<Desc/Clms Page number 1>
GARENWACHTER-LAMEL Deze uitvinding betreft cen garenwachter-tame ! omvattende een lichaam met een garen-doorvoeropening voorzien om met een steunrand die deze opening begrenst op een zieh door deze opening uitstrekkende draad te rusten.
Hen gekende garenwachter-lamel is uitgevoerd als een langwerpig hoofdzakelijk plat metalen element met een geringe dikte. De lamel heeft een bovenste gedeelte waarin een zieh in de lengterichting van de lamel uitstrekkende langwerpige sleuf voorzien is. De lamel heeft een onderste gedeelte met twee even lange benen die zieh met een kleine tussenafstand evenwijdig aan elkaar volgens de lengterichting van de lamcl uitstrekken en met hun uiteinden het onderste uiteinde van de lamel vormen. De sleuf en de tussen de genoemde benen voorziene spleet zijn door een smalle tussenliggende strook van elkaar gescheiden.
De spleet eindigt bovenaan in een opening die langs boven door de vlakke onderste rand van de genoemde tussenliggendc strook begrensd is. Deze opening is voorzien om er een kettingdraad door te voeren, en wordt in deze octrooiaanvraag de garen- doorvoeropening genoemd. De zich aan weerszijden van deze opening uitstrekkende delen van de lamel zijn in tegenovergestelde richtingen loodrecht op het vlak van de lamel gewelfd zodat een zieh door deze opening uitstrekkende draad zieh in het vlak van de lamel doorheen deze opening kan uitstrekken.
Garenwaehter-Iamcllen worden gedurende het weven op een weefmachine gebruikt als detectiemiddel voor het detecteren van garcnbreuk. Daarvoor wordt elke kettingdraad op de weefmachine door het garen-doorvoeroog van een respectievelijke garenwachter-lamel gevoerd, zodat de lamel door de gespannen kettingdraad gedragen wordt. Daarbij strekt elke kettingdraad zieh uit in het vlak van de lamel, zodat de lamellen weinig plaats innemen in de breedte en de kettingdraden zeer dicht naast elkaar kunnen lopen.
Op een weefmachine bevinden zieh grote aantallen garenwachter-lamellen naast elkaar in een werkpositie waarbij
<Desc/Clms Page number 2>
ze door de dicht naast elkaar lopende kettingdraden worden gedragen. Als een kettingdraad breekt valt zijn lamel naar beneden tot in een door detectiemiddelen detecteerbare positie. Dit wordt bijvoorbeeld gerealiseerd doordat de lamel in zijn neergevallen positie een elektrisch kontakt veroorzaakt. Als gevolg van de detectie dat de kettingdraad zijn werkpositie heeft verlaten wordt een signaal gegenereerd waardoor bijvoorbeeld een waarschuwing gegeven wordt en/of de weefmachine automatisch tot stilstand wordt gebracht.
Gedurende het weven worden de garenwachter-lamellen op hun plaats gehouden en beweegt de kettingdraad door de garen-doorvocropening. De lamellen steunen met de bovenste rand van de garen-doorvoeropening op hun respectievelijke kettingdraad en gedurende het weven schuift de voortbcwegende draad over dit oppervlak. In deze octrooiaanvraag wordt het oppervlak van de lamel waarmee de lamel op de kettingdraad rust de steunrand genoemd. Bij de gckende garcnwachter-Iamcllcn is deze steunrand gevormd door de vlakke onderste rand van de genoemde strook. Deze rand vormt een loodrecht op de lengte-as van de lamel in het vlak van de lamel lopende rechte bovenste begrenzing van de garen-doorvocropening.
Een garenwachter-lamel van het hierbovcn omschreven type wordt beschreven in de Duitse Gebrauchsmuster-publicatie DE 299 20 333 Ul.
Bij gebruik van deze garenwachter-lamellen in draadbreukdetectie-inrichtingen voor weefmachines ondervindt men dat de kettingdraden bij hun doorvoer door de garenwachter-lamcllen een relatief grote weerstand ondervinden. Ook worden vrij veel haperingen van de voortbewegende kettingdraden vastgesteld, en dit vooral bij het weven met relatief dikkc cn/of grovc garens. Deze haperingen veroorzaken draadbreuken en/of machinestilstanden en verminderen de productiviteit van de weefmachine.
<Desc/Clms Page number 3>
In GB 407. 514 wordt een garenwachter-lamel beschreven, waarvan de steunrand, die de daorvoeropening langs boven begrenst, een gebogen verloop heeft in het vlak van de lamel.
Ook bij deze lamellen worden de hierboven aangeduide nadelen nog vastgesteld.
Het doel van deze uitvinding is een verbeterd type garenwachter-lamel te verschaffen waarmee de hierboven aangeduide nadelen verholpen worden of gevoelig gereduceerd worden.
Deze doelstelling wordt volgens deze uitvinding bereikt door het voorzien in een garenwachter-Iamel met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken waarbij volgens deze uitvinding de genoemde steunrand in dwarsdoorsnede een convexe vorm heeft.
Hierdoor worden alle scherpe hocken op het traject van de draad vermeden. Bij de gekende lamellen vormt het vlakke of gebogen steunoppervlak in de doorvoeropening cen rechte hoek met de twee flanken van de lamel. Verdikkingen, knopen of uitstekende vczels van de kettingdraden blijven vrij gemakkelijk haperen aan deze rechte hoeken. Bij de lamel volgens de uitvinding zijn alle rechte of scherpe hocken vermeden.
Een convexe vorm kan in de zin van deze octrooiaanvraag zowel een uitspringende bolle vorm betekenen als een uitspringende vorm bestaande uit meerdere op elkaar aansluitende hoekvormcnde zijden (zoals bv. een veelhoek). In de eerste situatie ontmoet de draad uiteraard geen hocken meer terwijl in de tweede situatie alle hocken die de draad ontmoet gedurende zijn doorvoer door de lamel stompe hocken zijn. In beide gevallen worden haperingen van kettingdraden veel minder frequent vastgesteld.
<Desc/Clms Page number 4>
Deze maatregel heeft geleid tot een bijzonder opvallende vermindering van de hoger omschreven nadelen van de gekende lamellen.
Deze verbeterde garenwachter-lamel wordt bij voorkeur uitgevoerd met een steunoppervlak dat een gelijkmatig gekromde begrenzing van de garen- doorvocropening vormt. Hierdoor wordt het risico op haperingen van kettingdraden nog meer gereduceerd. De meest voorkeurdragende garenwachter-lamel volgens deze uitvinding heeft echter een steunoppervlak dat een hoofdzakelijk cirkelvormige begrcnzing van de garen-doorvoeropening vormt.
De vorm van het steunoppervlak gezien in dwarsdoorsnede kan zowel een afgeronde
EMI4.1
bolle vorm zijn als een vorm met een aantal hoekvormende zijden, zoals bv. de vorm van een veelhock. Het voordelig effect van deze uitvoeringsvormen werd hoger in deze beschrijving aangeduid.
De rand die de garen-doorvoeropening begrenst wordt het best over nagenoeg zijn gehele lengte uitgevoerd zoals het steunoppervlak. Dit houdt in dat nagenoeg de volledigc omranding van de doorvoeropening concaaf gebogen is, en in dwarsdoorsnede een convexe vorm heeft zoals hoger beschreven voor de steunrand. Deze volledige omranding van de garen-doorvoeropening is bij voorkeur cirkelvormig.
Deze lamel wordt ideaal ook zo uitgevoerd dat de dclen van de garenwachter-lamel die aan weerszijden van de lengte-as van de lamel aan de garen-doorvoeropening grenzen, in een richting loodrecht op het vlak van de lamel van elkaar verwijderd zijn, zodat een zieh door de garen-doorvoeropening uitstrckkcnde draad zieh in het vlak van de garenwachter-lamcl doorhcen de garen-doorvoeropening kan uitstrekken.
<Desc/Clms Page number 5>
EMI5.1
Ook een inrichting voor het detecteren van draadbreuk op een weefmachine dewelke een aantal garenwachter-lamellen volgens deze uitvinding omvat, alsook ecn weefmachine voorzien van een dergelijke inrichting vallen binnen het kader van deze uitvinding.
In de hierna volgende beschrijving wordt een voorkcurdragende uitvoeringsvorm van een garenwachter-lamel volgens de uitvinding in detail beschreven. Dezc beschrijving dient enkel om de uitvinding verder te vcrduidelijken. Bijgevolg kan niets in deze beschrijving aanzien worden als grond voor een beperkende interpretatie van de in de conclusies gcdcfiniccrdc beschermingsomvang.
In deze beschrijving wordt verwezen naar de hierbij gevoegde figuren, waarvan figuren 1 en 3 respectevelijk een vooraanzicht en een zijaanzicht tonen van een garenwachter-lamel volgens deze uitvinding, figuur 2 een dwarsdoorsnede is, volgens de lengte-as van de lamel, van het gedeelte (5) van de lamel dat zieh boven de garen-doorvoeropening bevindt, figuur 4 de garen-doorvoeropening (3) van de op figuur I voorgestelde lamel in detail De op de figuren 1 en 3 voorgestelde garcnwachter-lame is uit een stuk vervaardigd als een smal langwerpig metalen (2) met een geringe dikte. De dikte is in de orde van ongeveer 1 mm. Dit lichaam (2) heeft een bovenste gedeelte dat ongeveer de halve hoogte inneemt en waarin een zieh in de lengterichting van de lamel langwerpige sleuf (10) voorzien is.
De lamcl heeft daarop aansluitend een onderste gedeelte met twee even lange benen (11), die zich evenwijdig aan elkaar van de lengteas (6) aan weerszijden van deze lengte-as (6) uitstrekken, en met hun uiteinden het onderste uiteindc van de lamel vormen. Tussen de genoemde benen (11), (12) is een smalle spleet (13) voorzien. De hoger genoemde langwerpige en de smalle
<Desc/Clms Page number 6>
voorstelt.spleet (13) zijn van elkaar gescheiden door een tussenliggend gedeelte (5) van het plaatvom1ig lichaam (2). De spleet (13) cindigt bovenaan in cen cirkelvormige garen-doorvoeropening (3).
De rand (7) van deze opening (3) heeft een bovenste gedeelte, de steunrand (4) genoemd, hetwelk voorzien is om bij gebruik van de lamel (1) op een door de opening (3) gevoerde kettingdraad te rusten. Doordat deze steunrand (4) cirkelvormig is wordt het risico op haperingen van een over deze steunrand (4) bewegende kettingdraad sterk gereduceerd.
In een dwarsdoorsnede loodrecht op het vlak van de lamel (zie figuur 2) heeft deze steunrand (4) bovendien ook een bolle afgeronde vorm. Hierdoor ontmoet de kettingdraad geen enkele hoek bij zijn doorvoer door de garen-doorvoeropening (3) van deze lame ! (l).
De overgangen (14) tussen de vertikale randen van de spleet (13) en de rand (7) van de garen-doorvoeropening (3) zijn afgerond. Dit is duidelijk te zien op figuur 4.
De zieh links en rechts van de opening (3) uitstrekkende delen (8), (9) van het lichaam (2) zijn in tegenovergestelde richtingen loodrecht op het vlak van de lamel (1), uit dit vlak van de lamel (I) verplaatst. Hierdoor ontstaat er een tussenafstand (15) tussen deze delen (8), (9) in een richting loodrecht op het vlak van de lamel.
Deze tussenafstand (15) is voldoende groot om een zieh loodreclht op het vlak van de lamel uitstrekkende kettingdraad ongehinderd door te laten doorheen de opening (3). Deze tussenafstand (15) en de daardoor ontstane ongehinderde doorgang in het vlak
EMI6.1
van de lame ! is duidelijk te zien op de figuur 3. De van elkaar verwijderde delen (8), (9) zijn vlak, strekken zieh uit in evenwijdige vlakken en gaan via gebogen overgangsvlakken over in de boven- en onderliggende delen van het lichaam (2).