NL9001196A - Gecentreerd dubbel scharnier met smering. - Google Patents

Description

Gecentreerd dubbel scharnier met smering.

De uitvinding heeft betrekking op een gecentreerd dubbel scharnier met twee kruiskoppelingen, die telkens bestaan uit een binnen- en buitenvork en een de beide verbindend, via lagers in boringen van de vorken gehouden tappenkruizen, waarbij de beide binnenvorken met elkaar zijn verbonden, en de beide buitenvorken telkens aan één van de vorkarmen verbindende bruggen centrisch aangebrachte, in elkaar grijpende centreermiddelen direkt tegenover elkaar of onder tussenschakeling van een tussen de binnenvorken radiaal beweegbare geleidingsschijf tegenover elkaar zijn geleid en waarbij één van de centreermiddelen een huls en het andere een daarin geleide bolle tap is en dat het aan de brug toegewezen centreer-middel over een smeerkanaal beschikt, dat voor de smering is verbonden met de smeerkanalen van het tappenkruis.

Bij een soortgelijke uit DE 31 42 930 C2 bekende inrichting is op het tappenkruis een verschuifbare cilinder aangebracht, die voor het smeerproces met het smeerkanaal in het centreermiddel in een overeenkomende positie kan worden gebracht en zich onder de smeermiddeldruk aanlegt. Een verdere uitvoeringsvorm verschaft een smeer-positie bij een maximale afbuiging, waarbij eveneens de smeerkanalen in het centreermiddel en het tappenkruis eerst in een overeenstemmende positie gebracht kunnen worden.

Uit DE 31 38 190 C2 is het bekend, het tappenkruis van een centrische kogelvormige uitsparing te voorzien, waarin een inzetstuk met een gedeeltelijk kogelvormig buitenoppervlak is geplaatst, dat zich met zijn andere uiteinde tegen de brug, die een smeerkanaal bezit, nauw aanliggend steunt.

Bij de eerste bekende oplossing is voor het smeren eerst het vinden van de juiste smeerpositie vereist, om te voorkomen, dat het in het tappenkruis geperste smeermiddel kan ontsnappen, zonder de te smeren smeer-plaatsen van de centreermiddelen te bereiken. Bij de tweede uitvoeringsvorm wordt weliswaar voortdurend een verbinding tot stand gebracht, echter zijn in het gebied van het tappenkruis voor het aanbrengen van de kogelkop voor de inzet in aanzienlijke mate bewerkingen vereist.

Dit geldt ook voor het steunvlak, waarop het inzetstuk tegen de brug steunt. Bovendien moet voor de onderbrenging van de kogelkop het tappenkruis in het centrum worden verzwakt.

De uitvinding heeft tot doel, een eenvoudige, maar voortdurend een verbinding bewerkstelligende inrichting voor het smeren van de centreermiddelen te verschaffen, via welke het in het tappenkruis geperste smeermiddel bij de centreerplaatsen van de centreermiddelen geraakt, en welke bovendien geen of een slechts geringe verzwakking of bewerking in het gebied van het tappenkruis vereist.

Dit doel wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt, dat op zijn minst ëén van de beide tappenkruizen van een centrisch aangebrachte, zich naar de brug toe openende boring is voorzien, die is verbonden met de smeermiddelkanalen van het tappenkruis, en dat de brug en het daarop aangesloten centreermiddel van een doorlopend, op de draaias van de bijbehorende buitenvork verlopend aangebracht smeerkanaal zijn voorzien, dat via een elastische slang is verbonden met de boring van het tappenkruis .

Door deze inrichting en uitvoering wordt bereikt, dat het reeds in het centrum verschafte centrale gat van het tappenkruis praktisch slechts door beide zijden heen hoeft te worden geleid, of het in elk geval aan te brengen gat voor het inzetstuk en de bevestiging van de slang kan worden gebruikt. Hierdoor worden dure bewerkingen vermeden. De flexibiliteit van de slang wordt gebruikt, om de zich bij afbuiging veranderende positie van het smeerkanaal in de brug en in het centreermiddel ten opzichte van het tappenkruis te overbruggen. Toch wordt hierdoor bereikt, dat voortdurend een verbinding bestaat, zodat er geen vuil van buiten kan binnendringen, dan wel voor de smering een bepaalde positie moet worden gevonden.

Vanzelfsprekend kan de smering ook via een in ëën van de vier draagbussen aangebrachte smeernippel geschieden.

Volgens een voorkeursuitvoering is beoogd, dat de slang van een schroefdraad-aanzetstuk is voorzien, dat in de van schroefdraad voorziene boring van het tappenkruis is geschroefd.

Door de ingeschroefde slang wordt een goede afdichtende verbinding met het tappenkruis bereikt.

In een verdere voorkeursuitvoering is beoogd, dat de slang is voorzien van een cilindrisch aanzetstuk, dat in de van schroefdraad voorziene boring van het tappenkruis is gedrukt.

Door het ingedrukte slang-aanzetstuk is een alternatieve bevestigingsmogelijkheid met het tappenkruis gegeven.

In een bijzondere uitvoering van de uitvinding is beoogd, dat de slang in het smeerkanaal van de brug steekt en het smeerkanaal in de richting naar het tappenkruis toe kegelvormig verwijd is.

Om een afbuiging en een overbrenging van de slang in de betreffende veranderde positie zonder knakken te bereiken, is voorgesteld, dat de slang in het smeerkanaal van de brug steekt en het smeerkanaal in de richting naar het tappenkruis toe kegelvormig verwijd is. De kegelvormige verwijding zorgt voor een afbuiging zonder knikking.

In de uitvoering van de uitvinding is beoogd, dat de slang in de boring van de centreermiddelen axiaal beweegbaar is, bij het smeren door het smeermiddelkanaal wordt verwijd en tegen de boring naar buiten toe afdichtend aanligt. In de tekening zijn voor de oplossing volgens de uitvinding twee voorkeurstoepassingen bij dubbele scharnieren afgebeeld.

Hierin toont:

Fig. 1 een eerste uitvoeringsvoorbeeld, waarbij de dubbele scharnier zich in een gestrekte toestand bevindt,

Fig. 2 het dubbele scharnier volgens Fig. 1 in de afgebogen positie,

Fig. 3 een detail Z volgens Figuur 1 en

Fig. 4 een deel van een variant van het dubbele scharnier met de smeerinrichting volgens de uitvinding.

Het dubbele scharnier 1 volgens de Figuren 1, 2 en 3 bestaat uit twee ten opzichte van elkaar gecentreerde kruiskoppelingen 2, 3. De beide kruiskoppelingen 2, 3 hebben telkens een binnenvork 4 en een buitenvork 6. De beide binnenvorken 4 izjn via een verbindingsflens 5 met elkaar verbonden. Ze kunnen bijvoorbeeld als één stuk zijn uitgevoerd.

Eén van de buitenvorken 6 is bijvoorbeeld voorzien van een snelsluiting 8 voor de bevestiging op een aandrijfas en de andere buitenvork 6 van een buisas 9 voor het verder leiden van het draaimoment aan een verdere scharnier en daarop aan een aan te drijven aggregaat. Bij voorkeur worden dergelijke scharnieren en scharnier-assen gebruikt voor de aandrijving van landbouwmachines, waarbij de aandrijfbeweging van de tapas van de traktor wordt afgetakt. Hiertoe is bijvoorbeeld de buitenvork 6 van de kruiskoppeling 2 via de snelsluiting 8 op de tapas van de traktor bevestigd. Elk van de beide kruiskoppelingen 2, 3 bezit een tappenkruis 11, dat vier tappen 14 bezit, die rechthoekig en telkens in paren in één vlak liggend zijn aangebracht. Bij voorkeur zijn alle tappen 14 met hun assen in één vlak liggend aangebracht. Telkens twee tappen 14 dienen onder tussenschakeling van draag-bussen 12, naalden 13 voor de lagering in een boring van de binnenvork 4 resp. buitenvork 6. De draagbussen 12 zijn via een borgring 15 bevestigd. De verbindingsflens 5 is voorzien van een centrische uitsparing, waar de cen-treermiddelen 23, 25 doorheen geleid zijn. Eén van de centreermiddelen is als centreerhuls 23 en het andere als bolle centreertap 25 uitgevoerd. De bolle centreertap 25 is met zijn buitenomtrek in de boring 24 van de centreerhuls 23 geleid. De centreerhuls 23 en de centreertap 25 zijn telkens via bruggen 26 verbonden met de vorkarmen 7, 7a van de bijbehorende buitenvork 6 van zijn kruiskoppeling 2 of 3. De verbinding geschiedt doelmatigerwijs door een lasnaad.

Beide tappenkruizen 11 bezitten smeermiddelka-nalen 17 en een smeernippel 18, die dient voor de voorziening van de lagerplaatsen in het gebied van de draagbus-sen 12 van smeermiddel. Eén van de kruiskoppelingen 3 wordt extra voor de smering van de centreermiddelen 23, 25 gebruikt. Hiertoe is het tappenkruis 11 naar de brug 26 toe voorzien van een schroefdraadboring 19. De schroefdraad-boring 19 staat in verbinding met de smeermiddelkanalen 17. Deze is in het centrum van het tappenkruis 11 aangebracht. In deze schroefdraadboring 19 is een flexibele slang 20 geplaatst, die een aanzetstuk 22 bezit. De slang 20 steekt in een smeerkanaal 27, dat door de brug 26 heen verloopt en in de hulsboring 24 uitmondt. Het smeerkanaal 27 is op de as 16 van de bijbehorende buitenvork 3 verlopend aangebracht. In de richting naar het tappenkruis 11 toe, bezit het smeerkanaal 27 een kegelvormige verwijding 28 met afgeronde overgangen. De slang 20 bezit een kanaal 21 via welk de smeermiddelkanalen 17 van het tappenkruis 11 zijn verbonden met de hulsboring 24. Bij afbuiging van het dubbele scharnier 1 vervormt de slang 20 zich overeenkomstig, zoals in Figuur 2 te zien is. De kegelvormige verwijding 28 zorgt ervoor, dat de slang 20 niet wordt geknakt. Bij de afbuiging verschuift de slang zich ook in het smeerkanaal 27 overeenkomstig de uit de afbuiging tot stand gekomen positie- en lengteverandering ten opzichte van de schroefdraadboring 19 in het tappenkruis 11. Bij smering via de smeernippel 18 geraakt het smeermiddel door de smeermiddelkanalen 17 in het tappenkruis 11 en de schroefdraadboring 19 in het kanaal 21 van de slang 20.

De diameter van het kanaal 21 is zo nauwkeurig aangelegd, dat de gelijktijdige smering via deze in het te smeren gebied van de glijvlakken, de beide centreermiddelen 23, 25 en in het bijzonder van het bolle buitenvlak van de tap 25 en van de wand van de hulsboring 24 kan geschieden.

Hierdoor wordt een gesloten systeem bereikt.

Bij de in Figuur 4 zichtbare uitvoeringsvorm van een dubbele scharnier 1 is de tap 25 van de buitenvork 6 van de kruiskoppeling 3 via een brug 26 aangebracht. De centreerhuls 23 is via een geleidingsschijf 30 radiaal verschuifbaar in een uitsparing 29 van de verbindingsflens 5 aangebracht. Voor de geleiding van de geleidingsschijf 30 dienen glijschijven 31. In de geleidingsschijf 30 zijn één of meer radiaal verlopende kanalen 32 aangebracht, die in de boring 24 van de centreerhuls 23 uitmonden. Hierdoor kan gelijktijdig het glijgebied van de geleidingsschijf 30 en glijschijf 31 van smeermiddel worden voorzien. In dit geval is de centreertap 25 uitgerust met een smeer-kanaal 27, dat op de as 33 van de buitenvork 6 van de kruiskoppeling 3 verlopend is aangebracht en waar de slang 20 insteekt. De inrichting en uitvoering van de slang 20 met betrekking tot het tappenkruis 11 of de brug 26 komt overeen met die van de uitvoeringsvorm volgens de Figuren 1 tot 3. De beide dubbele scharnieren verschillen dus alleen in de wijze van centrering in het gebied van de verbindingsflens 5.

Voor de smeernippel 18 zijn er twee bevestigings-mogelijkheden. De ene is in de Figuren 1 en 2 te zien.

De smeernippel 18 is aan een draagbus 12 bevestigd. In het andere geval is de smeernippel 18 overeenkomstig de uitvoeringsvorm volgens Figuur 4 direkt tegenover de slang 20 op het tappenkruis 11 liggend aangebracht. Dit heeft het voordeel, dat de normaal gesproken voor tappenkruizen verschafte smeernippelinrichting alleen door het verder leiden van de daartoe vereiste centrale boring voor het aanbrengen van de slang 20 kan worden gebruikt.

- conclusies -

Claims (5)

1. Gecentreerd dubbel scharnier met twee kruiskoppelingen, die telkens uit een binnen- en een buitenvork en een de beide verbindende, via lagers in boringen van de vorken gehouden tappenkruis bestaan, waarbij de beide binnenvorken met elkaar zijn verbonden, en de beide buitenvorken via telkens op één van diens vorkarmen verbindende brug centrisch aangebrachte, in elkaar grijpende centreermiddelen direkt tegenover elkaar of onder tussenschakeling van een tussen de binnenvorken radiaal beweegbare geleidingsschijf tegenover elkaar zijn geleid en waarbij één van de centreermiddelen een huls en het andere een daarin geleide bolle tap is en het op de brug aangebrachte centreermiddel over een smeer-kanaal beschikt, dat voor de smering is verbonden met de smeerkanalen van het tappenkruis, met het kenmerk, dat op zijn minst één van de beide tappenkruizen (11) is voorzien van een centrisch aangebrachte, naar de brug (26) toe open boring (19), die is verbonden met de smeermiddelkanalen (17) van het tappenkruis (11), en dat de brug (26) en het daarop aangesloten centreermiddel (23 of 25) zijn voorzien van een doorlopend, op de draai-as (33) van de bijbehorende buitenvork (6) verlopend aangebracht smeerkanaal (27), dat via een elastische slang (20) is verbonden met de boring (19) van het tappenkruis (11) .

2. Dubbel scharnier volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de slang (20) is voorzien van een schroefdraad-aanzetstuk (22) , dat in de van schroefdraad voorziene boring (19) van het tappenkruis (11) is geschroeft.

3. Dubbel scharnier volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de slang (20) is voorzien van een cilindrisch aanzetstuk (22), dat in de van schroefdraad voorziene boring (19) van het tappenkruis (11) is gedrukt.

4. Dubbel scharnier volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de slang (20) in het smeer-kanaal (27) van de brug (26) steekt en het smeerkanaal (27) in de richting van het tappenkruis (11) kegelvormig verwijd is.

5. Dubbel scharnier volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de slang (20) in de boring (19) van de centreermiddelen (23, 25) axiaal beweegbaar is, bij het smeren door de smeermiddeldruk verwijd tegen de boring (19) naar buiten afdichtend aanligt.