NL9100139A - Afsteunelement voor toepassing in bouwconstructies. - Google Patents

Description

Afsteunelement voor toepassing in bouwconstructies

De uitvinding heeft betrekking op een afsteunelement voor toepassing in bouwconstructies, dat is voorzien van een telescopisch in een metalen buitenbuis verschuifbare metalen binnenbuis.

Een dergelijk element is algemeen bekend en vindt toepassing voor uiteenlopende doelen in de betonbouw zoals bijvoorbeeld voor het in vertikale richting ondersteunen van bekistingen voor het storten van beton, voor het vervaardigen van vloeren of wanden, voor het oprichten van steigerkonstrukties, of voor het in een liggend vlak afsteunen tussen bijvoorbeeld twee vertikale wanden.

De bekende konstrukties, die uit aluminium zijn vervaardigd, worden gevormd door een stel telescopisch uitschuifbare met speling in elkaar passende metalen buizen, die aan de uiteinden kunnen zijn voorzien van vaste of scharnierbare voeten kopplaten en welke voorts kunnen zijn voorzien van middelen om de buizen niet geheel uit elkaar te laten schuiven. Zogenaamde schroef- en schoorstempels en ook staanders voor frames bij steigerkonstrukties, alsmede telescopische buis-konstrukties voor het afsteunen van vertikale wanden zijn alombekende voorbeelden van bedoelde afsteunelementen.

Bij de bekende konstrukties voor het tijdelijk ondersteunen wordt ter besparing van tijd bij het bekisten en ontkisten gebruikgemaakt van bij voorkeur vrijstaande schroefstempels, dat wil zeggen zonder dat veel tijdvergend koppel- en schoor-verband nodig is. De belastbaarheid van aldus belaste schroef-stempel wordt derhalve bepaald door de bezwijkbelasting ten gevolge van het uitknikken van de schroefstempel, die vooral wordt bepaald door de verhouding tussen de kniklengte en het traagheidsmoment van de buizen. Omdat schroefstempels normaliter handmatig moeten worden geplaatst en weer worden weggenomen, wordt er bij de bekende konstruktie naar gestreefd een zo licht mogelijk schroefstempel te fabriceren met een zo hoog mogelijke belastbaarheid. Bij de bekende afsteunelementen wordt daartoe een ronde buis gekozen met een zo groot mogelijke diameter en kleine wanddikte waardoor een buis-konstruktie met een zo groot mogelijk traagheidsmoment in alle richtingen wordt verkregen.

Het is echter gebleken dat een relatief dunne wand niet bestand is tegen de relatief ruwe behandelingen op de bouwplaats. Aldus ontstane deuken belemmeren het telescoperen van de binnenbuis ten opzichte van de buitenbuis. Deze vervormingen in de buitenbuis ontstaan doorgaans doordat stempels omvallen of bij het deponeren in de daarvoor bestemde transportbakken op elkaar vallen. Vooral de uitstekende kopen voetplaten veroorzaken hierbij plaatselijke scherpe deuken. Als gevolg daarvan wordt het telescoperen van de buizen bemoeilijkt, zoniet geheel onmogelijk gemaakt. Om tot een gunstige belastbaarheid van de konstruktie te komen is het immers van belang dat er zo weinig mogelijk speling is tussen de buitenbuis en de binnenbuis waardoor kleine vervormingen van de buitenbuis reeds tot een niet meer kunnen telescoperen van de buizen kan leiden. Verder wordt veelal uit veiligheids-oogpunt het in de buitenbuis schuivende uiteinde van de binnenbuis voorzien van een verdikking welke de opening aan de bovenkant van de buitenbuis niet kan passeren waardoor wordt voorkomen dat de binnenbuis geheel uit de buitenbuis kan schuiven. Een relatief grote diameter van de buizen heeft verder het bezwaar dat zulke konstrukties moeilijk met de hand kunnen worden vastgepakt.

De uitvinding beoogt aan dit bezwaar tegemoet te komen met een konstruktie die als kenmerk vertoont dat de buitenbuis een ronde dwarsdoorsnede vertoont die op minstens drie naar binnen gelegen omtreksplaatsen in axiale richting van de buis verlopende, door vervorming verkregen rillen bevat, welke aan hun naar de binnenbuis gekeerde oppervlak een geleiding vormen voor de binnenbuis.

Met de rillen, waardoor aan de buitenomtrek, van de buis ribben worden verkregen, wordt bereikt dat deze tijdens het werken op de bouwplaats beschadigingen op kunnen vangen zonder dat de telescopeerbaarheid vermindert. Bovendien kunnen tegen het onverhoeds uitschuiven van de binnenbuis verdikkingen op de binnenbuis worden aangebracht welke zich tussen de rillen bevinden, welke in tegenstelling tot de bekende konstrukties ruim bemeten kunnen zijn en er toch voldoende speling overblijft om telescoopbaarheid ten gevolge van kleine deuken niet te belemmeren. De rillen hebben bovendien het voordeel dat een relatief grote diameter vertonende buitenbuis gemakkelijk met de hand kan worden vastgepakt.

Bij voorkeur is minstens de buitenbuis uit plaatstaal gevormd. Ten opzichte van het bij de bekende telescopische buizen toegepaste aluminium heeft de keuze van plaatstaal als voordeel dat met een aanzienlijk lagere kostprijs tot een gunstig draagvermogen/gewicht verhouding kan komen. Dit is te danken aan de gunstige waarden voor elasticiteitsmodulus en ook de vloeigrens van staal. Vooral de lagere elasticiteits- modulus van aluminium heeft het nadeel dat voor vrijstaande knikstaven een grotere wanddikte ter compensatie moet worden gekozen, waardoor bij gelijke diameter geen gewichtsvoordeel kan worden verkregen door het gebruik van aluminium in plaats van staal.

De uitvinding voorziet verder in een afsteunelement dat als kenmerk vertoont dat op de buitenbuis minstens een ring is bevestigd, welke ring ter plaatse van elke ril van de buitenbuis een verwijd gedeelte bevat, waarbij de ruimte tussen de buitenwand van de buitenbuis en het verwijde ringgedeelte toegankelijk is voor het haakvormige gedeelte van een koppel-element waarvan de lengte-as in hoofdzaak dwars op de buizen is gericht.

Zou men een dergelijke als koppelring te beschouwen ring met plaatselijk verwijde gedeelten aanbrengen rondom een cirkel-cylindrische buitenzijde van de buitenbuis, dan zou dit vrij snel tot een grotere diameter van die ring leiden met alle bezwaren vandien. Door nu tegenover de uitstulpingen van de ring de rillen van de buitenbuis op te stellen wordt, zonder dat een wezelijke vergroting van de ringdiameter noodzakelijk is, toch een goede inhaakraogelijkheid geboden voor het haakvormige gedeelte van een koppelelement dat dwars op de buizen kan worden aangebracht.

Het haakvormige gedeelte van het koppelelement, dat deel kan uitmaken van bijvoorbeeld een ligger kan zich nu ook uit- strekken tot in de rillen van de buitenbuis waardoor het vrijwel ónmogelijk wordt een ingehaakte niet vastgezette ligger onverhoeds uit de ingehaakte positie te stoten. Dit maakt de konstruktie in montagetoestand veiliger.

Volgens een voorkeursvorm van de uitvinding wordt, gezien in tangentiale richting van de buisdoorsnede, het de binnenbuis geleidende oppervlak van de rillen door ongeveer de helft van de gehele omtrek van de buitenbuis gevormd. Dit heeft als voordeel dat het haakvormig einde stevig kan worden uitgevoerd.

Ten behoeve van het vastzetten van het koppelelement voorziet de uitvinding voorts in een oplossing die als kenmerk heeft, dat het koppelelement wordt geklemd op het wanddeel door middel van een kleminrichting welke op het wanddeel aangrijpt > op een plaats diametraal ten opzichte van de aanligplaats van het haakvormige einde van het koppelelement.

Deze konstruktie is ook toepasbaar voor buizen of kokers of dergelijke, die niet van axiale rillen zijn voorzien.

De voorkeursvormen van de vergrendelinrichting zijn in de ' onder konklusies 7, 8 en 9 nader beschreven.

De uitvinding zal nu kort worden toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, waarin : Figuur 1 een schroefstempel in een vertikaal aanzicht en gedeeltelijk in langsdoorsnede toont, figuur 2 een dwarsdoorsnede volgens II-II van figuur 1 is, figuur 3 een bovenaanzicht toont waarbij een viertal koppelelementen, bijv. dwarsliggers of dergelijke aan de telescopische konstruktie volgens figuur 1 zijn I bevestigd, figuur 4 op perspectievische wijze de aan de buitenbuis gelaste ring toont, met het koppelelement nabij de opening waarin dit in de ring wordt gehaakt, figuur 5 deels in doorsnede de haakvormige neus uit figuur 4 i laat zien in diens in de ring gehaakte en vergren delde stand volgens doorsnede V-V in fig.2, figuur b een dwarsligger met haakvormig einde en vergrendeling toont welke aangrijpt op een andere dan rechthoekige doorsnede.

De schroefstempel volgens figuur 1 heeft een binnenbuis 1 welke schuifbaar is in een buitenbuis 3. De binnen- en buitenbuis zijn beide voorzien van een kop- respectievelijk voetplaat 5, 7. De binnenbuis 1 is op regelmatige afstand voorzien van gaten 4. Met behulp van pen 9, welke rust op de moer 11, kan een grofinstelling worden verkregen, waarna de fijninstelling plaatsvindt door het verdraaien van de moer 11. De buitenbuis 3 is voorzien van vier in langsrichting verlopende, door inrillen van een ronde buis verkregen rillen 13 welke aan de binnenkant leivlakken 15 voor de in buitenbuis 3 schuivende binnenbuis 1 vormen, (fig.2) Tussen de rillen 13 bevinden zich axiaal verlopende ruimten 17. De binnenbuis 1 heeft aan het zich in de buitenbuis bevindende einde een of meer verdikkingen 19, welke de vernauwing 21 (Fig.l) niet kunnen passeren en daardoor verhinderen dat de binnenbuis onverhoeds uit de buitenbuis 3 kan schuiven. Het zal duidelijk zijn dat een aldus gevormde buitenbuis beter bestand is tegen kleine beschadigingen omdat de wand door de rillen wordt verstijfd. Eventuele beschadigingen aan de buitenkant hebben geen invloed op de telescopeerbaarheid; zij strekken zich niet gemakkelijk tot de leivlakken 15 uit. Omdat de speling tussen buitenbuis 3 en verdikkingen 19 ruim kan worden gekozen, hebben kleine beschadigingen ook hier weinig invloed. Deze verdikkingen 19 bevinden zich namelijk in de ruimte 17 tussen de rillen 13.

Ten behoeve van het aan de buitenbuis 3 bevestigen van horizontale liggers of profielen, kan gebruik worden gemaakt van een konstruktie waarbij om de buitenbuis heen een ring 23 wordt aangebracht, welke is voorzien van vier verwijde gedeelten 25, 27, 29, 31. Zoals in fig.2 te zien is vallen de verwijde gedeelten van de ring 23 samen met de rillen of verzonken ruimten 13 van de buitenbuis 3 en is de door de instulping en de verwijding gevormde ruimte 33 toegankelijk voor het haakvormige uitgevoerde gedeelte 35 van de horizontale ligger 37 of koppelelement (zie fig.4,5,6). Deze kan met het haakvormige neusgedeelte 35 in de ruimte 33 steken.

Desgewenst: kan dit neusgedeelte 35 ook in de ring 23 worden vergrendeld. Dit kan op doelmatige wijze worden uitgevoerd met de in fig.5 aangegeven hefboom 39 welke om de aangegeven punten 40, 42 scharniert en kan worden bewogen door een verplaatsingsmechanisme, in dit geval een bout 41. Door de as van de hefboom 39 onder een hoek van ca. 45 graden te leggen ten opzichte van de lengteas van de buiskonstruktie, wordt bereikt dat slechts een kleine verstelling van de moer 43 nodig is om de hefboom 39 uit een opgekoppelde, verticale stand zie fig.4, en met als draaipunt het met 40 aangegeven punt, voldoende naar de ring 23 te laten verdraaien, waardoor een klemming plaatsvindt. Door de moer 43 in omgekeerde richting iets te verdraaien kan het wegdraaien uit de klemstand en demontage plaatsvinden.

*

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig.6 vertoont het aan de ring vast te klemmen haakvormige einde 35 van het koppelelement geen rechthoekige doorsnede, doch een doorsnede 47 met ronde einden en is de vorm van de haak en van de hefboom met rondingen 49 en 51 aangepast aan de vorm van de doorsnede.

Claims (9)

1. Afsteunelement voor toepassing in bouwconstructies, dat is voorzien van een telescopisch in een metalen buitenbuis (3) (Verschuifbare metalen binnenbuis (l),met het kenmerk, dat de buitenbuis (3) een ronde dwarsdoorsnede vertoont die op minstens drie naar binnen gelegen omtreks-plaatsen in axiale richting van de buis verlopende, door vervorming, verkregen rillen (13) bevat, welke aan hun naar de )binnenbuis (1) gekeerde oppervlak een geleiding vormen voor de binnenbuis (1).

2. Afsteunelement volgens conclusie l,met het kenmerk, dat minstens de buitenbuis (3) uit plaatstaal is > gevormd.

3. Afsteunelement volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat op de buitenbuis (3) minstens één ring (23) is bevestigd, welke ring ter plaatse van elke ril (13) van de )buitenbuis een verwijd gedeelte (31) bevat, waarbij de ruimte (33) tussen de buitenwand van de buitenbuis (3) en het verwijde ringgedeelte (31) toegankelijk is voor het haakvormige gedeelte (35) van een koppelelement waarvan de lengte-as in hoofdzaak dwars op de buizen is gericht.

4. Afsteunelement volgens conclusie 1-3,met het kenmerk, dat gezien in tangentiale richting van de buisdoorsnede, het de binnenbuis geleidende oppervlak (15) van de rillen (13) ongeveer de helft van de gehele omtrek van de )buitenbuis (3) is.

5. Afsteunelement volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de ring (23) aan de buitenbuis (3) is bevestigd.

6. Inrichting voor het vergrendelen van een koppelelement dat met een haakvormige einde (35) is gehaakt over een wanddeel t (25) dat bij voorkeur is gevormd als een gedeelte (45,47) van de ring volgens de afsteunconstructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het koppelelement wordt geklemd op het wanddeel door middel van een klem-inrichting (39) welke op het wanddeel aangrijpt op een plaats (50,51) diametraal ten opzichte van de aanligplaats (48,49) van het haakvormige einde (35) van het koppelelement.

7. Inrichting voor het vergrendelen van een koppelelement volgens conclusie 6,met het kenmerk, dat de kleminrichting wordt gevormd door een hefboom (39) welke aan een uiteinde scharnierend (bij 40,42) is verbonden met een vast punt van het haakvormige einde (35), het andere einde (54,56) aangrijpt op het wanddeel (45,47) en waarbij de verplaatsing van de kleminrichting en de klemwerking op het wanddeel (45,47) wordt verkregen door een verplaatsingselement (41) dat aangrijpt op een punt (58,60) dat ligt op een plaats tussen beide uiteinden van de hefboom.

8. Inrichting volgens conclusie 7,met het kenmerk, dat de hefboom een hoek van ca. 45 graden maakt met de hartlijn van de buis.

9. Inrichting voor het vergrendelen van een koppelelement volgens conclusie 8,met het kenmerk, dat het verplaatsingselement wordt gevormd door een bout (41) welke ischarnierend met de hefboom (39) is verbonden.