BE1024545B1 - Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden Download PDF

Info

Publication number
BE1024545B1
BE1024545B1 BE2016/0141A BE201600141A BE1024545B1 BE 1024545 B1 BE1024545 B1 BE 1024545B1 BE 2016/0141 A BE2016/0141 A BE 2016/0141A BE 201600141 A BE201600141 A BE 201600141A BE 1024545 B1 BE1024545 B1 BE 1024545B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
weft thread
suction nozzle
weft
catching
stretching
Prior art date
Application number
BE2016/0141A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1024545A1 (nl
Inventor
Marnix Ghesquiere
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2016/0141A priority Critical patent/BE1024545B1/nl
Priority to EP17746448.4A priority patent/EP3507404B1/en
Priority to CN201780053905.7A priority patent/CN109642362B/zh
Priority to PCT/EP2017/068962 priority patent/WO2018041485A1/en
Publication of BE1024545A1 publication Critical patent/BE1024545A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1024545B1 publication Critical patent/BE1024545B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3066Control or handling of the weft at or after arrival
    • D03D47/308Stretching or holding the weft

Abstract

Inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad (3) ingebracht in een weefvak van een weefmachine, bevattende een inslagdraadstrekinrichting (28), een geleidingsinrichting (25), en een inslagdraadhoudinrichting (27) die een eerste zuigmondstuk (11) bevat dat stationair op de weefmachine is aangebracht in een verlengde van een insertiebaan, welk eerste zuigmondstuk (11) een opening (23) heeft gericht, naar een weefselrand (14) van het weefsel (2) en aangepast is om een zuigstroom evenwijdig met de aanslaglijn (10) te genereren, zodat nadat de inslagdraad (3) werd aangeslagen een vrij einde van genoemde inslagdraad (3) gehouden in het eerste zuigmondstuk (11) zich minstens hoofdzakelijk evenwijdig met de aanslaglijn (10) uitstrekt. Een weefmachine met een dergelijke inrichting, en een werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden.

Description

(30) Voorrangsgegevens :
(73) Houder(s) :
PICANOL NV 8900, IEPER België (72) Uitvinder(s) :
GHESQUIERE Marnix 8930 LAUWE België (54) Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden (57) Inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad (3) ingebracht in een weefvak van een weefmachine, bevattende een inslagdraadstrekinrichting (28), een geleidingsinrichting (25), en een inslagdraadhoudinrichting (27) die een eerste zuigmondstuk (11) bevat dat stationair op de weefmachine is aangebracht in een verlengde van een insertiebaan, welk eerste zuigmondstuk (11) een opening (23) heeft gericht, naar een weefselrand (14) van het weefsel (2) en aangepast is om een zuigstroom evenwijdig met de aanslaglijn (10) te genereren, zodat nadat de inslagdraad (3) werd aangeslagen een vrij einde van genoemde inslagdraad (3) gehouden in het eerste zuigmondstuk (11) zieh minstens hoofdzakelijk evenwijdig met de aanslaglijn (10) uitstrekt. Een weefmachine met een dergelijke inrichting, en een werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden.
Figure BE1024545B1_D0001
BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI
FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie
Dienst voor de Intellectuele Eigendom
Publicatienummer: 1024545 Nummer van indiening: BE2016/0141
Internationale classificatie: D03D 47/30 Datum van verlening: 05/04/2018
De Minister van Economie,
Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;
Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;
Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 02/09/2016.
Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.
Besluit:
Artikel 1. - Er wordt aan
PICANOL NV, Steverlyncklaan 15, 8900 IEPER België;
vertegenwoordigd door
CARDOEN Marnick , Steverlyncklaan 15, 8900, IEPER;
een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden.
UITVINDER(S):
GHESQUIERE Marnix, Steenovenstraat 4, 8930, LAUWE;
VOORRANG:
AFSPLITSING :
Afgesplitst van basisaanvraag :
Indieningsdatum van de basisaanvraag :
Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de Verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).
Brussel, 05/04/2018,
Bij bijzondere machtiging:
BE2016/0141
Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden.
Technisch gebied en stand van de techniek.
[0001] De uitvinding betreft een inrichting voor het vangen en strekken van inslagdraden, een weefmachine voorzien van een dergelijke inrichting, en een werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden.
[0002] Voor het vangen van een voorste einde van een inslagdraad ingebracht in een weefvak (hierna ook aangeduid als ingebrachte inslagdraad) en voor het houden van de ingebrachte inslagdraad met een gewenste spanning, is het gebruik van zogenoemde vangdraden uit de stand van de techniek gekend. De vangdraden lopen evenwijdig met de kettingdraden naast het weefvak en vormen een afzonderlijk weefvak dat door bijhorende gaapvormingsmiddelen eerder kan worden gesloten dan het normaal weefvak, om de ingebrachte inslagdraad op een passend ogenblik en met een passende spanning te binden. Door de eindgedeelten van de ingebrachte inslagdraad te houden wordt vermeden dat de inslagdraden, die zieh na de insertie uitstrekken voorbij de weefselrand, in het weefsel worden teruggetrokken.
[0003] WO 2013/117564 A2 beschrijft een inrichting voor het vangen en het strekken van een inslagdraad ingebracht in een weefvak van een weefmachine om vangdraden te vermijden. De inrichting bevat een inslagdraadstrekinrichting die stationair op de weefmachine is aangebracht in een verlengde van een insertiebaan van de inslagdraad voor het vangen van het voorste eindgedeelte
BE2016/0141 van de ingebrachte inslagdraad en het strekken van de gevangen inslagdraad, een inslagdraadhoudinrichting die stationair op de weefmachine in een gebied van de aanslaglijn is aangebracht voor het houden van het voorste eindgedeelte van minstens één aangeslagen inslagdraad, en een beweegbare geleidingsinrichting die op de weeflade is aangebracht voor beweging met de weeflade voor het geleiden van de gevangen inslagdraad naar de inslagdraadhoudinrichting toe. De inslagdraadhoudinrichting beschreven in WO 2013/117564 A2 bevat een zuigmondstuk met een zuigopening gericht naar het riet, aan welke zuigopening een ingangssleuf is voorzien.
Samenvatting van de uitvinding.
[0004] Het is een doel van de uitvinding te voorzien in een inrichting voor het vangen en strekken van inslagdraden, een weefmachine voorzien van een dergelijke inrichting en een werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden, waarbij de inslagdraad onder voldoende spanning wordt gehouden tot het vrije einde van de inslagdraad is afgesneden.
[0005] Dit doel wordt opgelost door de inrichting voor het vangen en strekken van inslagdraden, de weefmachine die een dergelijke inrichting bevat en de werkwijze die een dergelijke inrichting gebruikt met de kenmerken van conclusies 1, 12 en 13. Voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden in de afhankelijke conclusies gedefinieerd.
[0006] Volgens een eerste aspect wordt een inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad ingebracht in een weefvak van een weefmachine voorzien, de inrichting bevattende een
BE2016/0141 inslagdraadstrekinrichting die stationair op de weefmachine is aangebracht in een verlengde van een insertiebaan van de inslagdraad voor het vangen van het voorste eindgedeelte van de ingebrachte inslagdraad en het strekken van de gevangen inslagdraad, een inslagdraadhoudinrichting die stationair op de weefmachine in een gebied van een aanslaglijn is aangebracht voor het houden van het voorste eindgedeelte van minstens één aangeslagen inslagdraad, en een beweegbare geleidingsinrichting die op een weeflade is aangebracht voor beweging met de weeflade voor het geleiden van de gevangen inslagdraad naar de inslagdraadhoudinrichting toe, waarbij een eerste zuigmondstuk voorzien is als de inslagdraadhoudinrichting, welk eerste zuigmondstuk een opening heeft gericht naar een weefselrand van het weefsel en aangepast is om een zuigstroom evenwijdig met de aanslaglijn te genereren, zodat nadat de inslagdraad werd aangeslagen een vrij einde van genoemde inslagdraad gehouden in het eerste zuigmondstuk zieh minstens hoofdzakelijk evenwijdig met de aanslaglijn uitstrekt.
[0007] De opening van het eerste zuigmondstuk aangebracht in het gebied van de aanslaglijn is naar de weefselrand van het weefsel gericht. Met andere woorden, de opening is minstens hoofdzakelijk naar een geleidingskanaal van het riet gericht, als het riet in zijn voorste positie naar de aanslaglijn toe is. Hierdoor strekken de door het eerste zuigmondstuk gehouden inslagdraden zieh minstens hoofdzakelijk uit in een rechte lijn in het verlengde van de aanslaglijn. Dit laat een goed strekken toe en, indien vereist, een voordelig overdragen van de inslagdraden aan een kanteninleginrichting, een snij-inrichting en/of vangdraden aangebracht aan de aankomstzijde van het weefvak.
BE2016/0141 [0008] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is het eerste zuigmondstuk een ring-jet zuigmondstuk. Bij een ring-jet zuigmondstuk wordt een zuigwerking bekomen door voorbij de ingang van het zuigmondstuk te blazen. Bij voorkeur wordt de diameter van de ingang voldoende groot gekozen om toe te laten dat inslagdraden eenvoudig doorheen het zuigmondstuk kunnen passeren.
[0009] In een uitvoeringsvorm kan het eerste zuigmondstuk in een aangepast positie op de weefmachine worden gemonteerd in het gebied van de aanslaglijn. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is het eerste zuigmondstuk aanpasbaar in zijn hoogtepositie loodrecht op een geweven weefsel alsook in zijn positie naar en weg van een aanslaglijn. Hierbij kan de positie door een operator van de weefmachine worden aangepast bijvoorbeeld afhankelijk van een inslagdraaddikte en/of een type weefselbinding en/of een opstelling van een kanteninleginrichting.
[0010] In een uitvoeringsvorm is de geleidingsinrichting voor het bewegen van de inslagdraden naar het eerste zuigmondstuk een blaasinrichting. In andere uitvoeringsvormen functioneert een riet als de geleidingsinrichting. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat de geleidingsinrichting een haakvormig geleidingselement, bijvoorbeeld een haakvormig geleidingselement voorzien van een inkeping die inwaarts convergerende zijwanden heeft voor het ontvangen van de inslagdraad. In een uitvoeringsvorm bevat de geleidingsinrichting met een haakvormig geleidingselement verder een aanpasbaar. stopelement voor het aanpassen van de diepte van de inkeping zoals beschreven in WO 2013/117564 A2, waarvan de inhoud hierbij door referentie wordt geïncorporeerd.
BE2016/0141 [0011] In een uitvoeringsvorm wordt een inslagdetector op de weeflade voorzien die als geleidingsinrichting met een geleidingselement voor het geleiden van de gevangen inslagdraad naar het eerste zuigmondstuk toe functioneert. Hierbij kan het aantal elementen worden verminderd dat op de weeflade is aangebracht en dat tijdens het aanslaan moet worden bewogen. Echter wanneer bijvoorbeeld schurende inslagdraden worden geweven, wordt een bijkomend geleidingselement voorzien. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt het bijkomende geleidingselement stroomafwaarts van de inslagdetector in de inbrengrichting aangebracht.
[0012] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat de inslagdraadstrekinrichting een tweede zuigmondstuk, in het bijzonder een ring-jet zuigmondstuk, waarvan de opening naar een geleidingskanaal van het riet is gericht, wanneer het riet in zijn achterste positie is, weg van de aanslaglijn. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen kan het tweede zuigmondstuk ook in een aanpasbare positie op de weefmachine worden gemonteerd. Hierbij kan de positie door een operator van de weefmachine worden aangepast bijvoorbeeld afhankelijk van een inslagdraaddikte en/of een type weefselbinding en/of een gebruikt type geleidingsinrichting.
[0013] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn het eerste zuigmondstuk en het tweede zuigmondstuk verbonden met een besturingseenheid, waarbij het tweede zuigmondstuk door de besturingseenheid wordt gestuurd zodat het tweede zuigmondstuk geactiveerd is bij insertie van een inslagdraad in het weefvak voor het vangen van de ingebrachte inslagdraad en gedeactiveerd is bij of kort nadat de gevangen inslagdraad aankomt bij het eerste zuigmondstuk. Het deactiveren van het tweede zuigmondstuk zorgt
BE2016/0141 voor een goede overbrenging van de inslagdraden van het tweede zuigmondstuk naar het eerste zuigmondstuk.
[0014] In een uitvoeringsvorm is het eerste zuigmondstuk continu geactiveerd. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt het eerste zuigmondstuk door de besturingseenheid gestuurd zodat het eerste zuigmondstuk geactiveerd is bij of kort voor dat de inslagdraad gevangen door het tweede zuigmondstuk naar het eerste zuigmondstuk wordt bewogen. Door het deactiveren kan het io luchtverbruik voor de zuigwerking aanzienlijk worden verminderd. Het eerste zuigmondstuk kan gedeactiveerd worden nadat een voorste einde van het vrije einde werd afgesneden en verwijderd, of nadat het vrije einde door vangdraden of klemelementen of houdelementen wordt gehouden.
[0015] In een uitvoeringsvorm zijn vangdraden voorzien tussen de weefselrand en het eerste zuigmondstuk. De vangdraden kunnen worden gebruikt om de vrije einden van de ingebrachte inslagdraden te houden. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is een kanteninleginrichting voorzien tussen de weefselrand en het eerste zuigmondstuk voor het inleggen van het vrije einde van minstens één inslagdraad. De kanteninleginrichting wordt ook als zelfkantvormingsinrichting aangeduid. De kanteninleginrichting bevat bij voorkeur minstens één blaasmondstuk dat aangepast is voor het blazen op het vrije einde van minstens één inslagdraad teneinde het vrije einde naar een volgend weefvak om te buigen. De kanteninleginrichting kan gelijkaardig uitgevoerd en bediend worden als de kanteninleginrichting beschreven in US 6,837,279 B2, waarvan de inhoud hierbij door referentie wordt geincorporeerd. Een dergelijke kanteninleginrichting bevat een haakvormig element of haakje, dat voorzien is van blaasmondstukken voor het blazen van
Ί
ΒΕ2016/0141 een vrij einde van een inslagdraad in het weefvak. Voor een betrouwbare inlegwerking, wordt de kanteninleginrichting bij voorkeur aanpasbaar in positie op de weefmachine gemonteerd.
[0016] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is een snijinrichting voorzien tussen de kanteninleginrichting en het eerste zuigmondstuk om een voorste einde van minstens één inslagdraad af te snijden vooraf aan het inleggen van het overgebleven gedeelte van het vrije einde. De afgesneden voorste einden kunnen door middel van het eerste zuigmondstuk worden verwijderd naar een afvalbak toe. In andere uitvoeringsvormen is een bijkomend mondstuk voorzien voor het verwijderen van de afgesneden voorste einden.
[0017] Volgens een tweede aspect wordt een weefmachine voorzien, welke weefmachine een inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad bevat zoals hierboven beschreven. Het eerste zuigmondstuk en het tweede zuigmondstuk worden bij voorkeur aanpasbaar in positie op de weefmachine gemonteerd.
[0018] Volgens een derde aspect wordt een werkwijze voor het vangen en strekken van een inslagdraad ingebracht in een weefvak van een weefmachine voorzien, gebruik makende van een inrichting met een inslagdraadstrekinrichting die stationair op de weefmachine is aangebracht in een verlengde van een insertiebaan van de inslagdraad voor het vangen van het voorste eindgedeelte van de ingebrachte inslagdraad en het strekken van de gevangen inslagdraad, een inslagdraadhoudinrichting die stationair op de weefmachine in een gebied van de aanslaglijn is aangebracht voor het houden van het voorste eindgedeelte van minstens één aangeslagen inslagdraad, en een beweegbare geleidingsinrichting
BE2016/0141 die op een weeflade is aangebracht voor beweging met de weeflade voor het geleiden van de gevangen inslagdraad naar de inslagdraadhoudinrichting toe, waarbij een eerste zuigmondstuk voorzien is als de inslagdraadhoudinrichting, welk eerste zuigmondstuk een opening heeft gericht naar een weefselrand van het weefsel, waarbij het eerste zuigmondstuk een zuigstroom genereert evenwijdig met de aanslaglijn, zodat een vrij einde van een inslagdraad gehouden in het eerste zuigmondstuk zieh minstens hoofdzakelijk evenwijdig met de aanslaglijn uitstrekt.
[0019] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat de inslagdraadstrekinrichting verder een tweede zuigmondstuk, in het bijzonder een ring-jet zuigmondstuk, waarvan de opening naar een geleidingskanaal van het riet is gericht, wanneer het riet in zijn achterste positie is, weg van de aanslaglijn, waarbij het tweede zuigmondstuk geactiveerd is bij insertie van een inslagdraad in het weefvak voor het vangen van de ingebrachte inslagdraad en gedeactiveerd is bij of kort nadat de gevangen inslagdraad aankomt bij het eerste zuigmondstuk. Het eerste zuigmondstuk wordt bij voorkeur geactiveerd bij of kort voor dat de gevangen inslagdraad naar het eerste zuigmondstuk wordt bewogen.
Korte beschrijving van de tekeningen.
[0020] Hierna wordt een uitvoeringsvorm van de uitvinding in detail besehreven met verwijzing naar de tekeningen. Doorheen de tekeningen worden dezelfde elementen aangeduid door dezelfde referentienummers.
Figuur 1 toont een inrichting voor het vangen en strekken van inslagdraden gemonteerd op een weefmachine in een perspectief
BE2016/0141 aanzicht vanaf de bovenkant.
Figuur 2 toont een inrichting voor het vangen en strekken van inslagdraden van figuur 1 gemonteerd op een weefmachine in een perspectiefaanzicht vanaf de achterkant van de weefmachine in de richting van een kanteninleginrichting.
Figuur 3 toont een inrichting voor het vangen en strekken van inslagdraden van figuur 1 gemonteerd op een weefmachine in een perspectiefaanzicht vanaf de achterkant van de weefmachine in de richting van een eerste zuigmondstuk, waarbij een weeflade in een achterste positie is.
Figuur 4 toont een inrichting voor het vangen en strekken van inslagdraden van figuur 1 gemonteerd op een weefmachine in een perspectiefaanzicht vanaf de achterkant van de weefmachine in de richting van een eerste zuigmondstuk gelijkaardig aan figuur 3, waarbij een weeflade in een voorste positie is.
Figuur 5 toont een inrichting voor het vangen en strekken van inslagdraden van figuur 1 gemonteerd op een weefmachine in een perspectiefaanzicht vanaf de inbrengzijde van de weefmachine, nadat een inslagdraad werd aangeslagen en de weeflade naar een achterste positie wordt bewogen.
Gedetailleerde beschrijving van uitvoeringsvormen.
[0021] Figuren 1 tot 5 tonen een inrichting 1 voor het vangen en strekken van inslagdraden gemonteerd op een weefmachine, waarbij de weefmachine slechts gedeeltelijk wordt getoond.
[0022] Zoals algemeen gekend, worden bij het weven van een weefsel 2 (zie figuur 5) inslagdraden 3 ingebracht in een weefvak gevormd tussen vlakken kettingdraden 4 (zie figuur 5) door selectief optillen en neerlaten van kettingdraden 4. Tijdens de insertie wordt
BE2016/0141 bij een luchtweefmachine de inslagdraad 3 op gekende wijze ondersteund door bijmondstukken 5 (zie figuur 2) en geleid in een geleidingskanaal 6 (zie figuur 2) van een riet 7, welk geleidingskanaal 6 een insertiebaan van de ingebrachte inslagdraad 3 bepaalt. In de weergegeven uitvoeringsvorm is een eerste inslagdetector 8 aangebracht aan het einde van de insertiebaan naast het riet 7 om de aankomst van de inslagdraad 3 te detecteren. Het riet 7 en de eerste inslagdetector 8 zijn op een weeflade 9 gemonteerd en heen en weer beweegbaar door middel van de weeflade 9 tussen een achterste positie voor een insertie van een inslagdraad zoals getoond in figuur 3 en een voorste positie voor het aanslaan van de ingebrachte inslagdraad zoals getoond in figuur 4.
[0023] De inrichting 1 voor het vangen en strekken van een inslagdraad ingebracht in het weefvak bevat een inslagdraadstrekinrichting 28 die stationair op de weefmachine is aangebracht in een verlengde van een insertiebaan en een inslagdraadhoudinrichting 27 die stationair op de weefmachine is aangebracht in een gebied van een aanslaglijn 10 (zie figuur 5). In de weergegeven uitvoeringsvorm is een eerste zuigmondstuk 11 voorzien als de inslagdraadhoudinrichting 27 en is een tweede zuigmondstuk 12 voorzien is als de inslagdraadstrekinrichting 28. Zowel het eerste zuigmondstuk 11 als het tweede zuigmondstuk 12 zijn uitgevoerd als ring-jet zuigmondstukken, waarbij een zuigwerking wordt bekomen door voorbij een ingang van het zuigmondstuk te blazen. De ingangen of openingen 23, 24 van beide zuigmondstukken 11, 12 zijn naar een weefselrand 14 (zie figuur 5) gericht, in het bijzonder naar het verlengde van de weefselrand 14. De twee zuigmondstukken 11, 12 genereren aldus elk een zuigstroom evenwijdig met de aanslaglijn 10. Lucht voor de zuigwerking wordt door toevoerbuizen 13 toegevoerd.
BE2016/0141 [0024] Stroomafwaarts van het tweede zuigmondstuk 12 wordt in de inbrengrichting een tweede inslagdetector 15 op de weeflade 9 gemonteerd voor het detecteren van insertiefouten.
[0025] Het eerste zuigmondstuk 11 en het tweede zuigmondstuk 12 zijn niet op de weeflade 9 gemonteerd. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn het eerste zuigmondstuk 11 en het tweede zuigmondstuk 12 Stationair op de weefmachine aangebracht door middel van een steunbalk 16 en twee monteerplaten 17, 18 om respectieveiijk het eerste zuigmondstuk 11 en het tweede zuigmondstuk 12 op de steunbalk 16 te monteren. In de uitvoeringsvorm zijn voor de steunbalk 16 instelmiddelen 29 voorzien, die bijvoorbeeld een sleufgat en een bevestigingsbout bevatten, voor het samen verplaatsen van beide zuigmondstukken 11, 12 ten opzichte van de aanslaglijn 10. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn verder gelijkaardige instelmiddelen 30, 31 voorzien op de steunbalk 16 en de monteerplaten 17, 18 die een individuele aanpassing van de positie van de monteerplaten 17, 18 ten opzichte van de steunbalk 16 toelaten. In de weergegeven uitvoeringsvorm kan de monteerplaat 17 in een horizontale positie en in een instelbare verticale positie aan de steunbalk 16 gemonteerd worden, terwijl de monteerplaat 18 in twee horizontale posities en in een instelbare verticale positie aan de steunbalk 16 kan gemonteerd worden. Hiertoe zijn in de steunbalk 16 schroefdraadopeningen voorzien voor bouten van de instelmiddelen 30 en zijn in de steunbalk 16 een rij schroefdraadopeningen 32 voorzien waarin naar keuze bouten van de instelmiddelen 31 kunnen geschroefd worden. Aldus kan de positie van het eerste zuigmondstuk 11 en de positie van het tweede zuigmondstuk 12 ten opzichte van de steunbalk 16 aangepast worden, en aldus ten opzichte van de aanslaglijn 10 en het geleidingskanaal 6 van het riet
BE2016/0141
7. Zoals getoond in figuren 3 en 4 is het eerste zuigmondstuk 11 zo aangebracht dat een centeras van zijn opening 23 minstens hoofdzakelijk samenvalt met het geleidingskanaal 6 van het riet 7, wanneer het riet 7 in zijn voorste positie is, en het tweede zuigmondstuk 12 zo is aangebracht dat een centeras van zijn opening 24 minstens hoofdzakelijk samenvalt met het geleidingskanaal 6 van het riet 7, wanneer het riet 7 in zijn achterste positie is. Het eerste zuigmondstuk 11 wordt daarom ook aangeduid als voorste zuigmondstuk en het tweede zuigmondstuk 12 wordt aangeduid als achterste zuigmondstuk.
[0026] De inrichting 1 getoond in figuur 1 bevat verder een kanteninleginrichting 19 aangebracht tussen de weefselrand 14 en het eerste zuigmondstuk 11 voor het inleggen van het vrije einde van minstens één ingebrachte inslagdraad 3. De kanteninleginrichting 19 bevat een haakvormig element 20, dat voorzien is van blaasmondstukken 21 voor het blazen van een vrij einde van een inslagdraad 3 in het weefvak. De kanteninleginrichting 19 bevat minstens twee tegenover elkaar Iiggende blaasmondstukken 21 aangebracht aan een zijde van het haakvormig element 20 gericht naar de weefselrand 14. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn vier blaasmondstukken 21 voorzien die in twee paren zijn aangebracht. De werking en de opstelling van de blaasmondstukken 21 is bijvoorbeeld zoals beschreven in US 6,837,279 B2.
[0027] Een snij-inrichting 22 is voorzien tussen de kanteninleginrichting 19 en het eerste zuigmondstuk 11, waarbij de snij-inrichting 22 is aangebracht om de voorste einden van ingebrachte inslagdraden 3 af te snijden nabij een zijvlak van het haakvormig element 20.
BE2016/0141 [0028] Zoals getoond in figuren 1 tot 3 wordt de ingebrachte inslagdraad 3 gevangen en gestrekt door middel van het tweede zuigmondstuk 12, dat in het verlengde van het geleidingskanaal 6 is aangebracht, wanneer het riet 7 in zijn achterste positie is. Het riet 7 wordt door middel van de weeflade 9 bewogen naar een aanslaglijn 10 (zie figuur 5) van een weefsel 2 voor een aanslagbeweging. De inslagdraad 3 die door het tweede zuigmondstuk 12 is gevangen en gestrekt, zoals schematisch getoond in figuur 1, wordt bewogen met het riet 7 en een bijkomende geleidingsinrichting 25 naar de aanslaglijn 10. De geleidingsinrichting 25 bevat bijvoorbeeld een haakvormig geleidingselement 26 dat voorzien is van een inkeping die inwaarts convergerende zijwanden heeft voor het ontvangen van de inslagdraad 3. In de weergegeven uitvoeringsvorm functioneert de eerste inslagdetector 8 die op de weeflade 9 is aangebracht als de geleidingsinrichting 25 voor het geleiden van de gevangen inslagdraad 3 naar het eerste zuigmondstuk 11, meer in het bijzonder is de eerste inslagdetector 8 voorzien van het haakvormig geleidingselement 26 van de geleidingsinrichting 25. Dit haakvormig geleidingselement 26 kan bestaan uit een geprofileerde plaat die deel uitmaakt van de inslagdetector 8, bijvoorbeeld een geprofileerde plaat die uitgevoerd is zoals de plaat 33 die deel uitmaakt van de inslagdetector 15. Voigens een alternatieve uitvoeringsvorm kan het riet 7 als geleidingselement van een geleidingsinrichting functioneren voor het geleiden van de gevangen inslagdraad 3 naar het eerste zuigmondstuk 11 toe bij beweging van het riet 7.
[0029] Bij de aanslagbeweging, zoals getoond in figuur 4, wordt de inslagdraad 3 in het effectieve bereik van het eerste zuigmondstuk 11 bewogen en kan naar het eerste zuigmondstuk 11 worden overgebracht. Hiertoe wordt het tweede zuigmondstuk 12 bij
BE2016/0141 voorkeur gedeactiveerd eens de inslagdraad 3 in het effectieve bereik van het eerste zuigmondstuk 11 is binnen gedrongen.
[0030] Zoals best te zien in figuur 5, na het aanslaan van een inslagdraad strekt het vrije einde van voornoemde inslagdraad 3, die door het eerste zuigmondstuk 11 wordt gehouden, zieh minstens hoofdzakelijk evenwijdig met de aanslaglijn 10 uit. Dit laat een goed strekken van ingebrachte inslagdraden 3 toe en een passende werking van de kanteninleginrichting 19. Voor het vormen van de zelfkant, worden de voorste einden van de ingebrachte inslagdraden afgesneden en worden de blaasmondstukken 21 van de kanteninleginrichting 19 geactiveerd voor het ombuigen van het overgebleven gedeelte van de vrije einden van de ingebrachte inslagdraden naar het weefvak toe, waarbij de vrije einden in het weefsel 2 samen met een volgende ingebrachte inslagdraad 3 worden ingebonden. De afgesneden einden kunnen via het eerste zuigmondstuk 11 naar een afvalbak (niet getoond) worden getransporteerd.
[0031] In een voorkeurdragende werking wordt het tweede zuigmondstuk 12 geactiveerd bij insertie van een inslagdraad 3 in het weefvak om de ingebrachte inslagdraad te vangen en wordt gedeactiveerd bij of kort nadat de gevangen inslagdraad 3 aankomt bij het effectieve bereik van het eerste zuigmondstuk 11. Het eerste zuigmondstuk 11 wordt geactiveerd bij of kort voor de gevangen inslagdraad naar het eerste zuigmondstuk 11 wordt bewogen door middel van het riet 7 en/of de inslagdetector 8 en/of enig ander geleidingsmiddel. Het eerste zuigmondstuk 11 kan worden gedeactiveerd nadat het voorste einde werd afgesneden door middel van de snij-inrichting 22 en de afgesneden einden naar een afvalbak werden getransporteerd.
BE2016/0141 [0032] Het activeren en deactiveren van het eerste zuigmondstuk 11, het tweede zuigmondstuk 12 en de blaasmondstukken 21 van de kanteninleginrichting 19 kunnen door middel van een besturingseenheid (niet getoond) gestuurd worden, die in de centrale besturingseenheid van de weefmachine kan worden geïncorporeerd.
[0033] De inrichting en de werkwijze voigens de uitvinding zijn niet beperkt tot de bij wijze van voorbeeld beschreven en in de îo tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen, maar kunnen ook
Varianten en combinaties van deze uitvoeringsvormen bevatten die onder de conciusies valien.
BE2016/0141

Claims (15)

  1. Conclusies.
    1. Inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad (3) ingebracht in een weefvak van een weefmachine, bevattende een inslagdraadstrekinrichting (28) die stationair op de weefmachine is aangebracht in een verlengde van een insertiebaan van de inslagdraad (3) voor het vangen van het voorste eindgedeelte van de ingebrachte inslagdraad (3) en het strekken van de gevangen inslagdraad (3), een inslagdraadhoudinrichting (27) die stationair op de weefmachine in een gebied van een aanslaglijn (10) is aangebracht voor het houden van het voorste eindgedeelte van minstens één aangeslagen inslagdraad, en een beweegbare geleidingsinrichting (25) die op een weeflade (9) is aangebracht voor beweging met de weeflade (9) voor het geleiden van de gevangen inslagdraad (3) naar de inslagdraadhoudinrichting (27) toe, daardoor gekenmerkt dat een eerste zuigmondstuk (11) is voorzien als de inslagdraadhoudinrichting (27), welk eerste zuigmondstuk (11) een opening (23) heeft gericht naar een weefselrand (14) van het weefsel (2) en aangepast is om een zuigstroom evenwijdig met de aanslaglijn (10) te genereren, zodat nadat de inslagdraad (3) werd aangeslagen een vrij einde van genoemde inslagdraad (3) gehouden in het eerste zuigmondstuk (11) zieh minstens hoofdzakelijk evenwijdig met de aanslaglijn (10) uitstrekt.
  2. 2. Inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het eerste zuigmondstuk (11) een ring-jet zuigmondstuk is.
  3. 3. Inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het eerste zuigmondstuk (11) in een aanpasbare positie op de weefmachine in
    BE2016/0141 het gebied van de aanslaglijn (10) is gemonteerd.
  4. 4. Inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad volgens conclusie 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de geleidingsinrichting (25) een haakvormig geleidingselement (26) bevat, dat bijvoorbeeld voorzien is van een inkeping die inwaarts convergerende zijwanden heeft voor het ontvangen van de inslagdraad (3) bevat.
  5. 5. Inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat een inslagdetector (8) op de weeflade (9) is voorzien die als geleidingsinrichting (25) voor het geleiden van de gevangen inslagdraad (3) naar het eerste zuigmondstuk (11) toe functioneert.
  6. 6. Inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de inslagdraadstrekinrichting (28) een tweede zuigmondstuk (12) bevat, in het bijzonder een ring-jet zuigmondstuk, waarvan de opening (24) naar een geleidingskanaal (6) van het riet (7) is gericht, wanneer het riet (7) in zijn achterste positie is, weg van de aanslaglijn (10).
  7. 7. Inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat het eerste zuigmondstuk (11) en het tweede zuigmondstuk (12) verbonden zijn met een besturingseenheid, waarbij het tweede zuigmondstuk (12) door de besturingseenheid wordt gestuurd zodat het tweede zuigmondstuk (12) geactiveerd is bij insertie van een inslagdraad (3) in het weefvak voor het vangen van de ingebrachte inslagdraad (3) en gedeactiveerd is bij of kort nadat de gevangen inslagdraad
    BE2016/0141 (3) aankomt bij het eerste zuigmondstuk (11).
  8. 8. Inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat het eerste zuigmondstuk (11) door de besturingseenheid wordt gestuurd zodat het eerste zuigmondstuk (11) geactiveerd is bij of kort voor dat de inslagdraad (3) gevangen door het tweede zuigmondstuk (12) naar het eerste zuigmondstuk (11) wordt bewogen.
  9. 9. Inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad volgens één van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat een kanteninleginrichting (19) is voorzien tussen de weefselrand (14) en het eerste zuigmondstuk (11) voor het inleggen van het vrije einde van minstens één inslagdraad.
  10. 10. Inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de kanteninleginrichting (19) minstens één blaasmondstuk (21) bevat dat aangepast is voor het blazen op het vrije einde van minstens één inslagdraad (3) teneinde het vrije einde om te buigen.
  11. 11. Inrichting voor het vangen en strekken van een inslagdraad volgens conclusie 9 of 10, daardoor gekenmerkt dat een snijinrichting (22) is voorzien tussen de kanteninleginrichting (19) en het eerste zuigmondstuk (11) om een voorste einde van minstens één inslagdraad (3) af te snijden vooraf aan het inleggen van het overgebleven gedeelte van het vrije einde.
  12. 12. Weefmachine, daardoor gekenmerkt dat de weefmachine een inrichting (1) voor het vangen en strekken van een inslagdraad (3) bevat volgens één van de conclusies 1 tot 11.
    BE2016/0141
  13. 13. Werkwijze voor het vangen en strekken van een inslagdraad (3) ingebracht in een weefvak van een weefmachine, gebruik makende van een inrichting (1) volgens één van de conclusies 1 tot 11 met een inslagdraadstrekinrichting (28) die stationair op de weefmachine is aangebracht in een verlengde van een insertiebaan van de inslagdraad (3) voor het vangen van het voorste eindgedeelte van de ingebrachte inslagdraad (3) en het strekken van de gevangen inslagdraad (3), een inslagdraadhoudinrichting (27) die stationair op de weefmachine in een gebied van de aanslaglijn (10) is aangebracht voor het houden van het voorste eindgedeelte van minstens één aangeslagen inslagdraad, en een beweegbare geleidingsinrichting (25) die op een weeflade (9) is aangebracht voor beweging met de weeflade (9) voor het geleiden van de gevangen inslagdraad (3) naar de inslagdraadhoudinrichting (27) toe, daardoor gekenmerkt dat een eerste zuigmondstuk (11) voorzien is als de inslagdraadhoudinrichting (27), welk eerste zuigmondstuk (11) een opening (23) heeft gericht naar een weefselrand (14) van het weefsel (2), waarbij het eerste zuigmondstuk (11) een zuigstroom genereert evenwijdig met de aanslaglijn (10), zodat een vrij einde van een inslagdraad (3) gehouden in het eerste zuigmondstuk (11) zieh minstens hoofdzakelijk evenwijdig met de aanslaglijn (10) uitstrekt.
  14. 14. Werkwijze voor het vangen en strekken van een inslagdraad volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de inslagdraadstrekinrichting (28) een tweede zuigmondstuk (12) bevat, in het bijzonder een ring-jet zuigmondstuk, waarvan de opening (24) naar een geleidingskanaal (6) van het riet (7) is gericht, wanneer het riet (7) in zijn achterste positie is, weg van dé aanslaglijn (10), waarbij het tweede zuigmondstuk (12) geactiveerd is bij insertie van een inslagdraad (3) in het weefvak voor het vangen
    BE2016/0141 van de ingebrachte inslagdraad en gedeactiveerd is bij of kort nadat de gevangen inslagdraad aankomt bij het eerste zuigmondstuk (11).
  15. 15. Werkwijze voor het vangen en strekken van een inslagdraad 5 volgens conclusie 13 of 14, daardoor gekenmerkt dat het eerste zuigmondstuk (11) geactiveerd is bij of kort voor dat de gevangen inslagdraad naar het eerste zuigmondstuk (11) toe wordt bewogen.
    BE2016/0141
    Γ“; „ ·1
BE2016/0141A 2016-09-02 2016-09-02 Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden BE1024545B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/0141A BE1024545B1 (nl) 2016-09-02 2016-09-02 Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden
EP17746448.4A EP3507404B1 (en) 2016-09-02 2017-07-27 Device and method for catching and stretching weft threads
CN201780053905.7A CN109642362B (zh) 2016-09-02 2017-07-27 用于捕捉和拉伸纬线的装置和方法
PCT/EP2017/068962 WO2018041485A1 (en) 2016-09-02 2017-07-27 Device and method for catching and stretching weft threads

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/0141A BE1024545B1 (nl) 2016-09-02 2016-09-02 Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1024545A1 BE1024545A1 (nl) 2018-03-28
BE1024545B1 true BE1024545B1 (nl) 2018-04-05

Family

ID=56925922

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/0141A BE1024545B1 (nl) 2016-09-02 2016-09-02 Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP3507404B1 (nl)
CN (1) CN109642362B (nl)
BE (1) BE1024545B1 (nl)
WO (1) WO2018041485A1 (nl)

Citations (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3299912A (en) * 1963-09-12 1967-01-24 Saurer Ag Adolph Suction system for tensioning weft
JPS458370Y1 (nl) * 1965-12-11 1970-04-20
US3658098A (en) * 1970-10-22 1972-04-25 Hubert Peter Van Mullekom Weaving machine
US4096889A (en) * 1976-05-31 1978-06-27 Ruti-Te Strake B.V. Weaving loom
JPH02384U (nl) * 1988-06-14 1990-01-05
JPH09256245A (ja) * 1996-03-22 1997-09-30 Toyota Autom Loom Works Ltd ジェットルームにおける緯糸張力付与装置
JPH10130999A (ja) * 1996-10-31 1998-05-19 Tsudakoma Corp 流体噴射式織機における緯糸把持緊張装置
EP1055752A1 (en) * 1999-05-19 2000-11-29 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Method of removing weft yarn end and weft yarn end removing mechanism
EP1365053A1 (de) * 2002-04-26 2003-11-26 Sultex AG Fang- und Haltevorrichtung für das fangseitige Schussfadenende in einer Webmaschine
WO2013117564A2 (en) * 2012-02-08 2013-08-15 Picanol Device for catching and stretching a weft thread, weaving machine and method for catching and stretching a weft thread

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1013428A3 (nl) * 2000-05-08 2002-01-15 Picanol Nv Kanteninleginrichting voor weefmachines.
CN202030902U (zh) * 2011-04-07 2011-11-09 建滔(连州)玻璃纤维有限公司 喷气织布机二道剪吸管装置
BE1020142A3 (nl) * 2011-04-11 2013-05-07 Picanol Draadklem voor een inslagdraad bij een weefmachine.
BE1021449B1 (nl) * 2012-10-01 2015-11-25 Picanol Naamloze Vennootschap Inrichting en werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad

Patent Citations (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3299912A (en) * 1963-09-12 1967-01-24 Saurer Ag Adolph Suction system for tensioning weft
JPS458370Y1 (nl) * 1965-12-11 1970-04-20
US3658098A (en) * 1970-10-22 1972-04-25 Hubert Peter Van Mullekom Weaving machine
US4096889A (en) * 1976-05-31 1978-06-27 Ruti-Te Strake B.V. Weaving loom
JPH02384U (nl) * 1988-06-14 1990-01-05
JPH09256245A (ja) * 1996-03-22 1997-09-30 Toyota Autom Loom Works Ltd ジェットルームにおける緯糸張力付与装置
JPH10130999A (ja) * 1996-10-31 1998-05-19 Tsudakoma Corp 流体噴射式織機における緯糸把持緊張装置
EP1055752A1 (en) * 1999-05-19 2000-11-29 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Method of removing weft yarn end and weft yarn end removing mechanism
EP1365053A1 (de) * 2002-04-26 2003-11-26 Sultex AG Fang- und Haltevorrichtung für das fangseitige Schussfadenende in einer Webmaschine
WO2013117564A2 (en) * 2012-02-08 2013-08-15 Picanol Device for catching and stretching a weft thread, weaving machine and method for catching and stretching a weft thread

Also Published As

Publication number Publication date
EP3507404B1 (en) 2023-09-06
CN109642362B (zh) 2021-08-06
CN109642362A (zh) 2019-04-16
BE1024545A1 (nl) 2018-03-28
WO2018041485A1 (en) 2018-03-08
EP3507404A1 (en) 2019-07-10
EP3507404C0 (en) 2023-09-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1024545B1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden
BE1020533A3 (nl) Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van een inslagdraad.
BE1023208A9 (fr) Appareil d'un métier à tisser à jet d'air pour appliquer une tension sur un fil de trame
NL8602192A (nl) Werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk bij weefmachines en herbedradingsinrichtingen hierbij aangewend.
BE1017477A3 (nl) Een grijperweefmachine voorzien van een gevergrijper en een ombuiggeleiding.
BE1026412B1 (nl) Gevergrijperkop
BE1024755B1 (nl) Afvaleinde-strekinrichting voor een weefmachine
WO2013105054A1 (en) Fabric treatment machine provided with impact members
EP3146101B1 (en) Stretching device for a weft thread
EP2498229B1 (de) Vorrichtung zur Entgegennahme von Münzen
BE1013428A3 (nl) Kanteninleginrichting voor weefmachines.
DE2949765A1 (de) Weberschiffchenfreier webstuhl
BE1012676A3 (nl) Inrichting voor inslagannulatie op een weefmachine.
DE553886C (de) Schussfadenzubringervorrichtung fuer Webstuehle mit Greiferwebschuetzen
BE1022146B1 (nl) Zelfkantvormingsinrichting voor een inslagdraad
BE1010943A3 (nl) Grijperweefmachine met een aantal geleidingsmiddelen.
BE1021694B1 (nl) Hulpblaasmondstuk voor een weefmachine
EP0190535B1 (de) Vorrichtung zur Abschirmung gegen Flug im Einlaufbereich des Schussfadens einer Webmaschine
BE1016891A6 (nl) Broekhevelinrichting voor een weefmachine.
BE1004740A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het afzonderen van een draadeinde van een gebroken kettingdraad uit de ketting bij een weefmachine.
EP1927691B1 (de) Fadenfang -Vorrichtung und -Verfahren für eine Greiferwebmaschine
BE1017456A3 (nl) Een inrichting voor het behoud van de weefselbreedte van een weefsel op een weefmachine.
BE1013883A5 (nl) Garenwachter lamel.
BE1008215A3 (nl) Strekinrichting voor inslagdraden bij luchtweefmachines.
US1639659A (en) Filling attachment for looms

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20180405