabric woven according to such a method
JPH0598538A (ja) 異る断面形状を有する三次元織物の製織方法
JP2001513855A (ja) 網状構造様の3次元織物
US7431055B2 (en) Method for weaving fabrics with areas having a corded structure with a large variety of colour effects
CN101861419A (zh) 具有高抗扯强度的纺织品增强复合物
US10019A (en) Improvement in the manufacture of plain and figured fabrics
CN104775223A (zh) 用于织造绒头织物的方法及具有阴影割绒区域的绒头织物
CA2455835C (en) Tetraxial fabric and machine for its manufacture
Khokar Noobing: A nonwoven 3D fabric-forming process explained
CN113564798B (zh) 一种带花梳三明治贾卡花边提花工艺网布及其制作方法
BE1008769A4 (nl) Een weefmethode en weefapparaat.
BE1012004A3 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een poolweefsel met grove poolkettingdraden.
CN216274615U (zh) 一种带花梳三明治贾卡花边提花工艺网布
US3625260A (en) Fabrics with intricate pile arrangements
CN1594696B (zh) 用于在双面绒头织物织机上生产双面绒头织物的方法
JP4099739B2 (ja) 通常のタオル織物の織り仕掛けにおいて、ガーゼ織タオルを織成する方法
JPH08504896A (ja) カーペットを製造するための方法及び装置
US20070048491A1 (en) Water resistant carpet and method of manufacture the same
CN115161852B (zh) 一种加强纬纱接结的三维立体机织间隔织物制备方法
JPH0241436A (ja) 多重経糸織物地,同織物地の製織方法,同織物地が製織可能な織機,及び多重経糸織物地を製織するためのヘルド
JPH04119146A (ja) 立体織物の製織方法および製織装置

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: HOBSON PETER DAVID

Effective date: 19980331

Owner name: HOBSON VICTOR

Effective date: 19980331