NL9300990A - Hek en werkwijze voor het vervaardigen van een drager voor een hek. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Hek en werkwijze voor het vervaardigen van een drager voor een hek.

De uitvinding beeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een langgestrekte drager voor een beweegbaar hek, dat bestemd is voor het afsluiten van een doorgang en waarbij de drager dient voor het ondersteunen van deel van het hek uitmakende spijlen of dergelijke afsluit-middelen, alsmede voor de verbinding van het hek met een ten opzichte van de grond verankerde afsteuning ten opzichte waarvan het hek beweegbaar is.

Uit het Europese octrooi 0 128 248 is een hek bekend voorzien van een een drager, die wordt gevormd door een enkele balk waarin voorspandraden zijn opgenomen met behulp waarvan de balk op druk is belast ten einde een doorbuigen van de balk in verticale richting naar beneden tegen te gaan.

Op zich voldoet deze constructie in het algemeen goed, maar een nadeel is onder meer, dat veelal de voorspandraden eerst op de plaats waar » het hek moet worden opgesteld kunnen worden gespannen, hetgeen extra kosten met zich meebrengt en tevens het gevaar inhoudt, dat de voorspanning niet op optimale wijze wordt aangebracht.

Verder blijft er altijd het gevaar van een breken van de voorspandraden bestaan. Een verder nadeel is, dat door excentrisch opgestelde wielen een ongunstige belasting van de drager wordt veroorzaakt.

Volgens de uitvinding bouwt men nu de drager op uit een tweetal op afstand boven elkaar gelegen en evenwijdig aan elkaar verlopende balken, waarbij men tenminste een van de balken eerst onder spanning plaatst en vervolgens de onder spanning geplaatste balk vast met de andere balk verbindt met behulp van symmetrisch aan weerszijden van de balken opgestelde plaatvormige delen, die over tenminste een deel van hun hoogte op een onderlinge afstand van elkaar zijn gelegen, die groter is dan de breedte van de balken, waarna men de spanning van de onder spanning geplaatste balk(en) afneemt.

Bij juiste aanbrenging van de spanning op tenminste een van de balken zal na het wegnemen van de spanning de zo verkregen drager enigszins hol gaan staan. Bij de montage van het hek kan men er dan voor zorgen, dat de drager zodanig wordt opgesteld, dat het krommingsmiddelpunt van de enigszins hol staande drager verticaal boven de drager is gelegen. Indien dan de drager onder invloed van het gewicht van het hek enigszins door zou zakken neemt de drager een tenminste nagenoeg horizontale stand in, zodat een licht en toch gemakkelijk te hanteren hek is verkregen. Daarbij kan de drager onder optimale omstandigheden, bijvoorbeeld in een geklimatiseerde ruimte, worden vervaardigd, zodat de drager optimaal aan de gestelde eisen kan voldoen. Verder ontbreken in de voltooide drager voorspandraden of dergelijke en is het werk, dat moet worden uitgevoerd op de plaats waar het hek moet worden opgesteld, tot een minimum beperkt. De plaatvormige delen van de drager zorgen daarbij voor de nodige stijfheid in horizontale richting alsmede voor een goede torsie-stijfheid.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een hek voor het afsluiten van een doorgang, waarbij het hek is voorzien van een drager en met deze drager verbonden spijlen of dergelijke afsluitorganen, terwijl het hek met behulp van de drager met een ten opzichte van de grond verankerde afsteuning verschuifbaar is gekoppeld met behulp van met de afsteuning verbonden wielen, zodanig, dat het hek kan worden geopend en * gesloten door verschuiving van de drager ten opzichte van de afsteuning. Een dergelijk uit het EP-A-0128248 bekend hek bezit een enkele voorgespannen balk, welke met excentrisch ten opzichte van de balk geplaatste wielen wordt ondersteund. Dit heeft een ongunstige belasting van de balk tot gevolg, hetgeen de loopeigenschappen, .van het hek, dat wil zeggen het open en dicht schuiven van het hek nadelig beïnvloedt.

Volgens de uitvinding is nu de drager opgebouwd uit een tweetal evenwijdig aan en boven elkaar gelegen balken, die onderling zijn verbonden met behulp van symmetrisch aan weerszijden van de balken opgestelde plaatvormige delen, die over tenminste een deel van hun hoogte op een onderlinge afstand van elkaar zijn gelegen, die groter is dan de breedte van de balken, terwijl de wielen zodanig zijn aangebracht aan de afsteuning, dat de wielen afroll en op de bovenzijde van de bovenste balk resp. de onderzijde van de onderste balk.

Op deze wijze kan een een symmetrische opbouw bezittende drager worden verkregen, die op gunstige wijze door de de drager tijdens het openen en dichtschuiven van het hek geleidende looprollen wordt ondersteund.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van in bijgaande figuren schematisch weergegeven delen van het hek volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch in perspectief een deel van een drager voor een hek volgens de uitvinding met enige daarmede verbonden spijlen en enige de drager geleidende wielen.

Figuur 2 toont op grotere schaal een dwarsdoorsnede over figuur 1.

Figuur 1 toont een deel van een in gebruik horizontaal opge stelde drager 1, welke met met de drager verbonden verticale spijlen 2 een hek vormt, op soortgelijke wijze als beschreven is in het bovengenoemde Europese octrooi 0 128 248.Voor deuitvoering als open en dicht te schuiven hek wordt de drager geleid door een aantal aan aan de grond verankerde afsteuningen bevestigde wielen 3, waarvan er in figuren 1 en 2 enige zijn weergegeven. Ook met betrekking tot een dergelijke afsteuning van het verschuifbare hek kan worden verwezen naar het bovengenoemde Europese octrooi 0 128 248 en gemeend wordt dan ook, dat hierop in deze aanvrage niet nader behoeft te worden ingegaan.

Zoals uit figuren 1 en 2 blijkt is de drager voorzien van een tweetal recht boven elkaar gelegen balken 4 en 5, die in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een rechthoekige doorsnede hebben, en zodanig zijn opgesteld, dat hun lange rechthoekzijden zich verticaal uitstrekken.

De beide balken 4 en 5 zijn onderling verbonden door een tweetal aan weerszijden van deze balken gelegen plaatvormige delen 6 en 7. Zoals in het bijzonder uit figuur 2 blijkt is ieder van deze plaatvormige delen 6 en 7 opgebouwd uit een verticaal verlopend plaatstuk 8 op de bovenrand waarvan een zich schuin omhoog in de richting van de balk 4 uitstrekkend plaatstuk 9 aansluit, terwijl op de onderrand van ieder plaatstuk een zich schuin naar beneden in de richting van de balk 5 uitstrekkend plaatstuk 10 aansluit.

Op de van het plaatstuk 8 afgekeerde bovenrand van het plaatstuk 9 sluit een dubbelgevouwen plaatstuk 11 aan, dat tegen een zijkant van de bovenste balk 4 aanligt.

Op soortgelijke wijze sluit op de van het plaatstuk 8 afgekeerde onderrand van het plaatstuk 10 een dubbelgevouwen plaatstuk 12 aan, dat tegen een zijkant van de onderste balk 5 aanligt.

De plaatvormige delen 6 en 7 zijn aan de bovenste balk 4 vastgezet door de dubbelgevouwen plaatstukken 11 met behulp van klinknagels of dergelijke aan de balk 4 vast te zetten. Op soortgelijke wijze zijn de onderste dubbelgevouwen plaatdelen 12 met behulp van klinknagels of dergelijke vastgezet aan de onderste balk 5.

Zoals verder nog in de figuren is weergegeven zijn tussen de balken 4 en 5 op regelmatige afstand van elkaar staven 13 aangebracht om in het bijzonder tijdens de samenbouw van de drager 1 de tïalken 4 en 5 op de gewenste afstand van elkaar te houden. Hiertoe kunnen de uiteinden van de staven 13 bijvoorbeeld zijn voorzien van een schroefdraad en zijn geschroefd in overeenkomstige in de balken 4 en 5 aangebrachte van schroefdraad voorziene gaten. Ook is het mogelijk, de staven 13 te voorzien van niet nader weergegeven borsten, die aanliggen tegen de naar elkaar toegekeerde begrenzingsvlakken van de balken 4 en 5, terwijl de voorbij deze borsten uitstekende uiteinden van de staven 13 in overeenkomstige in de balken 4 en 5 aangebrachte gaten zijn gestoken.

Verder zijn in het plaatvormige deel 7, meer in het bijzonder in de plaatstukken 9 en 10 van het plaatvormige deel 7 boven elkaar gelegen · gaten aangebracht, waar doorheen de spijlen van het hek vormende staven 2 zijn gestoken, die met behulp van niet nader weergegeven middelen tegen verschuiving in hun lengterichting zijn geborgd.

Voor de samenstelling van de drager 1 zal men ten minste een van de balken 4 en 5 onder spanning plaatsen,.bij voorkeur de bovenste balk 4 onder trekspanning. Vervolgens zal men onder tussenplaatsing van de staven 13 de balk 5 op de gewenste afstand van de balk 4 aanbrengen en daarna door het aan de balken 4 en 5 bevestigen van de plaatvormige delen 6 en 7 de balken 4 en 5 met elkaar verbinden. Vervolgens kan men de trekspanning op de balk 4 opheffen. Bij het opheffen van de trekspanning op de balk 4 zal de zo gevormde drager geneigd zijn om enigszins hol te gaan staan, zodanig dat het krommingsmiddelpunt van deze holle drager, gerekend in de figuren 1 en 2, boven de drager zal zijn gelegen. Onder invloed van het gewicht van het hek zal dan tijdens normaal gebruik de drager, welke ten minste in bepaalde standen van het hek in het algemeen slechts nabij een uiteinde wordt ondersteund, de neiging hebben om onder invloed van het gewicht van het hek enigszins door te zakken, hetgeen uiteindelijk resulteert in een in hoofdzaak rechte stand van de drager. Een andere mogelijkheid voor het bewerkstelligen van een soortgelijk effect is het onder druk plaatsen van de balk 5, voordat de balk 5 op de boven beschreven wijze met de balk 4 tot een drager wordt samengebouwd. Een derde mogelijkheid is zowel het aanbrengen van een trekkracht op de balk 4 als het aanbrengen van een druk-kracht op de balk 5 voordat de beide balken 4 en 5 op de boven beschreven wijze met elkaar worden verbonden voor het vormen van de drager 1.

Zoals uit de figuren blijkt is een symmetrische opbouw met de drager verkregen, welke met behulp van de op de bovenzijde van de balk 4 respectievelijk de onderzijde van de balk 5 afgeronde loopwielen 3 in zijn middenlangsvlak wordt ondersteund, waardoor goede loopeigenschappen van de balk worden verkregen.

Zowel de balken 4 en 5 als de plaatvormige delen 6 en 7 kunnen uit staal worden vervaardigd. Daarbij kan voor het vervaardigen van de plaatvormige delen 6 en 7 bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van verzinkt plaatmateriaal, dat met een bedekkingslaag van de gewenste kleur is bedekt.

Voor de balken 4 en 5 kunnen verzinkte profielen worden gebruikt waarop de wielen 3 afrol!en; Daarbij worden slijtvaste loopvlakken voor de wielen verkregen, te weten glimmende biezen, gevormd door de buiten de* plaatvormige delen 6 en 7 uitstekende gedeelten van de balken 4 en 5, die in combinatie met de gekleurde plaatvormige delen 6 en 7 een fraai esthetisch effect kunnen opleveren.

Zo kan door toepassing van de constructie volgens de uitvinding een goedkoop hek worden verkregen met goede loopeigenschappen en een fraai uiterlijk, dat ook bij lang gebruik wordt gehandhaafd.

Daarnaast is de constructie van de drager zodanig, dat deze zeer sterk is en gemakkelijk uit staal kan worden vervaardigd, waardoor een goedkope bouw van de drager te realiseren is.

Claims (11)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een langgestrekte drager voor een beweegbaar hek, dat bestemd is voor het afsluiten van een doorgang en waarbij de drager dient voor het ondersteunen van deel van het hek uitmakende spijlen of dergelijke afsluitorganen, alsmede voor de verbinding van het hek met een ten opzichte van de grond verankerde afsteuning, ten opzichte waarvan het hek beweegbaar is, met het kenmerk, dat men de drager opbouwt uit een tweetal op afstand bovenelkaar gelegen ên evenwijdig aan elkaar verlopende balken, waarbij men ten minste een van de balken eerst onder spanning plaatst en vervolgens de onder spanning geplaatste balk vast met de andere balk verbindt met behulp van symmetrisch aan weerszijden van de balken opgestelde plaatvormige delen, die over ten minste een deel van hun hoogte op een onderlinge afstand van elkaar zijn gelegen, die groter is dan de breedte van de balken, waarna men de spanning van de onder spanning geplaatste balk(en) afneemt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men de bovenste van de beide balken onder spanning plaatst door de balken op trek te belasten.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat men de onderste van de beide balken onder spanning plaatst door de balk op druk te belasten.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat men tussen de balken afstandsorganen plaatst om de balken op de juiste afstand van elkaar te houden tijdens het aanbrengen van de plaatvormige delen.

5. Hek voor het afsluiten van een doorgang, waarbij het hek is voorzien van een drager en met deze drager verbonden spijlen of dergelijke afsluitorganen, terwijl het hek met behulp van de drager met een ten opzichte van de grond verankerde afsteuning verschuifbaar is gekoppeld met behulp van met de afsteuning verbonden wielen zodanig, dat het hek kan worden geopend en gesloten door verschuiving van de drager ten opzichte van de afsteuning, met het kenmerk, dat de drager is opgebouwd uit een tweetal evenwijdig aan en boven elkaar gelegen balken, die onderling zijn verbonden met behulp van symmetrisch aan weerszijden van de balken opgestelde plaatvormige delen, die over ten minste een deel van hun hoogte op een onder linge afstand van elkaar zijn gelegen, die groter.is dan de breedte van de balken, terwijl de wielen zodanig zijn aangebracht aan de afsteuning, dat de wielen afrollen op de bovenzijde van de bovenste balk respectievelijk de onderzijde van de onderste balk.

6. Hek volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het hek is vervaardigd onder toepassing van de werkwijze volgens een van de conclusies 1-4.

7. Hek volgens conclusies 5 of 6, met het kenmerk, dat de plaatvormige delen verticaal verlopende plaatstukken omvatten, die met op hun bovenranden aansluitende, zich schuin omhoog uitstrekkende plaatstukken met de bovenste balk zijn verbonden en die met op hun onderranden aansluitende schuin naar beneden verlopende plaatstukken met de onderste balk zijn verbonden.

8. Hek volgens een van de conclusies 5-7, met het kenmerk, dat de uiteinden van de plaatvormige delen zijn voorzien van dubbelgevouwen plaatstukken, die tegen de balken aanliggen en aan de balken zijn vastgezet.

9. Hek volgens een van de conclusies 5-8, met het kenmerk, dat de balken aan de boven- en de onderzijde van de drager over enige afstand buiten de plaatvormige delen uitsteken.

10. Hek volgens een der conclusies 5-9, met het kenmerk, dat de balken verzinkt zijn.

11. Hek volgens een der voorgaande conclusies 5-9, met het kenmerk, dat de spijlen van het hek zijn bevestigd aan een van de plaatvormige delen.