NL8902392A - Werkwijze en inrichting voor het installeren van een nieuwe pijp in een bestaande ondergrondse leiding. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het installeren van een nieuwe pijp in een bestaande ondergrondse leiding

De uitvinding heeft betrekking op verbeteringen met betrekking tot het installeren van vervangingspijpen binnen een bestaande ondergrondse leiding, onder gebruikmaking van een stijve thermoplastische pijp als de vervangingspijp.

De uitvinding betreft het oplossen van de problemen die betrekking hebben op: (1) het in een verwarmde en flexibele toestand houdend van gedeelten thermoplastische pijp die in het bijzonder grote diameters hebben en lang zijn, tijdens het invoeren daarvan in de ondergrondse leiding, in het bijzonder wanneer een dergelijke leiding staand water of andere fluida kan bevatten waardoor de thermoplastische pijp tijdens het invoeren gekoeld kan worden; (2) het uitdrijven van in een bestaande leiding aangetroffen staande of stromende fluida en het voorkomen van het toestromen in de bestaande leiding van bijkomende fluida; (3) het na het invoeren rondmaken en doen uitzetten van de thermoplastische pijp vanuit haar gevouwen toestand, zodat de nieuwe pijp op gladde en op nauw aansluitende wijzen tegen de binnenwanden van de bestaande leiding past, zonder luchtbellen of vloeistofbellen op te sluiten tussen de bestaande leiding en de nieuwe pijp en zonder dat plooien gevormd worden ter plaatse van onregelmatigheden in de bestaande leiding; (4) het opheffen van langsspanningen in de nieuwe kunststof pijp, nadat deze verwarmd is en uitgezet is tegen de wanden van de bestaande leiding, teneinde spanningsbreuk te voorkomen, in het bijzonder waar gaten in de nieuwe pijp gesneden worden voor verbinding met een zijwaartse aanvoerleiding; (5) het met elkaar verbinden van een binnen een bestaande hoofdleiding gelegen nieuwe pijp én een binnen een bestaande, de hoofdleiding kruisende aanvoerleiding gelegen nieuwe pijp; (6) het snel en door en door verwarmen van een spoel van de gevouwen thermoplastische pijp voor invoering ter plaatse van een werklokatie om deze flexibel te houden voor het af-wikkelen en het invoeren in een leiding, alsmede het handhaven van de hoge temperatuur en de flexibiliteit van de pijp nadat deze afgespoeld is en terwijl deze in lange stukken ondergrondse leiding ingevoerd wordt; en (7) het herstellen van relatief korte secties lange ondergrondse leiding, afgelegen van een toegangsopening in de leiding.

Verscheidene werkwijzen en inrichtingen zijn voorgesteld voor het herstellen van ondergrondse pijpleidingen zoals rioolleidingen en dergelijke, waarbij de bestaande pijpleiding op haar plaats in de ondergrond blijft en waarbij een flexibel membraan of een kunststof bekleding ("liner") binnen de bestaande pijp geïnstalleerd wordt of een nieuwe kunststof pijp in de bestaande pijp ingevoerd wordt.

Bij één bekende werkwijze worden pijpen bekleed met een flexibele kunststof zoals polyetheen. Volgens deze werkwijze wordt de bekleding geïnstalleerd via langs de pijpleiding op afstand van elkaar gelegen invoerschachten, hetgeen de werkwijze duur maakt.

Volgens een andere werkwijze (Amerikaanse octrooien 3927164 en 406211) wordt een flexibele buis binnenstebuiten gekeerd wanneer deze opgeblazen wordt en in een pijpleidingsgedeelte geblazen wordt vanaf ëën eind van dat gedeelte. Deze werkwijze is duur omdat een speciale uitrusting nodig is, alsmede uitgebreide verwarming en dure materialen.

De bovengenoemde werkwijzen en de meeste andere werkwijzen maken gebruik van een flexibele of een semi-flexibele bekleding die niet in staat is enige aanmerkelijke uitwendige hydrostatische of aarddrukken te weerstaan. Derhalve kan de bestaande pijp niet afdoende hersteld zijn aangezien, indien een deel daarvan weggebroken is, de bekleding mogelijk ineen kan klappen door uitwendige druk van wat voor grootte dan ook, zoals drukken die bijvoorbeeld groter zijn dan 27 kPa.

In het Amerikaanse octrooischrift 4394202 (Thomas et al) en het Amerikaanse octrooischrift 2794758 (Harper et al) worden werkwijzen beschreven voor het invoeren van een flexibele buis in een bestaande pijpleiding als een bekledend membraan voor die pijpleiding. In het Amerikaanse octrooischrift 4394202 wordt een werkwijze beschreven voor het bevestigen van de flexibele buis aan de bestaande pijpleiding onder gebruikmaking van een uitzet-baar, kort gedeelte van van een bekledingslaag van hechtmiddel voorziene stijve kunststof. De in deze Amerikaanse octroorschriften beschreven werkwijzen hebben dezelfde nadelen als eerder genoemd zijn met betrekking tot andere bekende van flexibel membraanmate-riaal gebruik makende werkwijzen, doordat de de voor het weerstaan van uitwendige aard- en hydraulische drukken nodige hoepelsterkte ontberen.

Anderen hebben voorgesteld om een stijve buis binnen de te herstellen bestaande pijpleiding in te voeren. Zo wordt bijvorbeeld in de gepubliceerde Britse octrooiaanvrage 2084686 een bovenmaatse ronde stijve kunststof buis platgemaakt of op andere wijze verkleind ter plaatse van de werklokatie en daarna koud en stijf via een grote ontgraving ter plaatse van een mangat ingevoerd in de bestaande pijpleiding. Na het invoeren wordt de kunststof buis uitgezet onder gebruikmaking van warmte en inwendige druk. De kunststof buis wordt tegen de bestaande pijp uitgezet.

Volgens het Britse octrooi 1580438 wordt een bestaande ondergrondse pijp bekleed met een kunststof bekledingsbuis, die vervaardigd is van een kunststof materiaal zoals polyetheen of polypropeen met een geheugen ("plastic memory"). De bekledingsbuis wordt vervaardigd in een niet-ronde "U"-gedaante om binnen de bestaande pijp te passen, vervolgens in haar niet-ronde gedaante in de bestaande pijp ingevoerd, en daarna tegen de bestaande pijp onder warmte en druk uitgezet tot een ronde toestand.

De gepubliceerde Europese octrooiaanvrage 0000576 stelt het binnen een bestaande pijp invoeren van een semi-stijf kunststof buisinzetstuk voor. De semi-stijve kunststof buis heeft voldoende hoepelsterkte om alle of tenminste een deel van de uitwendige drukken te weerstaan die daarop uitgeoefend kunnen worden.

Verder wordt in de gepubliceerde Britse octrooiaanvrage 2018384 A (gepubliceerd op 17 oktober 1979) en het Britse octrooi 1039836 (gepubliceerd op 24 augustus 1966) het idee beschreven van het onder fluïdum dwingen van een beweegbare bal door een flexibele pijpbekleding binnen een bestaande pijpleiding, teneinde de bekleding tegen de binnenwanden van de bestaande pijp uit te doen zetten en de bekleding aan de pijp te binden door middel van een door de bekleding gedragen hechtmiddel. Dergelijke eerdere publicaties hebben echter geen betrekking op de behoefte tot verwarming om een gevouwen, gewoonlijk stijve thermoplastische pijp flexibel te houden en een dergelijke pijp te ontvouwen, rond te maken en uit te doen zetten tegen de wanden van een bestaande leiding en de pijp daarna zodanig te koelen dat deze zich zet in de uitge-zette toestand. Verder hebben ze geen betrekking op de behoefte een stijve gevouwen pijp voorafgaande aan de plug te verwarmen en flexibel te houden door het verwarmde drukfluidum achter de plug, enige mate toe te laten de plug te passeren. Ook hebben deze eerdere publicaties geen betrekking op het regelen van de beweging-snelheid van de plug door de zich uitvouwende nieuwe pijp om te verzekeren dat de juiste verwarming en buiging van de nieuwe pijp voor de plug plaats vindt.

De uitvinding heeft tot doel de voorgaande problemen, die tegengekomen zijn bij het uitvoeren van de werkwijzen van de voornoemde eerdere relevante documenten, te verhelpen door het opnemen in die werkwijzen van de volgende kenmerken, werkwijzen en inrichtingen: 1. Een warmte-omsluitende buis, bestaande uit een dun, flexibel buisvormig membraan, dat vervaardigd is van een materiaal dat sterk, vouwbaar, lucht en waterdicht is en verse stoom en hogere temperaturen kan weerstaan, wordt gebruikt om efficiënte verwarming van de thermoplastische pijp te vergemakkelijken nadat deze in haar gevouwen toestand in de bestaande leiding geïnstalleerd is, zodat deze dan over haar lengte flexibel gemaakt en gehouden kan worden. De warmte-omsluitende buis kan ook gebruikt worden voor het voorkomen van intrede van en het uitdrijven van fluida in de bestaande pijpleiding, indien dergelijke fluida voldoende verwarming van de nieuwe pijp zouden belemmeren. De warmte-omsluitende buis wordt in de pijpleiding geïnstalleerd en tenminste gedeeltelijk opgeblazen voor invoering van de nieuwe thermoplastische pijp in de gevouwen toestand daarvan. Via een slang wordt dan heet fluïdum overgebracht naar één eind van de warmte-omsluitende buis. Het andere eind kan gesloten zijn, waardoor het hete fluïdum langs de buis, aan de buitenzijde van de kunststof pijp, gedwongen wordt en weer terug langs de buis, door de kunststof pijp heen om deze pijp zowel uitwendig als inwendig te verwarmen. Op alternatieve wijze kan het andere eind beperkt, maar niet geheel gesloten, worden om het hete fluïdum daar te kunnen laten ontsnappen na zowel binnen als buiten de thermoplastische pijp door de buis gestroomd te zijn. Dit verschaft een effectieve verwarming over de volledige lengte van de pijp, waardoor deze flexibel en gereed voor het rondmaken en het uitzetten gemaakt wordt. De buis kan gecoat zijn met een samendrukbaar afdichtingsmateriaal om een doorlopende afdichting tussen de bestaande leiding en de nieuwe pijp te verschaffen nadat de nieuwe pijp rondgemaakt is en uitgezet is tegen de binnenwand van de bestaande leiding.

2. Het rondmaken en het doen uitzetten van de nieuw geïnstalleerde thermoplastische pijp tegen de binnenwand van de bestaande leiding wordt verbeterd door het op voortschrijdende wijze uitvoeren van dergelijke stappen van de werkwijze vanaf één eind van de nieuwe pijp naar het andere eind, onder gebruikmaking van een beweegbare plug. Als een gevolg worden fluida in de bestaande leiding voor het uitvouwen van de nieuwe pijp uit de leiding gedreven in plaats van opgesloten te worden als bellen tussen de nieuwe pijp en de bestaande leiding. De beweegbare plug is enigszins flexibel en bij voorkeur opblaasbaar, zodat deze onregelmatigheden in de leiding kan nemen, en voorkomt dat op zulke plaatsen plooien in de nieuwe pijp gevormd worden. De plug beweegt door de gevouwen nieuwe pijp door middel van fluidumdruk van achteraf of door middel van de kracht van een deze voorttrekkende kabel. De plug is van zodanige afmetingen voorzien en zodanig opgebouwd, dat een van achter de plug onder druk in de gevouwen nieuwe pijp ingebracht ver-warmingsfluidum niet alleen een duwende kracht tegen de plug uit kan oefenen maar ook de plug kan passeren om de gevouwen nieuwe pijp voor de plug te verwarmen en flexibel te maken. Een aan de plug bevestigde beheersingskabel regelt de snelheid van beweging daarvan door de nieuwe pijp. De plug oefent voldoende uitwaartse druk uit op de wanden van de nieuwe pijp om deze te ontvouwen en stevig tegen de wanden van de bestaande leiding te dwingen.

3. Met een werkwijze en organen voor het opheffen van langsspanningen in een nieuw geïnstalleerde thermoplastische pijp, nadat deze rondgemaakt is en uitgezet is in de bestaande leiding, wordt voorkomen dat de nieuwe pijp gaat scheuren, in het bijzonder waar gaten in de nieuwe pijp gesneden worden voor het verbinden van aanvoerbuizen* Volgens deze werkwijze en middelen wordt de rondgemaakte en uitgezette nieuwe pijp op voortschrijdende wijze opnieuw verwarmd in korte segmenten, terwijl aangrenzende secties van de nieuwe pijp in een koele toestand gehouden worden. Het opnieuw verwarmen doet de temperatuur in het verwarmde segment voldoende stijgen om dit plastisch te houden zodat fysische samentrekking van aangrenzende koele pijpsecties op kan treden door fysische uitrekking van het verwarmde segment. De spanningsontlasting wordt uitgevoerd onder gebruikmaking van een paar van op afstand van elkaar aangebrachte, uitzetbare pluggen, die aan elkaar verbonden zijn en langzaam door de rondgemaakte en uitgezette nieuwe pijp heengetrokken worden. Stoom onder druk, die geïnjecteerd wordt door de achterste beweegbare plug verwarmd de ruimte tussen de twee pluggen. Koelwater, dat onder druk geïnjecteerd is in een gesloten ruimte achter de achterste plug, verschaft een constante stroom koelwater, die deze ruimte koelt en de nieuwe pijp in haar rondgemaakte, uitgezette toestand houdt totdat zij afgekoeld is.

4. Een werkwijze en een inrichting worden verschaft voor het met elkaar verbinden van een nieuwe in een hoofdleiding geïnstalleerde thermoplastische pijp en een nieuwe in een kruisende aanvoerleiding geïnstalleerde thermoplastische pijp. Een speciaal afsluitgereedschap wordt vanaf een afgelegen toegangsopening door de rondgemaakte thermoplastische aanvoerpijp gevoerd tot deze zich aangrenzend bevindt aan de kruising daarvan met de hoofdleiding. Wanneer de afsluiter in positie verankerd is door middel van een opblaasbaar element, dan wordt een door een patroon in de afsluiter gedragen afdichtingsmiddel onder druk geïnjecteerd in de ruimtes waar de nieuwe dienstpijp tegen de nieuwe pijp aankomt om deze ruimten af te dichten. Nadat de afsluiter teruggetrokken is beweegt een speciaal gatsnijdend gereedschap door de aanvoerpijp naar de kruising toe en snijdt vervolgens een volledig gat door het af-dichtmiddel en de wand van de nieuwe hoofdpijp om een verbinding tussen deze pijpen te openen. Zowel het afsluitergereedschap als het snijdende gereedschap worden op afstand bediend vanaf de toe-gangsopening door middel van flexibele bekrachtigingslijnen.

5. Een werkwijze en middelen worden verschaft voor het op efficiënte wijze verwarmen van een spoel thermoplastische pijp ter voorbereiding daarvan en tijdens de invoering daarvan in een bestaande leiding. De middelen omvatten een speciale draagbare standaard, stoomhuis en spoel voor het ondersteunen van een wikkeling van gevouwen thermoplastische pijp, het transporteren van een dergelijke wikkeling naar een werklokatie en het verwarmen van de wikkeling ter plaatse van de werklokatie. De spoel omvat een spil met een inwendige verwarmingskamer, die via een rotatieverbinding verbindbaar is met een stoombron, zodat de spoel geroteerd kan worden, onder behoud van verbinding met de stoombron. De spil omvat een tweede verbinding voor het koppelen van het binnenste of vooreind van de gevouwen thermoplastische pijp met de verwarmingskamer wanneer de pijp op de spil gespoeld wordt. Tijdens het installeren wordt hete stoom overgebracht vanaf de stoombron, door de spil, tot in de spoel van gevouwen pijp, om de gespoelde pijp inwendig over de volledige lengte daarvan te verwarmen. Dit vindt plaats als de verwarmde en flexibele nieuwe pijp afgewikkeld wordt van de spil en daarna tijdens het invoeren daarvan in een bestaande ondergrondse leiding, waardoor voortdurende inwendige verwarming van de gevouwen nieuwe pijp tijdens het installeren mogelijk is.

6. Een variatie van de werkwijze voor het installeren van een thermoplastische pijp in een bestaande leiding, omvat het onder inwendige warmte en druk nauwsluitend tegen de binnenwanden van de bestaande leiding doen uitzetten van de enigszins ondermaatse kunststof pijp om een samengestelde nieuwe pijp te vormen die in staat is tot het weerstaan van zowel uitwendige als inwendige drukken, die groter zijn dan die welke ofwel de bestaande leiding ofwel de kunststof pijp alleen zou kunnen weerstaan.

7. Een werkwijze voor het herstellen van een korte sectie van een lange bestaande leiding op een plaats die afgelegen is van een toegangsopening brengt het gebruik van een vergelij-kingsgewijs korte sectie van stijve gevouwen thermoplastische pijp met zich mee. De sectie gevouwen thermoplastische pijp wordt tijdelijk rondgemaakt om een opblaasbare, zich over de volledige lengte uitstrekkende blaas te ontvangen. De pijpsectie wordt dan opnieuw verwarmd en opnieuw gevouwen met de blaas daarbinnen. Daarna wordt het pijp-blaassamenstel geplaatst binnen een sectie warmte-omslui-tende buis, die aan beide einden om het samenstel gesloten wordt. De buis wordt verwarmd door de injectie van stoom door een gesloten eind teneinde de zich daarbinnen bevindende pijp flexibel te houden. Een met het tegenovergestelde, gesloten eind verbonden trekka-bel trekt de buis en het daarin aanwezige en nu flexibele pijp-blaassamenstel in de leiding en naar de te herstellen leidingsec-tie. De buis wordt nu tijdens het invoeren daarvan via een met het buisachtereind verbonden stoomslang opnieuw geïnjecteerd met stoom. Wanneer de pijp binnen de buis heet en flexibel is, wordt de blaas daarbinnen opgeblazen via een met de blaas verbonden luchtslang om de pijp rond te maken en te doen uitzetten tegen de wanden van de te repareren leidingsectie. De luchtdruk wordt in de blaas gehandhaafd totdat de nieuwe pijp hard in haar rondgemaakte, uitgezette toestand. Daarna laat men de blaas leeglopen en worden de stoomslang en de trekkabel uit de leiding getrokken, waarbij de buisein-den afgerukt worden, zodat de leeggelopen blaas door middel van de luchtslang daarvan uit de nieuwe pijp getrokken kan worden.

De voorgaande doelen, eigenschappen en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijker worden uit de volgende beschrijving, onder verwijzing naar de begeleidende tekeningen.

Fig. 1 is een schematische weergave van een bestaande ondergrondse leiding, waarbij de werkwijze voor het in de leiding installeren van een nieuwe stijve thermoplastische pijp, onder gebruikmaking van een warmte-omsluitende buis volgens de uitvinding, geïllustreerd wordt,

Fig. 2 is een langsdoorsnede door een korte sectie van de bestaande leiding van fig. 1, waarbij de nieuwe thermoplastische pijp in rondgemaakte en uitgezette toestand binnen de leiding en de warmte-omsluitende buis op haar plaats weergegeven zijn.

Fig. 3 is een doorsnede door de bestaande leiding van fig. 1, volgens de lijn ΙΓΙ-ΙΙΙ van fig. 1, voorafgaande aan het uitzetten van de nieuwe pijp binnen de warmte-omsluitende buis.

Fig. 4 is een doorsnede die gelijkt op die van fig. 3, maar nadat de nieuwe pijp rond gemaakt is en uitgezet is om de warmte-omsluitende buis tegen de binnenwand van de bestaande leiding te dwingen teneinde een afdichting tussen de nieuw geïnstalleerde pijp en de bestaande leiding te vormen.

Fig. 5 is een schematische weergave van de werkwijze, waarbij gebruik gemaakt wordt van een bewegende plug in een gevouwen thermoplastische pijp binnen een leiding om de pijp op voortschrijdende wijze rond te maken en uit te doen zetten tegen de binnenwand van de bestaande leiding, welke werkwijze het gebruik omvat van onder druk gebrachte stoom achter de plug om deze voort te stuwen door de pijp, alsmede het gebruik van een beheersingska-bel om de voortbewegings snelheid van de plug door de pijp te regelen.

Fig. 6 is een schematische weergave, die de werkwijze illustreert voor het opheffen van spanning in een nieuw geïnstalleerde, rondgemaakte en uitgezette thermoplastische pijp binnen een bestaande ondergrondse leiding.

Fig. 7, 8 en 9 zijn schematische weergaven, die op voortschrijdende wijze een werkwijze voor het met elkaar verbinden van een in een bestaande hoofdleiding geïnstalleerde nieuwe thermoplastische pijp en een in een bestaande aanvoerleiding geïnstalleerde nieuwe thermoplastische pijp.

Fig. 10 is een schematisch aanzicht van een afslui-tingsgereedschap voor het uitvoeren van de werkwijze van de figuren 7-9.

Fig. 11 is een schematisch aanzicht van een snijdend gereedschap voor het uitvoeren van de werkwijze van de figuren 7-9.

Fig. 12 is een schematisch vooraanzicht van een draagbare spoelstandaard en spoelsamenstel, gebruikt bij de onderhavige uitvinding.

Fig. 13 is een schematisch zijaanzicht van het samenstel van fig. 12.

Fig. 14 is een schematisch zijaanzicht van een stoomhuis, dat bestemd is voor gebruik bij het spoelstandaardsamen-stel van de figuren 12 en 13.

Fig. 15 is een schematisch zijaanzicht van een spoel met een speciale spil, die voorzien is van een inwendige stoomkamer, die bestemd is voor het op efficiënte wijze verwarmen van een wikkeling gevouwen thermoplastische pijp tijdens het afspoelen en het invoeren van de pijp in een bestaande leiding, een en ander volgens de onderhavige uitvinding.

Fig. 16 is een schematisch zijaanzicht van een sectie gevouwen nieuwe pijp, met daarbinnen een zich over de volledige lengte uitstrekkende opblaasbare blaas en een verbonden luchtslang voor gebruik in een werkwijze volgens de uitvinding voor het herstellen van korte secties bestaande leiding.

Fig. 17 is een schematisch aanzicht, dat gelijkt op dat van fig. 16, maar een warmte-omsluitende buis omvat die het samenstel van fig. 16 omsluit voor gebruik bij het uitvoeren van een werkwijze voor het herstellen van korte secties bestaande leiding.

In fig. 1 is een bestaande ondergrondse leiding 10 weergegeven, die zich uitstrekt tussen mangaten 12 en 13, die vanaf het maaiveld 14 toegang verschaffen naar de leiding. Een warmte-omsluitende buis 16 strekt zich uit vanaf een luchtblazer 16 aan één buiseind 19, naar beneden door het mangat 12, door het gedeelte van de bestaande leiding 10 en naar boven toe door het mangat 13 naar een gesloten of voldoende ingesnoerd tegengestelde eind 20.

Een gedeelte stijve thermoplastische pijp 22, maar in een verwarmde, flexibele en gevouwen toestand zoals meer volledig in de betreffende bekende documenten beschreven is, wordt door de buis 16 heen in de bestaande leiding getrokken door middel van een met een aangrenzend aan het mangat 13 gelegen kabellier 28 verbonden trekkabel 30. De gevouwen toestand van de thermoplastische pijp 22 is geïllustreerd in fig. 3, binnen leiding 10 en warmte-om-sluitende buis 16. In fig. 4 is de thermoplastische pijp weergegeven in haar rondgemaakte en uitgezette toestand. De pijp 22 wordt op kenmerkende wijze verwarmd en flexibel gehouden voor invoering in de leiding door het verwarmen van een spoel 24 van gevouwen pijp binnen een huis 25 op een voertuig 26, zoals meer in detail beschreven is in eerdere daarop betrekking hebbende documenten.

De warmte-omsluitende buis 16 is een dun, flexibel buisvormig membraan, dat vervaardigd is van welk materiaal dan ook dat sterk, vouwbaar, lucht en waterdicht is en in staat is tot het weerstaan van verse stoom op hoge temperaturen van tot op ongeveer 140°C (250° F) en aanzienlijke inwendige drukken. Gebleken is dat een geschikt membraan hiervoor een nylon-versterkt polyetheen met een dikte van ongeveer 150 ym (6 mills) is, hoewel zonder twijfel ook ander geschikt membraanmateriaal met een dikte van ongeveer 75-500 ym (3-20 mills) ook zal voldoen.

De warmte-omsluitende buis heeft tenminste zes belangrijke doelen. In de eerste plaats vergemakkelijkt zij het verwarmen en heet houden van gevouwen thermoplastische pijp na de invoering van een dergelijke pijp in de te herstellen leiding. In de tweede plaats weerhoudt zij water en andere fluida in de bestaande leiding contact te maken met de thermoplastische pijp en deze te koelen, waardoor effectieve verwarming bevorderd wordt en warmteverlies van de pijp voorkomen wordt, in de derde plaats weerhoudt de buis stoom en ander heet fluïdum, gebruikt voor het verwarmen van de kunststof pijp binnen de buis, te ontsnappen door aanvoer-leidingen of door breuken in de bestaande leiding. In de vierde plaats weerhoudt de buis stoom ervan bestaande of verbonden pijpen te beschadigen. In de vijfde plaats kan de buis gecoat worden met een of meer lagen van een samendrukbaar afdichtingsmateriaal, zo- dat, wanneer de pijp rond gemaakt wordt en uitgezet wordt om de warmteomsluitende buis tegen de wanden van de bestaande leiding te drukken, een doorlopende afdichting verschaft wordt tussen de bestaande leiding en de nieuwe thermoplastische pijp over de lengte van de gerenoveerde pijpleiding. In de zesde plaats kan de warmteomsluitende buis, waar koelfluida zich binnen de bestaande leiding bevinden of daarin stromen, onder druk gezet worden en onder voldoende druk gehouden worden, zodat fluida binnen deze leiding uitgedreven worden en andere fluida verhinderd wordt binnen te komen.

De werkwijze van het installeren van een nieuwe pijp onder gebruikmaking van de warmte-omsluitende buis is als volgt:

Eerst wordt de warmte-omsluitende buis vanaf een mangat 12 door een sectie bestaande leiding naar het volgende mangat 13 getrokken, waarbij enige extra buislengte zich uitstrekt vanaf elk eind van de te renoveren leidingsectie. De diameter van de buis is bij voorkeur tenminste zo groot of groter dan de binnen-diameter van de bestaande leiding.

Wanneer de buis 16 zich over de volledige lengte van de leiding 10 uitstrekt wordt het eind 19 van de buis tijdelijk verbonden met de luchtblazer 18 en wordt lucht door de buis heen geblazen om deze uit te doen zetten. Wanneer de buis uitgezet is wordt de gevouwen pijp 22, verwarmd en flexibel, onder gebruikmaking van de lier 28 en de kabel 13 door de warmte-omsluitende buis heen getrokken.

Wanneer de gevouwen pijp 22 op haar plaats is binnen de warmte-omsluitende buis, zoals getoond in de figuren 1 en 3, wordt een heet fluïdum, bij voorkeur stoom, ingevoerd in het eind 19 van de buis, terwijl het tegengestelde eind 20 gesloten of beperkt is. Indien het nodig is dat fluida uitgedreven moeten worden of voorkomen moet worden dat fluida binnentreden in de bestaande leiding, wordt stoom of een combinatie van stoom en lucht geïnjecteerd in de warmte-omsluitende buis, en wel in een voldoende volume voor het handhaven van genoeg druk binnen de buis om dergelijke fluida uit te drijven of binnenkomst van dergelijke fluida te voor komen. Indien stoom wordt gebruikt kan een met een stoombron (niet weergegeven) verbonden stoomslang verbonden worden met het eind 19 van de buis en kan het andere eind 20 dichtgebonden zijn. De stoom wordt door de buis lengte, aan de buitenzijde van de gevouwen pijp 22 heen gedwongen, en vervolgens terug, in de tegengestelde richting, door de buis, maar dan binnen de gevouwen pijp 22, heen. Op alternatieve wijze kan stoom eerst ingebracht worden in een eind van de gevouwen pijp 22 en dan in de tegengestelde richting aan de buitenzijde van de pijp binnenbuis 16 teruggevoerd worden. Een ander alternatief is de buis te beperken aan het eind 20 maar het toe te laten dat heet fluidum uit dat eind ontsnapt onder het ter plaatse van het eind 19 toevoeren van een dergelijk heet fluidum binnen zowel de buis als de kunststof pijp. Elke gevolgde weg van het stoom verschaft snelle en effectieve, inwendige en uitwendige verwarming van de pijp 22 over de volledige lengte daarvan.

Wanneer de thermoplastische pijp zich in een verwarmde, flexibele toestand binnen de buis bevindt, wordt de pijp rondgemaakt en uitgezet, op één van de verschillende manieren zoals die eerder beschreven zijn in betreffende eerdere documenten of op een andere, nog in deze aanvrage te beschrijven wijze. Indien de warmte-omsluitende buis uitgerust is met een coating van samendrukbaar afdichtingsmateriaal wordt een doorlopende afdichting gevormd tussen de binnenwand van de bestaande leiding en de buitenwand van de rondgemaakte en uitgezette pijp 22.

Fig. 5 illustreert een werkwijze en een inrichting voor het op voortschrijdende wijze rondmaken en doen uitzetten van de gevouwen thermoplastische pijp 22 binnen de bestaande leiding 10, nadat de pijp in haar gevouwen toestand geïnstalleerd is in de leiding. De werkwijze heeft als doel het zodanig op voortschrijdende wijze rondmaken en doen uitzetten van de gevouwen kunststof pijp 22 vanaf één eind van de leidingsectie naar het andere eind daarvan, dat fluida, die aanwezig zijn in de bestaande leiding, daar uitgedreven worden voorafgaande aan de zich ontvouwende kunststof pijp, in plaats van dat deze tijdens het rondmaken en het doen uitzetten opgesloten raken als bellen tussen de kunststof pijp en de bestaande leiding. Het voortschrijdende rondmaken en doen uitzetten helpt tevens de nieuwe pijp een glad binnenoppervlak te verschaffen in de rondgemaakte toestand, ondanks eventuele onregelmatigheden in de bestaande leiding.

De inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze omvat een doorstroomeindplug 32, die zodanige afmetingen heeft dat deze geschikt is om geïnstalleerd te worden in een afgerond eind 33 van de gevouwen thermoplastische pijp 22. Een dergelijke plug omvat een doorgang 34 daardoorheen voor ontvangst van een ingangspijp 35, waarmee een toevoerpijp 36 voor stoom of een ander heet fluidum verbonden is, welke toevoerpijp weer verbonden is met een afgelegen bron (niet weergegeven) voor een dergelijk heet fluidum. De doorgang 34 van de plug 32 maakt het ook mogelijk dat een beheersings-kabel 42 op vrije wijze daardoorheen schuift met het oog op een nog te beschrijven doel.

Een schuivende bal of plug 40 heeft zodanige afmetingen en is zodanig ontworpen, dat deze door de gevouwen kunststof pijp 22 heen bewogen kan worden, waarbij met het bewegen van de plug de pijp ontvouwen wordt, rondgemaakt wordt en uitgezet wordt. De plug 40 is bij voorkeur een opblaasbare rubber bal met een van gleuven voorzien oppervlak, dat het mogelijk maakt dat hete stoom of een ander van daarachter geïnjecteerd (ingespoten) drukfluidum de bal in enige mate passeert om de gevouwen kunststof pijp voor de bal binnen te gaan en derhalve voor te verwarmen om deze voldoende flexibel te houden zodat zij zich vlug ontvouwt wanneer de bal nadert.

De plug 40 kan ofwel voortgestuwd worden door middel van drukfluidum van achteraf of door middel van een trekkabel (niet weergegeven), die bevestigd is aan een vooroppervlak van de bal. In de geïllustreerde uitvoering van fig. 5 wordt de plug 40 voortgestuwd door middel van drukfluidum van achteraf, waarbij het drukfluidum binnenkomt via eindplug 32. De plug 40 oefent voldoende buitenwaartse druk uit op de wanden van de zich ontvouwende kunststof pijp 22 wanneer deze verwarmd en flexibel is, om de wanden van de kunststof pijp dicht tegen de wanden van de bestaande leiding te dwingen, met behulp van het drukfluidum van achteraf. Nochthans heeft de beweegbare plug, zijnde een opblaasbare rubber bal, voldoende flexibiliteit om tijdens zijn beweging tegengekomen onregelmatigheden in de bestaande leiding te passeren. De bal met zijn van groeven voorziene oppervlak heeft zodanige afmetingen, dat de stroom van verwarmd drukfluidum daarachter zodanig beperkt wordt dat de bal door de pijp 22 voortgestuwd wordt. Nochthans maakt de bal het mogelijk dat een voldoende hoeveelheid van een dergelijk drukfluidum over zijn van gleuven voorziene oppervlak passeert naar de daarvoor gelegen gevouwen kunststof pijp, teneinde de gevouwen pijp voor de bal te verwarmen en het de bal mogelijk te maken om zijn rondmakende en uitzettende functie uit te voeren.

Een achteroppervlak van de bal 40 is voorzien van een daarmee verbonden beheersingskabel 42. De kabel 42 gaat naar buiten via de doorgang 34 van de eindplug 32 naar een beheersings-lier of een ander geschikt beheersingsmechanisme 44 voor het regelen van de snelheid van de bal door de pijp 22 en het volgen van de voortgang daarvan.

Bij het uitvoeren van de werkwijze wordt de gevouwen pijp 22 volgens één van de hierin en in de eerdere betreffende documenten beschreven werkwijzen met haar volle lengte geïnstalleerd in het te herstellen leidinggedeelte 10. Daarna wordt het eind 33 van de pijp 22 verwarmd en rondgemaakt, zodat de beweegbare bal 40 met daaraan bevestigde beheersingskabel 42 in dat eind ingevoerd kan worden. Na het invoeren van de bal 40 wordt de eindplug 32 ingebracht in het eind 33 van de pijp 22 om dat eind te sluiten.

Vervolgens wordt een verwarmend fluïdum, zoals hete stoom, onder druk geïnjecteerd in het rondgemaakte eind van de pijp 22, via pijp 36 en de doorgang 34 van de eindplug 32. Tijdens de eerste injectie van het hete drukfluidum wordt de beweegbare bal 40 vastgehouden door de kabel 42 om voorwaartse beweging daarvan te voorkomen. Dit maakt het mogelijk dat de stoom de kunststof pijp 22 grondig verwarmd, zowel achter als voor de bal 40, ter voorbereiding van de geregelde beweging van de bal door de pijp.

Wanneer de pijp 22 voldoende verwarmd is wordt het de beweegbare bal 40 toegestaan om voort te gaan op een geregelde snelheid door de gevouwen pijp heen, waardoor de pijp op voortschrijdende wijze rondgemaakt wordt en uitzet. De plug 40 beweegt onder de stuwkracht van het van achter duwend drukfluidum, of mogelijk door een trekkracht van een aan de voorzijde van de bal bevestigde trekkabel (niet weergegeven). In beide gevallen wordt druk achter de bal 40 gehandhaafd om de pijp 22 in uitgezette toestand te houden totdat deze gekoeld is, in het bijzonder indien de pijp 22 vervaardigd is in een gevouwen toestand, zodat zij neigt tot het terugkeren naar een dergelijke toestand indien verwarmd en flexibel. Een dergelijke druk kan nadat de volledige lengte van de pijp 22 uitgezet is achter de bal 40 gehandhaafd worden, door het via de eindplug 32 injecteren van een koelend fluïdum onder druk. De voortgang van de bewegende bal 40 door de pijp 22 heen wordt geregeld en gevolgd door de beheersingskabel 42.

Met de beschreven werkwijze wordt binnen de leiding 10 aanwezig water of ander fluïdum daaruit uitgedreven voor de bal, De resulterende, uitgezette binnenwanden van de kunststof pijp 22 zijn glad en ongeplooid.

In fig. 6 wordt een werkwijze geïllustreerd voor het opheffen van langsspanningen in een eerder geïnstalleerde thermoplastische pijp 22 binnen de bestaande leiding 10, die beneden maaiveld 14 toegankelijk is door mangaten 12 en 13. Langsspanningen ontwikkelen zich dikwijls in de pijp 22 tijdens de installatie daarvan, wanneer de gevouwen pijp voor installatie daarvan verwarmd wordt vanaf ongeveer 24°C (70°Fj tot ongeveer 118°C (220°F), rondgemaakt wordt en tegen de bestaande leiding wordt uitgezet, en vervolgens op haar plaats gekoeld wordt. In dergelijke installaties gebruikte kenmerkende thermoplastische pijp wordt ongeveer 45 mm per 10 m. (5, 4 inch per 100 voet) verlengd vanwege de thermische uitzetting. Wanneer een dergelijke pijp rond gemaakt wordt en uitgezet wordt is zij fysiek vergrendeld in de bestaande leiding, in het bijzonder ter plaatse van de verbindingsplaatsen tussen tegen elkaar aankomende secties van de leiding. Daaropvolgend koelen van de thermoplastische pijp veroorzaakt krimpkrachten en derhalve langsspanningen. Dergelijke spanningen kunnen zo groot zijn dat de pijp kan scheuren, in het bijzonder waar gaten gesneden zijn voor verbindende pijpen.

Met de onderhavige werkwijze wordt het opheffen van dergelijke langs spanningen bewerkstelligd door het op voortschrijdende wijze opnieuw verwarmen van korte segmenten van de eerder rondgemaakte en uitgezette kunststof pijp, onder het in een koele toestand houden van aangrenzende kunststof pijpsecties. Het opnieuw verwarmen is voldoende om het verwarmde segment zodanig plastisch te maken, dat fysische krimp van de aangrenzende koele pijpsecties plaats kan vinden door fysische rek van het verwarmde segment.

Deze werkwijze voor het opheffen van spanningen wordt als volgt, onder verwijzing naar fig. 6, uitgevoerd. Twee uitzetbare of opblaasbare beweegbare pluggen 46 en 48 worden met elkaar verbonden door middel van een verbindingslijn 50, met een vaste afstand van elkaar om een ruimte 52 daartussen te bepalen. De beweegbare pluggen worden in de eerder uitgezette kunststof pijp 22 getrokken door middel van geschikte middelen zoals de met een aangrenzend aan het mangat 13 geplaatste lier (niet weergegeven) verbonden trekkabel 54.

Een stoomslang 56 is bevestigd aan de achterplug 48 en strekt zich uit door de plug om stoom te injecteren in de ruimte 52 tussen de pluggen 46 en 48. Een stoomtoevoer (niet weergegeven) is aangrenzend van het mangat 12 voorzien. Stoom onder druk wordt vanaf de stroomtoevoer door de stoomslang 56 en de achterplug 48 in de ruimte 52 geïnjecteerd om deze ruimte te verwarmen, waardoor de uitgezette pijp 22 binnen deze ruimte verwarmd wordt en plastisch of flexibel gehouden wordt.

Een waterslang 58 is ook bevestigd aan de achterplug 48, en wel zodanig dat haar mondstuk een constante stroom koelend water injecteert in de ruimte 60 achter de achterplug 48. Deze ruimte 60 wordt gevuld met water onder een zodanig geschikte druk, dat gedeelten van de verwarmde kunststof pijp die blootgesteld worden wanneer de plug 48 langzaam voorwaarts beweegt (naar rechts in fig. 6) in een ronde toestand gehouden worden, wanneer deze koelen. Tijdens dit proces en met het door de rondgemaakte kunststof pijp 22 voortgaan van de bewegende pluggen 46 en 48 wordt de druk in dé verwarmde ruimte 52 tussen de pluggen enigszins hoger gehouden dan de druk in de ruimte 60 achter de achterste plug, teneinde te verzekeren dat in de ruimte 52 geen koeling plaats vindt. De snelheidd van de beweging van de pluggen door de pijp moet voldoende langzaam zijn om grondig herverwarmen en plastisch maken van elk kunststof pijpsegment raogelijk te maken voordat dat afgekoeld is.

In de figuren 7, 8 en 9 is een werkwijze geïllustreerd voor het met elkaar verbinden van een nieuwe in een hoof dleiding 10 geïnstalleerde thermoplastische pijp 22 en een nieuwe in een kruisende aanvoerleiding 10a geïnstalleerde thermoplastische pijp 22a.

In fig. 7 is de hoofdpijp 22 geïnstalleerd in een bestaande hoofdleiding 10, zoals een hoofdriool, op een wijze die overeenkomt met één van de hierin en in eerdere betreffende documenten beschreven werkwijzen. De aanvoerpijp 22a voor de bestaande aanvoerleiding 10a is eveneens geïnstalleerd in overeenstemming met één van de hierin of hierop betrekking hebbende aanvragen beschreven werkwijzen. In het algemeen brengt een dergelijke werkwijze met zich mee het lokaliseren van de verbindende aanvoerleiding 22a, het zich daar toegang toe verschaffen door het openleggen van de aanvoerleiding ter plaatse van een toegangsopening 62, die afgelegen is van de kruising daarvan met de hoofdleiding 10, en het in de aanvoerleiding 10a duwen van een gevouwen gedeelte van verwarmde en flexibele pijp 22a of het op andere wijze installeren van een dergelijke pijp, totdat het benedenstroomse of vooreind daarvan aankomt tegen of aangrenzend is aan de nieuwe hoofdpijp 22 ter plaatse van de bestaande verbinding van de aanvoerleiding met de hoofdleiding. De gevouwen aanvoerpijp 22a wordt dan op de gebruikelijke, eerder in hierop betrekking hebbende aanvragen beschreven wijze rondgemaakt en uitgezet tegen de binnenwand van de bestaande aanvoerleiding.

Dan wordt, zoals weergegeven in fig. 8, een speciaal afsluitergereedschap 64 met een opblaasbaar element 66 vanaf de toegangopening 62 door de rondgemaakte kunststof aanvoerpijp 22a geduwd totdat het gereedschap zo dicht mogelijk bij het eind van de aanvoerpijp 22a en de kruising daarvan met de hoofdpijp 22 gelegen is. Dan wordt het opblaasbare element 66 van het af sluitergereed-schap opgeblazen om het afsluitergereedschap op zijn plaats ter plaatse van de kruising te verankeren. Het afsluitergereedschap omvat een afdichtend materiaal binnen een patrooncilinder en middelen voor het injecteren van het afdichtingsmiddel onder druk uit de patroon naar de ruimtes en spleten tussen het eind van de aanvoerpijp 22a en de aangrenzende wand van de hoofdpijp 22. Het afdichtings-middel kan een geschikt chemisch vulmiddel zijn, bij voorkeur van het schuimende of uitzetbare soort, geactiveerd onder invloed van water, zoals vulmiddel nr. 202 of nr. 220, vervaardigd door 3M Com-pany. Het vulmiddel wordt in scheuren, voegen of ringvormige ruimtes gedwongen om de nieuwe geïnstalleerde kunststof pijpen 22 en 22a ter plaatse van hun kruisingen in afdichtend verband met elkaar te brengen. Nadat het vulmiddel gehard is, wordt de afsluiter teruggetrokken uit de aanvoerpijp 20a, via de toegangsopening 62.

Daarna, zoals weergegeven in fig. 9, wordt een gat-snijdend gereedschap 68 vanaf toegangsopening 62 door de aanvoerpijp 22a heen geduwd naar de afgedichte kruising daarvan met de hoofdpijp 22. Het gatsnijdende gereedschap wordt gebruikt om een volledig gat 70 door het afdichtingsmiddel en de wand van de hoofdpijp 22 te snijden, waardoor een fluidumverbinding geopend wordt van de aanvoerpijp 22a naar de hoofdpijp 22.

In de figuren 10 en 11 zijn het afsluitergereedschap 64 en het gatsnijdende gereedschap 68 schematisch en in groter detail weergegeven.

Het afsluitergereedschap 64 omvat een metalen of anderzins stijf buisvormig huis 72, dat aan het achtereind gesloten is en een diameter heeft van ongeveer de helft van de aanvoerpijp 22a. Een opschroefbare kap 73 sluit het tegengestelde, vooreind van het huis 72. De kap 73 is voorzien van een gat, waardoorheen een mondstuk 74 van een zich binnen het huis 72 bevindende cilindervormige bus 75 past. De bus 75 is wegwerpbaar en bevat het afdich-tingsmiddel of het vulmiddel dat gebruikt wordt voor het afdichten.

Het opblaasbare element 66 is een buisvormige rubber huls, welke nauwsluitend past tegen de buitenkant van het huis 72, in niet opgeblazen toestand, en tegen de binnenwanden van de rond-gemaakte aanvoerpijp 22a gaat zitten en deze grijpt, in opgeblazen toestand. De bus 75 omvat een plunjer 76, die zich aanvankelijk aan het achtereind bevindt en onder fluidumdruk naar voren geduwd wordt om afdichtingsmiddel of vulmiddel uit te drijven via het mondstuk 74 naar de af te dichten ruimtes.

Een luchtslang 78, die aan één eind verbonden is met het inwendige van het opblaasbare element 66 en aan het andere eind met een afgelegen, aangrenzend aan de toegang 62 gelegen druk-luchtbron, zorgt voor het opblazen van het element 66. Een andere slang 80 is verbonden met de luchtbron, een waterbron of met een ander drukfluidum (niet weergegeven) en met het inwendige van de bus 75 achter de plunjer 76 om de plunjer naar voren voort te drijven door de bus heen teneinde het vulmiddel uit te drijven via het mondstuk 74.

Het snijdende gereedschap 68 van fig. 11 omvat een tegen water bestand zijnde motor 82 met een kleine diameter, die aangedreven kan worden door middel van hydraulisch fluïdum, lucht of elektriciteit. Een ringvormig, van zaagtanden voorzien draaiend snijblad 84 is aangebracht op een aandrijfas 83 van de motor voor rotatie wanneer de motor bekrachtigd wordt. Een sterker, relatief onbuigzame slang 86 is aan één eind 87 verbonden met de motor 82. De slang leidt van de motor door de aanvoerpijp 22a naar de toe-gangsopening 62. De slang wordt gebruikt om het snijdende gereedschap in de aanvoerpijp en naar de kruising daarvan met de hoofdpijp te duwen. Het wordt ook gebruikt om het snijblad 64 tijdens het snijden te houden en te plaatsen. Binnen de plaatsingsslang 82 zorgen aandrijvingsleidingen, die afhankelijk van de behoefte bestaan uit slangen of draden 88, 89, voor de overdracht van energie van een afgelegen krachtbron (niet weergegeven) naar de motor 82.

Op kenmerkende wijze wordt de stijve thermoplastische pijp in gevouwen vorm, terwijl deze flexibel is, tijdens vervaardiging opgewikkeld en daarop volgend verwarmd en van de spoel verwijderd tijdens het invoeren daarvan. Een dergelijke ver wijdering maakt het nodig de spoel in een omsluiting te verwarmen tot een hoge temperatuur. Daar vele pijpwikkelingen op de spoel bedekt worden door daarboven liggende wikkelingen en de gehele gewikkelde pijp uitwendig verwarmd wordt binnen de omsluiting moet het verwarmen voortgezet worden voor alle wikkelingen om voldoende verwarmd en flexibel te worden voor het afwikkelen en het invoeren. De volgende, hieronder beschreven middelen en werkwijzen worden verschaft voor het versnellen van het verwarmen van een wikkeling van een dergelijke pijp en voor het in een verwarmde, flexibele staat houden van de pijp tijdens het afspoelen en daarna, en tijdens het invoeren daarvan in een bestaande ondergrondse leiding. De werkwijze en de middelen maken het mogelijk de pijp in te voeren in lange leidingsgedeelten terwijl deze over haar gehele lengte verwarmd en flexibel blijft.

In de figuren 12 en 13 is te zien dat een lichtgewicht en goedkope draagbare standaard 90 verschaft is voor het ondersteunen van een spoel 92. De spoel 92 is voorzien van een cilindervormige spil 94, waarop een voorraad thermoplastische pijp (niet weergegeven) in een gevouwen flexibele staat gewikkeld kan worden en opgeslagen kan worden totdat dit gereed is voor gebruik. De standaard omvat een platte metalen basisplaat 96 met tegenover elkaar gelegen opstaande framedelen 97. De opstaande framedelen 97 zijn buisvormig en ontvangen telescoperende uitzetarmen 98, die aan hun boveneinden voorzien zijn van wiegen 99 voor het ondersteunen van een spoelsteunas 100. De as 100 strekt zich uit door de spil 94 van de spoel 92 om de spil op de standaard te steunen. De uitzetarmen 98 kunnen door middel van een kleine vijzel (niet weergegeven) of door middel van binnen de opstaande framedelen 97 voorziene fluidumbediende, hydraulische cilinders uitgezet en teruggetrokken worden binnen de opstaande framedelen 97, naar verstelde posities. Grendelpennen 91, die zich uitstrekken door samenvallende penope-ningen in de framedelen 97 en uitzetarmen 98, grendelen de armen in hun verstelde posities. De uitzetarmen 98 kunnen dus de ondersteunde spoel 92 heffen en neerlaten. Door het heffen van de spoel vanaf het niveau van de basisplaats 96 kan de spoel geroteerd worden om de as 100/ waardoor het afhalen van gevouwen thermoplastische pijp van de spoel mogelijk wordt.

Fig. 14 toont een stoomhuisomsluiting 101 voor het omsluiten van het in de figuren 12 en 13 getoonde standaard- en spoelsamenstel of vergelijkbare samenstellen. Het stoomhuis is een omsluiting/ die bestemd is om hete stoom te omvatten voor het verwannen van de omsloten spoel 92 van thermoplastische pijp/ teneinde deze flexibel te maken voor het invoeren in een bestaande leiding. Het stoomhuis is vervaardigd van een nylon-versterkt vinyl, canvas of ander vergelijkbaar materiaal, dat licht, flexibel, luchtdicht is en in staat is tot het weerstaan van hoge temperaturen van heet stoom.

De stoomhuisomsluiting is uitgerust met zodanige openingen als nodig zijn voor het installeren daarvan om een spoel en de standaard daarvooifheen, en voor het voor invoering verwijderen van de nieuwe thermoplastische pijp. Het huis kan ook voorzien zijn van een toegangsopening voor het injecteren daarin van verse stoom. De openingen zijn voorzien van treksluitingen, zoals getoond met betrekking tot de pijptoegangsopening 103, of voorzien van andere geschikte sluitmiddelen, die zodanig afgesloten kunnen worden dat de geïnjecteerde stoom omsloten wordt in het huis met een minimum aan lek.

In fig. 15 is de spoel 92 voor het ondersteunen van een wikkeling van gevouwen thermoplastische pijp 22 te zien, waarbij de spoel de eerder aangeduide spil 94 omvat. De spil is voorzien van een inwendige stoomkamer 102, welke bij 104 voorzien is van een roteerbare eindverbinding voor het via een stoomslang 108 verbinden van de kamer met een stoombron 106. Een doorgang 110 strekt zich uit vanaf de kamer 102 naar een oppervlakteverbinding 112 van de spil, naar een korte sectie flexibele stoomslang 114. Het vrije eind van de slang 114 wordt met het rondgemaakte vooreind 116 van een gedeelte gevouwen thermoplastische pijp verbonden, wanneer deze pijp heet, flexibel en klaar om gewikkeld te worden uit het vervaardigingsproces komt. Wanneer de pijp 22 derhalve op de spil gewikkeld wordt blijft haar vooreind 116 verbonden met de stoomkamer 102 en kan derhalve via de roteerbare verbinding 104 met de stoombron 106 verbonden zijn.

Wanneer de opgewikkelde en gevouwen pijp 22 klaar is om geïnstalleerd te worden in een bestaande ondergrondse leiding wordt de spoel naar de werklokatie getransporteerd en via de stoom-slang 108 verbonden met de stoombron 106. Wanneer dit plaats vindt wordt stoom vanaf de stoomkamer 102 en de flexibele slang 114 geïnjecteerd (ingespoten) in de inwendige doorgangen van de spoel gevouwen pijp 22 om de opgewikkelde pijp 22 over de volledige lengte daarvan op zeer snelle en effectieve wijze te verwarmen en flexibel te maken. De injectie van stoom en dus het verwarmen van de opgewikkelde pijp 22 wordt voortgezet met het afspoelen van de pijp van de spil 94 en het invoeren daarvan in een ondergrondse leiding. Zelfs indien de pijp 22 getrokken, geduwd of op andere wijze, ver verwijderd van de spoel 94 door een ondergrondse leiding bewogen wordt, wordt voortgegaan met injectie van verse stoom. Zij blijft daardoor flexibel tijdens het gehele installatieproces.

De voorgaande werkwijze voor het injecteren van hete stoom in gewikkelde en gevouwen thermoplastische pijp heeft de volgende voordelen: (1) het verzekeren dat alle wikkelingen ge spoelde pijp op de juiste wijze verwarmd zijn voordat gepoogd wordt ze te verwijderen van de spoel; (2) het versnellen van het verwarmen van de gevouwen en opgewikkelde pijp; (3) het mogelijk maken dat de gevouwen pijp verwarmd wordt nadat deze afgetrokken is van de spoel en tijdens de invoering daarvan in een bestaande, ondergrondse leiding; en (4) het verschaffen van een op consistente wijze zachte, vouwbare pijp tijdens het installeren. Dit laatste voordeel.......beschermt de warmte-omsluitingsbuis, indien deze gebruikt wordt, vermindert de voor het door het bestaande leidingen trekken van de pijp benodigde krachten en maakt langere trekslagen door leidingen mogelijk. Natuurlijk maakt een dergelijk verwarmingsproces het ook mogelijk om de thermoplastische pijp door mangaten of om krommingen in pijpleidingen te trekken, waar de pijp zich moet voegen naar tracewijzigingen in de bestaande leidingen.

In de figuren 16 en 17 zijn een werkwijze en een inrichting voor het herstellen van korte secties van lange bestaande leidingen geïllustreerd, waarbij gebruik gemaakt wordt van de eerder beschreven thermoplastische pijp 22. De werkwijze is bruikbaar voor het uitvoeren van plaatselijke herstellingen in een bestaande pijpleiding, wanneer de te herstellen sectie relatief klein is vergeleken met de totale lengte van de pijpleiding. De werkwijze kan echter gebruikt worden voor het herstellen van secties van nagenoeg elke gewenste lengte.

Eerst wordt een sectie gevouwen thermoplastische pijp 22, in lengte overeenkomend met de lengte van de sectie van de te herstellen leiding, van een voorraadspoel of een andere bron van thermoplastische pijp gesneden. De sectie 22 wordt verwarmd en flexibel gemaakt en daarna op één van de hierin of in hierop betrekking hebbende aanvragen eerder beschreven wijzen rondgemaakt. Wanneer de pijp 22 rondgemaakt is, wordt een zich over de volle lengte uitstrekkende, opblaasbare blaas 120 binnen de pijp geplaatst. De pijp 22 wordt dan opnieuw verwarmd en opnieuw gevouwen, met de lege opblaasbare blaas daarbinnen.

Een sectie warmte-omsluitende buis 16a, langer dan het blaas-pijpsamenstel, wordt ten tonele gevoerd en het blaas-pijpsamenstel wordt binnen de buis geplaatst, zoals getoond in fig. 17. De warmte-omsluitende buis wordt gesloten aan het vooreind 122 daarvan en een trekkabel 124 wordt aan dat eind bevestigd.

Een luchtslang 126 wordt ter plaatse van het achtereind 128 van de warmte-omsluitende buis verbonden met het inwendige van de opblaasbare blaas T20. Een stoomslang 130 wordt ingevoerd in het achtereind van de warmte-omsluitende buis en het achtereind 128 van de buis wordt gesloten en om de lucht- en stoorn-slangen gebonden.

Daarna wordt stoom via de stoomslang 130 geïnjecteerd in de warmte-omsluitende buis, waardoor de thermoplastische pijp 22 binnen verwarmd wordt en deze zacht en flexibel gemaakt wordt. Op dat moment wordt het gehele samestel, met de warmte-omsluitende buis, in de bestaande leiding en naar de te repareren leidingsectie getrokken onder gebruikmaking van de vanaf een bene denstrooms mangat of een andere toegangsopening (niet weergegeven) getrokken trekkabel 124.

Ter plaatse van de herstellingslokatie binnen de leiding wordt stoom weer via de stroomslang 130 in de warmte-om-sluitende buis gepompt om de thermoplastische pijp daarbinnen weer te verwarmen en flexibel en zacht te maken. Wanneer de kunststof pijp voldoende zacht en flexibel is wordt de blaas 120 binnen de pijp 22 vanaf een afgelegen bron ter plaatse van een toegangsopening (niet weergegeven) via een luchtslang 126 opgeblazen met lucht. Het opblazen van de blaas maakt de kunststof pijp 22 rond en doet deze uitzetten, waardoor deze nauwsluitend tegen de binnenwanden van de te herstellen sectie van de bestaande leiding gevormd wordt. De toevoer van stoom wordt dan af gesneden en men laat de rondgemaakte en uitgezette pijp 22 koelen terwijl de blaas opgeblazen blijft om voort te gaan met het uitoefenen van een inwendige druk op de pijp 22. Wanneer de pijp 22 gekoeld is en gezet is in haar ronde vorm wordt zij stevig op haar plaats verankerd binnen de bestaande leiding. Daardoor zal, wanneer aan de trekkabel 124 getrokken wordt, het eind 122 van de warmte-omsluitende buis getrokken worden. Wanneer getrokken wordt aan de stoomslang 130 wordt het tegengestelde eind 128 van de warmte-omsluitende buis getrokken. De opblaasbare blaas wordt leeggemaakt en uit de rondgemaakte pijp 22 getrokken door het trekken aan de luchtslang 126. De rest van de warmte-omsluitende buis blijft op haar plaats, tussen de buitenwanden van de uitgezette pijp 22 en de binnenwanden van de herstelde leidingsectie, waarbij een afdichting tussen de pijp en de leiding verschaft wordt. Indien gewenst kan de warmte-omsluitende buis gecoat worden met een afdichtingsmateriaal, teneinde een waterdichte afdichting ter plaatse van de herstelde pijpsectie te verschaffen.

De hierin en in daarop betrekking hebbende aanvragen beschreven gevouwen, stijve thermoplastische pijp 22 kan ook gébruikt worden voor het versterken van bestaande pijp, door het met de bestaande pijp vormen van wat in feite een nieuwe samengestelde pijp is. De samengestelde pijp heeft een grotere sterkte om uitwendige en inwendige krachten te weerstaan dan ofwel de oor spronkelijke bestaande leiding ofwel de thermoplastische pijp alleen zou kunnen.

Om te voorzien in deze eigenschap wordt de gevouwen thermoplastische pijp verwarmd en binnen de bestaande leiding uitgezet. De thermoplastische pijp wordt zodanig gekozen dat zij een uitwendige diameter heeft in gewone rondgemaakte toestand, die enigszins kleiner is dan de inwendige diameter van de bestaande te versterken leiding. Wanneer de gevouwen thermoplastische pijp zich binnen de te versterken leidingsectie bevindt wordt de pijp rondge-maakt en uitgezet. De nieuwe pijp wordt nauwsluitend tegen de binnenwanden van de bestaande leiding uitgezet, zodat zij deze leiding precies past. Als gevolg wordt een samengestelde pijp gevormd, die de buitenste, bestaande leiding en de binnenste, thermoplastische pijp omvat. Het constructieve vermogen van de thermoplastische pijp om indrukkende belastingen zoals grondlasten, bovengeplaatste lasten en dergelijke te weerstaan, wordt aanzienlijk vergroot vanwege de door de bestaande pijp verschafte zijwaarste steun. Bovendien wordt het constructuele vermogen van de samengestelde pijp om zowel uitwendige als inwendige krachten te weerstaan sterk vergroot omdat de twee pijpen als een enkele constructie-eenheid werken.

Het belang van de voorgaande ontdekking is dat de thermoplastische pijp gebruikt kan worden om een bestaande leiding te versterken, waar de bestaande leiding constructief tekort schiet, of waar ophogingen, gebouwen of andere bovengeplaatste lasten aangebracht zijn waarvoor de bestaande leiding niet ontworpen was, of waar een bestaande leiding, eerder ontworpen als een op zwaartekracht werkende pijp/ omgezet moet worden tot een drukpijp.

De voorgaande ontdekking is ook belangrijk omdat het het gebruik mogelijk maakt van een relatief dunwandige thermoplastische pijp als stijve bekleding binnen een corroderende of aangetaste drukpijp om de effectieve sterkte van de bestaande pijp te verhogen. In een dergelijke situatie hoeft de thermoplastische pijp niet ontworpen te worden om de gehele inwendige druk van het stelsel waarin het gebruikt wordt te weerstaan. In plaats hiervan kan de te herstellen pijpleiding ontworpen worden als een samenge- stelde pijp# bestaande uit de bestaande drukleiding en de nieuwe geïnstalleerde dunwandige thermoplastische pijp·

Claims (20)

1. Werkwijze voor het installeren van een nieuwe pijp in een gedeelte van een bestaande leiding, gekenmerkt door; het zodanig invoeren van een flexibel buisvormig deel (16) in het te bekleden gedeelte van de bestaande leiding (10), dat tenminste één van de tegengestelde einden van het buisvormige deel toegankelijk is ter plaatse van een eind van het lei-dinggedeelte; het opblazen van het buisvormige deel tot tenminste een gedeeltelijk rondgemaakte toestand; het zodanig in een ineenge-klapte toestand invoeren van een gedeelte van gewoonlijk in hoofdzaak stijve thermoplastische pijp (22) in het buisvormige deel, dat de stijve thermoplastische pijp zich uitstrekt over de lengte van het te bekleden gedeelte van de leiding wanneer het buisvormige deel ingevoerd is in de leiding; het beperken van tenminste één eind (20) van het buisvormige deel met daarin de ineengeklapte stijve thermoplastische pijp en het dwingen van een heet fluidum in het buisvormige deel vanaf het andere toegankelijke eind (19) daarvan om het hete fluidum door het buisvormige deel en door de ineengeklapte thermoplastische pijp te laten stromen teneinde de thermoplastische pijp over haar lengte binnen en buiten te verwarmen en daardoor de gewoonlijk stijve, ineengeklapte thermoplastische pijp flexibel te maken; en het aanbrengen van een inwendige uitzettings-druk op de thermoplastische pijp wanneer deze flexibel is om de pijp te hervormen naar een rondgemaakte toestand binnen de leiding.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door het zodanig koelen van de thermoplastische pijp (22) onder het handhaven van de inwendige uitzettingsdruk binnen de pijp, dat de pijp haar rondgemaakte gedaante binnen de leiding behoudt wanneer de uitzettingsdruk verwijderd wordt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de uitzettingsdruk aangebracht wordt door het door de thermoplastische pijp (22) dwingen van een heet fluïdum onder druk.

4. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, Kt het kenmerk, dat de uitzettingsdruk aangebracht wordt door het bewegen van een schuivende plug (40) door de gevouwen kunststof pijp (22) binnen het buisvormige deel (16), terwijl de pijp heet en flexibel is.

5. Werkwijze volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de stijve thermoplastische pijp (22) tijdens de invoering daarvan in het leidinggedeelte (10) verwarmd is en flexibel is.

6. Werkwijze volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het buisvormige deel (16) eerst in het leidinggedeelte (10) ingevoerd wordt en tenminste gedeeltelijk tot een ronde toestand uitgezet wordt en daarna de thermoplastische pijp (22) in het buisvormige deel ingevoerd wordt terwijl het buisvormige deel zich in de uitgezette toestand bevindt.

7. Werkwijze volgens een der conclusies 1-6, gekenmerkt door het gebruik maken van een buisvormig deel (16), dat vervaardigd is van een dun, flexibel versterkt kunststof membraan materiaal met een dikte van in de orde van 75-500 ym (3-20 mils).

8. Werkwijze volgens een der conclusies 1-7, gekenmerkt door het gebruik maken van een buisvormig deel (16) met een coating van veerkrachtig, samendrukbaar afdichtingsmateriaal en het doen uitzetten van de thermoplastische pijp (22) naar een ronde afmeting, die voldoende is om te zorgen dat het afdichtingsmate-riaal van het buisvormige deel eventuele ringvormige ruimten tussen de pijp en de leiding afdicht.

9. Werkwijze volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat het flexibele buisvormige deel (16) een normale ronde buitendiameter heeft die tenminste zo groot is als de binnen-diameter van de leiding (10)·

10. Werkwijze volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat het flexibele buisvormige deel (16) onder inwendige druk opblaasbaar is tot een ronde diameter die tenminste zo groot is als de binnendiameter van de buis en dat de pijp (22) onder inwendige druk uitgezet wordt om het buisvormige deel tegen de binnenwand van de leiding (10) te drukken.

11. Werkwijze volgens een der conclusies 1-10, et het bemerk, dat het leidinggedeelte (10) een tenminste gedeeltelijk ingestorte sectie heeft en dat het buisvormige deel (16) onderworpen wordt aan voldoende inwendige druk om de ineengestorte sectie pp te heffen naar hoofdzakelijke aanpassing met de rest van het leidinggedeelte.

12. Werkwijze volgens een der conclusies 1-11, et het kemerk, dat het flexibele buisvormige deel (16) aan éën eind (20) afgedicht is en vanaf het tegengestelde eind (19) inwendig onder druk gebracht wordt onder voldoende druk voor het dwingen van het buisvormige deel tegen de binnenwanden van het lei-dingedeelte (10) en daardoor de thermoplastische pijp (22) binnen het buisvormige deel af te sluiten van buiten het buisvormige deel aanwezige fluida.

13. Werkwijze volgens een der conclusies 1-12, gekenmerkt door het in een plat gemaakte en gevouwen toestand vervaardigen van de in hoofdzaak stijve thermoplastische pijp (22).

14. Werkwijze voor het installeren van een nieuwe pijp in een gedeelte van een bestaande leiding, gekenmerkt door: het binnen het te bekleden leidinggedeelte (10) invoeren van een gedeelte gewoonlijk in hoofdzaak stijve thermoplastische pijp (22) in een ineengeklapte toestand met een verminderde diameter; het verwarmen van tenminste één eindgedeelte (33) van de ineengevouwen pijp om dit flexibel te maken, het rondmaken van het eindgedeelte en het binnen het rondgemaakte eindgedeelte invoeren van een beweegbare plug (40), waarbij de beweegbare plug beperkte doorgang van onder druk gebracht fluïdum daarlangs door de ineengevouwen pijp mogelijk maakt; het tegenhouden van de beweegbare plug tegen beweging door de thermoplastische pijp vanaf het rondgemaakte eindgedeelte en het injecteren van een heet fluïdum onder druk in het eindgedeelte en voorbij de beweegbare plug totdat een gedeelte van de ineengeklapte thermoplastische pijp voor de plug warm en flexibel wordt; en het op een geregelde snelheid bewegen van de beweegbare plug door de pijp vanaf het rondgemaakte eindgedeelte, onder het voortgaan met het injecteren van heet fluïdum onder druk in de pijp achter en voorbij de plug om de pijp in een verwarmde flexibele toestand te houden teneinde op voortschrijdende wijze het pijpgedeelte tot een rond gemaakte gedaante te vervormen met het bewegen van de plug door de pijp.

15. Werkwijze voor het installeren van een nieuwe pijp in een gedeelte van een bestaande leiding, gekenmerkt door: het in de te bekleden leiding (10) invoeren van een gedeelte gewoonlijk in hoofdzaak stijve thermoplastische pijp (22), terwijl deze pijp zich in een ineengeklapte toestand met verminderde diameter bevindt; het vervormen van de ingevouwen pijp tot een rond gemaakte toestand en het doen uitzetten van de rondgemaakte pijp tegen de binnenwanden van het leidinggedeelte (10) door het aanbrengen van inwendige warmte en druk op de pijp; het in haar rondgemaakte en uitgezette toestand laten koelen van de rondgemaakte en uitgezette pijp (22) zodat zij deze toestand behoudt; en het daarna opheffen van spanning in de rondgemaakte en uitgezette pijp door het op voortschrijdende opnieuw verwarmen en daarna opnieuw koelen van segmenten van de pijp, beginnend aan één eind daarvan, onder het houden van de pijp in haar uitgezette en rondgemaakte toestand.

16. Werkwijze voor het in een bestaande ondergrondse hoofdleiding en in een kruisende, ondergrondse aanvoerlei-ding installeren en met elkaar verbinden van nieuwe, gewoonlijk in hoofdzaak stijve thermoplastische pijpen, gekenmerkt door het invoeren van een eerste, nieuwe thermoplastische pijp (22) in de bestaande hoofdleiding (10), terwijl deze eerste pijp zich in een ineengeklapte en gevouwen toestand bevindt, en het daarna aanbrengen van inwendige warmte en druk op de eerste pijp om deze rond te maken en te doen uitzetten tegen de binnenwanden van de hoofdleiding (10); het vanaf een van de hoofdleiding afgelegen toegangsope-ning (62) in de aanvoerleiding (10a) invoeren van een tweede ther moplastische pijp (22a) in de bestaande aanvoerleiding, terwijl de tweede pijp zich in een ineengeklapte en gevouwen toestand bevindt, het voortgaan met het invoeren totdat het vooreind van de tweede pijp de eerste pijp in hoofdzaak kruist ter plaatse van de kruising van de aanvoerleiding en de hoofdleiding, en het daarna aanbrengen van inwendige warmte en druk op de tweede pijp om deze rond te maken en te doen uitzetten tegen de binnenwanden van de bestaande aanvoerleiding; het vanaf de toegangsopening door de tweede nieuwe pijp in de aanvoerleiding transporteren van een lading afdichtraid-del naar de nabijheid van de kruising en het verankeren van de lading op zijn plaats in die nabijheid; het injecteren van de lading afdichtmiddel onder druk in de kruising om eventuele ruimtes tussen de eerste en de tweede pijp ter plaatse van de kruising af te dichten, waarbij het afdichtmiddel toegelaten wordt te harden; en het vanaf de toegangsopening in de tweede pijp invoeren van een snijorgaan (68), het transporteren van het snijorgaan naar het andere einde van de tweede pijp en het door aldaar aanwezig, afdichtend afdichtmiddel en door een wand van de eerste pijp ter plaatse van de kruising snijden van een gat (70) om fluidumverbinding tussen de eerste en de tweede pijp ter plaatse van de kruising te openen.

17. Werkwijze voor het verwarmen van een gewoonlijk in hoofdzaak stijve thermoplastische pijp, wanneer deze zich in ineengeklapte en gevouwen toestand bevindt, om de pijp flexibel te maken voor het opspoelen en afspoelen en voor het invoeren daarvan in een bestaande leiding, gekenmerkt door: het in een ineengeklapte en gevouwen toestand vervaardigen van de stijve pijp om een geheugen te verlenen, zodat de pijp wanneer deze verwarmd en flexibel is haar gevouwen toestand behoudt; het spoelen van de pijp, terwijl deze verwarmd en flexibel is, op een spoel (92) met een met een bron voor heet drukfluidum (106) verbindbare binnenkamer (102); en het bij het begin van het spoelen verbinden van het vooreind (116) met de inwendige kamer van de spoelspil (94), teneinde fluidumverbinding tussen het inwendige van de pijp en de bron van heet drukfluidum via de spil mogelijk te maken, zelfs indien de volledige lengte van de pijp op de spil ge- spoeld is.

18. Draagbare spoelstandaard- en omsluitinginrich-ting voor het opslaan en verwarmen van een voorraad van gewoonlijk in hoofdzaak stijve thermoplastische pijp in een ineeiigeklapte en gevouwen toestand voor transport naar een werklokatie en gebruik aldaar tijdens installatie van de pijp in een bestaande leiding, gekenmerkt door: een standaard (90), die voorzien is van een stijve metalen basisplaat (96), een paar van opstaande, buisvormige telescoperende framedelen (97) met verstelbare lengte, die aan éin stel einden bevestigd zijn op de basisplaat en het aan het tegengestelde, bovenste stel einden voorzien zijn van middelen (99) voor het monteren van een as (100) die door een spoel (92) van de pijp heengevoerd kan worden, alsmede van organen voor het telescoperen van de opstaande framedelen om de spoelas te heffen en neer te laten en daardoor rotatie van de spoel mogelijk te maken of te voorkomen; een stoomhuis (101), dat vervaardigd is van een flexibel, lichtgewicht, luchtdicht en warmtebestendig plaatmateriaal, dat van zodanige afmetingen voorzien is en zodanig gevormd is dat de standaard met een spoel van daarop ondersteunde pijp omsloten wordt en het huis stoom kan bevatten, waarbij het huis voorzien is van organen (103) die een eerste toegangsopening daardoorheen bepalen voor het mogelijk maken van het afspoelen van pijp van de spoel en het uittrekken van de pijp uit het huis, eerste sluitorganen voor het sluiten van de eerste opening, organen voor het bepalen van een tweede opening daardoorheen, voor het mogelijk maken van injectie van stoom in het huis, alsmede tweede sluitorganen voor het sluiten van de tweede opening.

19. Spoel voor het opspoelen, opslaan en verwarmen van een lengte van gewoonlijk in hoofdzaak stijve thermoplastische pijp in een ineengeklapte en gevouwen toestand voor invoering in een bestaande leiding terwijl deze pijp verwarmd en flexibel is, gekenmerkt door: een spil (94) voor ontvangst en ondersteuning daarop van een wikkeling van de pijp (22), waarbij de spil voorzien is van een inwendige kamer (102) voor ontvangst van een heet fluïdum onder druk vanaf een afgelegen bron (106); eerste verbindings- organen (104) op de spil voor het verbinden van de kamer met de bron en het handhaven van de verbinding wanneer de spoel roteert; en tweede verbindingsorganen (112) op de spil voor het verbinden van het binnenste eind van de op de spil gewikkelde pijp met de kamer cm inwendige verwarming van de pijp mogelijk te maken teneinde deze flexibel te maken wanneer deze op de spil gewikkeld is.

20. Werkwijze voor het herstellen van een kort gedeelte van een ondergrondse leiding, gekenmerkt door het kiezen van een lengte van gewoonlijk in hoofdzaak stijve, gevouwen thermoplastische pijp die overeenkomt met de lengte van de te herstellen sectie, waarbij de pijp, indien verwarmd en flexibel, een ineenge-klapte en gevouwen geheugentoestand heeft; het verwarmen en rondmaken van de pijp en het koelen van de pijp in haar rondgemaakte toestand; het in de volledige lengte van de pijp, wanneer rondgemaakt, invoeren van een opblaasbare blaas, waarbij de blaas zich in leeggelopen toestand bevindt, het opnieuw verwarmen van de pijp om deze ineen te laten klappen en opnieuw te vouwen met de leeggelopen blaas daarbinnen; het omsluiten van de pijp met op genomen blaas in een flexibele, warmte-omsluitende buis; het sluiten van een vooreind (122) van de buis en het bevestigen van een trekkabel (124) aan het gesloten eind; het verbinden van een luchtdrukslag (126) met de blaas en het zich laten uitstrekken van de luchtslang uit een gesloten achtereind (128) van de buis; het verbinden van een stoomslang (130) met het inwendige van de buis en het zich doen uitstrekken van de stoomslang uit het gesloten achtereind; het injecteren van stoom door de stoomslang in de bus teneinde de pijp te verwarmen en flexibel te maken; het met behulp van de trekkabel in de leiding en naar de te herstellen sectie trekken van de buis en opgenomen flexibele pijp en blaas; het injecteren van stoom in de buis ter plaatse van de sectie om de pijp te vewarmen en flexibel te maken, en het vervolgens via de luchtslang opblazen van de blaas om de pijp rond te maken en te doen uitzetten tegen de sectie; het koelen van de rondgemaakte en uitgezette pijp onder het handhaven van de luchtdruk in de opgeblazen blaas teneinde de pijp in haar-rondgemaakte en uitgezette toestand te verstijven; en het vervol- gens laten leeglopen van de blaas en het trekken aan de lucht- en stoomslangen en de trekkabel om de einden van de buis weg te trekken van de rest van de buis teneinde de open einden van de pijp bloot te leggen en de blaas te verwijderen.