NL9500161A - Transportinrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Transportinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting voorzien van ten minste een flexibel langgestrekt transportorgaan, dat met behulp van aandrijfmiddelen in zijn lengterichting verplaatsbaar is, en van met behulp van steunen met het transportorgaan gekoppelde, elkaar overlappende plateau's voor het ondersteunen van met behulp van de transportinrichting te verplaatsen voorwerpen, waarbij ten minste enige van de de plateau's met het transportorgaan verbindende dragers ten opzichte van het transportorgaan verzwenkbaar zijn om zich ten minste nagenoeg evenwijdig aan de lengterichting van het transportorgaan uitstrekkende zwenkassen, terwijl middelen zijn aangebracht om, indien gewenst, op een vooraf bepaalde plaats(en) een verzwenking van uitgekozen dragers met de daarmede verbonden plateau's om bijbehorende zwenkassen te bewerkstelligen.

Uit het Franse octrooi 2.182.148 is een transportinrichting bekend, die is voorzien van plateau's, die op enige afstand van elkaar zijn gelegen. Bij een invoerstation kunnen op de plateau's voorwerpen worden opgebracht en bij een gewenst afvoerstation van een aantal langs de bewegingsbaan van het transportorgaan met de daarmede verbonden plateau's opgestelde afvoerstations kan een gewenst plateau worden verzwenkt om een op het desbetreffend plateau liggend voorwerp af te voeren. Een nadeel van deze bekende inrichting is, dat bij het heen en weer zwenken van een plateau een buiten een naburig plateau uitstekend deel van een op dit naburige plateau gelegen voorwerp tussen de naast elkaar gelegen plateau's kan worden vastgeklemd, hetgeen onder meer tot storingen in de beoogde afvoer van de voorwerpen kan leiden. Verder kunnen buiten de plateau's uitstekende delen van voorwerpen tussen naburige plateau's beklemd raken, indien het transportorgaan met de daaraan bevestigde plateau's door een bocht wordt geleid.

Verder zijn er transportinrichtingen bekend, waarbij de plateau's, die dan veelal uit enigszins flexibel materiaal zijn vervaardigd, elkaar overlappen. Er is wel aan gedacht, om dergelijke elkaar overlappende plateau's zodanig op te stellen, dat deze groepsgewijs ten opzichte van elkaar om zich in de lengterichting van het transportorgaan uitstrekkende zwenkassen verzwenkbaar zijn om op de plateau's liggende voorwerpen te kunnen afvoeren. Ook hier blijft echter het gevaar bestaan van vastklemmen van delen van voorwerpen tussen de naburige ten opzichte van elkaar verzwenkbare groepen van plateau's.

Met de uitvinding wordt beoogd een transportinrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij de nadelen van deze bekende transportinrichtingen kunnen worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de dragers in op afstand van elkaar gelegen groepen van twee nabij elkaar gelegen dragers zijn opgesteld, waarbij de met de dragers van een groep verbonden plateau's zich vanaf de desbetreffende dragers in een van elkaar afgekeerde richting uitstrekken en een plateau, dat verbonden is met een drager van een groep met zijn van de desbetreffende drager af gekeerde einde wordt overlapt door het van de drager van een naburige groep afgekeerde uiteinde van een met de desbetreffende drager van de naburige groep verbonden plateau, terwijl op de nabij elkaar gelegen uiteinden van de met de dragers van een groep verbonden plateau's zich vanaf deze uiteinden van de plateau's in de richting van het transportorgaan uitstrekkende schermen aansluiten.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding kunnen een tweetal elkaar overlappende plateau's met de deze plateau's met het transportorgaan verbindende dragers, indien gewenst, onafhankelijk van de overige plateau's worden verzwenkt. Daarbij verhinderen de schermen, dat zich delen van voorwerpen kunnen vastklemmen tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden van een plateau, dat wordt verzwenkt en van een plateau, dat niet wordt verzwenkt. Uiteraard zal het, indien gewenst, ook mogelijk zijn bijvoorbeeld gelijktijdig meerdere groepen van twee elkaar overlappende plateau's gelijktijdig te verzwenken of bijvoorbeeld opeenvolgend in een bepaald afvoerpunt achter elkaar aan bewegende groepen van twee elkaar overlappende plateau's opeenvolgend te verzwenken.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan een transportinrichting worden verkregen, waarin de plateau's, indien deze niet verzwenkt zijn, een nagenoeg dicht oppervlak vormen voor het ondersteunen van voorwerpen, terwijl toch op eenvoudige en doelmatige wijze voorwerpen van de transportinrichting kunnen worden afgevoerd zonder gevaar van vastklemmen van de voorwerpen of dergelijke.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting voorzien van ten minste een flexibel langgestrekt transportorgaan, dat is opgebouwd uit schakels, waarbij een schakel nabij een uiteinde ten opzichte van een naburige schakel om een eerste scharnier-as verzwenkbaar is en nabij zijn andere uiteinde ten opzichte van een verdere naburige schakel om een de eerste scharnieras ten minste nagenoeg loodrecht kruizende tweede scharnieras verzwenkbaar is, terwijl met het transportorgaan plateau's zijn gekoppeld voor het ondersteunen van met behulp van de transportinrichting te verplaatsen voorwerpen, en aandrijf-middelen zijn aangebracht, die aangrijpen op het transportorgaan om het transportorgaan in zijn lengterichting te kunnen verplaatsen.

Met de uitvinding wordt beoogd een dergelijke transportinrichting te verkrijgen, waarbij de aandrijving op eenvoudige wijze kan worden bewerkstelligd met behulp van een op een zijkant van het transportorgaan aangrijpend aandrijforgaan.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt, doordat de opvolgende schakels ter hoogte van de scharnierassen zijn voorzien van elkaar overlappende delen waardoorheen de scharnierassen zich uitstrekken en de schakels aan ten minste een zijde van de schakels zijn voorzien van zijvlakken, die in gestrekte stand van het transportorgaan ten minste nagenoeg een recht gesloten vlak vormen.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding is een transportinrichting verkregen, waarbij het transportorgaan langs een baan kan worden geleid, die zowel in hoogterichting als in horizontale richting een variërend verloop heeft, terwijl een regelmatige continue aandrijving van het transportorgaan kan worden bewerkstelligd met een eenvoudige aandrijfband of aandrijfwiel, welke in een recht gedeelte van het transportorgaan aangrijpt op de zijvlakken van de schakels, die een ten minste nagenoeg recht gesloten vlak vormen, zodat een ten minste nagenoeg stootvrije en geruisarme aandrijving kan worden gerealiseerd.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een schematisch in bijgaande figuren weergegeven transportinrichting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont gedeeltelijk in zijaanzicht en gedeeltelijk in doorsnede een deel van een transportinrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede over figuur 1.

Figuur 3 toont een bovenaanzicht op elkaar overlappende plateau's van de transportinrichting.

Figuur 4 toont in perspectief een tweetal naburige met elkaar gekoppelde schakels van het transportorgaan van de transportinrichting volgens de uitvinding.

Figuur 5 toont een mogelijke opstelling van een wissel-mechanisme voor het bewerkstelligen van een verzwenking van de plateau's.

Figuur 6 toont een samenstel van enige wisselmechanismes voor het verzwenken van plateau's.

Figuur 7 toont schematisch een aantal plateau's van een transportinrichting volgens de uitvinding, waarin verschillende mogelijkheden voor het verzwenken van plateau's zijn weergegeven.

Figuur 8 toont een met figuur 1 overeenkomend aanzicht op een deel van een verdere uitvoeringsvorm van een transportinrichting volgens de uitvinding.

Figuur 9 toont een verdere mogelijkheid voor het met elkaar koppelen van een tweetal schakels van het aandrijforgaan.

Figuur 10 toont een bovenaanzicht op een deel van figuur 9.

Figuren 11 en 12 tonen met figuren 9 en 10 overeenkomende aanzichten van een verdere mogelijkheid voor het met elkaar koppelen van schakels.

De schematisch en slechts gedeeltelijk in de figuren weergegeven transportinrichting omvat een eindloos transportorgaan of aandrijf-ketting 1, die is opgebouwd uit een aantal schakels 2 en 3.

Zoals uit figuur 2 duidelijk zal zijn is een schakel 2 nabij een uiteinde met een naburige schakel 3 gekoppeld met behulp van een, gezien in figuur 1 horizontaal en loodrecht op het vlak van tekening verlopende scharnieras 4. Nabij zijn andere uiteinde is de schakel 2 met een naburige schakel 3 gekoppeld met een de scharnieras 4 loodrecht kruizende scharnieras 5.

In het in figuur 4 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt het lichaam van de centrale schakel 2 begrensd door een tweetal evenwijdig en op afstand van elkaar gelegen zijvlakken 6, die aan hun randen zijn verbonden door zich loodrecht op deze zijvlakken uitstrekkende zijvlakken 7. Aan een uiteinde van de schakel 2 is een uitstekende tong 9 aangebracht, terwijl aan het tegenover liggende uiteinde van de schakel 2 een loodrecht op de tong 9 verlopende uitstekende tong 12 is aangebracht.

Het lichaam van de schakel 3 wordt eveneens begrensd door een tweetal evenwijdig aan elkaar verlopende zijvlakken 10 en loodrecht op en tussen deze zijvlakken 10 verlopende zijvlakken 11.

Aan een uiteinde van de schakel 3 is een sleufgat 8 gevormd, waarin bij gemonteerd transportorgaan of ketting de tong 9 van de naburige schakel 2 is gelegen, waarbij de scharnieras 4 zich daarbij uitstrekt door desbetreffende in aan weerszijden van het sleufgat 8 gelegen benen van de schakel 3 en de tong 12 van de schakel 2 aangebrachte gaten. Zoals verder uit figuur 4 duidelijk zal zijn zijn de aan weerszijden van de uitsparing 8 gelegen delen van de schakel 3 met hun naar de schakel 2 toegekeerde uiteinden uitgevoerd met concentrisch om de scharnieras 4 verlopend begrenzingsvlakken. De naar deze uiteinden van de schakel 3 toegekeerde begrenzingsvlakken van de schakel 2 zijn overeenkomstig gekromd en liggen dicht nabij de desbetreffende uiteinden van de schakel 3.

Bij gemonteerd transportorgaan of aandrijfketting 1 zal de tong 9 van een schakel 2 zijn gelegen in een uitsparing 13 van een naburige schakel 3 en daar met de naburige schakel 3 zijn gekoppeld door de scharnieras 5, die gevoerd is door in de tong 9 en in desbetreffende de uitsparing 13 begrenzende benen 13' van de schakel 3 gevormde gaten.

De aan weerszijden van de tong 9 gelegen en naar de naburige schakel 3 toegekeerde begrenzingsvlakken 16 van de schakel 2 strekken zich concentrisch om de scharnieras 5 uit evenals de naar deze begrenzingsvlakken 16 toegekeerde nabij gelegen begrenzingsvlakken 17 aan het naar de desbetreffende van de schakel 2 toegekeerde uiteinde van de schakel 3.

De in figuur 2 weergegeven opbouw van de schakels wijkt enigszins af van de in figuur 4 weergegeven opbouw, daar bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 2 de schakel 2 aan zijn van de tong 9 afgekeerde uiteinde is voorzien van een met het sleufgat 8 overeenkomend sleufgat en de schakel 3 in plaats van het sleufgat 8 is voorzien van een uitstekende tong, die past in het in de schakel 2 aangebrachte sleufgat.

Het zal duidelijk zijn, dat door boven omschreven uitvoering een transportorgaan of aandrijfketting is verkregen van een zodanige opbouw, dat in een gestrekt gedeelte van het transportorgaan of aandrijf- ketting, zoals gezien in figuur 1 de aan een zijkant van het transport-orgaan in eikaars verlengde gelegen zijvlakken 6 en 10 van de schakels evenals de aan de andere zijkant van het transportorgaan in eikaars verlengde gelegen zijvlakken van de schakels een recht en nagenoeg gesloten vlak vormen. Dit heeft bijzondere voordelen, zoals hieronder nog nader zal worden uiteengezet.

Aan de uiteinden van de verticaal verlopende zwenkassen 5 zijn geleidingswielen 18 bevestigd, die dienen voor de geleiding van het transportorgaan of aandrijfketting 1 in een schematisch in figuur 2 aangeduid gestel 19 van de transportinrichting. Verder zijn ter hoogte van de zwenkassen 4 aan de schakels 2 zich evenwijdig aan deze zwenkassen 4 uitstrekkende assen 20 bevestigd, die door het gestel 19 ondersteunde geleidingswielen 21 dragen.

Verder zijn aan de nabij de scharnierassen 4 gelegen uiteinden van de schakels 2 zich vanaf de schakels 2 omhoog uitstrekkende steunen 22 bevestigd, die zich in de lengterichting van het transportorgaan 1 uitstrekkende assen 23 ondersteunen. Met ieder van deze assen 23 is een groep van twee dragers 24 en 25 gekoppeld. Aan de boveneinden van de dragers 24 en 25 zijn zich in van elkaar afgekeerde richtingen uitstrekkende armen 26 resp. 27 bevestigd. Een arm 26 ondersteunt een plateau 28, terwijl de arm 27 een plateau 29 ondersteunt.

Zoals uit figuur 1 duidelijk zal zijn wordt een vrij uiteinde van een plateau 28, dat wordt ondersteund door een bij een bepaalde groep van twee dragers 24, 25 behorende drager 24 overlapt door een plateau 29, dat wordt ondersteund door een drager 25, die bij een naburige groep van dragers 24, 25 behoort. Ter hoogte van de elkaar overlappende delen van de plateau's 28 en 29 is op het vrije uiteinde van de arm 26 een prop 30 aangebracht, die een daarboven gelegen uiteinde van een arm 27 ondersteund.

Met iedere arm 26 is verder een zich loodrecht op deze arm uitstrekkende as 31 verbonden. Aan de vrije einden van de as zijn ge-leidingsrollen 32 aangebracht. Deze geleidingsrollen 32 lopen over in figuur 1 schematisch aangeduide geleidingsrails 33 om verdraaiing van de plateau's om de zwenkassen 23 te voorkomen.

Zowel aan de drager 24 als aan de drager 25 zijn een tweetal een scherm vormende schermdelen 34 en 35 bevestigd. Zoals duidelijk zal zijn uit figuur 2 zijn deze schermdelen, in de niet verzwenkte stand van het bijbehorend plateau aan weerszijden gelegen van een zich verticaal en door de bijbehorende zwenkas 23 uitstrekkend vlak, waarbij de hoogte van ieder van de schermdelen 34 en 35 in een van dit vlak af gekeerde richting geleidelijk toeneemt.

Het zal duidelijk zijn, dat door de bovenbeschreven opbouw van het transportorgaan of aandrijfketting 1 de schalmen van de ketting zowel in horizontale richting als in verticale richting ten opzichte van elkaar verzwenkt kunnen worden, zodat het transportorgaan 1 en de daarmede verbonden plateau's langs een willekeurige gewenste baan kunnen worden verplaatst, waarbij de elkaar overlappende uiteinden van de plateau's 28 en 29 ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven bij verdraaiing van de elkaar overlappende delen om een denkbeeldige scharnieras, die in het verlengde ligt van een verticale scharnieras 5.

Doordat in ieder geval de elkaar overlappende delen van de plateau's uit flexibel materiaal zijn vervaardigd belemmeren de plateau's ook een verzwenking in hoogterichting niet.

Zoals schematisch in figuur 2 is weergegeven kan voor de aandrijving van het transportorgaan 1 nabij een gedeelte van dit transportorgaan 1, waarin de schakels 2 en 3 op de in figuur 1 weergegeven wijze in eikaars verlengde zijn gelegen, een eindloze transportband 36 of een of meer aandrijfwielen zijn aangebracht, die aangrijpen op een zijkant van het transportorgaan. Aan de tegenover liggende zijkant kan een soortgelijk aandrijforgaan 37 zijn aangebracht of een aantal steunrollen, die door het aandri jforgaan 36 in dwarsrichting op het transportorgaan 1 uitgeoefende krachten kunnen opnemen.

Zoals hierboven reeds uiteengezet vormen de naar het aandri jforgaan 36 toegekeerde zijvlakken van de in eikaars verlengde gelegen schakels een ten minste nagenoeg recht en gesloten oppervlak, zodat met behulp van een dergelijke aandri jfband of aandri jfwielen een gelijkmatige stootloze en nagenoeg geruisloze aandrijving van het transportorgaan kan worden bewerkstelligd.

Om een groep van twee elkaar overlappende plateau's 28 en 29 om de desbetreffende zwenkassen 23 ten opzichte van het transportorgaan te kunnen verzwenken kan op een gewenste plaats in de geleidingsrail 33 een opening 38 zijn aangebracht (figuur 5). Ter hoogte van de opening 38 zijn wisseltongen 39 en 40 aangebracht. De wisseltong 39 is verzwenkbaar om een zich loodrecht op de lengterichting van de rail 33 uitstrekkende scharnieras 41, die gerekend in de beoogde verplaatsingsrichting van het transportorgaan 1 volgens pijl A aan het bovenstroomse einde van de opening 38 is opgesteld. De wisseltong 40 is verzwenkbaar om een scharnieras 42, die gerekend in de verplaatsingsrichting A aan het stroomafwaartse einde van het gat 38 is gelegen.

In de in figuur 5 weergegeven omhoog gezwenkte stand van de wisseltong 40 zal een met een arm 26 verbonden, zich in de richting volgens pijl A verplaatsende geleidingsrol 32 door de wisseltong omlaag worden bewogen, zodat deze rol verder gaat afrollen op een lager dan de rail 33 opgestelde rail 43 en/of tegen de onderzijde van de rail. Het zal duidelijk zijn, dat dit naar beneden bewegen van een geleidingsrol 32 een verzwenking van de deze geleidingsrol ondersteunende drager 24 met het door deze drager ondersteunde plateau 28 zal bewerkstelligen. Het plateau 28 zal daarbij het dit plateau overlappende plateau 29 meenemen, zodat de beide elkaar overlappende plateau's gezamelijk ten opzichte van het transportorgaan 1 zullen worden verzwenkt. Een eventueel op deze plateau's rustend voorwerp kan zodoende van de desbetreffende plateau's af schuiven.

Indien wisseltong 40 vanuit de in figuur 5 weergegeven stand naar beneden is gezwenkt zal een in de richting volgens pijl A bewegende geleidingsrol over deze tong 40 heen kunnen bewegen en dus geen verzwenking van het met de desbetreffende geleidingsrol verbonden plateau worden bewerkstelligd.

Een over de rail 43 en/of onder de rail 33 bewegende geleidingsrol, die eventueel op een eerdere plaats naar beneden is bewogen kan de wisseltong 39 passeren, daar daartoe de wisseltong 39 omhoog kan zwenken.

Het zal duidelijk zijn, dat op een gewenste meer stroomafwaarts gelegen plaats soortgelijke wisseltongen in spiegelbeeldopstelling kunnen zijn aangebracht om een geleidingsrol weer terug te voeren naar de bovenzijde van de rail 33.

De wisseltong 40 kan men met behulp van bijvoorbeeld mechanische, elektronische, hydraulische pneumatisch of mechanische middelen aangestuurd worden, waarbij dit aansturen bijvoorbeeld kan plaatsvinden met behulp van leesinrichtingen, die gegevens aflezen, die op de door de transportinrichting te verplaatsen voorwerpen zijn aangebracht en eventueel tevens de lengte van een voorwerp kunnen meten.

Het zal duidelijk zijn, dat indien een groep van twee plateau's ten opzichte van aan weerszijden daarvan gelegen plateau's wordt verdraaid de schermen 34 en 35, die aansluiten op de van elkaar afgekeerde uiteinden van de elkaar overlappende plateau's en zich vanaf deze uiteinden van de plateau's naar beneden toe uitstrekken, verdraaien langs de overeenkomstige schermen van de plateau's, die niet verdraaid worden. Daarbij verhinderen de schermen, dat een eventueel uitstekend deel van een op een plateau rustend voorwerp onder een gekanteld plateau kan komen en zodoende een storing kan veroorzaken, doordat dit uitstekende deel bij het terugkantelen van het gekantelde plateau tussen de naburige plateau's klem raakt.

Met behulp van de in figuur 5 weergegeven inrichting kan men slechts een groep van een tweetal elkaar overlappende plateau's verzwenken en de daaropvolgende groep ongestoord laten passeren. Ook is het echter mogelijk om meerdere elkaar opvolgende groepen van elkaar overlappende plateau's opeenvolgend te verzwenken.

Zoals verder in figuur 6 is weergegeven kan men op een bepaalde plaats langs de baan van het transportorgaan meerdere wissels van de in figuur 5 weergegeven constructie achter elkaar opstellen. Bij het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 6 zijn een drietal van dergelijke wisselconstructies nabij elkaar opgesteld. Met behulp van een dergelijke uitvoering is het mogelijk naar keuze een groep van twee elkaar overlappende plateau's, twee groepen van elkaar overlappende plateau's of drie groepen van elkaar overlappende plateau's gelijktijdig ten opzichte van het transportorgaan 1 om de desbetreffende scharnierassen 23 te verzwenken. Zodoende is het bijvoorbeeld mogelijk om het aantal groepen plateau's, dat wordt verzwenkt, in overeenstemming te brengen met het aantal plateau's, dat door een enkel voorwerp in beslag wordt genomen.

Indien steeds voorwerpen van dezelfde grootte worden getransporteerd kan men namelijk de verschillende in figuur 6 weergegeven wisseltongen 40 of de verstelorganen van de wisseltongen bijvoorbeeld mechanisch of elektrisch met elkaar koppelen, zodat de wisseltongen gelijktijdig verzwenken. Bij wisselende lengte van de voorwerpen kan men er echter in voorzien, dat de verschillende wisseltongen 40 van de in figuur 6 weergegeven opstelling onafhankelijk van elkaar kunnen worden verzwenkt.

Verder zal het duidelijk zijn, dat zowel in de rail 33, die de gezien in figuur 2 linker geleidingsrol 32 ondersteunt als in de rail 33, die de gezien in figuur 2 rechter geleidingsrol 32 ondersteunt, een of meerdere wisselconstructies kunnen zijn aangebracht, zodat de plateau's vanuit de normale transportstand in twee verschillende richtingen naar een hellende stand kunnen worden verzwenkt.

De diverse mogelijkheden, welke met de constructie volgens de uitvinding te realiseren zijn, zijn nog eens schematisch in figuur 7 aangeduid.

Zoals uit deze figuur duidelijk zal zijn kan het transport-orgaan 1 met de daardoor ondersteunde elkaar overlappende plateau's zowel in X, Y en Z richting bewegen, terwijl de elkaar overlappende plateau's in groepen van ieder gewenst aantal in de ene of de andere richting kunnen worden verzwenkt om op de plateau's ondersteunde voorwerpen 44 op een gewenste plaats te kunnen afgeven.

Uiteraard zijn er aanvullingen en/of variaties op de boven-bescheven uitvoeringsvorm van de transportinrichting volgens de uitvinding denkbaar.

Zo kan, indien gewenst, met de wisseltong 39 een veer zijn gekoppeld, die de wisseltong 39 in een vanuit de in figuur 5 resp. figuur 6 weergegeven stand omhoog gezwenkte stand tracht te houden.

Verder kunnen de plateau's iedere gewenste vorm hebben en bijvoorbeeld enigszins gebogen of enigszins V-vormig zijn. Daarbij kan het oppervlak van een dergelijk plateau al dan niet symmetrisch zijn ten opzichte van een gezien in figuur 2 loodrecht op het vlak van tekening en door de scharnieras 23 verlopend vlak.

Ook het verzwenken van de plateau's om de scharnierassen 23 kan in plaats van met mechanische middelen bijvoorbeeld ook plaatsvinden met behulp van hydraulische, pneumatische of elektrische aandri jfmiddelen, die bijvoorbeeld op afstand draadloos bestuurbaar zijn. In verband hiermede kan worden verwezen op de uitvoeringsvorm van figuur 8. Deze uitvoeringsvorm komt in hoofdzaak overeen met de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en in figuur 8 hebben dan ook verschillende onderdelen, die overeenkomen met aan de hand van de voorgaande figuren besproken onderdelen dezelfde verwijzingscijfers verkregen.

Zoals in figuur 8 is weergegeven wordt hierbij door de drager 22 een elektromotor 45 ondersteund, welke met behulp van een slechts schematisch aangeduid overbrengingsmechanisme 46 met de arm 26 is gekoppeld, een en ander zodanig, dat door de motor 45 in de ene of de andere richting te laten draaien de steun 24 met het daarmede gekoppelde plateau 28 eveneens in de ene of de andere richting om de scharnieras 23 zal worden verdraaid.

Verder zijn in de figuren 9-12 enige verdere mogelijkheden weergegeven voor het met elkaar koppelen van een tweetal schakels 2 en 3. Onderdelen, die overeenkomen met de hierboven beschreven onderdelen van de schakels 2 en 3 hebben dezelfde verwijzingscijfers gekregen als de overeenkomstige, in het bijzonder in figuur 4 weergegeven en aan de hand van deze figuur besproken onderdelen.

Zoals uit figuren 9 en 10 blijkt is in plaats van een ronde as 5 een een zeskante doorsnede bezittende pen 5' aangebracht. Deze pen is omgeven door een tweetal de pen omgevende en in eikaars verlengde gelegen bussen 50 en 51, die zijn voorzien van inwendige doortochten, waarvan de doorsnede overeenkomt met de doorsnede van de pen 5', zodat de bussen 50 en 51 niet ten opzichte van de pen 5' verdraaibaar zijn.

De naar elkaar toegekeerde uiteinden van de bussen hebben een getrapt verloop, zodanig, dat een uitstekend deel van de ene bus in een overeenkomstige uitsparing in het uiteinde van de andere bus ingrijpt.

De buitenomtrekken van de naar elkaar toegekeerde en nabij elkaar gelegen uiteinden van de bussen 50 en 51 strekken zich concentrisch om de hartlijn van de pen 5' uit en zijn opgenomen in een in de tong 9 aangebrachte, bijvoorbeeld ingeperste metalen bus 52.

De cirkelvormige buitenomtrekken van de buiten de bus 52 uitstekende uiteinden van de bussen 50 en 51 liggen excentrisch ten opzichte van de hartlijn van de pen 5'. Deze buiten de bus 52 uitstekende uiteinden van de bussen 50 en 51 zijn opgenomen in overeenkomstige ronde gaten, die zijn aangebracht in de benen 13' van de schakel 3.

Verder is de bus 50, gezien in figuur 9 aan zijn boveneinde voorzien van een uitstekende flens 53, die tegen de buitenzijde van een been 13' aanligt. Op soortgelijke wijze is de bus 51 voorzien van een uitstekende tegen een been 13' van de schakel 3 aanliggende uitstekende flens 54. In de in figuur 9 weergegeven gebruikstand is de pen 5' tegen axiale verschuiving mede geborgd met behulp van een borgpen 55, die door een desbetreffend in de pen 5' aangebracht gat 56 is gestoken.

In de flens 53 zijn een tweetal diametraal tegenover elkaar liggende uitsparingen 57 aangebracht, waarin aan een been 13' van de schakel 3 bevestigde nokken 58 zijn gelegen. Het zal duidelijk zijn, dat deze nokken 58 een verdraaiing van de bus 50 en daarmede ook van de bus 51 en de in de bussen 50 en 51 gelegen pen 5' om de hartlijn van de pen 5' verhinderen.

Gebruikelijk zijn inrichtingen voorzien van transportorganen of transportkettingen van de hierboven beschreven soort voorzien van spaninrichtingen, om de transportketting tijdens bedrijf na te kunnen spannen. Een dergelijke naspaninrichting kan nu bij toepassing van de constructie zoals weergegeven in figuren 9 en 10 vervallen. Het zal immers duidelijk zijn, dat, indien men de bus 50 na verwijdering van de borgpen 55 enigszins omhoog schuift, zodat de flens 53 boven de nokken 58 komt te liggen, men de pen 5' en daarmede de bussn 50 en 51 om de hartlijn van de pen kan verdraaien over een hoek van 180°, tengevolge waarvan de naar elkaar toegekeerde in figuur 9 weergegeven uiteinden van de schakels 2 en 3 naar elkaar toe zullen worden bewogen. Na verdraaiing van de pen 5' over een hoek van 180° kan men de bus 50 weer omlaag bewegen, zodat de nokken 58 weer in ingrijping komen in de uitsparingen 57 om de bussen 50 en 51 en de pen 5' weer tegen draaiing te borgen. Vervolgens kan de borgpen 55 worden aangebracht.

Het zal duidelijk zijn, dat door het zo verdraaien van een of meerdere de schakels met elkaar verbindende pennen 5' (ook de hierboven beschreven assen 4 kunnen door soortgelijke pennen en de pennen ondersteunende bussen worden vervangen) een spannen van de ketting kan worden bewerkstelligd.

Figuren 11 en 12 tonen een variant op de in figuren 9 en 10 weergegeven uitvoeringsvorm. Bij deze uitvoeringsvorm is de bus 50 niet voorzien van een uitstekende flens 57, maar is hier over het buiten het been 13' van de schakel 3 uitstekende uiteinde van de pen 5' een borgschi jf 59 geschoven, waartoe de borgschijf is voorzien van een gat, waarvan de vorm overeenkomt met de in doorsnede zeshoekige pen 5', zodat de schijf 59 niet ten opzichte van de pen kan verdraaien.

Verder is de schijf voorzien van een boring, waarin een aan de schakel 3 bevestigde borgstift 60 is gelegen, zodat in de in figuur 11 weergegeven stand de borgschijf 59 en daarmede ook de pen 5' niet ten opzichte van de schakel 3 om de hartlijn van de pen 5' kan verdraaien. Na verwijdering van de borgschijf 59 kan de pen 5' worden verdraaid en vervolgens weer tegen verdraaiing worden geborgd door aanbrengen van de borgschijf 59. Het zal duidelijk zijn, dat het bij deze uitvoering niet noodzakelijk is om de pen 5' over 180’ te verdraaien, maar dat de pen 5' ook in tussenstanden met behulp van de borgschijf 59 tegen verdraaiing kan worden geborgd.

Zo zal het voor een vakman duidelijk zijn, dat binnen de geest en beschermingsomvang van de uitvinding vele variaties en/of aanvullingen op de bovenbeschreven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding denkbaar zijn.

Claims (17)

1. Transportinrichting voorzien van ten minste een flexibel langgestrekt transportorgaan, dat met behulp van aandrijfmiddelen in zijn lengterichting verplaatsbaar is, en van met behulp van dragers met het transportorgaan gekoppelde, elkaar overlappende plateau's voor het ondersteunen van met behulp van de transportinrichting te verplaatsen voorwerpen, waarbij ten minste enige van de de plateau's met het transportorgaan verbindende dragers ten opzichte van het transportorgaan verzwenk-baar zijn om zich ten minste nagenoeg evenwijdig aan de lengterichting van het transportorgaan uitstrekkende zwenkassen, terwijl middelen zijn aangebracht om, indien gewenst, op een vooraf bepaalde plaats(en) een verzwenking van uitgekozen dragers met de daarmede verbonden plateau's om bijbehorende zwenkassen te bewerkstelligen, met het kenmerk, dat de dragers in op afstand van elkaar gelegen groepen van twee nabij elkaar gelegen dragers zijn opgesteld, waarbij de met de dragers van een groep verbonden plateau's zich vanaf de desbetreffende dragers in een van elkaar afgekeerde richting uitstrekken en een plateau, dat verbonden is met een drager van een groep met zijn van de desbetreffende drager afgekeerde uiteinde wordt overlapt door het van de drager van een naburige groep afgekeerde uiteinde van een met de desbetreffende drager van de naburige groep verbonden plateau, terwijl op de nabij elkaar gelegen uiteinden van de met de drager van een groep verbonden plateau's zich vanaf deze uiteinden van de plateau's in de richting van het transportorgaan uitstrekkende schermen aansluiten.

2. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoogte van een scherm vanaf een nabij het midden van een plateau gelegen punt in de richting van de zijkanten van een plateau geleidelijk toeneemt.

3. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat op een bepaalde plaats langs de bewegingsbaan van het transportorgaan middelen zijn aangebracht, met behulp waarvan een groep van een tweetal elkaar overlappende plateau's om de desbetreffende zwenkassen kan worden verzwenkt.

4. Transportinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de middelen zodanig zijn uitgevoerd, dat meerdere tijdens bedrijf achter elkaar bewegende groepen van twee plateau's opeenvolgend om de zwenkassen kunnen worden verzwenkt.

5. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in een bepaald punt langs de bewegingsbaan van het transportorgaan middelen zijn aangebracht, met behulp waarvan meerdere achter elkaar gelegen groepen van twee elkaar overlappende plateau's gelijktijdig kunnen worden verzwenkt.

6. Transportinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de middelen voor het gelijktijdig verzwenken van meerdere achter elkaar gelegen groepen van twee elkaar overlappende plateau's instelbaar zijn, zodanig, dat het aantal groepen, dat gelijktijdig wordt verzwenkt, instelbaar is.

7. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met een van de dragers van een tweetal elkaar overlappende plateau's ten minste een over een geleidingsrail verlopende ge-leidingsrol is aangebracht, terwijl in de geleidingsrail ten minste een wisselconstructie is aangebracht met behulp waarvan de geleidingsrol naar een lager dan de geleidingsrail gelegen niveau kan worden bewogen.

8. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies 1-6, met het kenmerk, dat met een drager een aandrijf orgaan is verbonden, met behulp waarvan een verzwenking van een plateau ten opzichte van de desbetreffende drager te bewerkstelligen is.

9. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het langgestrekte transportorgaan is opgebouwd uit door scharnierassen met elkaar gekoppelde schakels, waarbij een tweetal naburige groepen van twee dragers zijn verbonden met twee schakels, die met elkaar zijn gekoppeld door een zich omhoog uitstrekkende scharnieras, waarvan het verlengde de elkaar overlappende delen van een tweetal plateau's ten minste nagenoeg verticaal snijdt.

10. Transportinrichting voorzien van ten minste een flexibel langgestrekt transportorgaan, dat is opgebouwd uit schakels, waarbij een schakel nabij een uiteinde ten opzichte van een naburige schakel om een eerste scharnieras verzwenkbaar is en nabij zijn andere uiteinde ten opzichte van een verdere naburige schakel om een de eerste scharnieras ten minste nagenoeg loodrecht kruizende tweede scharnieras verzwenkbaar is, terwijl met het transportorgaan plateau's zijn gekoppeld voor het ondersteunen van met behulp van de transportinrichting te verplaatsen voorwerpen en aandrijfmiddelen zijn aangebracht, die aangrijpen op het transportorgaan om het transportorgaan in zijn lengterichting te kunnen verplaatsen, met het kenmerk, dat opvolgende schakels ter hoogte van de scharnierassen zijn voorzien van elkaar overlappende delen waardoorheen de scharnierassen zich uitstrekken en de schakels aan ten minste een zijde van de schakels zijn voorzien van zijvlakken, die in gestrekte stand van het transportorgaan ten minste nagenoeg een recht gesloten vlak vormen.

11. Transportinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de schakels aan tegenover elkaar gelegen zijden van de schakels zijn voorzien van zijvlakken, die in gestrekte stand van het transportorgaan ten minste nagenoeg een recht en gesloten vlak vormen.

12. Transportinrichting volgens conclusies 10 of 11, met het kenmerk, dat een schakel aan een uiteinde is voorzien van een uitstekende tong, die is opgenomen in een overeenkomstig gevormde uitsparing in het naburige einde van een aangrenzende schakel.

13. Transportinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat een schakel aan beide uiteinden is voorzien van een uitstekende tong, die is opgenomen in een overeenkomstig gevormde uitsparing in de uiteinden van aangrenzende schakels.

14. Transportinrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de tongen over 90° ten opzichte van elkaar verdraaid zijn opgesteld.

15. Transportinrichting volgens een der conclusies 10-14, met het kenmerk, dat de begrenzingsvlakken van naar elkaar toegekeerde en tegenover elkaar gelegen uiteinden van de schakels zich concentrisch om de scharnierassen uitstrekken.

16. Transportinrichting in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een tweetal om een scharnieras ten opzichte van elkaar verdraaibare schakels van een transportorgaan met elkaar zijn gekoppeld met behulp van om de scharnieras verdraaibare en in meerdere standen instelbare, een excentriekmechanisme omvattende middelen.

17. Transportinrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de het excentriekmechanisme omvattende middelen een onronde pen omvatten, die is gelegen in een overeenkomstige onronde doortocht in ten minste een bus, waarvan een deel een rond uitgevoerde excentrisch ten opzichte van de hartlijn van de pen gelegen omtrek heeft en is opgenomen in een overeenkomstig rond gat, dat is aangebracht in een schakel, terwijl een verder aan de buitenomtrek rond uitgevoerd deel van de bus zich concentrisch om de hartlijn van de pen uitstrekt en is gelegen in een overeenkomstig gat, dat is gevormd in de andere schakel.