NL9401052A - Vrij zwenkbare naloopwielen voor landbouwwerktuigen, in het bijzonder cirkelhooimachines. - Google Patents

Description

Titel: Vrij zwenkbare naloopwielen voor landbouwwerktuigen, in het bijzonder cirkelhooimachines.

De uitvinding heeft betrekking op vrij zwenkbare naloopwielen voor landbouwwerktuigen, in het bijzonder cirkelhooimachines, met een ten opzichte van de aardbodem loodrechte of gekantelde zwenkas en een ongeveer horizontale wielas.

Dergelijke naloopwielen zijn bijvoorbeeld uit EP-B 0 332 835 (fign. 3 en 4) bekend. Deze worden toegepast om de werktuigen bij het nemen van de bocht een kinematisch vrije loop toe te staan, achter de trekker welke deze werktuigen voortrekt. Het nadeel hiervan bestaat echter daarin, dat de zwenkas van de naloopwielen in de hoogte aanzienlijk boven de diameter van het wiel uitsteekt, zodat in de, onder het rondlopende werktuig, beschikbare bouwruimte slechts in verhouding wielen met een kleine diameter kunnen worden ondergebracht. Om dit nadeel op te heffen is reeds voorgesteld als naloopwielen, dubbele wielen toe te passen, zoals bijv. getoond in het DE-C 40.13.789.

De uitvinding beoogt het beschreven nadeel eenvoudig, voor het funktioneren doelmatig en goedkoop op te heffen. Dit doel wordt bereikt door naloopwielen, waarvan de materiële zwenkas op geen enkele plaats uitsteekt boven de buitendiameter van de naloopwielen.

Het is bijzonder voordelig indien de materiële zwenkas niet uitsteekt boven de wielvelgen. Dit kan bijzonder voordelig worden bereikt doordat de zwenkassen ten opzichte van de aardbodem zijn gekanteld, en dat de virtuele verlenging van de zwenkas de aardbodem doorboort ongeveer in het middenvlak van de naloopwielen en, in de rijrichting gezien, voor het steunpunt van de naloopwielen. Bij de opstelling is het onvermijdelijk dat de zwenkassen bij het verzwenken van de naloopwielen zich iets opheffen, resp. neerlaten. Om dit te compenseren wordt volgens de uitvinding voorgesteld dat twee naloopwielen, in de rijrichting op afstand van elkaar, aan een twee-armige schommelas zijn aangebracht, waarbij de hellingen van de zwenkassen van de beide naloopwielen, in de rijrichting gezien, eikaars spiegelbeeld zijn.

Gebleken is dat het voor het gebruik van de ruimte en de rustige loop voordelig is, indien de helling van de zwenkassen tot de middenvlakken van de naloopwielen ongeveer 15° bedraagt.

De uitvinding wordt aan de hand van acht tekeningen als voorbeeld toegelicht.

Fig. 1 toont een cirkelschudder met vier naloopwielen in zijaanzicht; fig. 2 toont het onderstel van dezelfde machine in bovenaanzicht; fig. 3 toont een naloopwiel in achteraanzicht; fig. 4 toont hetzelfde voorwerp in zijaanzicht; fig. 5 toont hetzelfde voorwerp in bovenaanzicht; fig. 6 tot 8 tonen een anders gelagerd naloopwiel in de overeenkomstige aanzichten.

Een cirkelschudder met een machinegestel (1) is om een loodrechte zwenkas (2) zwenkbaar met een aanbouwgestel (3) verbonden, dat van zijn kant aan een niet weergegeven trekker is gekoppeld. Aan het machinegestel (1) is om een loodrechte as (5) een cirkelzwader (4) draaibaar en aandrijfbaar gelagerd. Asdragers (6) zijn vast verbonden met het machinegestel (1). Aan de asdragers (6) zijn in de hoogte beweegbare wielschommels (7) gelagerd. Aan deze wielschommels (7) zijn twee-armige schommelassen (8) om een horizontale draaias (9) zwenkbaar gelagerd. De twee-armige schommelassen (8) dragen aan hun vrije uiteinden ieder een asvuist (10), waarvan de middenas (11) van achter gezien zodanig is gekanteld, dat deze naar beneden toe zijn gespreid (fign. 3 tot 5). In de boring van de asvuist (10) wordt met een pen (12) gestoken. Deze wordt door een lagerhuis (13) omsloten. De lagerhuis (13) is vast met een wielas (15) verbonden door middel van een verbindingsstuk (14). Op de wielas (15) is een loopwiel (16) met een velg (17) draaibaar gelagerd. De middenas (11) is, vanaf de zijkant gezien, ook nog zodanig gekanteld dat deze, in de rijrichting gezien, op afstand a van het wielmidden de aardbodem raakt (fig. 4).

De spreidhoek γ is zo gekozen (fig. 3), dat de middenas (11), welke tegelijkertijd de zwenkas voor het naloopwiel (16) is, de aardbodem in het middenvlak van het loopwiel (16) doorboort.

Bij een andere uitvoeringsvorm (fign. 6 tot 8) is de asvuist (10') slechts in een dwars op de rijrichting liggend verticaal vlak onder een spreidhoek γ* ten opzichte van het loopwielvlak gekanteld. De asvuist (10') wordt door een tweevoudig omgebogen wielas (18) doorgestoken, op de horizontale astap daarvan is wederom een loopwiel (16) met een velg (17) draaibaar gelagerd. Bij deze opstelling ontstaat een naloop verplaatsing b.

Aan de twee-armige schommelassen (8) zijn, in de rijrichting gezien, een voorste naloopwiel (16) aan de binnenkant en een achterste naloopwiel (16) aan de buitenzijde aangebracht (fig. 2). Daar bij het nemen van een bocht de beide naloopwielen zich in dezelfde richting verzwenken, heeft dat, vanwege de spiegelbeeldige spreiding van de zwenkassen (11), tot gevolg dat de zwenkas van het ene wiel wordt opgetild en die van het andere wiel wordt neergelaten. Het gevolg is dat de draaias (9) in de hoogte nagenoeg niet verandert en daarmee ook de afstand van het werktuig ten opzichte van de aardbodem.

Claims (5)

1. Vrij zwenkbare naloopwielen voor landbouwwerktuigen, in het bijzonder cirkelschudders, met een ten opzichte van de aardbodem loodrechte of gekantelde zwenkas en een ongeveer horizontale wielas, met het kenmerk, dat de materiële zwenkas (10, 12, 13, 14, 15, 10', 18) op geen enkele plaats uitsteekt boven de buitendiameter van de naloopwielen (16).

2. Naloopwielen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de materiële zwenkas (10, 12, 13, 14, 15) niet uitsteekt boven de velgen (17) .

3. Naloopwielen volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de virtuele verlenging van de zwenkas (11) de aardbodem doorboort ongeveer in het middenvlak van de naloopwielen (16) en, in de rijrichting gezien, voor het steunpunt van de naloopwielen (16).

4. Naloopwielen volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat twee naloopwielen (16), in de rijrichting op afstand van elkaar, aan een twee-armige schommelas (8) zijn aangebracht, waarbij de hellingen γ,γ' van de zwenkassen (11) van de beide naloopwielen (16), in de rijrichting gezien, eikaars spiegelbeeld zijn.

5. Naloopwielen volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de helling γ,γ' van de zwenkassen (11) ten opzichte van het middenvlak van de naloopwielen ongeveer 15° bedraagt.