NL9000294A - Trillingsdemper. - Google Patents

Description

Titel: Trillingsdemper

De uitvinding heeft betrekking op een trillingsdemper.

Er zijn trillingsdempers bekend in de vorm van een laminaat van bij voorbeeld vilt, rubber, kurk, nylon polyurethaan-schuim, hardschuim en dergelijke materialen, in verschillende combinaties. Met dergelijke laminaten wordt beoogd gebruik te maken van de zelfdempende eigenschappen van de verschillende materialen en door de combinatie de voor een bepaalde toepassing optimale dempingskarakteristiek te verkrijgen.

Een bezwaar van laminaten is dat hun vervaardiging gecompliceerd is omdat voor een goede hechting van de samenstellende lagen moet worden gezorgd. Een ander bezwaar van laminaten is dat voor het wijzigen van de dempingseigenschappen, bij voorbeeld voor aanpassing aan verandering van optredende trillingen, het gehele laminaat door een ander laminaat moet worden vervangen.

Ook zijn trillingsdempers bekend, welke althans voor een deel worden gevormd door een trillingsdempende plaat van zelf-dempend materiaal met aan weerszijden uitstekende noppen met platte, aan de plaatoppervlakken evenwijdige steunvlakken. Dergelijk zelfdempend plaatmateriaal is bekend uit het Nederlandse octrooi No.128238.

Bij dit bekende, onder de naam RUBLOC® in de handel gebrachte materiaal zijn de noppen in groepen ondergebracht waarbij elke groep een reeks noppen met verschillende hoogte en/of verschillende diameter omvat. Aan weerszijden van de plaat gelegen gelijke noppen zijn ten opzichte van elkaar versprongen.

Het werkingsprincipe van het RUBLOC®-materiaal is dat naarmate de sterkte van de trillingen die worden gegenereerd door een apparaat dat door een laag van dergelijk dempend materiaal wordt ondersteund, toeneemt, meer noppen bij de tril-lingsdemping worden betrokken en aldus een progressieve demping wordt bereikt. Door de genoemde verspringing van gelijke noppen aan weerszijden van de plaat wordt bereikt dat trillingen niet loodrecht op de plaat van een nop op een tegenoverliggende nop worden overgedragen, maar een langere, hellende of geknikte baan, die zich gedeeltelijk horizontaal door het lijf van de plaat uitstrekt, voorgeschreven krijgen. Doordat de, een voorwerp dragende noppen ook zijdelings kunnen uitbuigen wordt ook het opzij wegslippen van een op een RUBLOC®-plaat rustend apparaat tegengewerkt.

In het algemeen kan ten aanzien van de RUBLOC®-trillings-demper worden gesteld dat met elkaar in aanraking komende delen van opeenvolgende platen of delen van de RUBLOC®-trillingsdem-per die in aanraking zijn met te isoleren op de trilllingsdem-per geplaatste voorwerpen, onderling contact maken over platte oppervlakken, zoals de eindvlakken van de noppen.

De onderhavige uitvinding betreft een gelaagde trillings-demper, waarbij van de voordelen van bekende laminaatstruktu-ren, d.w.z. van de mogelijkheden ten aanzien van combinatie van verschillende dempende materialen, gebruik wordt gemaakt, echter de genoemde nadelen van laminaten zijn vermeden en waarbij eveneens gebruik kan worden gemaakt van de zelfdempende eigenschappen van rubber of dergelijk elastomeer materiaal op de wijze als bij het genoemde RUBLOC®-materiaal, d.w.z. dat bij toenemende trillingsbelasting meer zelfdempend materiaal bij de trillingsdemping wordt betrokken.

De trillingsdemper volgens de uitvinding is samengesteld uit ten minste één laag van zijdelings op afstand van elkaar gelegen interne, elk onder belasting in hoofdzaak onafhankelijk van de andere, vervormbare elastomere lichamen, welke laag is opgenomen tussen twee plaatvormige elementen, waarbij de interne elastomere lichamen door een geringere hardheid en/of door hun· vorm, makkelijker vervormbaar zijn dan de plaatelemen-ten en waarbij zijdelingse verplaatsing van de interne laag of lagen tussen de plaatvormige elementen wordt verhinderd.

Aldus kunnen elastomere lichamen uitwisselbaar zijn opgenomen tussen plaatelementen en het samenstel van deze interne lichamen en de twee plaatelementen vormt een met een laminaat vergelijkbare, gelaagde, plaatvormige trillingsdemper, waarvan de componenten echter makkelijk uitwisselbaar zijn. Daarbij kunnen elastomere lichamen worden vervangen door elastomere lichamen met een andere vorm en/of met een andere hardheid voor aanpassing aan trillingen met een gewijzigde sterkte en/of frequentie. Voor het makkelijk hanteren van de elastomere lichamen kunnen deze onderling tot een mat zijn verbonden door dunne strippen die het vervormingsgedrag van de afzonderlijke elementen niet beïnvloeden.

Afgezien van de uitwisselbaarheid van de laag interne elastomere lichamen wordt beter dan bij bekende laminaten en ook beter dan bij RUBLOC®-materiaal, het energie-absorberende vermogen van de elastomere lichamen benut. De uitvinding berust op het inzicht dat het energie-absorberende vermogen van een elastomere trillingsdemper kan worden verbeterd door de aanraking van de elastomeer met andere voorwerpen tot een minimum te beperken.

Derhalve zijn in nadere uitwerking van de uitvinding de naar elkaar toegekeerde zijden van de laag of lagen van elastomere lichamen en van de plaatvormige elementen zodanig op elkaar afgestemd dat het onderlinge contact is beperkt tot punt- of ten hoogste lijnvormige contactplaatsen en de elastomere lichamen overigens in hoofdzaak vrij vervormbaar zijn. Hierdoor wordt immers van het elastisch vervormende vermogen van een elastomeer maximaal gebruik gemaakt voor het absorberen van trillingsenergie.

Terwijl bij een bekend laminaat vooral de middelste laag volstrekt niet onafhankelijk van de andere kan vervormen en bij de RUBLOC®-platen met noppen, waarbij en voorwerp via de platte eindvlakken op de noppen rust en deze dus enigszins worden geremd tijdens hun vervorming, is dit bij de elastomere interne lichamen volgens de uitvinding in beginsel niet of nauwelijks het geval. Bij de trillingsdemper volgens de uitvinding wordt inderdaad maximaal gebruik gemaakt van het elastisch vervormende vermogen van het elastomere materiaal en proefondervindelijk is dan ook aangetoond dat een grotere verticale demping mogelijk is dan. bij vergelijkbare trillingsdempers waarbij het door uitgeoefende periodieke belasting vervormende materiaal meer is omsloten, in welk laatste geval de zijdelingse stabiliteit groter zal zijn.

In de eenvoudigste uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen de plaatvormige elementen zijn uitgevoerd met gladde naar elkaar toegekeerde oppervlakken en omtreksranden die zich bij tussengevoegde elastomere elementen op afstand van elkaar bevinden. Deze randen verhinderen het zijdelings uittreden van de elastomere lichamen en voorkomen dat deze, zachtere, lichamen te zwaar worden belast doordat zij de onderlinge nadering van de deksels beperken. Deze randen vormen tevens een afscherming voor binnendringend stof dat de werking van de demper nadelig kan beïnvloeden.

Teneinde onder behoud van zo veel mogelijk vrije vervorm-baarheid van de elastomeer, ook een zijdelinge demping mogelijk te maken, kunnen volgens de uitvinding de plaatvormige elementen aan de naar de aangrenzende laag elastomere lichamen toegekeerde zijde zijn voorzien van holten voor het opnemen van elastomere lichamen en kunnen grenzend aan elke onderlinge contactplaats vrije ruimten met van de contactplaats af toenemend volume aanwezig zijn.

Bij uitsluitend verticale belasting, althans belasting loodrecht op het vlak van de trillingsdemper, zal elk van de elastomere lichamen vrij kunnen vervormen. Bijvoorbeeld bolvormige elastomere lichamen kunnen loodrecht op de richting van samendrukking worden afgeplat tot ellipsoïde omwentelingslichamen, waarbij het puntcontact bij de boven- en ondereinden van de verticale hartlijn verandert in een klein oppervlaktecon-tact. Buiten deze contactoppervlakken met geringe afmetingen kunnen de bolvormige elastomere lichamen vrij vervormen.

Heeft de belasting een component in het vlak van de trillingsdemper, dan zal elk bolvormig elastomeer element naast de in het voorgaande beschreven symmetrische vervorming, tevens een scheve vervorming ondergaan, echter ook deze vervorming heeft, door de aanwezigheid van de in het voorgaande genoemde vrije ruimten met van de contactplaatsen af toenemend volume, een grote mate van vrijheid. Ook een trillingscomponent in het vlak van de demper kan vrijwel uitsluitend door vervorming van de elastomere lichamen worden gedempt. Pas wanneer de zijdelingse component excessief groot wordt zullen door het contact van de elastomere lichamen met de wanden van de opneemholten verdere zijdelingse verplaatsingen progressief worden geremd.

De vrije ruimten waarvan het volume vanaf elke contact-plaats toeneemt, kunnen, in het geval dat althans bij de onderlinge contactplaatsen de opneemholten in de plaatvormige elementen en de elastomere lichamen elk de vorm hebben van delen van omwentelingslichamen, volgens de uitvinding worden gevormd doordat de beschrijvende lijnen van de respectieve omwentelingslichamen bij de contactplaatsen verschillende hoeken insluiten met een vlak evenwijdig aan de laag elastomere elementen. Bijvoorbeeld kan de beschrijvende lijn van elke holte een ellipsoïde zijn en de beschrijvende lijn van elk elastomeer element een cirkel zijn.

In al deze uitvoeringsvormen wordt bereikt dat de elastomere lichamen hun maximale zijdelingse vervorming onder verticale belasting vrij kunnen ondergaan alvorens de holten in de plaatvormige elementen helemaal te vullen, hetgeen impliceert dat het maximale dempvermogen van de elastomere lichamen wordt benut.

In het uiterste geval kunnen de opneemholten een aan de vorm van de elastomere lichamen complementaire vorm hebben, echter met een beperkte diepte, zodat een betrekkelijk groot deel van de lichamen in het middengebied vrij kan vervormen.

Hoewel bolvormige elastomere lichamen het grootste dempvermogen hebben, wordt niettemin ook bij niet bolvormige elastomere lichamen een groot dempeffect bereikt zolang ervoor wordt gezorgd dat elk elastomeer lichaam zoveel mogelijk vrij elastisch kan vervormen.

Het is mogelijk door een doelgerichte keuze van de vorm van de samenwerkende oppervlakken van de elastomere lichamen en van de plaatvormige elementen een voor een bepaalde toepassing meest geschikte dempingskarakteristiek te verkrijgen. Deze dem-pingskarakteristiek kan vrijwel volledig worden bepaald door de vorm en de grootte en door het materiaal van de elastomere lichamen, waarbij de plaatvormige elementen schalen of deksels kunnen zijn, vervaardigd van een elastomeer met een grotere hardheid dan de elastomere elementen.

De plaatvormige elementen kunnen in nadere uitwerking van de uitvinding, aan de van de elastomere lichamen afgekeerde zijden zijn uitgerust met uitsteeksels, die zelf onder tril-lingsbelasting kunnen vervormen en verbuigen.

Deze uitsteeksels kunnen delen van bollen, dan wel cilindrische of prismatische noppen met platte eindvlakken zijn, die groepsgewijze zijn gerangschikt met in elke groep uitsteeksels van verschillende hoogten en diameters. M.a.w. kunnen de plaatvormige elementen gemodificeerde RUBLOC®-platen zijn in die zin dat niet beide plaatoppervlakken zijn voorzien van uitsteeksels maar dat deze slechts op één van de oppervlakken aanwezig zijn en het andere oppervlak van de platen is uitgevoerd met opneem-holten voor elastomere lichamen. Bij een dergelijke trillings-demper zullen de zachtere elastomere lichamen eerst de trillingen met lagere amplitude opvangen terwijl de hardere schalen de trillingen met de grotere amplitude dempen, nadat de zachtere lichamen maximaal zijn samengedrukt. Aldus wordt een overgang van de demping verkregen van de zachtere elastomere lichamen naar de hardere deksels, in het bijzonder de noppen daarvan.

Bij tot matten verenigde elastomere lichamen is het ook makkelijker meerdere elastomeerlichaamlagen op elkaar gelegen, tussen plaatvormige elementen in te sluiten, teneinde aldus een andere veerkarakteristiek te bewerkstelligen. Opgemerkt wordt dat bij bolvormige elastomere lichamen deze lagen in een' zodanig versprongen onderlinge positie moeten worden geplaatst dat bij de verkregen bolstapeling op elkaar aansluitende bollen onderling slechts puntcontact maken.

In een variantuitvoering van de uitvinding kunnen de elastomere lichamen niet in de trillingsdemper aanwezig zijn als losse elementen die tegen afzonderlijke plaatvormige elementen aanliggen, maar kan de trillingsdemper bestaan uit een samenstel van plaatvormige lichamen van elastomeer materiaal, waarbij van elke plaat aan één zijde elastomere lichamen uitsteken en aan de andere zijde opneemholten zijn gevormd. Indien ervoor wordt gezorgd dat de configuratie van de diverse uitsteeksels en opneemholten zodanig op elkaar zijn afgestemd dat grenzend aan elke onderlinge contactplaats vrije ruimten met van de contactplaats af toenemend volume aanwezig zijn, kunnen dezelfde, althans vergelijkbare gunstige dempeigenschap- pen worden verkregen als met de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, onder verwijzing naar de tekening, enige uitvoeringsvoorbeelden van de trillingsdemper worden beschreven.

Fig.1-9 zijn dwarsdoorsnede-aanzichten van verschillende, uit ten minste drie lagen samengestelde trillingsdempers; fig.lA toont een detail van de trillingsdemper volgens fig.l in belaste toestand; fig.10 toont een trillingsdemper bestaande uit ten minste twee elementen; fig.ll toont nog een andere variantuitvoering van de trillingsdemper volgens fig.1-9; fig.12 en 13 tonen verschillende toepassingen van trillingsdempers volgens de uitvinding.

Volgens de tekening, in het bijzonder fig.l, is een trillingsdemper volgens de uitvinding samengesteld uit een laag elastomere lichamen 1, met aan weerszijden plaatvormige elementen 2 met in het algemeen een grotere hardheid dan de elastomeer van de lichamen 1. In de uitvoeringsvorm van fig.l zijn de elastomere lichamen in hoofdzaak bolvormig en zijn zij opgenomen in opneemholten 4 in de plaatvormige elementen, die in het vervolg schalen of deksels 2 zullen worden genoemd, waarbij in deze uitvoeringsvorm de holten 4 de vorm hebben van een deel van een ellipsoïde omwentelingslichaam.

Het onderlinge contact tussen'de elastomere lichamen 1 en de opneemholten 4 is in onbelaste toestand beperkt tot twee in beginsel puntvormige contactplaatsen 3, die bij verticale belasting van de deksels 2 iets worden vergroot tot in fig.lA afgebeelde kleine contactoppervlakken 3’. De bolvormige elastomere lichamen hebben de gelegenheid zich in de ruimte tussen tegenover elkaar gelegen opneemholten 4, door de aanwezigheid van vrije ruimten 5, die de contactplaatsen 3,3' omgeven, in hoofdzaak vrij te vervormen tot ellipsoïde omwentelingslichamen (afgeplatte bollen). Deze kunnen na opheffing van de verticale belasting wederom vrij terugveren naar de bolvorm. Daarbij worden de bollen 1 niet gehinderd door de in fig.l afgebeelde dunne materiaalstroken of strippen 6 die aanorenzende bollen verbinden tot een mat, hetgeen het manipuleren van de bollen bij het samenstellen van de trillingsdemper vergemakkelijkt.

De opneemholten zorgen daarbij tevens voor het beperken van relatieve zijdelingse bewegingen van de deksels 1, derhalve voor het verhinderen van het zijdelings wegschuiven van de tussenliggende elastomere lichamen.

De uitvoeringsvorm volgens fig.2 onderscheidt zich van die volgens fig.l doordat de opneemholten 4a een conische vorm hebben, in het algemeen de vorm van een omwentelingsoppervlak hebben waarvan de beschrijvende lijn een knik vertoont. In deze uitvoeringsvorm is er tussen elk van de bolvormige elastomere lichamen 1. en de opneemholten 4a contact volgens een cirkel 3". Weliswaar is hier sprake van een groter, nl. een lijncontact, dan bij het puntcontact in de uitvoering volgens fig.l, echter nog steeds worden de contactplaatsen begrensd door vrije ruimten 5 met van de contactplaatsen 3" af toenemend volume.

Overigens kan fig.2 ook representatief zijn voor opneemholten in de vorm van een veelvlak, met name een pyramide, zodat het onderlinge contact van de elastomere lichamen 1 en de opneemholten 4a beperkt is tot op afstand van elkaar gelegen puntcontacten 3".

In de uitvoeringsvorm volgens fig.3 zijn de elastomere lichamen 1 in enigszins belaste vorm weergegeven. In het linker deel van deze figuur zijn de deksels 2b uitgevoerd met een vlakke bodem 4' en in het rechter deel zijn door schotten 4" opneemholten 4 begrensd met vlakke bodems 4b.

Volgens fig.4 kunnen de bodems van de opneemholten 4c de vorm hebben van pyramiden of kegels met de top gericht naar de elastomere lichamen 1. Deze uitvoeringsvorm illustreert het duidelijkst de aanwezigheid van vrije ruimten rondom de contactplaatsen 3, welke vrije ruimten 5 een van de contactplaatsen 3 af toenemend volume hebben.

Fig.5 toont elastomere lichamen in de vorm van kubussen. Indien de opneemholten 4d worden begrensd door een kegelvlak met een tophoek β, is het contact beperkt tot punten 3'" bij de hoeken van elke kubus 1.

De figuren 6-9 tonen uitvoeringsvoorbeelden van de trillingsdemper waarbij de deksels 2e aan hun van de elastomere elementen 1 afgekeerde, buitenzijden zijn voorzien van uitsteeksels 9.

In fig.6 zijn bovendien randen 7 en daarmee samenwerkende groeven 8 afgebeeld die de onderlinge nadering van de deksels begrenzen en die een stofkering bij de randen van de trillings-demper vormen. In de afgeheelde vorm hebben de wanden van de randen 7 en de groeven 8 dezelfde helling. Deze kunnen echter ook verschillen zoals afgebeeld in fig.7.

Fig.8 toont een variant van de randbegrenzingen van de deksels 2e, nl. in de vorm van lijsten 7a en opneemgroeven 8a.

De uitsteeksels 9 in de uitvoeringen volgens fig.6-8 hebben de vorm van noppen met platte eindvlakken (zie ook het linker deel van fig.7). Zij kunnen volgens het RUBLOC® systeem zijn gerangschikt. Dit betekent dat de trillingsdemper een verbetering van de RUBLOC® trillingsdemper is in die zin dat zwakke trillingen eerst door de zachtere bolvormige elastomere lichamen worden opgevangen en bij toenemende sterkte van de trillingen de plaatvormige lichamen als een RUBLOC® trillingsdemper gaan functioneren. Daarbij worden, zoals weergegeven in fig.7 en 9, trillingen niet loodrecht door de demper geleid maar volgens een gebogen, langer traject 19.

Fig.9 toont een uitvoeringsvorm waarbij de uitsteeksels 9a de vorm hebben van bolkappen. Wanneer deze trillingsdemper op een vlakke ondergrond wordt geplaatst zullen de bolkappen 9a een betrekkelijk goede vrije vervormbaarheid vertonen.

Fig.10 is een enigszins afwijkende uitvoeringsvorm, waarin het uitvindingsprincipe, minimaal contact en op de con-tactplaatsen aansluitende vrije ruimten met toenemend volume, is belichaamd in een tweedelige trillingsdemper. In plaats van een afzonderlijke laag elastomere lichamen die opgesloten is tussen twee plaatvormige lichamen, zijn in deze uitvoering de elastomere lichamen 11 verbonden met een plaat 12. De plaat 12 met conische of pyramidale uitsteeksels 11 kan daarbij samenwerken met een tweede plaat 13 met opneemholten 14, waarbij de uitsteeksels 11 en de opneemholten 14 verschillende tophoeken 20 hebben. Ook kan een plaat 12 samenwerken met een zelfde plaat 12, die aan de ene zijde de uitsteeksels 11 draagt en aan de andere zijde opneemholten 14 * heeft. Bij het stapelen van twee platen 12 (en 13) werken de uitsteeksels en de holten op dezelfde wijze samen als bij de eerder beschreven uitvoeringsvormen, zij het dat in het laatste geval geen onderscheid kan worden gemaakt tussen de hardheid van de uitsteeksels en die van de platen. De uitsteeksels 11 zullen door hun vorm eerder vervormen dan de platen en de zwakkere trillingen opnemen. De platen 12 en 13 kunnen daarbij met onderling verschillende hardheden worden gekozen teneinde aldus het dempingsvermogen te. variëren.

In fig.ll is een uitvoering afgebeeld met meerdere lagen elastomere lichamen 1 tussen twee deksels 2.

De trillingsdemper volgens de uitvinding kan uitstekend worden aangepast aan de meest uiteenlopende toepassingsomstan-digheden. Niet alleen kan de hardheid van de deksels 2 en van de elastomere lichamen 1 op elkaar worden afgestemd, maar ook de vorm van de deksels, van de opneemholten en van de elastomere lichamen kan aan vrijwel elk gebruiksdoel worden aangepast. Zo kan voor het passief dempen (d.w.z.het afschermen van een voorwerp ten aanzien van elders opgewekte trillingen) van hoogfrequente trillingen gebruik worden gemaakt van zachte elastomere lichamen met een spitse comfiguratie, zoals een pyramide of kegel met een betrekkelijk kleine tophoek 20. Daarentegen zijn bollen van hard materiaal beter geschikt voor het actief dempen (opvangen van trillingen bij het voorwerp waar deze trillingen worden gegenereerd) van krachtiger trillingen.

Voor het afvoeren van bij de vervormende elastomere lichamen vrijkomende warmte kunnen in de plaatvormige elementen ventilatie-openingen 15 (zie fig.3) aanwezig zijn die slechts geringe afmetingen behoeven te hebben omdat het door de elkaar periodiek naderende plaatvormige elementen verkregen pompeffect voor een gedwongen luchtverplaatsing zorgt.

Fig.12 toont een veel voorkomende toepassing van de tril-lingsdempers volgens de uitvinding, nl. onder de voeten van een met 16 aangegeven machine.

Fig.13 toont een bijzondere toepassing van de trillingsdemper, nl. bij een ingeklemd machinedeel 17. Door dit machinedeel gegenereerde trillingen worden ingeleid in de zachtere elastomere lichamen die via de plaatvormige elementen 2 zijn geklemd in een frame 18. De klemkracht is regelbaar zodat door het aanbrengen van voorspanning binnen bepaalde grenzen een regeling van de eigen frequentie van de bollen mogelijk is.

Claims (15)

1. Trillingsdemper, samengesteld uit ten minste één laag van zijdelings op afstand van elkaar gelegen, elk onder belasting in hoofdzaak onafhankelijk van de andere, vervormbare elasto-mere lichamen, welke laag is opgenomen tussen twee plaatvormige elementen, waarbij de interne elastomere lichamen door een geringere hardheid en/of door hun vorm, makkelijker vervormbaar zijn dan de plaatelementen en waarbij zijdelingse verplaatsing van de interne laag of lagen tussen de plaatvormige elementen wordt verhinderd.

2. Trillingsdemper volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de elastomere lichamen door dunne strippen onderling zijn verbonden onder vorming van een mat.

3. Trillingsdemper volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de naar elkaar toegekeerde zijden van de laag of lagen van elastomere lichamen en van de plaatvormige elementen zodanig op elkaar zijn afgestemd dat het onderlinge contact is beperkt tot punt- of ten hoogste lijnvormige contactplaatsen en de elastomere lichamen overigens in hoofdzaak vrij vervormbaar zijn.

4. Trillingsdemper volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plaatvormige elementen zijn uitgevoerd met gladde naar elkaar toegekeerde oppervlakken en omtreksran-den die zich bij tussengevoegde elastomere elementen op afstand van elkaar bevinden.

5. Trillingsdemper volgens één van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de plaatvormige elementen aan de naar de aangrenzende laag elastomere lichamen toegekeerde zijde zijn voorzien van holten voor het opnemen van elastomere lichamen en grenzend aan elke' onderlinge contactplaats vrije ruimten met van de con-tactplaats af toenemend volume aanwezig zijn.

6. Trillingsdemper volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat althans bij de onderlinge contactplaatsen de opneemholten in de plaatvormige elementen en de elastomere lichamen elk de vorm hebben van delen van omwentelingslichamen waarbij de beschrijvende lijnen van de respectieve omwentelingslichamen bij de contactplaatsen verschillende hoeken insluiten met een vlak evenwijdig aan de laag elastomere lichamen.

7. Trillingsdemper volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de beschrijvende lijn van elke holte een ellipsoïde is en de beschrijvende lijn van elk elastomeer lichaam een cirkel is.

8. Trillingsdemper volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de plaatvormige elementen aan de naar de aangrenzende laag elastomere lichamen toegekeerde zijde zijn voorzien van holten voor het opnemen van elastomere lichamen en de opneemholten een aan de vorm van de elastomere lichamen complementaire vorm hebben, echter met een beperkte diepte, zodat een betrekkelijk groot deel van de lichamen in het middengebied vrij kan vervormen.

9. Trillingsdemper volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plaatvormige elementen schalen of deksels kunnen zijn, vervaardigd van een elastomeer met een grotere hardheid dan de elastomere elementen.

10. Trillingsdemper volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plaatvormige elementen aan de van de elastomere lichamen afgekeerde zijden zijn uitgerust met uitsteeksels, die zelf onder trillingsbelasting kunnen vervormen en verbuigen.

11. Trillingsdemper volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de uitsteeksels delen van bollen zijn.

12. Trillingsdemper volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de uitsteeksels cilindrische of prismatische noppen met platte eindvlakken zijn, die groepsgewijze zijn gerangschikt met in elke groep uitsteeksels van verschillende hoogten en diameters.

13. Trillingsdemper volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat meerdere elastomeerlichaamlagen op elkaar gelegen, tussen plaatvormige elementen zijn ingesloten.

14. Trillingsdemper bestaande uit een samenstel van plaatvormige lichamen van elastomeer materiaal, waarbij' van elke plaat aan één zijde elastomere lichamen uitsteken en aan de andere zijde opneemholten zijn gevórmd, waarbij de holten en de uitsteeksels verschillende configuraties hebben, zodanig dat bij onderlinge aangrijping bij de contactplaatsen vrije ruimten worden gevormd met van de contactplaatsen af toenemend volume.

15. Trillingsdemper volgens één van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door ventilatie-openingen in de plaatvormige lichamen.