BE1020345A5 - Afvul- en lasinrichting en werkwijze voor het afvullen en dichtlassen van een zak. - Google Patents

Description

Afvul- en lasinrichting en werkwijze voor het afvullen en dichtlassen van een zak

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting en een werkwijze voor het afvullen en lassen (sealen) van een zak. Verder heeft de uitvinding betrekking op een inrichting en werkwijze voor het aanvoeren van een zak naar een afvul- en/of lasinrichting. Ten slotte heeft de uitvinding betrekking op een zak, in het bijzonder voor gebruik in een dergelijke inrichting of werkwijze.

Er zijn inrichtingen en werkwijzen bekend waarin een zak eerst gevuld wordt in een eerste vulstation om vervolgens naar een lasstation gebracht te worden waar de vulopening dichtgelast wordt.

Volgens een eerste aspect heeft de onderhavige uitvinding heeft als doel een inrichting en werkwijze te verschaffen waarmee een zak op een verbeterde en efficiëntere wijze gevuld en afgedicht kan worden.

Daartoe omvat een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding een lasbalk en een aandrukbalk, een aandrijving, eerste en tweede vasthoudmiddelen en een mechanische koppeling tussen de lasbalk en de eerste en/of tweede vasthoudmiddelen en tussen de aandrukbalk en de eerste en/of tweede vasthoudmiddelen. De lasbalk en aandrukbalk zijn ingericht voor het daartussen opnemen van ten minste een omtreksrand van één of meer vulopeningen van de zak en voor het lassen van deze omtreksrand. De aandrijving is ingericht voor het bewegen van de lasbalk ten opzichte van de aandrijfbalk tussen een aandrukstand en een ruststand waarin de aandrukbalk en de lasbalk op een afstand van elkaar liggen. De eerste vasthoudmiddelen en tweede vasthoudmiddelen zijn ingericht voor het vasthouden van de zak aan weerskanten van de één of meer vulopeningen en zijn voorzien aan weerskanten van de las- en aandrukbalk. De mechanische koppeling is ingericht voor het koppelen van een beweging van de lasbalk ten opzichte van de aandrukbalk van de aandrukstand naar de ruststand aan een beweging van de eerste vasthoudmiddelen ten opzichte van de tweede vasthoudmiddelen van een spanstand naar een vulstand. In de vulstand is de afstand tussen de eerste en tweede vasthoudmiddelen kleiner dan in de spanstand zodanig dat de één of meer vulopeningen open komen te staan.

Een dergelijke inrichting heeft het voordeel compact te zijn en een afvul- en las bewerking toe te laten die kort op elkaar volgen, zonder dat de zak van één station naar een ander moet worden overgebracht.

Opgemerkt wordt dat volgens een mogelijke uitvoering de aandrukbalk zelf ook een lasbalk kan zijn.

De mechanische koppeling is bij voorkeur ingericht voor het naar elkaar toe bewegen van de eerste en tweede vasthoudmiddelen wanneer de aandrijving de lasbalk en aandrukbalk naar de ruststand brengt en voor het van elkaar weg bewegen van de eerste en tweede vasthoudmiddelen wanneer de aandrijving de lasbalk en aandrukbalk van de ruststand naar de aandrukstand brengt.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvat de mechanische koppeling een eerste stang die aan één uiteinde scharnierend verbonden is met de eerste vasthoudmiddelen en aan een ander uiteinde met de lasbalk; en een tweede stang die aan één uiteinde scharnierend verbonden is met de eerste vasthoudmiddelen en aan een ander uiteinde met de aandrukbalk. Op die manier zal een uit elkaar bewegen van de aandrukbalk en de lasbalk als gevolg hebben dat de eerste en tweede stang de eerste vasthoudmiddelen dichter bij de tweede vasthoudmiddelen brengt. Bij voorkeur omvat de mechanische koppeling ook een derde stang die aan één uiteinde scharnierend verbonden is met de tweede vasthoudmiddelen en aan een ander uiteinde met de lasbalk; en een vierde stang die aan één uiteinde scharnierend verbonden is met de tweede vasthoudmiddelen en aan een ander uiteinde met de aandrukbalk. Op die manier bewegen zowel de eerste en tweede vasthoudmiddelen wanneer de lasbalk beweegt ten opzichte van de aandrukbalk.

De aandrijving is bij voorkeur ingericht om de lasbalk ten opzichte van de aandrijfbalk te bewegen in een eerste bewegingsrichting. De eerste en/of de tweede vasthoudmiddelen zijn dan bij voorkeur beweegbaar in een tweede bewegingsrichting gemonteerd zijn die loodrecht staat op de eerste bewegingsrichting.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm zijn de aandrijfbalk en/of de lasbalk voorzien zijn van een zuignap die ingericht is voor het meetrekken van een omtreksranddeel van een vulopening van de zak wanneer de aandrijfbalk en/of de lasbalk naar de ruststand bewegen. Dit bevordert het opengaan van de zak terwijl de afstand tussen eerste en tweede vasthoudmiddelen afneemt als gevolg de mechanische koppeling.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvatten de eerste vasthoudmiddelen een eerste en een tweede klemblok waartussen een eerste kant van de zak klembaar is. Ook de tweede vasthoudmiddelen kunnen een eerste en een tweede klemblok omvatten waartussen een tweede kant van de zak klembaar is. In het geval vier stangen gebruikt worden als mechanische koppeling zijn het eerste en het tweede klemblok van de eerste vasthoudmiddelen bij voorkeur scharnierend verbonden met respectievelijk de eerste en de tweede stang, en zijn het eerste en het tweede klemblok van de tweede vasthoudmiddelen bij voorkeur scharnierend verbonden met respectievelijk de derde en de vierde stang. Het of elk eerste klemblok is bij voorkeur beweegbaar langs een eerste geleide-as die zich uitstrekt in de tweede bewegingsrichting en het of elk tweede klemblok is bij voorkeur beweegbaar langs een tweede geleide-as die zich eveneens uitstrekt in de tweede bewegingsrichting. Hoewel een uitvoering met klemblokken voordelig is begrijpt de vakman dat andere uitvoeringen van de eerste en tweede vasthoudmiddelen, zoals grijpklemmen en dergelijke ook binnen het kader van de uitvinding vallen.

Volgens een voordelige uitvoering zijn het eerste en het tweede klemblok van de eerste vasthoudmiddelen zodanig ingericht dat een mechanische koppeling ontstaat wanneer het eerste klemblok tegen het tweede klemblok wordt gebracht voor het vasthouden van een zak. Op analoge wijze kunnen het eerste en het tweede klemblok van de tweede vasthoudmiddelen zodanig ingericht zijn dat een mechanische koppeling ontstaat wanneer het eerste klemblok tegen het tweede klemblok wordt gebracht voor het vasthouden van een zak. Op die manier worden het eerste en het tweede klemblok verplicht om gezamenlijk te bewegen, en wordt een synchrone beweging van de aandrukbalk en van de lasbalk gegarandeerd. Dit resulteert erin dat een vulopening feilloos wordt geopend tijdens het naar elkaar toe bewegen van de eerste en tweede vasthoudmiddelen.

Volgens een mogelijke uitvoering is het of elk eerste klemblok voorzien van een pen die ingericht is om door een gat in de zak te steken en is het of elk tweede klemblok voorzien van een uitsparing waarin de pen opneembaar is. Op die manier kan een zak op een handige wijze op de eerste klemblokken gepositioneerd worden, waarna de zak vastgeklemd kan worden tussen de eerste en de tweede klemblokken. Verder fungeert een dergelijke pen met bijbehorende uitsparing als een mechanische koppeling die ervoor zorgt dat het eerste en tweede ophangblok gezamenlijk bewegen.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm is een eerste montagestuk voorzien dat gekoppeld is met de lasbalk en een tweede montagestuk dat gekoppeld is met de aandrukbalk. Elk eerste klemblok is bij voorkeur beweegbaar gemonteerd op een eerste montagestuk aan weerskanten van de lasbalk, en elk tweede klemblok is bij voorkeur beweegbaar gemonteerd op het tweede montagestuk, aan weerskanten van de aandrukbalk. De aandrijving is bij voorkeur voorzien van een eerste en een tweede aandrijfas die gelagerd is in een eerste en tweede aandrijfblok dat bevestigd is op respectievelijk het eerste en tweede montagestuk. Voor het geleiden van de beweging van de klemblokken zijn bij voorkeur eerste en tweede geleide-assen bevestigd op respectievelijk het eerste en tweede montagestuk, waarbij de klemblokken langs deze assen beweegbaar zijn. Verder kunnen telkens één of meer geleide-assen zijn voorzien die evenwijdig zijn aan de eerste en tweede aandrijfas voor het geleiden van de beweging van de lasbalk en de aandrukbalk.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvatten de eerste en/of tweede vasthoudmiddelen één of meer zuignappen voor het vastzuigen van een zak. In het geval dan gewerkt wordt met eerste en tweede klemblokken kunnen de zuignappen bijvoorbeeld ingericht zijn om een zak tegen de eerste klemblokken te bevestigen alvorens de tweede klemblokken tegen de eerste klemblokken worden gebracht.

Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het afvullen en lassen van een zak. Volgens een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze: het vasthouden van de zak met behulp van eerste en tweede vasthoudmiddelen aan weerskanten van één of meer vulopeningen, waarbij een lasbalk en aandrukbalk tegen de omtreksranddelen van de één of meer vulopeningen drukken; het van elkaar weg bewegen van de lasbalk en de aandrukbalk terwijl de eerste en tweede vasthoudmiddelen naar elkaar toe worden bewogen voor het openen van de zak; het vullen van de zak; het naar elkaar toe bewegen van de lasbalk en de aandrukbalk terwijl de eerste en tweede vasthoudmiddelen van elkaar weg worden bewogen voor het sluiten van de zak; het dichtlassen van de één of meer vulopeningen van de zak. Merk op dat de begrippen "van elkaar weg bewegen" en "naar elkaar toe bewegen" van twee elementen, kunnen inhouden dat beide elementen bewegen of dat een van beide elementen beweegt.

Volgens een voordelige uitvoering wordt een buffer met meerdere zakken voorzien, waarbij elke zak voorzien is van één of meer vulopeningen, en omvat de werkwijze het ophalen van een zak van de buffer door de eerste en tweede vasthoudmiddelen. Merk op dat de buffer voorzien kan zijn van een aanvoersysteem voor het aanvoeren en presenteren van een zak aan de eerste en tweede vasthoudmiddelen.

Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een werkwijze verschaft die de volgende stappen omvat. Er wordt een buffer voorzien met meerdere zakken, waarbij elke zak voorzien is van één of meer vulopeningen en aan een eerste en tweede kant van de één of meer vulopeningen voorzien is van respectievelijk een eerste en tweede geseald deel met een eerste en een tweede gat. Een zak van de buffer wordt meegenomen via pennen die doorheen het eerste en het tweede gat van de zak worden gestoken. De zak wordt gevuld en de één of meer vulopeningen worden dichtgelast. De gevulde en dichtgelaste zak wordt van de pennen verwijderd.

Verder wordt volgens een ander aspect van de uitvinding een inrichting verschaft voor het aanvoeren van een zak naar een vul- en/of lasinrichting. De inrichting omvat een buffer met meerdere zakken, waarbij elke zak voorzien is van één of meer vulopeningen en aan een eerste en tweede kant van de één of meer vulopeningen voorzien is van respectievelijk een eerste en tweede geseald deel met een eerste en een tweede gat; en eerste en tweede vasthoudmiddelen die voorzien zijn van respectievelijk een eerste en een tweede pen die ingericht is om respectievelijk doorheen het eerste en het tweede gat van een zak te steken. Op die manier kunnen zakken op een handige manier aangevoerd en afgevoerd worden naar een las- en vulinrichting, die bijvoorbeeld uitgevoerd kan zijn zoals hierboven werd beschreven.

Volgens nog een ander aspect wordt een inrichting verschaft voor het aanvoeren van een zak naar een vul- en/of lasinrichting, met een buffer met meerdere zakken, waarbij elke zak voorzien is van één of meer vulopeningen. De inrichting omvat bij voorkeur een eerste montageframe en een tweede montageframe met respectievelijk een lasbalk en een aandrukbalk, of omgekeerd, welke lasbalk en aandrukbalk ingericht zijn voor het daartussen opnemen van ten minste een omtreksrand van de één of meer vulopeningen van de zak en voor het lassen van deze omtreksrand. Verder is een aandrijving voorzien met een aandrijfas die vast verbonden is met een aandrijfstang. De aandrijfstang is scharnierend verbonden met een eerste stang die scharnierend verbonden is met het tweede montageframe. Het eerste montagestuk is door een tweede stang scharnierend verbonden met een tweede vast rotatiepunt en het tweede montageframe is door een derde stang scharnierend verbonden met een derde vast rotatiepunt. Tussen de tweede en de derde stang is een koppeling voorzien. De eerste, tweede en derde stang en de koppeling zijn zodanig ingericht en afgemeten dat het eerste montageframe enerzijds beweegbaar is tot bij de buffer, en anderzijds beweegbaar is naar een positie tegenover het tweede montageframe voor het uitvoeren van de afvul- en/of lasbewerking.

Tenslotte betreft de uitvinding een zak met ten minste één vulopening, omvattende een eerste wanddeel en een tweede wanddeel die over hun omtrek aan elkaar zijn bevestigd behalve ter hoogte van de ten minste één vulopening, waarbij een eerste deel van het eerste wanddeel en een tegenoverliggend eerste deel van het tweede wanddeel aan elkaar zijn gelast en een eerste gat aangebracht is door deze eerste delen, en waarbij een tweede deel van het eerste wanddeel en een tegenoverliggend tweede deel van het tweede wanddeel aan elkaar zijn gelast en een tweede gat aangebracht is door deze tweede delen. Een dergelijke zal is bij voorkeur ingericht voor gebruik in een inrichting of werkwijze zoals hierboven beschreven.

De onderhavige uitvinding zal nader toegelicht worden aan de hand van een aantal geenszins beperkende uitvoeringsvoorbeelden met verwijzing naar de tekeningen in bijlage, waarin:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht is, gezien vanaf de bovenkant, van een uitvoeringsvorm van een afvul- en lasinrichting volgens de uitvinding;

Figuur 2 een perspectivisch aanzicht is van de afvul- en lasinrichting van figuur 1, gezien vanaf de onderkant;

Figuur 3A een schematisch aanzicht is van een uitvoeringsvorm van een zak volgens de uitvinding;

Figuur 3B en 3C een varianten van de zak van figuur 3A tonen;

Figuur 4 een gedeeltelijk bovenaanzicht is van de uitvoeringsvorm van figuur 1;

Figuren 5A en 5B schematisch de werking van een uitvoeringsvorm van een afvul- en lasinrichting volgens de uitvinding illustreren;

Figuren 6 en 7 schematisch twee varianten van de in figuren 5A en 5B geïllustreerde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding illustreren;

Figuren 8A, 8B en 8C respectievelijk een zijaanzicht, een vooraanzicht en een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van een aandrijfinrichting volgens de uitvinding illustreren; en

Figuren 9A-E stapsgewijs de werking van de aandrijfinrichting van figuren 8A-8C illustreren;

Figuren 10A en 10B respectievelijk een zijaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een aandrijfinrichting volgens de uitvinding illustreren in een eerste en een tweede stand; en

Figuur 11 een uitvoeringvorm van een buffer- en aanvoersysteem van zakken, volgens de uitvinding illustreert.

Figuren 1, 2 en 4 illustreren een uitvoeringsvorm van een afvul- en lasinrichting volgens de uitvinding. De inrichting omvat een eerste montagestuk 14 en een tweede montagestuk 24 waarop telkens een stel onderdelen vast of beweegbaar gemonteerd is. De inrichting omvat een lasbalk 13 die beweegbaar in een eerste bewegingsrichting BI gemonteerd is op het eerste montagestuk 14. De lasbalk 13 is bedoeld om samen te werken met een aandrukbalk 23 die beweegbaar in de bewegingsrichting BI gemonteerd is in het tweede montagestuk 24. De lasbalk 13 en de aandrukbalk 23 zijn ingericht voor het daartussen opnemen van ten minste de omtreksrand van de vulopening van de zak, en voor het dichtlassen van deze vulopening.

Voor het aandrijven van de beweging van de lasbalk 13 en de aandrukbalk 23 zijn aandrijvingen 35, 36 voorzien. In de geïllustreerde uitvoering is een afzonderlijke aandrijving voorzien voor de lasbalk 13 en voor de aandrukbalk 23. Zoals verder zal blijken, zie bijvoorbeeld figuur 6, is het ook mogelijk om slechts één aandrijving te voorzien en één van deze componenten vast te houden. In de geïllustreerde uitvoering zijn voor de lasbalk 13 geleidestangen 17, 18 voorzien die de beweging van de lasbalk 13 in de bewegingsrichting BI geleiden. Op analoge wijze zijn voor de aandrukbalk 23 geleidestangen 27, 28 voorzien. De vakman begrijpt echter dat deze geleiding in de bewegingsrichting BI op vele andere manieren gerealiseerd kan worden.

Voor het vasthouden van de zak 40 aan weerskanten van de vulopening O zijn eerste vasthoudmiddelen in de vorm van een eerste klemblok 11 en een tweede klemblok 21, en tweede vasthoudmiddelen in de vorm van een eerste klemblok 12 en een tweede klemblok 22, voorzien. De eerste klemblokken 11, 12 zijn beweegbaar gemonteerd op het montagestuk 14, aan weerskanten van de lasbalk 13. De tweede klemblokken 21, 22 zijn beweegbaar gemonteerd op het montagestuk 24 aan weerskanten van de aandrukbalk 23. Voor het sturen van de beweging van de eerste en tweede klemblokken 11, 12, 21, 22 is een mechanische koppeling voorzien met de lasbalk 13 en de aandrukbalk 23. Meer bepaald verbindt een eerste stuurstang 31 de lasbalk 13 met het eerste klemblok 11. Het tweede klemblok 21 is via een tweede stuurstang 32 verbonden met de aandrukbalk 23. Op analoge wijze zijn het eerste en tweede klemblok 12, 22 zijn door middel van respectievelijk een derde duurstang 33 en een vierde stuurstang 34 verbonden met respectievelijk de lasbalk 13 en de aandrukbalk 23. De uiteinden van deze stuurstangen 31-34 zijn telkens scharnierend verbonden rond een verticale scharnieras. Deze stuurstangen 31-34 hebben als gevolg dat door een van elkaar weg bewegen van de lasbalk 13 en de aandrukbalk 23 de eerste vasthoudmiddelen 11, 21 en de tweede vasthoudmiddelen 12, 22 naar elkaar toe worden bewogen. Om de beweging van de eerste en tweede klemblokken 11, 12 en 21, 22 te geleiden zijn respectievelijke eerste en tweede geleide-assen 51, 52 en 61, 62 voorzien, welke zich uitstrekken in een tweede bewegingsrichting B2 die loodrecht staat op de eerste bewegingsrichting BI. Deze eerste en tweede geleide-assen 51, 52 en 61, 62 zijn respectievelijk bevestigd op het eerste montagestuk 14 en het tweede montagestuk 15.

In de geïllustreerde uitvoeringsvorm zijn de eerste klemblokken 11, 12 elk voorzien van een pen 71, 72 die bedoeld zijn om door respectievelijke gaten 41, 42 van de zak te steken. Een mogelijke uitvoeringsvorm van de zak is schematisch getoond in figuur 3A waarin de vooraf gesealde delen gearceerd zijn en het na vullen geseald deel 46 in stippellijn is weergeven. De gaten 41, 42 zijn aangebracht in gesealde delen in de bovenhoeken van de zak. Een dergelijk zal wordt typisch vervaardigd door twee of meer lagen foliemateriaal op elkaar aan te brengen en de gearceerde delen te sealen. Merk op dat vele andere vormen en maten mogelijk zijn voor de zak. Figuur 3B illustreert een andere uitvoeringsvorm met twee gaten 141, 142 en een handvat 145 die aangebracht zijn in gesealde delen van de zak. Merk op dat elk wand van de zak gevormd kan zijn uit een meerlagig folie. Ook kan gewerkt worden met meer dan twee gaten en/of met meerdere vulopeningen. Zo toont figuur 3C een variant met twee vulopeningen 01, 02 en een centraal geseald deel 243 voor het verkrijgen van twee vulruimtes 247, 248. In het middel van het centraal geseald deel 243 kan verder een scheurlijn 249 zijn voorzien waarlangs de "dubbele" 240 zak in twee gedeeld kan worden.

In de tweede klemblokken 21, 22 zijn uitsparingen 81, 82 voorzien waarin de respectievelijke pennen 71, 72 opneembaar zijn. Op die manier kunnen de hoeken van een zak 40, 140 stevig vastgeklemd worden tussen een eerste klemblok 11, 12 en een tweede klemblok 21, 22. Verder kan het oppervlak van de eerste en tweede klemblokken dat bedoeld is om contact te maken met de hoeken van de zak ruw uitgevoerd zijn om het vastklemmen verder te verbeteren. Ook kan aan het contactoppervlak een bepaald profiel gegeven worden waarbij een eerste klemblok 11, 12 en een corresponderend tweede klemblok 21, 22 voorzien zijn van complementaire profielen. Ook dit kan verder het vastklemmen van de hoeken van de zak verbeteren. Merk op dat de pennen 71, 72 een dubbele functie hebben: enerzijds het positioneren van een zak 40, 140 en anderzijds het verwezenlijken van een mechanische koppeling tussen elk eerste en tweede klemblok die ervoor zorgt dat het eerste en tweede klemblok gezamenlijk beweegt, waardoor een synchrone beweging van lasbalk 13 en aandrukbalk 23 wordt verzekerd. Opgemerkt wordt dat deze synchrone beweging ook op andere manieren bereikt kan worden, bijvoorbeeld door het koppelen van aandrijvingen 35 en 36.

Verder is tussen elk eerste klemblok 11, 12 en de lasbalk 13 een zuignap 81, 82 voorzien. Deze zuignappen 81, 82 zullen verder het vasthouden van een zak bevorderen wanneer de zak over de pennen 71, 72 gebracht wordt, voorafgaand aan het sluiten van de klemblokken, dit wil zeggen voorafgaand aan het naar elkaar toe brengen van de eerste en tweede klemblokken. Verder is de lasbalk 13 voorzien van een eerste zuignap 15, en is de aandrukbalk 23 voorzien van een tweede zuignap 25. Deze zuignappen 15, 25 zijn bedoeld om respectievelijk een eerste deel 43 en een tweede deel 44 van een omtreksrand van de vulopening mee te trekken wanneer de lasbalk 13 en de aandrukbalk 23 van elkaar weg bewegen naar een ruststand, terwijl de eerste vasthoudmiddelen 11, 21 en de tweede vasthoudmiddelen 12, 22 naar elkaar toe bewegen naar een vulstand, zie ook figuren 5A en 5B die hieronder zullen worden besproken.

Nu zal de werking van de inrichting volgens de uitvinding beschreven worden met verwijzing naar de schematische tekeningen van figuren 5A en 5B. Figuur 5A illustreert de situatie waarin een zak 40 vastgehouden wordt tussen de eerste klemblokken 11, 12 en de tweede klemblokken 21, 22.

De lasbalk 13 en de aandrukbalk 23 bevinden zich in een aandrukstand, waarbij de zuignappen 15, 25 tegen respectievelijk een eerste deel 43 en een tweede deel 44 van de omtreksrand rond de vulopening 0 van de zak 40 drukken.

In deze stand is de afstand Dl tussen de eerste en tweede vasthoudmiddelen ingesteld om de zak in een opgespannen stand vast te houden. Om de lasbalk 13 en de aandrukbalk 23 naar hun ruststand te bewegen, worden deze door de aandrijvingen 35, 36 van elkaar weg bewogen, waardoor de eerste vasthoudmiddelen 11, 21 en de tweede vasthoudmiddelen 12, 22 naar elkaar toe bewegen, zie de pijlen in figuur 5A. Op die manier wordt de afstand tussen de eerste en tweede vasthoudmiddelen (D2 in figuur 5B) kleiner, wordt de vulopening O opengezet, en kan een product, typisch een vloeistof, in de zak gebracht worden. Figuur 5B toont deze vulstand, waarin de lasbalk 13 en de aandrukbalk 23 zich in een teruggetrokken ruststand bevinden. Na het vullen van de zak, worden de lasbalk 13 en de aandrukbalk 23 terug naar de aandrukstand van figuur 5A bewogen en wordt de vulopening dichtgelast. In deze positie bevinden de eerste en de tweede vasthoudmiddelen zich terug in hun verste stand waarin de zak mooi opgespannen is.

De vakman begrijpt dat ook niet symmetrische uitvoeringen denkbaar zijn binnen het kader van de uitvinding. Zo illustreert figuur 6 een uitvoering waarin de aandrukbalk 323 vrij kan bewegen. In een dergelijke situatie zullen de vasthoudmiddelen als gevolg van de mechanische koppeling tussen elke eerste en tweede klemblok in de bewegingsrichting B3 bewegen die loodrecht staat op de bewegingsrichting BI van de lasbalk 313, en zo zorgen voor een beweging van de aandrukbalk 323 die synchroon is aan de beweging van de lasbalk 313. Figuur 7 illustreert nog een andere uitvoeringsvorm waarin de eerste vasthoudmiddelen 411, 421 vast worden gehouden en enkel de tweede vasthoudmiddelen 412, 422 beweegbaar gemonteerd zijn. De vakman begrijpt dat ook meer dan twee paar klemblokken voorzien kunnen zijn, waarbij bijvoorbeeld gewerkt kan worden met zakken met meer dan twee gaten. Hoewel de symmetrische variant die besproken werd aan de hand van figuren 1-4, 5A en 5B de voorkeur geniet, vallen de varianten van figuren 6 en 7 ook binnen de uitvinding, en begrijpt de vakman dat nog verdere varianten denkbaar zijn binnen het kader van de uitvinding.

Nu zal een inrichting voor het automatisch ophalen, vullen en lassen van een zak beschreven worden aan de hand van figuren 8A-8C en figuren 9A-9E. De inrichting omvat een eerste montagestuk 114 waarop een lasbalk 113 is voorzien en een tweede montagestuk 124 waarop een aandrukbalk 123 is voorzien, zie figuren 8A en 8C. De montagestukken 114, 124 en hun daarmee verbonden of gekoppelde onderdelen kunnen analoog zijn aan de hierboven besproken eerste en tweede montagestukken 14, 24 en hun daarmee verbonden of gekoppelde onderdelen, maar kunnen ook op een andere manier ingericht zijn. Voor het bewegen van het eerste en het tweede montagestuk 114, 124 is een aandrijving 202 en een stel aandrijfstangen voorzien. De aandrijving 202 roteert een aandrijfas 203 die vast verbonden is met twee aandrijfstangen 204, zie figuren 8A en 8B. In de inrichting zijn drie vaste rotatiepunten voorzien: een eerste vast rotatiepunt 211 gevormd door aandrijfas 203, een tweede vast rotatiepunt 212 en een derde vast rotatiepunt 213. Het eerste montagestuk 114 is scharnierend verbonden via twee stangen 206 met het derde vast rotatiepunt 213. Het tweede montagestuk 124 is enerzijds via stangen 205 scharnierend verbonden met de aandrijfstangen 204 en anderzijds via een stangen 207 scharnierend verbonden met het tweede vast rotatiepunt 212. De beweging van het eerste montagestuk 114 is gekoppeld aan de beweging van het tweede montagestuk 124 via koppelstangen 208. Verder zijn bijkomende stangen 206', 207' voorzien om respectievelijk het eerste montagestuk 114 en het tweede montagestuk 124 in een horizontale stand vast te houden. Zoals geïllustreerd in figuren 9Δ-9Ε zal een rotatie van de aandrijfas 203 eerst het tweede montagestuk 124 omhoog bewegen, terwijl het eerste montagestuk 114 in de richting van een buffer 201 met meerdere zakken wordt bewogen, zie figuur 9B. Figuur 9C toont de hoogste stand van het tweede montagestuk 124, waarin het eerste montagestuk 114 tot tegen de buffer 201 gebracht is om daar een zak 40 op te halen. Vervolgens beweegt het tweede montagestuk 124 terug omlaag, terwijl het eerste montagestuk 114 naar achter beweegt, zie figuur 9D. In de laagste stand die getoond is in figuur 9E bevindt het tweede montagestuk 224 zich tegenover het eerste montagestuk 114. In deze stand kan de zak gevuld worden en dichtgelast worden, bijvoorbeeld op de manier die hierboven besproken werd aan de hand van figuren 5A en 5B. Na het uitvoeren van de vul- en lasbewerkingen kan een volgende rotatiebeweging worden begonnen. Een dergelijke manier van werken zal toelaten om de werkwijze van de uitvinding volledig te automatiseren.

In de in figuren 8A-C geïllustreerde variant wordt een buffer 201 gebruikt waarin de zakken 40 verticaal zijn opgehangen. De vakman begrijpt dat het ook mogelijk is om de zakken schuin of horizontaal op te slaan. Figuren 10A, 10B en 11 illustreren een systeem met een horizontale buffer 301. Zoals het best te zien is in figuur 11, worden de zakken 40 horizontaal opgeslagen, waarbij positioneringpennen 396 doorheen de openingen in de zak steken. Verder is een transportband 390 voorzien. Een aantal oppakstangen 391, 392, 393 worden door middel van de transportband 390 bewogen van een eerste stand (zie stang 391) nabij de bovenrand van een in de buffer 301 gelegen zak 40 naar een tweede stand (zie stang 393) waarin de opgehaalde zak aangeboden wordt aan de vasthoudmiddelen van het eerste montagestuk 314, zie ook figuur 10B. Stang 392 bevindt zich in een intermediaire stand tussen de eerste en de tweede stand. Elke oppakstang 391, 392, 393 is voorzien van een aantal zuignappen 395 die bij voorkeur zodanig geplaatst zijn, dat deze aangrijpen nabij de openingen tegen het geseald deel van de zak 40.

De vakman begrijpt dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen en dat vele varianten en modificaties denkbaar zijn binnen het kader van de uitvinding, dat enkel bepaald wordt door de hierna volgende conclusies.

Claims (11)

1. Inrichting voor het afvullen en lassen van een zak (40) met een vulopening (O), omvattende: een lasbalk (13) en een aandrukbalk (23) die ingericht zijn voor het daartussen opnemen van ten minste een omtreksrand van de vulopening van de zak en voor : het lassen van deze omtreksrand; : een aandrijving die ingericht is voor het bewegen van de lasbalk ten opzichte van ; de aandrijfbalk tussen een aandrukstand en een ruststand waarin de aandrukbalk ! zich op een afstand bevindt van de lasbalk; ; eerste vasthoudmiddelen (11, 21) en tweede vasthoudmiddelen (12, 22) voor het vasthouden van de zak aan weerskanten van de vulopening; ;een mechanische koppeling tussen de eerste en/of tweede vasthoudmiddelen en ;de lasbalk en tussen de eerste en/of tweede vasthoudmiddelen en de aandrijfbalk, welke mechanische koppeling Ingericht is voor het koppelen van een beweging van de aandrukstand naar de ruststand aan een beweging van de eerste vasthoudmiddefen ten opzichte van de tweede vasthoudmiddelen van een spanstând naar een vulstand, in welke vulstand de afstand (D2) tussen de eerste ;en tweede vasthoudmiddelen kleiner is dan de afstand (D1) daartussen in de 'spanstand. i

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de mechanische koppeling (30) een eerste stang (31) omvat die aan één uiteinde scharnierend verbonden is met de eerste vasthoudmiddelen (11) en aan een ander uiteinde met de lasbalk (13) en een tweede stang (32) die aan één uiteinde scharnierend verbonden is met de eerste vasthoudmiddelen (21) en aan een ander uiteinde met de aandrukbalk (23).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de mechanische koppeling een derde stang (33) omvat die aan één uiteinde scharnierend verbonden Is met de tweede vasthoudmiddelen en aan een ander uiteinde met de lasbalk en een vierde stang (34) die aan één uiteinde scharnierend verbonden is met de tweede vasthoudmiddelen en aan een ander uiteinde met de aandrukbalk.

4; Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijving (35, 36) ingericht is om de lasbalk ten opzichte van de aandrijfbalk te , bewegen in een eerste bewegingsrichting B1 en dat de eerste en/of de tweede vasthoudmiddelen beweegbaar in een tweede bewegingsrichting B2 gemonteerd zijn, welke tweede bewegingsrichting loodrecht staat op de eerste : bewegingsrichting.

5.| Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ' eerste vasthoudmiddelen een eerste en een tweede klemblok (11, 21) omvatten, ; dewelke scharnierend verbonden zijn met respectievelijk de eerste en de tweede stang (31,32), en waartussen een eerste zijde van de zak klembaar is.

*6. ; Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede vasthoudmiddelen een eerste en een tweede klemblok (12, 22) omvatten, dewelke scharnierend verbonden zijn met respectievelijk de derde en de vierde stang (33,34), en waartussen een tweede zijde van de zak klembaar is.

7. ilnrichting volgens één der conclusies 5 en 6, wanneer afhankelijk van conclusie 4, met het kenmerk, dat het of elk eerste klemblok (11,12) beweegbaar langs een 'eerste geieide-as (51, 52} die zich uitstrekt in de tweede bewegingsrichting (B2) is gemonteerd en dat het of elk tweede klemblok (21, 22) beweegbaar langs een tweede geleide-as (61, 62) die zich uitstrekt in de tweede bewegingsrichting (B2) is gemonteerd.

8. Inrichting volgens één der conclusies 5-7, met het kenmerk, dat het of elk eerste klemblok (11, 12) mechanisch koppelbaar is het of eik bijbehorend tweede kiemblok (21,22) in een stand waarin een zijde van de zak gekiemd is tussen het eerste en het tweede klemblok.

9. Inrichting volgens één der conclusies 5-8, met het kenmerk, dat het of elk eerste klemblok (11,12) voorzien is van een pen (71,72) die ingericht is om door een gat (41,42) in dè zak te steken en dat het of elk tweede klemblok (21, 22) voorzien is van een uitsparing (81, 82) waarin de pen opneembaar is.

10. Inrichting volgens één der conclusies 5-9, met het kenmerk, dat elk eerste . klemblok (11,12) beweegbaar gemonteerd is op een eerste montagestuk (14), en dat elk tweede klemblok (21,22) voorzien js op een tweede montagestuk (24), en ‘ dat de aandrijving voorzien is van een eerste en een tweede aandrijfas die ; gelagerd is ïn een eerste en tweede aandrijfblok (16, 26) dat bevestigd is op ^ respectievelijk het eerste en tweede montagestuk (14,24).

11. Inrichting volgens conclusies 7 en 10, met het kenmerk, dat de eerste en tweede ' geleide-assen (51, 52; 61, 62) bevestigd zijn op respectievelijk het eerste en tweede montagestuk (14; 24) en dat voor het eerste en het tweede montagestuk telkens één of meer geleide-assen (17, 18; 27, 28) zijn voorzien die evenwijdig •zijn aan de eerste en tweede aandrijfas voor het geleiden van de beweging van de lasbalk en de aandrukbalk. 12Jnrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste en/of tweede vasthoudmiddeien één of meer zuignappen omvatten. 13.lnrichting volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 12 voorzien van een inrichting voor het aanvoeren van zakken, omvattende: een buffer met meerdere zakken, waarbij elke zak voorzien is van een vulopening; een eerste montageframe (114) en een tweede montageframe (124) met respectievelijk een lasbalk (113) en een aandrukbalk (123), of omgekeerd, welke lasbalk en aandrukbaik ingericht zijn voor het daartussen opnemen van ten minste t een omtreksrand van de vulopening van de zak en voor het lassen van deze • omtreksrand; èen aandrijving (202) met een aandrijfas (203) die vast verbonden is met een aandrijfstang (204), welke aandrijfstang scharnierend verbonden is met een eerste stang (205) die scharnierend verbonden is met het tweede montageframe; waarbij het eerste montagestuk door een tweede stang (206) scharnierend verbonden is met een tweede vast rotatiepunt en het tweede montageframe door éen derde stang (207) scharnierend verbonden met een derde vast rotatiepunt; waarbij een koppeling (208) voorzien is tussen de tweede en de derde stang. 14: Werkwijze voor het afvullen en lassen van een zak door middel van een inrichting ' volgens een der voorgaande conclusies omvattende; ;het vasthouden van de zak met behulp van eerste en tweede vasthoudmiddelen ;die de zak aan weerskanten van een vulopening vasthouden terwijl een lasbalk en aandrukbalk randen van de vulopening omgeven; het van elkaar weg bewegen van de lasbalk en de aandrukbalk terwijl de eerste ,en tweede vasthoudmiddelen naar elkaar toe worden bewogen voor het openen ;van de zak; . :het vullen van de zak; het naar elkaar toe bewegen van de lasbalk en de aandrukbalk terwijl de eerste en tweede vasthoudmiddelen van elkaar weg worden bewogen voor het sluiten van de zak; het dichtlassen van de vulopening van de zak. 15.Zak voor gebruik in een inrichting volgens één der conclusies 1-13 of in een werkwijze volgens conclusie 14 met ten minste één vulopening (O, 01, 02), omvattende een eerste wanddeel en een tweede wanddeel die over hun omtrek aan elkaar zijn bevestigd behalve ter hoogte van de ten minste één vulopening, waarbij een eerste deel van het eerste wanddeel en een tegenoverliggend eerste deel van het tweede wanddeel aan elkaar zijn gelast en een eerste gat (41,141) aangebracht is door deze eerste delen, en waarbij een tweede deel van het eerste wanddeel en een tegenoverliggend tweede deel van het tweede wanddeel aan elkaar zijn gelast en een tweède gat (42, 142) aangebracht is door deze tweede delen.