NL8902141A - Werkwijze voor magnetisch-inductieve vloeistofstroommeting en een magnetisch-inductieve vloeistofstroommeter. - Google Patents

Werkwijze voor magnetisch-inductieve vloeistofstroommeting en een magnetisch-inductieve vloeistofstroommeter. Download PDF

Info

Publication number
NL8902141A
NL8902141A NL8902141A NL8902141A NL8902141A NL 8902141 A NL8902141 A NL 8902141A NL 8902141 A NL8902141 A NL 8902141A NL 8902141 A NL8902141 A NL 8902141A NL 8902141 A NL8902141 A NL 8902141A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
data
liquid flow
simulation
output
value
Prior art date
Application number
NL8902141A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192751B (nl
NL192751C (nl
Original Assignee
Danfoss As
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Danfoss As filed Critical Danfoss As
Publication of NL8902141A publication Critical patent/NL8902141A/nl
Publication of NL192751B publication Critical patent/NL192751B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192751C publication Critical patent/NL192751C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01FMEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
    • G01F1/00Measuring the volume flow or mass flow of fluid or fluent solid material wherein the fluid passes through a meter in a continuous flow
    • G01F1/56Measuring the volume flow or mass flow of fluid or fluent solid material wherein the fluid passes through a meter in a continuous flow by using electric or magnetic effects
    • G01F1/58Measuring the volume flow or mass flow of fluid or fluent solid material wherein the fluid passes through a meter in a continuous flow by using electric or magnetic effects by electromagnetic flowmeters
    • G01F1/60Circuits therefor
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01FMEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
    • G01F25/00Testing or calibration of apparatus for measuring volume, volume flow or liquid level or for metering by volume
    • G01F25/10Testing or calibration of apparatus for measuring volume, volume flow or liquid level or for metering by volume of flowmeters

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Measuring Volume Flow (AREA)

Description

Werkwijze voor magnetisch-inductieve vloeistofstroommeting en een magne-tisch-inductieve vloeistofstroommeter.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor magnetisch-inductieve vloeistofstroommeting, waarbij een meetgegeven, opgewekt dooreen periodiek alternerend, per tijdsegment constant magneetveld, wordtverwerkt tijdens een gedeelte van iedere halve periode, alsmede eenmagnetisch-inductieve vloeistofstroommeter, in het bijzonder voor deuitvoering van deze werkwijze, met een spoel die een magneetveld opwekt,een magneetveld-besturingsschakeling, een elektrodeninrichting die zichongeveer loodrecht ten opzichte van het magneetveld en de vloeistof-stroomrichting bevindt, een met de elektrodeninrichting verbonden ver¬sterker en een evaluatieschakeling.
Teneinde de werking van een vloeistofstroommeter respectievelijkzijn meetwaarde-omvormer te testen, zijn verloop op de lange termijnvast te stellen of een kalibrering uit te voeren, is de werkwijze be¬kend, in plaats van het meetgegeven van de elektrodeninrichting eensimulatiesignaal te gebruiken. De simulator die dit signaal opwekt kaneen externe inrichting zijn, die slechts bij instel- of onderhoudswerk¬zaamheden wordt toegepast. Het is echter een eveneens bekende inrich-tingswijze, een simulator in de meetwaarde-omvormer in te bouwen, zodateen test van de werking, of een kalibrering, door middel van een eenvou¬dige omschakeling op simulatorbedrijf kan worden uitgevoerd. Tijdens hetsimulatorbedrijf is echter de verbinding tussen de elektrodeninrichtingen de meetwaarde-omvormer onderbroken of, als dit niet het geval is,wordt het simulatiesignaal gesuperponeerd op het meetgegeven. Een testvan de werking met behulp van de simulator kan derhalve in het algemeenniet zonder storing of onderbreking van de vloeistofstroommeting ge¬schieden. Uit DE-PS-3.303.017 is bekend hoe men afwisselend een meetsig-naal en een testsignaal aan de omvormer kan toevoeren, om het testsig-naal met een richtwaarde te vergelijken. Deze werkwijze heeft echter hetnadeel, dat een dode tijdperiode wordt opgewekt, die in het bijzonderbij het meten van kleine vloeistofstromen tot aanzienlijke fouten leidt.
Het is uit DE-OS~3>537*752' bekend, de signaalspanning in iederehalve periode gedurende een meetsignaal-aftastinterval af te tasten, ende door de aftasting verkregen signaalwaarde op te slaan. Ter compensa¬tie van een op het meetsignaal gesuperponeerde stoorgelijkspanning wordttijdens een compensatie-interval, dat volgt na ieder meetsignaal-aftast¬interval, binnen dezelfde halve periode door middel van aftasting enopslag van de signaalspanning een compensatiespanning opgewekt, welke de signaalspanning binnen de compensatie-interval compenseert tot dewaarde nul. De compensatiespanning wordt opgeslagen en gesuperponeerd opde signaalspanning tot het volgende compensatie-interval. Gedurende eencorrectie-aftastinterval, dat binnen dezelfde halve periode volgt opieder compensatie-interval, wordt de signaalspanning opnieuw af getast,en de hierdoor verkregen signaalwaarde wordt eveneens opgeslagen. Terverkrijging van een gewenste meetsignaalwaarde wordt vervolgens hetverschil bepaald van de telkens tussen twee compensatie-intervallen, inverschillende halve perioden, verkregen en opgeslagen signaalwaarden, endaarna het verschil van achtereenvolgens op deze wijze verkregen ver-schilwaarden. Een dergelijk systeem dient uitsluitend ter onderdrukkingvan stoorspanningen. De door tijd- en temperatuurdrift optredende foutenin de meetwaarde-omvormer kunnen met deze werkwijze echter niet wordenvastgesteld en gecorrigeerd.
Een verder probleem bij de in de DE-OS~3.537*752 getoonde inrich¬ting is, dat de signaalwaarden in vier parallel ingerichte geheugensworden opgeslagen. Dit heeft het nadeel, dat reeds bij een geringe tijd-en/of temperatuurdrift van een van de geheugens een fout in de bereken¬de uitgangswaarde zal optreden, omdat een van de meetgegevens ten op¬zichte van de andere van waarde verandert.
Het is het doel van de onderhavige uitvinding een werkwijze aan tegeven waarbij de temperatuur- en/of tijddrift-invloeden van de componen¬ten van een meetwaarde-omvormer op de uitgangswaarde in aanzienlijkemate worden gereduceerd.
Dit doel wordt bij een werkwijze van de aan het begin genoemdeaard aldus bereikt, dat een per segment constant simulatiegegeven zoda¬nig wordt opgewekt, dat dit synchroon met het magneetveld verandert enin een verder segment van iedere halve periode in afwisseling met hetmeetgegeven op dezelfde wijze als het meetgegeven wordt verwerkt totuitgangswaarden.
Bij een verandering van het magneetveld in de spoel duurt hetvanwege de zelf inductie van de spoel enige tijd voor zich een stabieletoestand heeft ingesteld. Gedurende deze tijd is ook bij constantedoorstroming het uitgangssignaal van de elektroden vanwege het verande¬rende magneetveld niet constant, zodat gedurende deze tijd het uitgangs¬signaal van de elektrodeninrichting niet als meetgegeven kan wordengebruikt. In plaats van het meetgegeven kan gedurende deze tijd hetsimulatiegegeven worden opgewekt en verwerkt, zonder dat het meetgegevenwordt gestoord of een dode periode optreedt. Omdat het simulatiegegevenop dezelfde wijze wordt verwerkt als het meetgegeven, is het mogelijk, langzame in de tijd optredende afwijkingen van de bouwelementen van demeetwaarde-omvormer c.q. de evaluatieschakeling vast te stellen, omdathet simulatiegegeven op dezelfde wijze wordt beïnvloed als het meetgege¬ven.
Bij de verwerking van het simulatiegegeven zijn verscheidenemanieren mogelijk. Het is een voordeel wanneer het meetgegeven of deuitgangswaarde daarvan wordt vergeleken met het simulatiegegeven of deuitgangswaarde daarvan. Het is een reeds bekende werkwijze een simulatorvoor de kalibrering of de na-kalibrering van een evaluatieschakeling toete passen. Dit geschiedt gewoonlijk doordat men tijdens het simulator-bedrijf de meetwaarde-omvormer en de evaluatieschakeling zolang jus¬teert, tot de uitgangswaarde binnen bepaalde grenzen in een meetbereikrondeen richtwaarde is ingesteld. Hiermee kon echter niet worden verme¬den dat bij een op de lange duur optredende verandering van de evalua¬tieschakeling of de meetwaarde-omvormer de randvoorwaarden voor dekalibrering veranderden, zodat een onjuist meetresultaat ontstond.Overeenkomstig de uitvinding wordt de kalibrering door het vergelijkenvan het simulatiegegeven en het meetgegeven tijdens de meting voortdu¬rend uitgevoerd. Een in de loop van de tijd optredende verandering vande waarden van de onderdelen van de meetomvormer tot aan de evaluatie¬schakeling wordt op deze wijze gecompenseerd.
Het is een voordeel wanneer de meet- en de simulatiegegevens na deverwerking worden vergeleken. Op deze wijze wordt gewaarborgd, dat alleelementen die onderhevig kunnen zijn aan een tijd- en temperatuurdrift,door de meet- en simulatiesignalen doorlopen zijn. Derhalve kunnen alleveranderingen mede in de permanente kalibrering worden betrokken.
Voor de verdere realisering van het doel worden bij een werkwijzezoals aan het begin genoemd, na elkaar volgende uitgangswaarden van hetmeetgegeven en indien van toepassing het simulatiegegeven serieel inopeenvolgend ingerichte geheugeneenheden opgeslagen, waarbij, indien eennieuwe uitgangswaarde wordt opgewekt van het meet- resp. simulatiegege¬ven, de actuele uitgangswaarden telkens in de volgende geheugeneenheidworden opgeslagen en de evaluatie geschiedt onder gebruikmaking van deinhoud van ten minste twee geheugeneenheden. De evaluatie geschiedt inhet algemeen door middel van een reken- of verwerkingsinrichting. Omdatde aftastwaarden na elkaar optreden, dienen ze te worden opgeslagen totze tezamen verwerkt kunnen worden. In tegenstelling tot de uitDE-OS-3·537·752 bekende toepassing van vier geheugens, die parallel aanelkaar zijn ingericht, worden bij de werkwijze volgens de uitvinding degegevens serieel opgeslagen, zodat ieder meetgegeven met elk van de geheugens in aanraking komt. Aldus wordt gewaarborgd, dat een verande¬ring in een geheugen alle meetgegevens beïnvloedt, zodat de verhoudingtussen de meetgegevens niet wordt veranderd.
Voordeligerwijs worden de uitgangswaarden van het meetgegeven enhet simulatiegegeven telkens gescheiden uit de geheugeneenheden uitgele¬zen en verwerkt. Aldus wordt gewaarborgd dat het meetgegeven en hetsimulatiegegeven op dezelfde wijze en onder dezelfde condities, behou¬dens een geringe verschuiving in de tijd, worden verwerkt.
Bij een voorkeurswerkwijze worden ten minste drie na elkaar vol¬gende uitgangswaarden van het meet- c.q. simulatiegegeven opgeslagen envervolgens tezamen verwerkt. Een bekend probleem bij magnetisch-induc-tieve vloeistofstroommeters is namelijk, dat het gelijkspanningsniveauvan het meetgegeven langzaam of plotseling kan veranderen. Hierdoorwordt het onderscheid tussen de positieve en de negatieve halve periodevan het meetgegeven, die door het telkens omgepoolde magneetveld wordtopgewekt, gewijzigd, zodat een fout ontstaat bij de evaluatie van devloeistofstroomsnelheid. Deze fout kan grotendeels worden geëlimineerd,wanneer een meetgegeven wordt vergeleken met de som van de beide meetge¬gevens uit de voorgaande en de volgende halve periode.
Daarbij verdient het de voorkeur, dat een verwerkingswaarde wordtgevormd uit het verschil tussen het dubbele van de tweede uitgangswaardeen de som van de eerste en de derde uitgangswaarde. Men verkrijgt opdeze wijze een goede middeling en elimineert derhalve met acceptabelenauwkeurigheid veranderingen van het gelijkspanningsniveau van hetmeetgegeven. Volgens dit principe kunnen bij de toepassing van meerderegeheugeneenheden meerdere meetgegevens met elkaar worden vergeleken.
Het is in het bijzonder van voordeel, dat de vloeistofstroomsnel-heid proportioneel met de verhouding van het verwerkingsgegeven op basisvan uitgangswaarden van het meetgegeven, en het verwerkingsgegeven opbasis van uitgangswaarden van het simulatiegegeven wordt afgeleid. Opdeze wijze kan de permanente kalibrering op eenvoudige wijze wordenbereikt. Eventuele storingen in de evaluatieschakeling beïnvloedengelijktijdig het meetgegeven en het simulatiegegeven. De verhoudingtussen de beide gegevens blijft echter in principe onveranderd, zodat teallen tijde een nauwkeurige meting van de vloeistofstroomsnelheid ge¬waarborgd is. Omdat bekend is hoe groot de vloeistofstroom onder normaleomstandigheden dient te zijn bij een meetgegeven overeenkomstig hetsimulatiegegeven, kan het aldus resulterende quotiënt eenvoudig met eenconstante faktor worden vermenigvuldigd, teneinde een nauwkeurige indi¬catie te verkrijgen van de grootte van de vloeistofstroom.
Voordeligerwijs worden uit het verwerkingsgegeven pulsbreedte-gemoduleerde impulsen afgeleid. Pulsbreedtemodulatie is relatief onge¬voelig voor ruisspanningen en andere storingen op het meetsignaal.Pulsbreedten kunnen op eenvoudige wijze worden verwerkt. Men heefthiervoor slechts een relatief nauwkeurige tijdbasis nodig. Een dergelij¬ke tijdbasis is echter in bijna alle evaluatie-eenheden voorhanden, inhet bijzonder bij een evaluatie-eenheid met een processor.
Het verdient de voorkeur dat de vloeistofstroomsnelheid wordtbepaald met behulp van vier opeenvolgende impulsen, waarbij de vloei¬stofstroomsnelheid proportioneel is met quotiënten van het pulsbreedte-verschil van de tweede en de vierde impuls en het pulsbreedteverschilvan de eerste en de derde impuls. Aldus kan worden volstaan met eenrelatief eenvoudige evaluatie.
Bij een voorkeursuitvoering neemt het simulatiegegeven gedurendeeen eerste tijdsegment dat groter is dan de halve periodeduur, eenconstante eerste ingangswaarde aan en gedurende een tweede tijdsegment,dat kleiner is dan de halve periodeduur, een constante tweede ingangs¬waarde, waarbij de wisseling tussen de beide ingangswaarden tussen eenmeetsignaal- en een simulatiesignaal-meetperiode ligt. Het tijdstipwanneer het wisselen van de ingangswaarde van het simulatiegegevenplaatsvindt, wordt zodanig gekozen, dat deze tussen een simulatiesig-naal-periode en een meetsignaal-meetperiode ligt, zodat een eventueelbij het omschakelen optredende stoorspanning zo mogelijk geen van beidemeetwaarden beïnvloedt. Omdat het simulatiegegeven tijdens een halveperiode slechts gedurende een kwart periode wordt afgetast, kan hetsimulatiegegeven bijvoorbeeld ook zodanig gevormd zijn, dat het eenpulsbreedte van een kwart-periodeduur in het positieve gebied heeft eneen pulsbreedte van driekwart-periodeduur in het negatieve gebied. Hetsimulatiegegeven is derhalve over een langere tijdsperiode constant, wateen voordeel kan zijn, als de elektrodeninrichting zeer gevoelig rea¬geert op invloeden van buiten.
Daarbij is het in het bijzonder van voordeel, dat de tweede in¬gangswaarde van het simulatiegegeven in periodieke afwisseling ofweltijdens de eerste ofwel tijdens de tweede periodehelft wordt opgewekt.Voor de berekening van de vloeistofstroom maakt het in principe nietuit, of het simulatiegegeven dezelfde fase heeft als het meetgegeven,d.w.z. positief is wanneer het meetgegeven ook in het positieve gebiedligt, of 180° in fase verschoven is, dus in het positieve gebied ligt,wanneer het meetgegeven in het negatieve gebied ligt. Er kan zich echterhet probleem voordoen, dat het simulatiegegeven de evaluatieschakeling c.q. de meetwaarde-omvormer beïnvloedt. In het eerste geval, wanneerderhalve het simulatiegegeven en het meetgegeven in fase zijn, wordthoofdzakelijk de positieve vloeistofstroom-meetperiode beïnvloed, ter¬wijl in het tweede geval hoofdzakelijk de negatieve meetperiode beïn¬vloed wordt. Om deze fouten te elimineren wordt tussen de beide mogelij¬ke gevallen periodiek gewisseld, zodat mogelijke fouten die door dezeoorzaak worden opgewekt elkaar wederzijds opheffen.
Bij een andere verwerkingswijze wordt de uitgangswaarde van hetsimulatiegegeven voordeligerwijs vergeleken met een richtwaarde. Hier¬door kan de correcte werking van de omvormer c.q. de evaluatieschakelingvoortdurend worden gecontroleerd.
Het is in het bijzonder van voordeel dat bij een van tevorenvastgestelde afwijking van de uitgangswaarde van het simulatiegegeventen opzichte van de richtwaarde, een alarm wordt geactiveerd. Dit is inhet bijzonder te wensen bij metingen ten behoeve van verrekeningen.
Het is bovendien een doel van de onderhavige uitvinding, eenmagnetisch-inductieve vloeistofstroommeter voor te stellen, die deinvloeden van de temperatuur- en/of tijddrift van zijn componenten op deuitgangswaarde in aanzienlijke mate reduceert.
Dit doel wordt bij een magnetisch-inductieve vloeistofstroommeterzoals in het begin genoemd, aldus opgelost, dat wordt voorzien in eensimulatiesignaal-opwekker voor het opwekken van een simulatiegrootheid,die met één ingang van een omschakelaar verbonden is, waarbij de ver¬sterker met de andere ingang van de omschakelaar verbonden is en deuitgang van de omschakelaar verbonden is met de evaluatieschakeling.
Door middel van deze vloeistofstroommeter wordt op eenvoudigewijze de wisseling tussen meetgegeven en simulatiegegeven zodanig uitge¬voerd dat beide door dezelfde evaluatieschakeling kunnen worden geëvalu¬eerd.
Bij een voorkeursuitvoering is in de vloeistofstroommeter voorzienin een klokgenerator, die de magneetveld-aansturingsschakeling en desimulatiesignaal-opwekker van eerste impulsen van een eerste klokfre¬quentie voorziet, en de omschakelaar met tweede impulsen van een twee¬maal zo hoge tweede klokfrequentie, waarbij, indien een klokimpulsoptreedt, de magneetveld-aansturingsschakeling de richting van hetmagneetveld omdraait, de simulatiesignaal-opwekker het simulatiegegeventussen een van tevoren bepaalde eerste ingangswaarde en een van tevorenbepaalde tweede ingangswaarde doet wisselen, en de omschakelaar omscha¬kelt. Met "optreden van een klokimpuls" wordt in dit geval de stijgendeof de dalende flank van een dergelijke impuls bedoeld. De omschakelaar schakelt dus gedurende iedere halve periode tweemaal om tussen hetsimulatiegegeven en het meetgegeven, waarbij het simulatiegegeven en hetmeetgegeven in iedere periode tweemaal omschakelen tussen hun beidewaarden. Hiermee is gewaarborgd dat in iedere halve periode eenmaal hetsimulatiegegeven en eenmaal het meetgegeven worden afgetast en verwerkt.
Bij voorkeur bezit de evaluatieschakeling een met de uitgang vande omschakelaar verbonden integrator, die door iedere negatieve en dooriedere positieve flank van de tweede klokimpuls naar zijn uitgangswaardewordt teruggesteld. Een integrator elimineert in essentie de storenderuisspanning. Doordat de integrator telkens door de tweede klokimpulsnaar zijn uitgangswaarde wordt teruggesteld, d.w.z. iedere keer wanneerde omschakelaar omschakelt, integreert hij het meetgegeven en het simu¬latiegegeven gescheiden van elkaar gedurende een kwart periode.
In een voordeelgevende uitvoering heeft de evaluatieschakelingeen frequentie-afhankelijk dempingsorgaan, dat tussen de uitgang van deomschakelaar en de ingang van de integrator is geplaatst. Daarmee is deuitsturing van de integrator onafhankelijk van de gekozen meetfrequen-tie. Bij een halvering van de meetfrequentie wordt het signaalniveaudoor het dempingsorgaan gehalveerd.
Het verdient de voorkeur, dat de evaluatieschakeling een schuif-register heeft met ten minste twee geheugeneenheden, dat met de uitgangvan de integrator is verbonden en bij het optreden van de tweede impulsde actuele waarde van de integratoruitgang in de eerste geheugeneenheidopslaat en de tot dan toe aanwezige inhoud van alle geheugeneenheden metéén geheugeneenheid opschuift. Daarmee staan voldoende meetwaarden terbeschikking om door middel van een middeling in de tijd de fouten tekunnen elimineren die door het verschil tussen de positieve en de nega¬tieve halve periode van het alternerende meetgegeven werden veroorzaakt.
Daarbij verdient het in het bijzonder de voorkeur, dat het schuif-register vijf geheugeneenheden heeft. Omdat het meetgegeven en hetsimulatiegegeven afwisselend worden afgetast, is de inhoud van hetschuifregister derhalve altijd ofwel simulatiegegeven-meetgegeven-simu-latiegegeven-meetgegeven-simulatiegegeven ofwel meetgegeven-simulatie-gegeven-meetgegeven-simulatiegegeven-meetgegeven. De afzonderlijkegegevens zijn door in de tijd verschoven metingen ontstaan. Daarom staanzowel van het meetgegeven als van het simulatiegegeven altijd voldoendewaarden ter beschikking om een middeling in de tijd mogelijk te maken.
Bij voorkeur is met het schuifregister een sommeerschakelingverbonden, die het verschil tussen de som van de inhoud van de eerste ende vijfde geheugeneenheid en de verdubbeling van de inhoud van de derde geheugeneenheid tot stand brengt. Dit leidt tot een relatief eenvoudigewijze van berekening.
Het is in het bijzonder voordeelgevend, dat de evaluatieschakelingeen pulsbreedte-modulatie-inrichting heeft die, op basis van gegevensdie zijn afgeleid uit de uitgangswaarden van de integrator, evaluatie-impulsen vormt waarvan de breedte afhankelijk is van de gegevens. Eenpulsbreedte-gemoduleerd signaal kan betrekkelijk gemakkelijk verderworden verwerkt. Het is slechts noodzakelijk, dat een tijdbasis met eenvoldoende hoog oplossend vermogen ter beschikking staat, zodat de tijds¬duur van de impuls kan worden gemeten. Op deze wijze is een analoog/di-gitaal-omzetting mogelijk die in hoge mate vrij is van storende invloe¬den.
Voordeligerwijs heeft de vloeistofstroommeter een rekeninrichting,die de evaluatie-impulsen in groepen van vier saraenvat en de doorstro¬ming proportioneel bepaalt op basis van quotiënten van het verschil vande breedten van de tweede en van de vierde impuls en het verschil van debreedten van de eerste en de derde impuls.
De uitvinding wordt in het volgende aan de hand van voorbeeldenvan voorkeursuitvoeringen beschreven in samenhang met de tekening.Daarin tonen:
Fig. 1 een magnetisch-inductieve vloeistofstroommeter,
Fig. 2 een deel van de vloeistofstroommeter in detail,
Fig. 3 een uitvoeringsvorm van de simulatiesignaal-opwekker,
Fig. 4 een tijddiagram van signalen op verscheidene plaatsen vande vloeistofstroommeter volgens fig. 1,
Fig. 5 een verdere uitvoeringsvorm van de opwekkingsinrichtingvoor de klokfrequentie en
Fig. 6 een tijddiagram van gegevens van de opwekkingsinrichtingvoor de klokfrequentie volgens fig. 4.
Fig. 1 toont een magnetisch-inductieve vloeistofstroommeter, diede vloeistofstroom meet van een vloeistof die door een buis 1 vloeit.Een magneet-aansturingsschakeling 4 is verbonden met een spoel 2, die inhet onderhavige uitvoeringsvoorbeeld uit twee spoeldelen 2a en 2b be¬staat, en in buis 1 een magnetisch veld opwekt dat loodrecht staat tenopzichte van de stroomrichting. Ongeveer loodrecht ten opzichte van destroomrichting en loodrecht op de richting van het magneetveld dat doorspoel 2 wordt opgewekt, bevindt zich een elektrodeninrichting 3, die meteen versterker 5 is verbonden. De elektrodeninrichting 3 meet op bekendewijze een door het magneetveld en de vloeistofstroom opgewekt elektrischgegeven. De uitgang van de versterker 5 is met een eindwaarde-keuzescha- keling 38 verbonden, door middel van welke een gebruiker de gewensteeindwaarde kan instellen. Deze schakeling 38 is met één ingang van eenomschakelaar 8 verbonden. De andere ingang van de omschakelaar 8 isverbonden met een simulatiesignaal-opwekker 7. De simulatiesignaal-opwekker 7 is met een synchronisatieschakeling 6 verbonden, die doorklokfrequentie-opwekker 25 wordt aangestuurd en die de aftastfrequentievan de elektrodeninrichting 3 niet de magnetiseringsfrequentie van demagneetaanstuurschakeling 4 synchroniseert. De uitgang van de omschake¬laar 8 is verbonden met een evaluatieschakeling 9·
De evaluatieschakeling 9 heeft een integrator 12 waarvan de ingangvia een frequentie-afhankelijk dempingsorgaan 11 is verbonden met deuitgang van de omschakelaar 8. Het frequentie-afhankelijke dempings¬orgaan 11 dempt het ingangsniveau van de integrator 12 proportioneel metde frequentie waarmee de omschakelaar 8 wordt omgeschakeld, d.w.z. bijde halve frequentie is het ingangsniveau van de integrator 12 eveneensslechts half zo groot. Op deze wijze wordt een oversturing van die delenvan de schakeling die verbonden zijn met de uitgang van de integratorvermeden. De uitgang van de integrator 12 is verbonden met een schuifre¬gister 13 met vijf geheugeneenheden 14 tot 18. De eerste geheugeneenheid14 en de vijfde geheugeneenheid 18 zijn verbonden met de inverterendeingangen van een sommeerschakeling 20, terwijl de derde geheugeneenheid16 via een vermenigvuldiger 19, welke de waarde van de inhoud van dederde geheugeneenheid 16 verdubbelt, met de positieve ingang van desommeerschakeling 20 verbonden is. De sommeerschakeling 20 vormt aldushet verschil van het dubbele van de derde geheugeneenheid, verminderdmet de som van de inhoud van de eerste en de vijfde geheugeneenheid.
De sommeerschakeling 20 is met een ingang van een tweede omschake¬laar 21 verbonden. De tweede ingang van de tweede omschakelaar 21 isverbonden met een referentie-signaalgenerator 22. De uitgang van detweede omschakelaar 21 is verbonden met een integrator met dubbelehelling en pulsbreedtemodulator 23, van welke de uitgang verbonden ismet de ingang van een microprocessor 24. De integrator met dubbelehelling integreert de waarde die door de sommeerschakeling 20 geleverdwordt over een van tevoren vastgestelde tijdperiode. Met de aan heteinde van de voorgeschreven tijdperiode bereikte waarde als uitgangs¬waarde, integreert hij met de constante spanning die geleverd wordt doorde referentie-signaalgenerator in de tegengestelde richting, zodat eendriehoekvormig signaal ontstaat, waarvan beide flanken in het algemeeneen verschillende hellingsgraad hebben. De pulsbreedtemodulator bepaaltde tijd die nodig is om de integrator terug naar nul te doen integreren vanaf de uitgangswaarde die hij aan het einde van de eerste van tevorenvastgestelde tijdperiode had bereikt.
Verder heeft de vloeistofstroommeter ook een opwekkingsschakelingvoor de klokfrequentie 10. Een klokfrequentie-opwekker 25 is verbondenmet de tweede omschakelaar 21 en de integrator met dubbele helling enpulsbreedtemodulator 23. De tweede omschakelaar 21 wordt bij het optre¬den van iedere klokimpuls omgeschakeld, terwijl de integrator met dubbe¬le helling en pulsbreedtemodulator 23 bij het optreden van iedere klok¬impuls van integratierichting verandert. De klokfrequentie-opwekker 25is bovendien verbonden met een deler 26, die de klokfrequentie enerzijdsdoor de faktor 2 deelt en deze door twee gedeelde klokfrequentie toe¬voert aan de omschakelaar 8 en toevoert aan het schuif register 13, enanderzijds door de faktor 4 deelt en deze frequentie toevoert aan demagneetstuurschakeling 4. Wanneer een klokimpuls optreedt draait demagneetstuurschakeling 4 het magneetveld in de spoel 2 om en gaat desimulatiesignaal-opwekker 7 van een eerste van tevoren vastgesteldewaarde over naar een tweede van tevoren vastgestelde waarde en omge¬keerd. De omschakelaar 8 schakelt om tussen het meetgegeven en hetsimulatiegegeven. De klokfrequentie-opwekker 25 is bovendien verbondenmet een impulsvormer 27 die bij iedere stijgende flank van het kloksig-naal een impuls opwekt die de integrator 12 terugstelt naar zijn uit¬gangswaarde.
Fig. 2 toont de opbouw van de integrator 12 en de sommeerschake-ling 20. Het signaal dat van de elektroden 3 komt wordt in versterker 5versterkt, waarvan de versterkingsfaktor door een impedantie Z vanbuiten instelbaar kan zijn. Via de eindwaarde-keuzeschakeling 38 bereikthet uitgangssignaal van de versterker 5 de omschakelaar 8, welke dooreen multiplexer gevormd kan worden.
De met de uitgang van de omschakelaar 8 verbonden integrator wordtdoor een operationele versterker 28, een weerstand R en een condensatorC gevormd. Wanneer een terugstelimpuls wordt gevormd door de impulsvor-merschakeling 27 wordt de condensator C kortgesloten, waarbij de uit¬gangswaarde van de integrator op nul wordt gesteld. Het frequentie-afhankelijke dempingsorgaan 11 is vanwege de overzichtelijkheid in fig.
2 weggelaten.
Het schuifregister 13 schuift bij iedere klokimpuls op ingang 37de inhoud van de geheugeneenheden één stap verder naar rechts. In degeheugeneenheid 14 wordt daarbij de momentane uitgangswaarde van deintegrator 12 vastgehouden. De uitgang van de eerste geheugeneenheid 14en de uitgang van de vijfde geheugeneenheid 18 zijn via weerstanden R
verbonden met de inverterende ingang van een operationele versterker 29,in de terugkoppellus van welke een even grote weerstand R is aange¬bracht. De uitgang van de derde geheugeneenheid 16 is via een even groteweerstand R verbonden met de niet-inverterende ingang van de operatione¬le versterker 29. Tussen de niet-inverterende ingang van de operationeleversterker 29 en de massa is een tweemaal zo grote weerstand 2R ge¬plaatst. Aldus wordt een sommeerschakeling tot stand gebracht, die vanhet tweevoudige van de inhoud van de derde geheugeneenheid 16 de som vande inhouden van de eerste geheugeneenheid 14 en de vijfde geheugeneen¬heid 18 aftrekt. Wanneer de eerste, derde en vijfde geheugeneenheid 14,16 en 18 het meet- c.q. simulatiegegeven opslaan, slaan de tweede en devierde geheugeneenheden 15 en 17 telkens het simulatie- c.q. meetgegevenop. Door de sommeerschakeling 20 worden derhalve altijd slechts gegevensvan gelijke aard aan elkaar gekoppeld.
Fig. 3 toont een eenvoudige uitvoeringsvorm van een simulatiesig-naal-opwekker. Een referentiespanningsbron 35 is via een spanningsdelerRl, R2 verbonden met de massa. Via de tweede weerstand R2 wordt hetsimulatiegegeven afgenomen. Verder schakelt een omschakelaar 36 deuitgang van de simulatiesignaal-opwekker tussen het verbindingspunttussen Rl en R2 en de massa heen en weer. Het simulatiegegeven is der¬halve een rechthoeksignaal, waarvan beide waarden bijvoorbeeld 0 V en5 mV bedragen. Het is natuurlijk ook denkbaar, de simulatiesignaal-opwekker zo op te bouwen dat het simulatiegegeven symmetrisch verdeeldis ten opzichte van de nul-as. Dit is echter van weinig belang omdatdoor de sommeerschakeling 20 die volgt op de integrator 12 een offset-spanning wordt geëlimineerd en uitsluitend het verschil tussen de beidewaarden van het simulatiegegeven een rol speelt.
Fig. 4 toont het signaal verloop voor enkele functies uit fig. 1 en2. In fig. 1 zijn de verbindingen die de betreffende signalen geleidenaangeduid met de letters van de overeenkomstige regels.
De klokfrequentie-opwekker 25 wekt eerste klokimpulsen op, die infig. 4a worden getoond, Uit dit kloksignaal worden in de impulsvormer 2yde terugstelimpulsen (fig. 4e) opgewekt, die bij iedere stijgende flankvan de klokimpuls worden gevormd. Een tweede klokimpuls (fig. 4b) heeftde halve klokfrequentie, zoals de eerste klokimpuls a. Het simulatiesig-naal (fig. 4c) heeft in de onderhavige uitvoering de vorm van een posi¬tieve rechthoekspanning, welke synchroon is met het meetgegeven (fig.4d). Fig. 4f toont de uitgangsspanning van de integrator. Fig. 4g toontde uitgangsspanning van de sommeerschakeling 20. Deze is per tijdsegmentconstant, terwijl de geheugeneenheden 14 tot 18 van het schuifregister 13 tot een bepaald tijdstip de uitgangswaarde van de integrator 12vasthouden en niet eerder dan bij het optreden van een nieuwe klokimpulsworden gewijzigd. Fig. 4h toont de uitgang van de integrator met dubbelehelling en fig. 4i toont de breedte-gemoduleerde impulsen, die wordentoegevoerd aan de microprocessor 24.
Tijdens de eerste kwart-periode is de integrator 12 via de schake¬laar 8 verbonden met de simulatiesignaal-generator 7· Het hoge, positie¬ve simulatiegegeven (fig. bc) in deze kwart-periode laat de uitgangs-spanning van de integrator stijgen tot een relatief hoge waarde, tot deintegrator door de terugstelimpuls (fig. 4e) weer op nul gesteld wordt.In de volgende kwart periode is de integrator 12 via de schakelaar 8verbonden met het meetgegeven (fig. 4d). De waarde van dit gegeven is inhet getoonde voorbeeld een kleinere positieve waarde dan het voorafgaan¬de simulatiegegeven en laat de integrator 12 stijgen tot een relatiefgeringe spanning tot de spanning door reset-impuls (fig. 4e) weer op nulwordt teruggesteld. In de volgende kwart-periode is de integrator weermet de simulatiesignaal-opwekker 7 verbonden, die thans een lage posi¬tieve spanning levert, wat weer een relatief kleine positieve spanningaan de integratoruitgang veroorzaakt. Gedurende de laatste kwart-periodeis de integrator 12 weer verbonden met het meetgegeven, dat wegens eenten opzichte van de tweede kwart-periode omgedraaid magneetveld thansnegatief is, zodat de uitgangswaarde van de integrator 12 naar eennegatieve waarde stijgt. De hier getoonde uitgangsspanning (fig. 4f) vande integrator 12 gaat uit van een niet-inverterende integrator. Bij detoepassing van de in fig. 2 getoonde omkeer-integrator hebben de uit¬gangswaarden van de integrator het omgekeerde voorteken. Het in fig. 4dgetoonde meetgegeven is een ideale meetspanning zonder stoorspanningenof verschuiving van het gelijkstrooraniveau. Op het feitelijke meetsig-naal is echter voortdurend een stoorspanning gesuperponeerd, die duizendmaal groter kan zijn de feitelijke meetspanning. Om deze reden is hetgetoonde integratorsignaal (fig. 4f) ook een geïdealiseerde voorstel¬ling. In de praktijk komen wezenlijk grotere spanningsverschillen voortussen de individuele spanningen. Derhalve kan dit integratorsignaal ookniet direct worden omgezet in een digitaal signaal, zonder dat eenbelangrijk deel van de informatie bij de analoog/digitaal-omzettingverloren gaat.
Telkens wanneer de omschakelaar 8 wordt omgeschakeld, wordt deintegrator 12 door een terugstelimpuls weer op nul teruggesteld. Gelijk¬tijdig wordt de bereikte uitgangswaarde van de integrator 12 in deeerste geheugeneenheid 14 van het schuifregister 13 opgeslagen, terwijl de tot dan toe aanwezige geheugeninhouden met één geheugeneenheid verdernaar rechts worden opgeschovén. Op de sommeeruitgang 20 zijn dus uit¬sluitend waarden aanwezig die gedurende een halve schakelperiode van deomschakelaar 8 constant zijn. De integrator met dubbele helling 23integreert de uitgangsspanning van de sommeers chakeling 20 gedurende dehelft van deze tijdperiode. Aan het einde van deze tijdperiode schakeltde tweede omschakelaar 21 om, hetgeen tot gevolg heeft dat de integra¬tor, gestuurd met een constante spanning van de referentiesignaal-opwek-ker 22, een dalende spanning opwekt. De tijdsduur gedurende welke deintegrator 23 zijn dalende flank opwekt, is een maatstaf voor de breedtevan de impuls, welke aan de uitgang van de pulsbreedtemodulator 23verschijnt. Hoe lager de ingangsspanning van de integrator met dubbelehelling was, des te minder tijd heeft de spanning van de referentiesig-naal-opwekker 22 nodig om de uitgangsspanning van de integrator weernaar nul terug te brengen en des te smaller wordt de impuls aan deuitgang van de pulsbreedtemodulator 23.
De impulsen met verschillende breedten worden toegevoerd aan demicroprocessor 24 die de vloeistofstroom uit de quotiënten van hetverschil van de breedte van de impulsen W4 en de breedte van de impulsenW2, en het verschil van de breedte van de impuls W3 en de breedte van deimpuls W1 bepaalt. Dit quotiënt hoeft slechts met een constante verme¬nigvuldigd te worden teneinde de ware vloeistofstroom vast te stellen.
De vloeistofstroommeter volgens fig. 1 wordt met een constanteklokfrequentie van de klokfrequentie-opwekker 25 gestuurd. Fig. 5 toonteen verdere uitvoeringsvorm van de opwekkingsschakeling voor de klok-impulsen 10. Hierbij wordt de frequentie van de klokgenerator 25 nietover een vaste deler 26 geleid, maar over een deler 30 naar een keuze-schakeling 31· De deler 30, die bijvoorbeeld door een geïntegreerdeschakeling CMOS 4520 gerealiseerd kan worden, deelt de klokfrequentiedoor twee, door vier en door acht. Aan de keuzeschakeling 31» die bij¬voorbeeld door middel van een multiplexer CMOS 4052 kan worden gereali¬seerd, worden derhalve vier kloksignalen toegevoerd, waarvan de frequen¬ties de verhouding 1:2:4:8 hebben. Via de gegevens Aq en A^ kan menkiezen, welke frequentie aan uitgang Q dient te verschijnen. Hiermeekan men de omschakelfrequentie van de schakelaar 8 en derhalve de perio-deduur van de magneetsturingsschakeling en de simulatiesignaal-opwekkeraanpassen aan verschillende eisen, De gekozen frequentie wordt daarbijbepaald door de beide gegevens Aq en A-^. Wanneer beide gegevens nulzijn, bereikt de frequentie van het uitgangssignaal CP van de klokfre¬quentie-opwekker 25 rechtstreeks de uitgang Q van de keuzeschakeling 31.
Voor Aq=1 en A^=0 wordt de frequentie gehalveerd, voor Aq=0 en A^=lwordt ze door vier gedeeld en, wanneer beide gegevens 1 zijn, wordt zedoor acht gedeeld. Het signaal Q wordt rechtstreeks toegevoerd aan deimpulsvormer 27, die bij iedere stijgende flank van het signaal Q eenterugstelsignaal R opwekt. Het signaal Q wordt verder in een deler 32gehalveerd. Het uitgangssignaal Q/2 wordt toegevoerd aan de omschakelaar8. De deler 32 deelt het signaal Q evenwel door de faktor 4 en voert hetuitgangssignaal Q/4 toe aan de magneetaansturingsschakeling 4.
De verschillende klokfrequenties die aldus kunnen worden geselec¬teerd, maken het mogelijk dat verschillende waarden voor de magnetise-ringsfrequenties kunnen worden toegepast, om met behulp van deze detijdconstanten van het meetinstrument te veranderen. Omdat de simulatie-frequentie aangepast dient te zijn aan de magnetiseringsfrequentie kanop deze wijze het bedrijf van de meetinrichting ook voor verschillendemagnetiseringsfrequenties worden gewaarborgd.
In tegenstelling tot de schakeling volgens fig. 1 en het signaal-verloop volgens fig. 4, waarbij het simulatiegegeven telkens gedurendeeen halve periode constant bleef, wordt de simulatiesignaal-opwekker 7in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld anders gestuurd. Omdat hetsimulatiegegeven nu in iedere eerste en derde kwart-periode wordt afge¬tast, kan het simulatiesignaal ook een pulsbreedte van slechts eenkwart-periode bij een bepaalde waarde en van driekwart-periode bij eenandere waarde hebben. Bij wijze van voorbeeld kan over een kwart-periodehet in fig. 3 getoonde signaal van 5 mV worden opgewekt, terwijl overdriekwart van de periode de waarde 0 V wordt opgewekt. Voor de vloei¬stof stroomberekening maakt het in principe niet uit, of het simulatiege¬geven dezelfde fase heeft als het meetgegeven of 180° in fase verschovenis. Voor de opwekking van dit simulatie-stuursignaal wordt in deler 32niet slechts het signaal Q/4 opgewekt, maar ook het daarbij behorendeinverse signaal Q/4. Door een logische schakeling 33 wordt vervolgenseen signaal opgewekt, dat overeenkomt met het signaal U, waarbij iederetweede impuls is weggelaten. Voor een signaal wat dezelfde fase heeftals het magneetbesturingssignaal M wordt daarbij een van de beide uit-gangsleidingen van de poort 33 gebruikt, terwijl voor het andere gevalde andere leiding wordt gebruikt. Welk signaal uiteindelijk wordt ge¬bruikt, wordt bepaald in de keuzeschakeling 34 en wel in afhankelijkheidvan een gegeven A£.
Fig. 6 toont de signaalverlopen van het magneetbesturingssignaalM en van de omschakelaar-aansturingssignalen ü voor vier verschillendebedrijfsmodi, en van het simulatie-sturingssignaal S en van de reset- signalen R voor twee verschillende bedrijfsmodi.
In het geval A2-O heeft het simulatie-besturingssignaal S dezelfdefase als het magneetbesturingssignaal M. Voor A2=l is het rond 180° infase verschoven. Het probleem kan namelijk optreden, dat het simulatie-besturingssignaal en het simulatiegegeven de elektrodeninrichting of deintegrator beïnvloeden. Wanneer men de simulatorsturing met A2=0 ge¬bruikt, houdt dit in, dat hoofdzakelijk de positieve vloeistofstroom-meetperiode wordt beïnvloed, terwijl in de andere bedrijfsmodus (A2=l)hoofdzakelijk de negatieve meetperiode wordt beïnvloed. Om deze foutente elimineren, wordt periodiek tussen de beide mogelijke simulatorbestu-ringen gewisseld, zodat mogelijke foutcomponenten elkaar wederzijdsopheffen.

Claims (23)

1. Werkwijze voor magnetisch-inductieve vloeistofstroommeting,waarbij een meetgegeven, opgewekt door een periodiek alternerend, pertijdsegment constant magneetveld, wordt verwerkt tijdens een gedeeltevan iedere halve periode, met het kenmerk, dat een per segment constantsimulatiegegeven zodanig wordt opgewekt dat dit synchroon met het mag¬neetveld verandert en in een verder segment van iedere halve periode inafwisseling met het meetgegeven op dezelfde wijze als het meetgegeventot uitgangswaarden wordt verwerkt.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het meetge¬geven of de betreffende uitgangswaarde wordt vergeleken met het simula-tiegegeven of de uitgangswaarde daarvan.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat meet-en simulatiegegevens na de verwerking worden vergeleken.
4. Werkwijze voor magnetisch-inductieve vloeistofstroommeting,waarbij een meetgegeven opgewekt door een periodiek alternerend persegment constant magneetveld, wordt verwerkt tijdens een gedeelte vaniedere halve periode, in het bijzonder volgens elk van de conclusies 1tot 3, met het kenmerk, dat na elkaar volgende uitgangswaarden van hetmeetgegeven en, indien van toepassing, het simulatiegegeven, serieel inopeenvolgend ingerichte geheugeneenheden worden opgeslagen, waarbij,indien een nieuwe uitgangswaarde wordt opgewekt van het meet- resp.simulatiegegeven de actuele uitgangswaarden telkens in de volgendegeheugeneenheid worden opgeslagen en de evaluatie geschiedt onder ge¬bruikmaking van de inhoud van ten minste twee geheugeneenheden.
5. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 4, met het ken¬merk, dat de uitgangswaarden van het meetgegeven en van het simulatiege¬geven telkens gescheiden uit de geheugeneenheden worden uitgelezen enverwerkt.
6. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 5. met het ken¬merk, dat ten minste drie na elkaar volgende uitgangswaarden van hetmeet- resp. simulatiegegeven worden opgeslagen en vervolgens tezamenverwerkt.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat een verwer-kingsgegeven wordt gevormd uit het verschil tussen het dubbele van detweede uitgangswaarde en de som van de eerste en de derde uitgangswaar¬den.
8. Werkwijze volgens conclusie 6 of 7» met het kenmerk, dat devloeistofstroomsnelheid proportioneel met de verhouding van het verwer-kingsgegeven op basis van uitgangswaarden van het meetgegeven, en het verwerkingsgegeven op basis van uitgangswaarden van het simulatiegegevenwordt afgeleid.
9· Werkwijze volgens een van de conclusies 6 tot 8, met het ken¬merk , dat uit het verwerkingsgegeven breedte-gemoduleerde impulsenworden afgeleid.
10. Werkwijze volgens conclusie 9* met het kenmerk, dat de vloei¬stof stroomsnelheid met behulp van vier opeenvolgende impulsen wordtgevormd, waarbij de vloeistofstroomsnelheid proportioneel is met quo¬tiënten uit het pulsbreedté-verschil van de tweede en de vierde impulsen het pulsbreedte-verschil van de eerste en de derde impuls.
11. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 10, met hetkenmerk, dat het simulatiegegeven over een eerste segment, dat groter isdan de halve periodeduur, een constante eerste ingangswaarde aanneemt,en over een tweede segment, dat kleiner is dan de halve periodeduur, eenconstante tweede ingangswaarde, waarbij de wisseling tussen de beideingangswaarden plaatsvindt tussen een meetsignaal- en een simulatiesig-naal-meetperiode.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de tweedeingangswaarde van het simulatiegegeven periodiek wisselend ofwel in deeerste ofwel in de tweede periodehelft wordt opgewekt.
13. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 12, met hetkenmerk, dat de uitgangswaarde van het simulatiegegeven wordt vergelekenmet een richtwaarde.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat bij eenvan tevoren vastgestelde afwijking ten opzichte van de richtwaarde vande uitgangswaarde van het simulatiegegeven een alarm wordt geactiveerd.
15. Magnetisch-inductieve vloeistofstroommeter, in het bijzondervoor de uitvoering van de werkwijze volgens elk van de conclusies 1 tot14, met een spoel welke een magneetveld opwekt, een met de spoel verbon¬den magneetveldbesturingsschakeling, een ongeveer loodrecht ten opzichtevan het magneetveld en ten opzichte van de stroomrichting ingerichteelektrodeninrichting, een met de elektrodeninrichting verbonden verster¬ker en een evaluatieschakeling, met het kenmerk, dat is voorzien in eensimulatiesignaal-opwekker (7) voor de opwekking van een simulatiegege¬ven, dat met één ingang van een omschakelaar (8) is verbonden, datversterker (5) met de andere ingang van de omschakelaar (8) is verbondenen de uitgang van de omschakelaar (8) met de evaluatieschakeling (9) isverbonden.
16. Vloeistofstroommeter volgens conclusie 15, met het kenmerk,dat een klokfrequentie-opwekker (25) is ingericht, die aan de magneet- veldbesturingsschakeling (4) en aan de simulatiesignaal-opwekker (7)eerste impulsen van een eerste klokfrequentie en aan de omschakelaar(8) met tweede impulsen een tweemaal zo hoge tweede klokfrequentielevert, waarbij bij het optreden van een klokimpuls de magneetveldbestu-ringsschakeling (4) de richting van het magneetveld omkeert, de simula¬tiesignaal-opwekker (7) het simulatiegegeven doet wisselen tussen eenvan tevoren vastgestelde eerste ingangswaarde en een van tevoren inge¬stelde tweede ingangswaarde en de omschakelaar (8) omschakelt.
17. Vloeistofstroommeter volgens conclusie 15 of 16, met hetkenmerk, dat de evaluatieschakeling (9) een met de uitgang van de om¬schakelaar (8) verbonden integrator (12) heeft die door iedere negatieveen iedere positieve flank van de tweede klokimpuls wordt teruggesteld opzijn uitgangswaarde.
18. Vloeistofstroommeter volgens conclusie 17, met het kenmerk,dat de evaluatieschakeling (9) een frequentie-afhankelijk dempingsorgaan(11) heeft, dat tussen de uitgang van de omschakelaar (8) en de ingangvan de integrator (12) is opgenomen.
19. Vloeistofstroommeter volgens een van de conclusies 15 tot I8,met het kenmerk, dat de evaluatieschakeling (9) een schuifregister (13)met ten minste twee geheugeneenheden (14 tot 18) heeft, dat met deuitgang van de integrator (12) verbonden is, bij optreden van de tweedeimpuls de actuele waarde van de integratoruitgang in de eerste geheugen-eenheid (14) opslaat en de op dat moment aanwezige inhoud van allegeheugeneenheden (14-18) met één geheugeneenheid (14-18) opschuift.
20. Vloeistofstroommeter volgens conclusie 19, met het kenmerk,dat het schuifregister (13) vijf geheugeneenheden (14-18) heeft.
21. Vloeistofstroommeter volgens conclusie 20, met het kenmerk,dat een sommeerschakeling (20) met het schuifregister (13) is verbonden,die het verschil tussen de som van de inhoud van de eerste (l4) en devijfde (18) geheugeneenheid en het dubbele van de inhoud van de derdegeheugeneenheid (16) vormt.
22. Vloeistofstroommeter volgens een van de conclusies 17 tot 21,met het kenmerk, dat de evaluatieschakeling (9) een pulsbreedte-modula-tie-inrichting (21-23) heeft, die op basis van gegevens afgeleid uituitgangswaarden van integrator (12) evaluatie-impulsen vormt waarvan debreedten afhankelijk zijn van de gegevens.
23. Vloeistofstroommeter volgens conclusie 22, gekenmerkt door eenrekeninrichting (24) die de evaluatie-impulsen in groepen van viersamenvat en de doorstroming proportioneel met quotiënten van het ver¬schil van de breedten van de tweede en de vierde impuls en het verschil 'an de breedten van de eerste en de derde impuls vormt.
NL8902141A 1988-08-26 1989-08-24 Magnetisch-inductieve vloeistofstroommeter. NL192751C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE3829063A DE3829063C3 (de) 1988-08-26 1988-08-26 Verfahren zur Drift-Erkennung eines Meßwertumformers bei magnetisch-induktiver Durchflußmessung und magnetisch-induktiver Durchflußmesser
DE3829063 1988-08-26

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8902141A true NL8902141A (nl) 1990-03-16
NL192751B NL192751B (nl) 1997-09-01
NL192751C NL192751C (nl) 1998-01-06

Family

ID=6361684

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8902141A NL192751C (nl) 1988-08-26 1989-08-24 Magnetisch-inductieve vloeistofstroommeter.

Country Status (14)

Country Link
US (1) US4972722A (nl)
JP (1) JPH0625683B2 (nl)
AU (1) AU624853B2 (nl)
BE (1) BE1003049A3 (nl)
CA (1) CA1327901C (nl)
CH (1) CH679073A5 (nl)
DE (1) DE3829063C3 (nl)
DK (1) DK389289A (nl)
ES (1) ES2014887A6 (nl)
FR (1) FR2635863B1 (nl)
GB (1) GB2222263B (nl)
IT (1) IT1233181B (nl)
NL (1) NL192751C (nl)
SE (1) SE503015C2 (nl)

Families Citing this family (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE59106867D1 (de) * 1991-06-08 1995-12-14 Flowtec Ag Magnetisch-induktiver Durchflussmesser.
ES2068132B1 (es) * 1993-04-27 1999-02-01 Vilchez Oyonarte Rafael Sistema de control automatico del agua de adiccion a una centrifugadora horizontal en la fabricacion de aceite de oliva.
FI98661C (fi) * 1995-09-08 1997-07-25 Oras Oy Menetelmä ja järjestely nesteen, erityisesti veden virtausnopeuden mittaamiseksi
DE19655107C2 (de) * 1996-04-17 2002-11-14 Krohne Messtechnik Kg Magnetisch-induktives Durchflußmeßgerät
JP3385308B2 (ja) * 1998-06-01 2003-03-10 三菱電機株式会社 熱式流量計および燃料制御装置
ATE357648T1 (de) * 2000-10-12 2007-04-15 Flowtec Ag Prüfgerät für ein coriolis- massedurchflussmessgerät
DE10060706A1 (de) * 2000-12-07 2002-06-13 Flowtec Ag Verfahren und eine Vorrichtung zur System- und/oder Prozeßüberwachung
JP2003075239A (ja) * 2001-09-04 2003-03-12 Aichi Tokei Denki Co Ltd センサー
EP1298421A1 (de) * 2001-09-27 2003-04-02 Endress + Hauser Flowtec AG Verfahren zur Überwachung eines Coriolis-Massedurchflussmesser
DE10255698B4 (de) * 2002-11-29 2021-06-24 Abb Ag Verfahren zum Betrieb einer Durchflussmesseinrichtung
ITMI20030494A1 (it) * 2003-03-14 2004-09-15 Nuovo Pignone Spa Sistema per il controllo del recupero dei vapori in una
DE102004018078B3 (de) * 2004-04-08 2006-01-05 Krohne Meßtechnik GmbH & Co KG Verfahren zum Betreiben eines magnetisch-induktiven Durchflussmessgeräts
DE102005033290B4 (de) * 2005-07-16 2013-11-28 Abb Ag Verfahren und Einrichtung zur Erkennung von physikalisch-chemischen Zuständen an Messelektroden eines Durchflussmessers
US7688057B2 (en) * 2007-07-10 2010-03-30 Rosemount Inc. Noise diagnosis of operating conditions for an electromagnetic flowmeter
JP6457899B2 (ja) * 2015-07-22 2019-01-23 アズビル株式会社 標準信号発生器

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3303017C1 (de) * 1983-01-29 1984-07-26 Krohne Meßtechnik GmbH & Co KG, 4100 Duisburg Schaltung zur Selbstüberwachung eines Meßwertumformers für magnetisch-induktive Durchflußmeßgeräte
FR2554659A1 (fr) * 1983-11-08 1985-05-10 Flowtec Ag Procede et dispositif pour la compensation d'un signal electrique variant de facon non lineaire dans le temps
EP0219725A1 (de) * 1985-10-23 1987-04-29 Flowtec Ag Verfahren zur Kompensation von Störspannungen im Elektrodenkreis bei der magnetisch-induktiven Durchflussmessung
US4676112A (en) * 1985-03-08 1987-06-30 Hitachi, Ltd. Electromagnetic flow meter

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH0142008Y2 (nl) * 1979-01-29 1989-12-11
JPS62113019A (ja) * 1985-11-13 1987-05-23 Yokogawa Electric Corp 電磁流量計
JP2711557B2 (ja) * 1988-11-21 1998-02-10 株式会社クラベ 押出成型用電気絶縁組成物

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3303017C1 (de) * 1983-01-29 1984-07-26 Krohne Meßtechnik GmbH & Co KG, 4100 Duisburg Schaltung zur Selbstüberwachung eines Meßwertumformers für magnetisch-induktive Durchflußmeßgeräte
FR2554659A1 (fr) * 1983-11-08 1985-05-10 Flowtec Ag Procede et dispositif pour la compensation d'un signal electrique variant de facon non lineaire dans le temps
US4676112A (en) * 1985-03-08 1987-06-30 Hitachi, Ltd. Electromagnetic flow meter
EP0219725A1 (de) * 1985-10-23 1987-04-29 Flowtec Ag Verfahren zur Kompensation von Störspannungen im Elektrodenkreis bei der magnetisch-induktiven Durchflussmessung

Also Published As

Publication number Publication date
DE3829063C3 (de) 1998-01-29
DE3829063A1 (de) 1990-03-08
DK389289A (da) 1990-02-27
CH679073A5 (nl) 1991-12-13
FR2635863B1 (fr) 1992-05-29
NL192751B (nl) 1997-09-01
IT1233181B (it) 1992-03-16
AU624853B2 (en) 1992-06-25
NL192751C (nl) 1998-01-06
JPH02107922A (ja) 1990-04-19
IT8967722A0 (it) 1989-08-25
US4972722A (en) 1990-11-27
JPH0625683B2 (ja) 1994-04-06
AU4023989A (en) 1990-03-01
BE1003049A3 (fr) 1991-11-05
FR2635863A1 (fr) 1990-03-02
GB2222263A (en) 1990-02-28
SE8902554D0 (sv) 1989-07-17
GB2222263B (en) 1992-09-02
CA1327901C (en) 1994-03-22
ES2014887A6 (es) 1990-07-16
SE8902554L (sv) 1990-02-27
SE503015C2 (sv) 1996-03-11
DE3829063C2 (nl) 1993-01-14
DK389289D0 (da) 1989-08-09
GB8919382D0 (en) 1989-10-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8902141A (nl) Werkwijze voor magnetisch-inductieve vloeistofstroommeting en een magnetisch-inductieve vloeistofstroommeter.
JP4886120B2 (ja) 超音波流速計
US4613950A (en) Self-calibrating time interval meter
KR940701535A (ko) 코리올리스 계측기와 이 계측기의 온도와 관련된 오차를 제거하는 방법
JPS63135817A (ja) 変位測定用静電容量センサ
US5731707A (en) Method and apparatus for synthesizing spatial waveforms in an electronic position encoder
US6530402B2 (en) Filling machine
US4118698A (en) Analog-to-digital converter recalibration method and apparatus
US4486707A (en) Gain switching device with reduced error for watt meter
JP4041635B2 (ja) 対称サンプリング方法を用いた信号測定方法及び位置決定方法
EP0759541B1 (en) Mass flowmeter converter
EP1152226A2 (en) Improved inductive type magnetic flow meter
SU918873A1 (ru) Цифровой частотомер
JP3272157B2 (ja) 速度表示装置、水道メータ
RU2047866C1 (ru) Доплеровский частотомер
JP3031970B2 (ja) フィルタ回路
SU744354A1 (ru) Измеритель активной мощности
SU330540A1 (ru) ЦИФРОВОЙ ВОЛЬТМЕТР посто нного НАПРЯЖЕНИЯ
JP3473197B2 (ja) 電子天びん
JP2009145288A (ja) 時間測定回路
JPS62148882A (ja) 時間計測装置
SU735198A3 (ru) Компенсационный измеритель посто нного напр жени
SU1137418A1 (ru) Устройство дл поверки измерителей группового времени запаздывани
JP2001041986A (ja) 抵抗測定装置
SU1277013A1 (ru) Фазометр с перекрытием

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20010301