NL9301551A - Paneel, alsmede scharnierprofiel, dat onder meer geschikt is voor een dergelijk paneel. - Google Patents

Description

Paneel, alsmede een scharnierprofiel, dat onder meer geschikt is voor een dergelijk paneel.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een paneel volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijk paneel wordt bijvoorbeeld gebruikt bij verticaal verplaatsbare gelede garagedeuren, maar kan evengoed worden toegepast bij horizontaal verplaatsbare gelede deuren, die ook wel sectionaaldeuren worden genoemd en waarbij de aan elkaar grenzende panelen een bepaalde onderlinge verdraaiing moeten kunnen uitvoeren om de deur over een hoek van bijvoorbeeld 90° te kunnen verplaatsen. Een paneel van dit type is bijvoorbeeld bekend uit GB-A-2157752.

Een belangrijk nadeel van dit bekende paneel is dat bij het onderling verdraaien van de panelen een spleetvormi-ge ruimte tussen de aan elkaar grenzende panelen ontstaat, welke spleet zich sluit als de aan elkaar grenzende panelen weer in een gemeenschappelijk vlak komen te liggen. Een dergelijke spleet heeft, vooral bij horizontaal verplaatsbare deuren, het gevaar dat men met de vingers in de open- en dichtgaande spleet kan grijpen en hierin bekneld kan raken met alle ernstige gevolgen van dien.

Er zijn tegenwoordig sectionaaldeuren bekend met zogenaamde vingerbeveiliging. Deze deuren zijn in het algemeen gevormd uit panelen, waarvan de smalle lange zijden zodanig zijn gevormd dat de spleet die ontstaat te klein is om gevaar op te leveren. De panelen zijn hierbij met elkaar verbonden door afzonderlijke scharnieren. Dergelijke deuren zijn gecompliceerd en vergen tijdrovende montagewerkzaamhe-den.

De onderhavige uitvinding beoogt nu een paneel te verschaffen met hierin geïncorporeerd scharnier, dat een eenvoudige opbouw heeft en waarbij de aan elkaar grenzende panelen ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren zonder gevaar dat men met de vingers tussen de panelen beklemd raakt. Deze oogmerken worden volgens de uitvinding bereikt, door een paneel, dat de in conclusie 1 aangegeven kenmerken heeft.

Doordat het cirkelboogvormige buitenoppervlak van de neus en de hiermee samenwerkende cirkelboogvormige wand van de andere scharnierdeel beide nagenoeg doorlopen tot aan de respectievelijke zijwanden van het paneel, ontstaat er bij het onderling verdraaien van de aan elkaar grenzende panelen geen open- en dichtgaande spleet meer, of in ieder geval een te kleine pleet om gevaar op te leveren hiertussen bekneld te raken. De vormgeving van de scharnierdelen verschaft zodoende enerzijds de gewenste vingerbeveiliging en anderzijds een geschikt scharnierverbinding met de gewenste stevigheid en stabiliteit.

Bij een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn het eerste en het tweede scharnierdeel elk bijvoorbeeld door extrusie gevormd als afzonderlijke profieldelen, die vervolgens met de platen worden samengevoegd tot een paneel, waarbij de inwendige ruimte van het paneel wordt volgeschuimd met schuimvormige kunststof, zoals polyurethaan.

Een volgens deze methode vervaardigd paneel onderscheidt zich door de in conclusie 5 aangegeven kenmerken. Via de spieetvormige opening in de bodemwand staat de inwendige ruimte van elk profieldeel in verbinding met de ruimte tussen de platen, zodat het inwendige van het profieldeel doelmatig wordt opgevuld met schuimvormige kunststof en hierdoor de gewenste stevigheid verkrijgt. De verankeringsmiddelen verschaffen daarbij in combinatie met de schuimvormige kunststof een goede verbinding tussen de profieldelen en de platen van het lijfdeel. De conclusies 6-9 geven andere doelmatige kenmerken aan van volgens deze methode vervaardigde panelen.

Bij een tweede uitvoeringsvorm van de panelen volgens de uitvinding worden de scharnierdelen door middel van rolvormen als één geheel gevormd met de respectievelijke platen van het lijfdeel. Om dit rolvormen mogelijk te maken zijn de platen uitgevoerd zoals aangegeven in de conclusies 10 en 11. Voor het vormen van het paneel behoeven de beide platen slechts op elkaar te worden geplaatst, waarbij de respectievelijke verbindingsranden van de platen tegen elkaar aan komen te liggen. Vervolgens wordt de inwendige ruimte tussen de platen volgeschuimd. Bij deze laatste methode kunnen de panelen goedkoop in een continu proces worden vervaardigd.

De uitvindingsgedachte is tevens belichaamd in een scharnierprofiel, dat kennelijk bestemd is om te worden toegepast bij het vervaardigen van een paneel volgens de conclusies 5-9.

Een doelmatige variant van het scharnierprofiel volgens de uitvinding is aangegeven in de onafhankelijke conclusie 13. Een dergelijk vingerveilig scharnierprofiel kan heel doelmatig worden toegepast bij binnendeuren of kastdeuren.

De uitvinding zal hierna meer in detail worden toegelicht met verwijzing naar de bijgaande tekening, waarin:

Fig. 1 een doorsnede toont van de scharnierverbinding tussen twee aan elkaar grenzende panelen volgens de uitvinding, waarbij de panelen enigszins ten opzichte van elkaar zijn verdraaid; Fig. 2 een met figuur 1 overeenkomende doorsnede toont, waarbij de beide panelen in een gemeenschappelijk vlak liggen,

Fig. 3 op sterk vergrote schaal het detail III weer geeft uit fig. 1,

Fig. 4 een variant toont van het scharnierprofiel volgens de uitvinding, en

Fig. 5 een variant toont van het paneel volgens de uitvinding, waarbij de scharnierdelen als één geheel met de zijplaten zijn gevormd.

In de verschillende figuren zijn dezelfde onderdelen of onderdelen die de zelfde functie hebben, zoveel mogelijk aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers.

In de figuren 1 en 2 is in dwarsdoorsnede de scharnierende verbinding weergegeven tussen twee identieke panelen 1 en 1'. Het betreft hier in feite panelen, zoals die tegen- woordig worden toegepast voor het vervaardigen van zogenaamde sectionaaldeuren, die worden gebruikt als garagedeuren of als deuren voor industriehallen en/of magazijnen. De panelen hebben hierbij elk een langwerpige vorm en zijn opgebouwd uit twee op een afstand van elkaar gelegen evenwijdige zij-platen 2, 2', die langs de lange smalle zijden een schar-nierdeel 3 resp. 4 tussen zich insluiten. De beide schar-nierdelen zijn hier gevormd als afzonderlijke door extrusie vervaardigde profieldelen. Het zal duidelijk zijn dat elk paneel langs de ene smalle zijde een scharnierdeel 3 en langs de andere smalle zijde een scharnierdeel 4 heeft, zodat door het steeds in op zich bekende wijze in elkaar haken van de scharnierdelen 3 en 4 een opeenvolging van scharnierend met elkaar verbonden panelen kan worden gevormd .

Elk scharnierdeel 3; 4 heeft een bodemwand 6? 6' met twee evenwijdige loodrecht hierop staande zijwanden 7, 8; 7',8', die in hoofdzaak in het verlengde liggen van de resp. zijplaten 2, 2*. De beide zijwanden staan met de van de bodemwand af gerichte einden weer met elkaar in verbinding via een wand, die het feitelijke scharnier vormt, en waarvan de vormgeving hierna nog in detail zal worden beschreven.

Elke bodemwand 6; 6' heeft een longitudinale spieetvormige opening 9; 9', waarvan de zijranden elk zijn voorzien van een flens 10,11; 10',11', die zich vanaf de bodemwand 6; 6' uitstrekt in een richting tegengesteld aan die van de genoemde zijwanden. De flenzen 10,11; 10',11' bevatten elk een vanaf de spieetvormige opening divergerend rechtlijnig gedeelte, waartegen steeds een omgezet randge-deelte van de zijplaten 2, 2' rust. De flenzen lopen na dit divergerende gedeelte over enige afstand golfvormig of getrapt door in de ruimte tussen de beide zijplaten 2, 2'. Via de spieetvormige opening 9, 9' staat de inwendige ruimte van elk scharnierdeel, die wordt omsloten door de bodemwand, de zijwanden en de het scharnier vormende wand, in verbinding met de ruimte tussen de zijplaten 2, 2'. Als de ruimte tussen de zijplaten 2, 2' wordt opgevuld met schuimvormige kunststof, zoals bijvoorbeeld poly-urethaanschuim, wordt ook de inwendige ruimte van de scharnierdelen met deze schuim-vormige kunststof gevuld. De flenzen 10,11; 10',11' hebben hiertoe een zodanige vormgeving, dat deze het in de scharnierdelen stromen van de schuimvormige kunststof niet belemmeren. Tevens zorgen de flenzen voor een stevige verankering van de scharnierdelen aan de zijplaten, terwijl de scharnierdelen zelf door de schuimvormige kunststof een extra stevigheid en stabiliteit verkrijgen.

Zoals duidelijk zichtbaar in de tekening heeft het scharnierdeel 3 een cirkelboogvormige neus, die wordt gevormd door een cirkelboogvormige buitenwand 12, die met een overgangsgebied aansluit op de zijwand 8, en aan het vrije uiteinde van de neus terug loopt in een cirkelboogvormige binnenwand 13, die coaxiaal op een afstand loopt van de buitenwand 12, en vervolgens via een afgeronde scherpe hoek overgaat in de andere zijwand 7. Op deze wijze strekt de neus zich over de gehele breedte van het scharnierdeel 3 uit.

Het andere scharnierdeel 4 heeft nabij de ene zijwand 7' een cilindervormige verdikking of scharnieras 14, die bestemd is om nauwsluitend te worden opgenomen in de door de binnenwand 13 van de neus gevormde holte. De verdikking wordt gedragen door een steundeel, dat wordt gevormd door een schuin naar binnen toe lopende voortzetting 15 van de zijwand 7' en een nagenoeg evenwijdig aan de zijwand 7' en op een afstand hiervan lopend wanddeel 16. Het wanddeel 16 gaat via een afgeronde hoek over in een cirkelboogvormige wand 17, die weer concentrisch op een afstand loopt van de cilindervormige verdikking 14, welke wand 17 zich voortzet tot aan de andere zijwand 8' en met een scherpe afgeronde hoek hierin overgaat.

De cilindervormige verdikking 14 is aan de naar de zijwand 7* toegekeerde zijde voorzien van een inham 18, die dient om deze verdikking in de door de neus van het andere scharnierdeel 3 gevormde holte te kunnen steken. Zoals duidelijk zichtbaar is in de tekening zijn de scharnierdelen 3 en 4 2odanig gedimensioneerd, dat in de in de tekening weergegeven samengestelde toestand de verdikking 14 nauwsluitend in de door de binnenwand 13 van de neus gevormde holte past, terwijl de buitenwand 12 van de neus aanligt tegen de cirkelboogvormige wand 17 van het andere scharnierdeel 4. Daar de wand 17 met een scherpe afgeronde hoek overgaat in de wand 8', en de buitenwand 12 van de neus geleidelijk overgaat in de zijwand 8, ontstaat bij het onderling verdraaien van de panelen geen spleet, waarin een vinger beklemd kan raken. Ter illustratie hiervan is in figuur 1 nog een vinger 19 getekend.

Zoals in de figuren 1 en 2 is weergegeven is het scharnierdeel 3 nabij de overgang van de zijwand 8 in de cirkelboogvormige wand 12 voorzien van een afdichtlip 20, die zich over de gehele longitudinale lengte van het paneel uitstrekt. Deze lip is vervaardigd van een buigzame zachte kunststof en sluit in de in figuur 2 weergegeven stand van de panelen 1, 1' de spleet tussen de scharnierdelen 3 en 4 af tegen het binnendringen van regenwater en/of vuil. De afdichtlip wordt bij voorkeur aangebracht tijdens het extru-deren van het profieldeel door middel van coëxtrusie.

De buitenwand 12 van de neus is ten opzichte van de zijwand 8 enigszins naar binnen toe versprongen en gaat met een overgangsgebied in de vorm van een flauwe S-bocht hierin over. Dit is noodzakelijk om de cirkelboogvormige wand 17 van het andere scharnierdeel 4 zover mogelijk te laten doorlopen. Volgens de uitvinding ligt de scherpe afgeronde hoek, waarmee de wand 17 overgaat in de zijwand 8' tenminste boven het vlak 14a, dat loodrecht staat op het vlak van het paneel 1' en door de hartlijn 14' van de verdikking 14 loopt (zie fig. 2). Hierdoor is verzekerd, dat de buitenwand 12 van de neus in aanraking blijft met de wand 17 van de andere scharnierdeel als de beide panelen over de maximaal mogelijk hoek ten opzichte van elkaar zijn verdraaid. Ook in deze stand van de panelen blijft dan de vingerbeveiliging gehandhaafd.

Fig. 3 laat op sterk vergrote schaal het detail III in fig. 1 zien. Dit detail toont de overgang van de wand 16 van het steundeel in de cirkelboogvormige wand 17. Zoals blijkt uit dit detail is op deze overgang een verzinking 35 aangebracht, die een longitudinale goot vormt. Via deze goot kan eventueel in het scharnierprofiel verzameld vocht naar de zijkanten van het paneel wegstromen.

Figuur 4 laat tenslotte een variant zien van het scharnierprofiel volgens de uitvinding, dat kan worden gebruikt als scharnier voor een binnendeur of kastdeur. De beide profieldelen 21 en 22 hebben wat betreft de scharnier-werking in hoofdzaak dezelfde configuratie als de scharnier-delen in de figuren 1 en 2. Voor de zelfde of overeenkomende onderdelen zijn dan ook zo veel mogelijk dezelfde verwij-zingscijfers gebruikt. In tegenstelling tot scharnierdelen uit de figuren 1 en 2 heeft de cilindervormige verdikking 14 geen inham 18 om de profieldelen 21 en 22 in elkaar te kunnen haken. De profieldelen 21 en 22 moeten in deze uitvoeringsvorm dus axiaal in elkaar worden geschoven.

Het wezenlijke verschil met de scharnierdelen uit de figuren 1 en 2 is echter de vormgeving van de bodemwanden 23 en 24 van de respectievelijke profieldelen 21 en 22. De bodemwand 23 van het profieldeel 21 bestaat uit een vlakke gesloten wand, die doorloopt tot voorbij de zijwanden 7 en 8 voor het vormen van zijflenzen, waarmee dit profieldeel bijvoorbeeld door middel van schroeven 25 aan een wand 26 kan worden bevestigd. De bodemwand 24 van het andere profieldeel 22 bestaat eveneens uit een gesloten wand, die tussen de zijwanden 7' en 8' van het scharnierdeel is voorzien van een zwaluwstaartvormig uitsteeksel 27, waarmee het profieldeel 22 kan worden verbonden met een deurblad 28 of dergelijke. Op deze wijze wordt een scharnierende deur verkregen met een zich over de gehele hoogte van de deur uitstrekkende vingerveilig scharnierprofiel. Daar de inwendige ruimte van dit scharnierprofiel niet is opgevuld met schuim-vormige kunststof zijn in elk scharnierdeel 21 en 22 een aantal inwendige versterkingswanden 29 aangebracht voor het verschaffen van de benodigde stabiliteit en stevigheid.

Figuur 5 laat een andere uitvoeringsvorm van het pa- neel volgens de uitvinding zien, waarbij de scharnierdelen niet zijn vervaardigd als afzonderlijke profieldelen, maar door middel van rolvormen direct zijn gevormd in de lange zijranden van de platen 30,30' van het paneel. In deze figuur zijn de beide platen 30,30' voor de duidelijkheid op een geringe afstand van elkaar getekend.

Zoals blijkt uit deze figuur bevat de plaat 30 aan de ene lange zijde een gedeelte van het scharnierdeel 4, en wel de schuin naar binnen lopende wand 15, die zich via een geschikte afronding voortzet in de cilindervormige verdikking 14. Aan de andere lange zijde bevat de plaat 30 een gedeelte van het scharnierdeel 3, en wel de inwendige cirkeldeelvormige binnenwand 13 van de neus, waarop een rechte verbin-dingsrand 31 aansluit, die evenwijdig loopt aan het vlak van de plaat.

De plaat 30' bevat evenzo aan de ene lange zijde het resterende gedeelte van het scharnierdeel 4, en wel de ci-kelboogvormige wand 17 en de wand 16 van het steundeel. Op de wand 16 sluit een rechte verbindingsrand 32 aan, die als de platen worden samengevoegd evenwijdig loopt aan de schuine wand 15 van de andere plaat. Aan de andere lange zijde bevat de plaat 30' de cirkelboogvormige buitenwand 12 van de neus, waarop vervolgens een evenwijdig aan het vlak van de plaat lopende verbindingsrand 33 aansluit.

De beide platen 30, 30' worden samengevoegd, waarbij enerzijds de verbindingsrand 32 aanligt tegen de schuine wand 15 en anderzijds de beide verbindingsranden 31 en 33 tegen elkaar aanliggen. De inwendige ruimte tussen de beide platen wordt vervolgens volgeschuimd met bijv. polyurethaan-schuim. Doordat de beide platen 30, 30' zijn vervaardigd door rolvormen kan de vormgeving op ondergeschikte punten enigszins afwijken van de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm. Zo bevat de buitenwand 12 van de neus nabij de aansluiting op het vlakke gedeelte van de plaat een inham 34, die dient om een afdichtstrip op te nemen, welke afdicht-strip dezelfde functie heeft als de afdichtstrook 20 van de voorafgaande uitvoeringsvorm.

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de hier weergegeven en beschreven uitvoeringsvorm, maar dat binnen het kader van de bijgaande conclusies nog een groot aantal varianten mogelijk zijn. Zo kunnen de middelen waarmee de scharnierdelen 21 en 22 resp. aan een wand of deurblad zijn bevestigd verschillen van die welke hier zijn weergegeven en beschreven.

Het overgangsgebied tussen de zijwand 8 en het buitenwand 12 van de neus is in de eerste uitvoeringsvorm uitgevoerd als een flauwe S-bocht. Dit overgangsgebied zou ook anders kunnen zijn uitgevoerd, bijv. met grote afrondings-stralen of met stompe hoeken of zou zelfs een continue over-gang kunnen zijn.

Tenslotte kunnen de cirkelboogvormige vlakken 12 en 17 van de neus nog zijn voorzien van in de longitudinale richting van het paneel lopende groeven, die een diepte hebben van enkele tienden van een millimeter. Deze in de tekening niet weergegeven groeven dienen voor smeringsdoeleinden en om het vastvriezen van de panelen te voorkomen.

Claims (13)

1. Paneel (1,1') in het bijzonder voor het vormen van een garagedeur of dergelijke, omvattende een langwerpig lijfdeel dat aan de ene lange smalle zijde is voorzien van een zich over de hele lengte van het paneel uitstrekkend eerste scharnierdeel (4) en aan de andere smalle zijde van een zich eveneens over de gehele lengte van het paneel uitstrekkend tweede scharnierdeel (3), waarbij het tweede scharnierdeel een cirkelboogvormige neus heeft en het eerste scharnierdeel een cilindervormige verdikking (14) (scharnieras) en een coaxiaal op een afstand hiervan lopende cirkelboogvormige wand (17) heeft, die om de genoemde verdikking een ruimte vrijlaat voor het opnemen van de neus van het tweede scharnierdeel van een aangrenzend paneel, welke neus om de genoemde verdikking kan grijpen voor het vormen van een schar-nierverbinding tussen aan elkaar grenzende panelen, en waarbij de grote zijwanden van het lijfdeel wordt gevormd door twee evenwijdig op een afstand van elkaar gelegen in hoofdzaak vlakke platen (2,27;30,30'), waarvan de tussenruimte is opgevuld met een schuimvormige kunststof, met het kenmerk. dat de cirkelboogvormige buitenwand (12) van de neus van het tweede scharnierdeel (3) zich in hoofdzaak uitstrekt vanaf de ene zijwand (2',30') van het paneel, terwijl de coaxiale binnenwand (13) van deze neus eindigt nabij de andere zijwand (2,30) van het paneel, en dat de cilindervormige verdikking (14) van het eerste scharnierdeel (4) is gelegen op een steundeel (15,16), dat grenst aan de genoemde andere zijwand (2,30), en de cirkelboogvormige wand (17) zich vanaf de voet van dit steundeel uitstrekt tot aan de genoemde ene zijwand (2',30') van het paneel en via een afgeronde scherpe hoek in deze ene zijwand overgaat. 1 Paneel volgens conclusie 1, met het kenmerk dat bij het eerste scharnierdeel de overgang tussen de cirkelboogvormige wand en de ene zijwand is gelegen in of voorbij het vlak dat door de hartlijn (14a) van de verdikking (scharnieras) loopt en loodrecht op het algemene vlak van het paneel staat.

3. Paneel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de buitenwand (12) van de neus van het tweede scharnierdeel nabij de overgang met de aangrenzende zijwand van het paneel is voorzien van een afdichtstrook (20).

4. Paneel volgens de voorafgaande conclusies 1-3, met het kenmerk. dat de cilindervormige verdikking (14) is voorzien van een inkeping (18), die enerzijds wordt gevormd door een voortzetting van het schuin naar binnen lopende wanddeel (15) van het steundeel, welke voortzetting via een afgeronde scherpe hoek terugloopt tot de cirkelvormige wand van de verdikking.

5. Paneel volgens de voorafgaande conclusies 1-4, waarbij het eerste en het tweede scharnierdeel zijn gevormd als afzonderlijke profieldelen, die met de platen van het lijf-deel zijn samengevoegd, met het kenmerk dat elke scharnierdeel wordt gevormd door een bodemwand (6,61) met twee loodrecht hierop staande zijwanden (7,8;71, 81) die elk in hoofdzaak vlak aansluiten op de platen (2,21) van het lijfdeel, waarbij de bodemwand is voorzien van een longitudinale spieetvormige opening (9,91), via welke opening de inwendige holle ruimte van het scharnierdeel in verbinding staat met de ruimte tussen de platen van het lijfdeel, waarbij de bodemwand tevens is voorzien van verankeringsmiddelen (10, 11;101,111), die zich vanaf de bodemwand uitstrekken tot tussen de platen van het lijfdeel.

6. Paneel volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de verankeringsmiddelen worden gevormd door de spieetvormige opening begrenzende flenzen, die elk zijn voorzien van één of meer vanaf de spieetvormige opening divergerende flensdelen. Paneel volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de lange zijranden van de platen van het lijfdeel naar binnen toe zijn omgezet, en elk tenminste met een gedeelte van de omgezette rand aanliggen tegen een divergerend flensdeel van de verankeringsmiddelen.

8. Paneel volgens de voorafgaande conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het steundeel (15,16) wordt gevormd door de zijwand, een schuin naar binnen toe lopend wanddeel (15) en een nagenoeg evenwijdig aan de zijwand teruglopend wanddeel (16) , dat overgaat in de genoemde cirkelboogvormige wand (17) , waarbij op de overgang van het wanddeel in de cirkelboogvormige wand een verzinking (35) is aangebracht, die een longitudinale afwateringsgoot vormt.

9. Paneel volgens de één of meer van de voorafgaande conclusies 5-8, met het kenmerk, dat de binnenwand (13) en/of de buitenwand (12) van de neus van het tweede scharnierdeel longitudinaal lopende ondiepe groeven heeft.

10. Paneel volgens de voorafgaande conclusies 1-4, met het kenmerk dat de scharnierdelen als één geheel zijn gevormd met de respectievelijke platen (30,30') van het lijfdeel van het paneel, waarbij de ene plaat (30') enerzijds de cirkelboogvormige buitenwand (12) van de neus bevat, welke wand eindigt met een verbindingsrand (33), die evenwijdig aan het vlak van het paneel naar binnen toe loopt, en anderzijds de cirkelboogvormige wand (17) met de binnenwand (16) van het steundeel draagt, welke binnenwand eindigt met een schuin gerichte verbindingsrand (32), en waarbij de andere plaat (30) van het lijfdeel enerzijds de binnenwand (13) van de neus bevat en eindigt met een evenwijdig aan het vlak van het paneel lopende verbindingsrand (31), en anderzijds de schuin naar binnen lopende wand (15) van het steundeel en de als een kraal uitgevoerde verdikking (14) bevat.

11. Paneel volgens conclusie 14, met het kenmerk dat de buitenwand van de neus nabij de overgang naar het vlakke lijfdeel is voorzien van een longitudinale inham (34) voor het opnemen van een afdichtstrip.

12. Scharnierprofiel kennelijk bestemd voor toepassing in een paneel volgens één of meer van de voorafgaande conclusies 4-9.

13. Scharnierprofiel, omvattende een eerste (22) en een tweede profieldeel (21), waarbij het eerste profieldeel een in de lengterichting van het profiel lopende cilindervormige verdikking (14) heeft, die de feitelijke scharnieras vormt en het tweede profieldeel een cirkeldeelvormige neus heeft, die een holte bepaalt voor het opnemen van de cilindrische verdikking van het eerste profieldeel, met het kenmerk dat elke profieldeel wordt gevormd door een bodemwand (23,24) met twee loodrecht hierop staande zijwanden, dat de cilindrische verdikking van het eerste profieldeel nabij de ene zijwand van dit profieldeel is gelegen op een steundeel en een coaxiaal op een afstand van de verdikking lopende cirkelboogvormige wand heeft, die zich vanaf de voet van het steundeel uitstrekt tot aan de andere zijwand en via een afgeronde scherpe hoek in deze zijwand overgaat, zodat een cirkelboogvormige ruimte wordt vrijgelaten tussen de verdikking en deze wand, en dat het tweede profieldeel een cirkelboogvormige neus heeft, die bestemd is om te worden opgenomen in de cirkelboogvormige ruimte van het eerste profieldeel, welke neus een buitenwand heeft, die via een overgangsgebied aansluit op de ene zijwand van dit profieldeel en een binnenwand, die de genoemde holte vormt en met een scherpe afgeronde hoek overgaat in de andere zijwand van dit profieldeel.

14. Scharnierprofiel volgens conclusie 13, met het kenmerk dat bij het eerste profieldeel de overgang tussen de cirkelboogvormige wand en de andere zijwand is gelegen in of voorbij het vlak dat door de hartlijn van de verdikking (scharnieras) loopt en loodrecht op de zijwanden staat.

15. Scharnierprofiel volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk dat de profieldelen zijn voorzien van inwendige versterkingswanden (29), en de bodemwand van elk van de profieldelen is voorzien van bevestigingsorganen (25,27).