NL8802168A - Brandgevaar-bestrijding. - Google Patents

Brandgevaar-bestrijding. Download PDF

Info

Publication number
NL8802168A
NL8802168A NL8802168A NL8802168A NL8802168A NL 8802168 A NL8802168 A NL 8802168A NL 8802168 A NL8802168 A NL 8802168A NL 8802168 A NL8802168 A NL 8802168A NL 8802168 A NL8802168 A NL 8802168A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
fire
particles
fighting
glassy
fire hazard
Prior art date
Application number
NL8802168A
Other languages
English (en)
Other versions
NL194981C (nl
Original Assignee
Glaverbel
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Glaverbel filed Critical Glaverbel
Publication of NL8802168A publication Critical patent/NL8802168A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL194981C publication Critical patent/NL194981C/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A62LIFE-SAVING; FIRE-FIGHTING
    • A62CFIRE-FIGHTING
    • A62C99/00Subject matter not provided for in other groups of this subclass
    • A62C99/0009Methods of extinguishing or preventing the spread of fire by cooling down or suffocating the flames
    • A62C99/0045Methods of extinguishing or preventing the spread of fire by cooling down or suffocating the flames using solid substances, e.g. sand, ashes; using substances forming a crust
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A62LIFE-SAVING; FIRE-FIGHTING
    • A62DCHEMICAL MEANS FOR EXTINGUISHING FIRES OR FOR COMBATING OR PROTECTING AGAINST HARMFUL CHEMICAL AGENTS; CHEMICAL MATERIALS FOR USE IN BREATHING APPARATUS
    • A62D1/00Fire-extinguishing compositions; Use of chemical substances in extinguishing fires
    • A62D1/0007Solid extinguishing substances
    • A62D1/0014Powders; Granules

Description

NL 35.277-Kp/lb < ή
Br andge vaar-be str i j ding.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op de bestrijding van een brandgevaar en heeft betrekking op het verschaffen van materialen, die gebruikt kunnen worden bij de bestrijding van brandgevaar, bijvoorbeeld bij het doven van 5 brand, alsmede op werkwijzen voor het bestrijden van brandgevaar .
De uitvinding is gedaan in samenhang met een onderzoek naar de bestrijding van zogenaamde "klasse D"-branden, en in samenhang met de bestrijding van brandgevaar tengevolge 10 van bijvoorbeeld het ontsnappen van gesmolten metaal uit een insluitingsvat. Klasse D-branden zijn die, die zijn veroorzaakt door brandende metalen.
Vanzelfsprekend kan elk brandend materiaal de oorzaak zijn voor een secundaire brand, maar de risico's van 15 een secundaire brand zijn in het bijzonder acuut in geval van brandende gesmolten metalen, vanwege hun hoge temperaturen die met dergelijke materialen gepaard gaan en de problemen voor het blussen van brandend metaal en/of voor het verlagen van de temperatuur op de plaats van brandgevaar.
20 Vroegere pogingen tot het bestrijden van klasse D-branden waren het gevolg van de toepassing van magnesium brandapparaten tijdens de tweede wereldoorlog, terwijl het onderzoek werd voortgezet met het oog op de toenemende industriële toepassing van ontvlambare metalen, zoals magnesium, 25 aluminium, zirkoon en titaan. Tegelijkertijd doen zich brandgevaren voor in de kernindustrie, waar gebruik wordt gemaakt van uranium, thorium en plutonium, allen brandbaar, en in kernreactoren en andere fabrieken, waar gebruik wordt gemaakt van een vloeibaar metaal-warmte-uitwisselend systeem, dat 30 bijvoorbeeld natrium of een legering van natrium en kalium bevat. Bekend is, dat natrium en natrium-kaliumbranden in het bijzonder moeilijk te bestrijden branden zijn, terwijl hun verbrandingsprodukten zeer schadelijk zijn.
Onder de materialen, die vroeger gebruikt werden 35 voor de bestrijding van klasse D-branden waren zand en natuurlijke silicaten. Deze materialen zijn echter in het bijzonder in hun minder zuivere vorm niet erg effectief tegen metaalbran- •8802168 > - 2 - den, in het bijzonder alkali-metaalbranden. Aangezien zij gewoonlijk de neiging hebben vochtig te zijn leidt dit tot aankoeken, waardoor een goede toepassing voor het bestrijden van brandgevaar moeilijk is.
5 De toepassing van koolstof werd voorgesteld.
Recente studies hebben uitgewezen, dat een geschikt blusmiddel voor alkali-metaalbranden geëxpandeerde grafiet of grafiet microbolletjes in aanmerking komen maar deze zijn zeer kostbare materialen. Bovendien, de toepassing van koolstof 10 is werkelijk door de wanhoop ingegeven; in feite de gedachte berust op het verbranden van koolstof teneinde de zuurstof aan het alkali-metaal te onttrekken. Hierdoor wordt de kans op het ontstaan van een secundaire brand enigszins verminderd. Andere poederblusmiddelen voor alkali-metaalbranden, 15 die effectief bleken te zijn, omvatten metaalzouten, bijvoorbeeld een mengsel van 20 gew.% NaCl, 29 gew.% KC1 en 51 gew.% BaC^· Deze materialen zijn tamelijk duur, waarbij echter hun toepassing rechtvaardigd kan worden bij alkali-metaalbranden, die op een andere manier niet gemakkelijk kunnen worden 20 bestreden. Hun toepassing echter voor het bestrijden van aard-alkali-metaalbranden is veel minder te rechtvaardigen, ofschoon zij voor dit doel zeer effectief kunnen zijn. Voor toepassing in het bestrijden van aardalkali-metaalbranden kan bijvoorbeeld voor het bestrijden van magnesiumbranden worden 25 voorgesteld gebruikt te maken van kalium of ammoniumzouten, bijvoorbeeld kaliumchloride (KC1) en zuurammoniumfosfaat (NH^P0^H2). Voorgesteld is voorts bijvoorbeeld bij bestrijding van zirkoonbranden, gebruik te maken van een droog poeder, dat is samengesteld uit gemalen niet-geëxpandeerd of gedeel-30 telijk geëxpandeerd perliet, omdat dit materiaal circa 4 tot 6% gebonden water bevat, dat bij verhitting in de vorm van stoom vrijkomt en als opschuimmiddel dient, zodat perliet een schuimlaag boven het brandende metaal kan vormen. Het is niet wenselijk gebruik te maken van materialen, die 35 water vrijmaken voor de bestrijding van brandgevaar veroorzaakt door alkalimetalen.
Het is een doel van de uitvinding het verschaffen van een effectief en goedkoop materiaal voor het bestrijden van branden en in het bijzonder een dergelijk materiaal, 40 dat geschikt is voor de bestrijding van klasse,D-branden, .8802168 - 3 - , welk materiaal gemakkelijk geschikt kan worden gemaakt voor de bestrijding van een groot aantal brandende metalen.
Volgens de uitvinding gaat het om het verschaffen van een materiaal voor de bestrijding van brandgevaar, 5 welk materiaal geheel of in hoofdzaak bestaat uit glasdeeltjes, met het kenmerk, dat dergelijke glasdeeltjes op hun beurt bestaan uit deeltjes van grofgemalen glasachtig materiaal, voorzien van een hydrofobe laag.
Gevonden is, dat een dergelijk materiaal in het 10 bijzonder doelmatig is voor toepassing bij de bestrijding van klasse D en andere brandgevaren en dat dit effectief kan zijn tegen een groot aantal brandende materialen. Gebruik van deeltjes van grofgemalen glasachtig materiaal, dat is voorzien van een hydrofobe laag belet de absorptie van atmosfe-15 risch water door de glasachtige deeltjes, wardoor hun vloeibaarheid wordt bevorderd met het gevolg, dat de deeltjes gemakkelijk kunnen worden gebruikt in bekende apparaten, zoals droge poeder-brandblussers en zelfs in sprinkler-systemen.
In feite kan het aldus genoemde brandbestrijdings-20 middel gebruikt worden bij praktisch alle typen brandgevaar.
Mensen die niet getraind zijn in het bestrijden van brand pakken vaak in geval van brand het dichtst bij liggende brandblusapparaat en gebruiken het voor de bestrijding van brand zonder te denken aan het effekt van het gebruik van dat 25 bepaalde type apparaat tegen dat bewuste type brand. Het gevaar van toepassing van op water gebaseerde blusmiddelen bij een alkali-metaalbrand is bekend maar kan vaak vergeten worden in de stress van het moment. De toepassing van niet-opgeschuimde water-gebaseerde blusmiddelen heeft bovendien de 30 neiging koolwaterstof-branden te verspreiden, bijvoorbeeld tengevolge van brandende brandstofolie, waardoor in feite het brandgevaar wordt verhoogd. Het brandgevaarbestrijdingsmate-riaal volgens de uitvinding kan gebruikt worden, ten minste in eerste instantie, voor de bestrijding van koolwaterstof 35 en hout- of papierbranden alsmede van metaalbranden. Het kan voorkomen, dat een bepaalde samenstelling niet optimaal zou zijn voor het bestrijden van al deze soorten branden maar het zal enig bruikbaar resultaat hebben en zal niet bijdragen tot gevaar.
40 De optimale keuze van het materiaal hangt in het c 8802168 v - 4 - algemeen af van de aard van het brandrisico. Desalniettemin is het mogelijk een dergelijk brandbestrijdingsmateriaal samen te stellen, dat in het bijzonder doelmatig is voor het bestrijden van alle klasse D-branden, die naar alle 5 waarschijnlijkheid op elke gegeven plaats kunnen voorkomen.
Bij de temperatuur, die gewoonlijk optreden bij aardalkali-metaalbranden, worden de glasachtige deeltjes zacht of gaan ze smelten en gaan als het ware samensmelten onder vorming, indien er een voldoende hoeveelheid van is gebruikt, van een 10 glazen deken, die de brand van zuurstof afsluit om zodoende de brand te smoren. Ofschoon gewoonlijk in geval van alkali-metaalbranden enigszins lagere temperaturen voorkomen, zijn de temperaturen bij het branden van alkali-metalen vaak voldoende hoog om het glasachtige materiaal ten minste tot 15 smelten te brengen om zodoende wederom een smorende deken van glasachtig materiaal te vormen. Hierdoor wordt het direkte brandgevaar verminderd en de niet reeds ontsnapte schadelijke produkten vastgehouden. Het materiaal kan men laten afkoelen waarna men de locatie kan schoonmaken wanneer het materiaal 20 een temperatuur heeft bereikt die voor de brandweerlieden minder oncomfortabel is. De toepassing van een dergelijk brandgevaar-bestrijdingsmateriaal heeft bovendien het voordeel van naar verhouding lage kosten vergeleken met de toepassing van geëxpandeerd grafiet en veel andere poedervormige 25 blusmiddelen, die heden ten dage worden toegepast. Een ander voordeel is, dat de glasachtige deeltjes op zichzelf niet corrosief zijn in tegenstelling tot veel van de metaalzouten en metaalmengsels, die worden gebruikt voor de bestrijding van klasse D-branden.
30 Een ander voordeel is wanneer er enig risico verbonden zou zijn voor het blootstellen aan water van de locatie waar zich een klasse D-brand voordoet. Een dergelijk gevaar is zeer gewoon, omdat de in een metaalbrand vrijgekomen warmte de neiging heeft andere brandbare materialen 35 in de nabijheid te doen ontvlammen en zodoende een tweede brand te starten; een dergelijke secundaire brand wordt vaak behandeld met een op water gebaseerd blusmiddel. Opgemerkt is, dat poeders, die thans veelvuldig worden gebruikt voor de bestrijding van klasse D-branden de neiging hebben .8802168 — D — η om door water van het metaal te worden afgewassen, waardoor tussen het water en het metaal contact optreedt. Dit is in het geval van sommige metalen van niet zo grote betekenis, met dien verstande, dat zij de gelegenheid hadden om voldoen-5 de af te koelen, hetgeen echter praktisch onvermijdelijk zou leiden tot het opnieuw starten van een alkali-metaalbrand.
Dit gevaar wordt voorkomen door de vorming van een aaneengesloten waterbestendige deken van glasachtig materiaal bovenop het metaal waarop het risico van brand aanwezig is.
10 Er is voorts een ander brandgevaar, dat zich voor doet in de industriële praktijk en dit is als volgt. In de metallurgische en andere industrieën gebeurt het soms, dat in een gesmolten metaalbevattend vat een lek ontstaat met gevolg, dat een stroom gesmolten metaal daaruit wegloopt. De 15 werkelijke aard van het ontstane brandgevaar is vanzelfsprekend afhankelijk van de aard en de temperatuur van gesmolten metaal. Zo bevinden zich bijvoorbeeld sommige natrium-kalium-legeringen bij een normale kamertemperatuur in de gesmolten toestand, maar zij reageren zeer krachtig met beton en zullen 20 spontaan tot ontvlamming komen. Volledig afgezien van elke neiging van het metaal zelf om te branden smelten minder actieve metalen, bijvoorbeeld koper of staal bij hogere temperaturen en tengevolge van de temperatuur zullen zij in het algemeen de neiging hebben elk brandbaar materiaal, 25 waarmee zij in aanraking komen, tot ontvlamming te brengen.
Een pas gesmolten metaal, dat zich uitstrekt over de vloer op een oncontroleerbare manier, belet de benaderbaarheid van de lek door reddingspersoneel en het zal bijzonder moeilijk zijn om het materiaal op te ruimen nadat het is afgekoeld 30 en vast geworden is.
Teneinde dit type brandgevaar te verminderen kan het bestrijdingsmateriaal volgens de uitvinding zodanig worden aangebracht, dat een dam op het oppervlak wordt gevormd tegen de gesmolten metaaldruppels. Afhankelijk van 35 de ernst van de lek kan het mogelijk zijn het gesmolten metaal vast te houden, of het kan mogelijk zijn enkel zijn stromingsrichting te beheersen, bijvoorbeeld naar een locatie toe, waar het gesmolten metaal het minste schade veroorzaakt.
Zelfs in het geval van een extreem ernstige metaallek, die 8802168 ; “ 0 " heet genoeg is glasachtig materiaal te smelten zullen de deeltjes de neiging hebben een gesmolten border te vormen rondom het ontsnapte gesmolten metaal/ welke border een veel hogere viscositeit heeft dan van het gesmolten metaal zelf, waardoor 5 de metaalstroom wordt gedwongen in één of meer gekozen richtingen te stromen, zodat de metaalstroom op die manier geleid kan worden naar een gewenste locatie. Hierdoor komt er meer tijd vrij voor andere te nemen stappen en maakt het ontsnappen van een niet noodzakelijk personeel mogelijk. Bovendien 10 gaat het gas straling uit het gesmolten metaal absorberen, waardoor het voor reddingspersoneel mogelijk wordt gemaakt, dat zij dichter bij kunnen komen.
Bij sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding, bevat een dergelijk brandgevaar-bestrijdingsmateriaal deeltjes 15 van ten minste één hulpmateriaal, dat is voorzien van een hydrofobe laag. Dergelijke hulpmaterialen kunnen gekozen worden naar gelang zijn samenstelling en/of zijn relatieve hoeveelheid voor het verlenen van eigenschappen aan het materiaal, die het in het bijzonder geschikt maken voor het bestrijden 20 van diverse typen brandgevaren, om zodoende het materiaal volgens de uitvinding een meer waardevolle toepassing te geven.
Bij sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding bevatten dergelijke hulpmaterialen ten minste één zout. De 25 toepassing van dergelijk zout-hulpmateriaal verhoogt de doelmatigheid van het materiaal bij de bestrijding van brandgevaar en in sommige toepassingen vindt dit in zodanige mate plaats, dat gecompenseerd wordt voor de verhoogde kosten van het materiaal tengevolge van de aanwezigheid van het zout 30 en voor elke neiging van het zout om corrosie te veroorzaken.
Met voordeel voorziet men het oppervlak van de zoutdeeltjes van een stearaat- of een silicoonlaag. Steara-ten en siliconen vormen effectieve hydrofobe bekledingen op zoutdeeltjes.
35 Onder de zouten, die in het bijzonder doelmatig bleken te zijn, zijn zouten, die zijn gekozen uit: alkali-metaalzouten, ammoniumzouten en aardalkali-metaalzouten, de toepassing waarvan dienovereenkomstig de voorkeur verdient.
Om soortgelijke redenen verdient het de voorkeur een zout 40 te gebruiken, dat gekozen is uit: chloriden, carbonaten, bi- 8802168 - 7 - carbonaten en fosfaten. Een mogelijke reden voor de doelmatigheid van dergelijke zouten is dat zij de neiging hebben te smelten bij lagere temperaturen dan de meeste glasachtige materialen met het gevolg, dat bij aanbrengen van het materiaal 5 op de plaats van een brandgevaar het zout gaat smelten en stroomt gemakkelijk in de ruimtes tussen de deeltjes van het grofgemalen glasachtige materiaal onder snellere vorming van een ondoorlaatbare laag.
Bij gebruikmaking van een zout-hulpmateriaal samen 10 met het grofgemalen glasachtige materiaal wordt bij sommige voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding vereist, dat een dergelijk hulpmateriaal bovendien grafietdeeltjes bevat. Ofschoon grafiet duur is en ofschoon het niet erg doelmatig kan zijn voor het voorkomen van secundaire branden kan het gunstig 15 zijn als hulpmiddel in gevallen van bepaalde klasse D-branden.
Als alternatief of naast toepassing van een dergelijk zout-hulpmateriaal is het bij sommige voorkeursuitvoeringsvormen volgens de uitvinding nodig dat een dergelijk hulpmateriaal deeltjes van bolletjes van glasachtig materiaal bevat.
20 De toepassing van een dergelijk hulpmateriaal van glazen bolletjes doet de doelmatigheid van het materiaal toenemen bij het bestrijden van brandgevaar. De toepassing van een mengsel van grofgemalen glasdeeltjes en glasparels is in het bijzonder doelmatig, omdat de ronde parels een goede vloeibaarheid van 25 het mengsel bevordert, terwijl de scherpe randen van de grofgemalen deeltjes snel zacht worden bij blootstelling aan voldoende warmte, zodat op die manier snel een glazen deken kan worden gevormd. Bij voorkeur bestaat een dergelijk glazen bolletjes bevattend materiaal uit vaste glasachtige parels.
30 De deeltjesgrootteverdeling van de glazen bolle tjes kan een belangrijk effekt hebben op de doelmatigheid van een brandbestrijdingsmateriaal, waarin zij zijn opgenomen.
Met voordeel heeft ten minste 50% van het aantal glazen bolletjes een deeltjesgrootte van beneden 50 ym en bij voorkeur 35 beneden 30 ym. Een mogelijke verklaring van de toegenomen doelmatigheid van dergelijke kleine glazen bolletjes is dat zij gemakkelijk smelten om zodoende de tussenruimtes tussen de grofgemalen glasdeeltjes op te vullen om zodoende de vorming van een ondoorlaatbare laag boven op de plaats van een . 8402168.
υ brandgevaar te vormen. De toepassing van dergelijke kleine glazen bolletjes als hulpmiddel in plaats van een zout-type-hulpmiddel heeft als extra voordeel, dat er geen neiging is voor de verkregen glasachtige massa om op te lossen in water, 5 dat wordt gebruikt voor het bestrijden van een secundaire brand bij de zelfde locatie.
De totale hoeveelheid van het hulpmateriaal in een brandbestrijdingsmateriaal volgens de uitvinding heeft eveneens invloed op de doelmatigheid en de kosten van het 10 materiaal. Totaal verrassend is het, dat optimale hoeveelheden van het totale hulpmateriaal onafhankelijk is van het feit of het hulpmateriaal een zout is of een glazen bolletje of een mengsel van dergelijke stoffen.
Bij voorkeursuitvoeringsvormen bevat het brand-15 bestrijdingsmateriaal volgens de uitvinding één of meer van dergelijke hulpmaterialen in een totale hulpmiddelverhouding van niet meer dan 80 gew.% van de grofgemalen glasachtige deeltjes. Deze bovengrens van de hoeveelheid hulpmateriaal zorgt ervoor dat de kosten laag worden gehouden, terwijl 20 er voldoende hulpmateriaal wordt gebruikt voor het verkrijgen van goede resultaten.
Bij sommige voorkeuruitvoeringsvormen volgens de uitvinding bevat een dergelijk materiaal één of meer van de genoemde hulpmaterialen in een totale hulpmateriaalhoeveelheid 25 van tussen 50 en 80 gew.% van de grofgemalen glasachtige deeltjes. Brandbestrijdingsmaterialen met dit voorkeursaspekt van de uitvinding zijn in het bijzonder doelmatig, wanneer zij worden gebruikt tegen koolwaterstofbranden.
Volgens andere voorkeuruitvoeringsvormen van de 30 uitvinding bevat een dergelijk materiaal één of meer van de genoemde hulpmaterialen in een totale hoeveelheid van tussen 5 tot 50 gew.% van de grofgemalen glasachtige deeltjes. Brandbestrijdingsmaterialen met dit voorkeursaspekt van de uitvinding zijn in het bijzonder doelmatig, wanneer zij worden ge-35 bruikt voor klasse D-branden.
In elk geval is gebleken, dat de toepassing van grote hoeveelheden hulpmateriaal onevenredig te duur is in verhouding tot de bereikte voordelen en derhalve verdient het de voorkeur, wanneer de grofgemalen glasachtige deeltjes v 8802.16 8 — «/ · ten minste 65 gew.% van het brandbestrijdende materiaal uitmaken. Met voordeel bedragen de grofgemalen glasachtige deeltjes ten minste 75 gew.% en optimaal ten minste 90 gew.% van het brandbestrijdende materiaal.
5 Gevonden is voorts, dat de deeltjesgrootte van de glasachtige deeltjes belangrijk is voor doelmatigheid als brandbestrijdende materialen volgens de uitvinding. Aanvankelijk werd gedacht, dat het noodzakelijk zou zijn glasachtige deeltjes met een gemiddelde deeltjesgrootte (door aantal in 10 plaats van massa) enigszins groter dan 300 μια, zodat de deeltjes voldoende massa zouden hebben, opdat zij gemakkelijk het sterke turbulente gas boven een klasse D-brand zouden passeren en op het oppervlak van het metaal tot rust zouden komen zonder daarvan afgeblazen te worden. Het is verrassend 15 te merken, dat dit niet het geval is en dat doelmatigheid diende te worden bevorderd wanneer, zoals het de voorkeur verdient ten minste 50 gew.% van de grofgemalen glasachtige deeltjes een deeltjesgrootte hebben van beneden 200 ym. Gebleken is, dat dit een additioneel voordeel heeft met het oog 20 op het bevorderen van de vloeibaarheid van de deeltjes en dat het bovendien een gunstig effekt heeft op de manier waarop zij zich gedragen op de plaats van een brand. Gevonden werd ook, dat dergelijke kleine deeltjes niet noodzakelijkerwijs wegzinken in gesmolten natrium en natrium-kaliumlegeringen, wan-25 neer de glasachtige deeltjes een grotere dichtheid zouden hebben dan het gesmolten metaal, onder voorbehoud, dat een voldoende hoeveelheid wordt gebruikt voor het snel uitdoven van de brand. Het is niet volledig duidelijk waarom dit zo is. Het kan zo zijn, dat de deeltjes opgehouden worden tengevolge van op-30 pervlaktespanningseffekten of het kan zijn, dat hiervoor andere redenen zijn. Wanneer de deeltjes naar beneden zinken kan er extinctie worden verkregen door een verdere toepassing van het brandbestrijdingsmateriaal. Een ander voordeel van gebruikmaking van dergelijke kleine deeltjes is dat zij gemakke-35 lijker kunnen worden gesinterd onder vorming van een aansluitende deken boven het brandende metaal om zodoende te leiden tot een meer snelle en effectieve smoring van de brand.
Gebleken is dat deze voordelen worden bevorderd wanneer ten minste 50 gew.% van de aanwezige grofgemalen glas-40 achtige deeltjes een deeltjesgrootte heeft van beneden 120 ym, • 8802168 - TO - hetgeen de voorkeur verdient. Inderdaad kan bij de meeste voorkeur verdienende uitvoeringsvormen van de uitvinding de gemiddelde deeltjesgrootte van de grofgemalen glasachtige deeltjes beneden 60 ym zijn en bijvoorbeeld in het trajekt 5 van 25 tot 35 ym.
De glasachtige deeltjes van het materiaal volgens de uitvinding, ongeacht of zij de grofgemalen deeltjes zijn of eventueel het hulpmateriaal in de vorm van bolletjes zijn voorzien van een hydrofobe laag, die de adsorptie van 10 atmosferisch vocht door de glasachtige deeltjes voorkomt en zodoende de vloeibaarheid bevordert. Diverse hydrofobe stoffen kunnen worden toegepast, waarbij echter het meest doelmatig zijn organo-silanen en siliconen. Siliconen DC 1107 van Dow Corning is een zeer geschikt silicon. Dergelijke stof-15 fen kunnen op het glasachtige materiaal sterk hechtende lagen vormen, om zodoende de tijd te verlengen, redenen waarom zij effectief zijn, hetgeen betekent, dat het de voorkeur verdient, wanneer de oppervlakken van de glasachtige deeltjes siliconen en/of organo-silaan groepen bevatten. Fluorkoolstof kan ook 20 gebruikt worden als hydrofobe stof.
Teneinde de vloeibaarheid van het brandbestrij-dende materiaal verder te bevorderen verdient het de voorkeur wanneer de glasachtige deeltjes worden bekleed of gemengd met een anti-aankoekmiddel. Dit bevordert de stroming door een 25 spruitstuk van een brandblusser en heeft bovendien een gunstig effekt op de manier, waarop het brandbestrijdingsmateriaal wordt verdeeld op de plaats van de brand.
In sommige voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding bestaat het anti-aankoekmiddel uit een fijnverdeelde 30 stof, die hydrofoob is, anorganisch is en praktisch chemisch inert is met betrekking tot zulke glasachtige deeltjes en een soortelijk oppervlak heeft van ten minste 50 m2/g. Als resultaat van zijn werking bij het bevorderen van de stroming van de glasachtige deeltjes heeft de toevoeging van een dergelijk 35 fijnverdeelde stof bovendien de neiging een toename te vertonen in de bulk gesettlede dichtheid van het brandbestrijdende materiaal om zodoende een grote hoeveelheid van het brandbestrijdingsmateriaal mogelijk te maken in een brandblusser van een gegeven afmeting.
40 ‘De doelmatigheid van de fijnverdeelde stof wordt .8802168 - 11 - bevorderd wanneer dit een soortelijk oppervlak heeft van ten minste 100 m2/g, hetgeen de voorkeur verdient.
Diverse fijnverdeelde stoffen kunnen worden gebruikt maar het verdient in het bijzonder de voorkeur wan-5 neer dergelijke fijnverdeelde stoffen praktisch geheel uit siliciumoxide bestaan.
Fijnverdeelde siliciumoxide met de vereiste eigenschappen is in de handel verkrijgbaar bij Degussa (Frankfurt) onder het handelsmerk AEROSIL en van Cabot Corporation 10 (Tuscola, Illinois) onder het handelsmerk CAB-O-SIL. Een fijnverdeeld siliciumoxide , afkomstig van diatomeënaarde en beschikbaar onder het handelsmerk CELLITE kan eveneens worden gebruikt.
De fijnverdeelde stof is bij voorkeur in het 15 mengsel aanwezig in een hoeveelheid van ten minste 0,02 gew.% van de grofgemalen glasachtige deeltjes. Het is in het algemeen niet noodzakelijk om meer dan 0,5 gew.% fijnverdeelde stof ten opzichte van de glasachtige deeltjes te gebruiken en om economische reden verdient het de voorkeur, wanneer de 20 fijnverdeelde stof aanwezig is in een hoeveelheid van niet meer dan 0,2 gew.% van de grofgemalen glasachtige deeltjes.
In sommige voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding omvatten de glasachtige deeltjes deeltjes van een glasachtig materiaal met een vloeiingspunt beneden 600°C. Het 25 vloeiingspunt van een glasachtig materiaal wordt gedefinieerd als de temperatuur, waarbij het glasachtige materiaal een vis- 5 cositeit heeft van 20kPas (10 poise). Dergelijke glasachtige deeltjes vloeien gemakkelijk in elkaar over onder vorming van een praktisch ondoorlaatbare deken boven een massa brandend 30 metaal. Opgemerkt dient te worden, dat veel van dergelijke glasachtige materialen rijk zijn aan alkali-metaalionen. Als gevolg hiervan zijn zij zeer gevoelig voor vocht en het is in het bijzonder voordelig, dat deeltjes van dergelijke materialen behandeld worden met een hydrofobe stof, indien zulks 35 vereist.
Alternatief, of als extra verdient het de voorkeur, dat de glasachtige deeltjes deeltjes zijn van een glasachtig materiaal met een hoog gehalte aan lood. De vele glasachtige materialen met een hoog loodgehalte hebben een relatief laag t 8 8 0 21 6 8 — \ Δ - « vloeipunt en zij kunnen een tamelijk laag gehalte aan alkali-metaalionen hebben, zodat zij naar verhouding ongevoelig zijn voor vocht. De toepassing van een glasachtig materiaal met hoog loodgehalte is eveneens voordelig, wanneer er enig risico 5 is, dat het brandende metaal radio-activiteit vertoont. Zo mag bijvoorbeeld brandend metaal-koelmiddel bij een kernreactor niet noemenswaardig zijn verontreinigd door radio-actief materiaal, maar het is verstandig voorzorgsmaatregelen te treffen door gebruik te maken van een brandblusmiddel met een hoog 10 loodgehalte om zodoende enige afscherming te krijgen tegen nucleaire straling. Veel geschikte mengsels van glasachtig materiaal met een hoog loodgehalte zijn bekend als glasachtige emailles.
Bij nog andere voorkeursuitvoeringsvormen van de 15 uitvinding bevatten de deeltjes deeltjes van een glasachtig materiaal met een hoge absorptiecoëfficiënt voor infrarode straling. Bekend is, dat de aanwezigheid van ijzeroxide in glasachtig materiaal de absorptie van infrarode straling bevordert, in het bijzonder wanneer het glasachtige materiaal 20 gevormd wordt onder reducerende omstandigheden. De toepassing van dergelijk glasachtig materiaal maakt een benadering van dichtbij van het reddingspersoneel mogelijk nadat een aan-vangslaag ervan is aangebracht op een klasse D-brand of voor het regelen van de stroming van het hete gesmolten metaal.
25 De toepassing van deeltjes van glasachtig mate riaal en met verschillende samenstelling kan ook in sommige omstandigheden zijn voordelen hebben. In geval van bijvoorbeeld een natriumbron kan een glasachtig materiaal met een laag vloeipunt gemakkelijk een gesmolten laag boven op het 30 metaal vormen, om zodoende de brand te smoren. Maar in geval dat gesmolten glasachtig materiaal een hogeredichtheid heeft dan het gesmolten natrium gaan de deeltjes van een dergelijke laag waarschijnlijk naar beneden zinken, waardoor het verse natriumoppervlak bloot komt te liggen, waardoor opnieuw 35 brand kan ontstaan. Wanneer deeltjes van een glasachtig materiaal met een hoger vloeipunt worden gebruikt in combinatie met het meer gemakkelijk smeltbare glasachtige materiaal mogen dergelijke deeltjes niet smelten. Dergelijke deeltjes, op voorwaarde dat zij een niet te grote dichtheid hebben, te > 8802 1 68 - IJ - zamen met gas, dat daartussen is ingevangen, kunnen een isolerende laag vormen, die rust op het oppervlak van het metaal en die een lagere temperatuur heeft en derhalve dus meer vis-ceus is vanwege de absorptie van warmte uit het metaal als 5 latente smeltwarmte van de deeltjes ondermeer gemakkelijk smeltbaar glas. Dit kan leiden tot snelle bestrijding van de brand bij toepassing van een kleinere hoeveelheid brandblus-middel dan het mogelijk zou zijn door toepassing van het glasachtige materiaal alleen.
10 De uitvinding omvat voorts een brandbestrijdings- apparaat, dat brandbestrijdingsmateriaal bevat in de zin van conclusies 1 tot 25.
Een dergelijk apparaat kan zeer effectief zijn voor toepassing tegen klasse D-branden en andere branden. Het 15 apparaat kan bijvoorbeeld de vorm hebben van een droog poeder-brandblusapparaat. Poederbrandblussers zijn op zichzelf bekend en het is derhalve niet nodig een gedetailleerde beschrijving van hun constructie of werking te geven. Een dergelijk brand-blusapparaat kan in het algemeen gevuld worden met kooldioxide 20 of stikstof. Het is echter bekend, dat in sommige gevallen kooldioxide gebracht kan worden tot ontleding, terwijl stikstof aanleiding kan geven tot de vorming van ammonia, welke beide verschijnselen ongewenst kunnen zijn. Dientengevolge, wanneer er hogere kosten rechtvaardigd kunnen worden ter 25 vermijding van dergelijke risico's of anderszins kan helium or argon worden gebruikt voor het vullen van het brandblus-apparaat. Het is in het bijzonder wenselijk, dat een dergelijke brandblusser is voorzien van een taps toelopend mondstuk teneinde expansie van het ingebrachte gas na het verlaten van 30 de houder mogelijk te maken, zodat de gasstroom wordt vertraagd. Hierdoor wordt mogelijk gemaakt, dat het mengsel wordt gericht op de plaats van een brand zonder risico, dat te veel glasachtige deeltjes reeds daar weggeblazen worden.
Hierdoor wordt bovendien het risico verlaagd, 35 dat een sterke luchtstroom wordt meegesleurd met het brand-blusladingsgas en zodoende ertoe zou zorgen dat de brand meer krachtig gaat worden.
De uitvinding omvat voorts een werkwijze voor het bestrijden van een brand, welke werkwijze omvat het aan- * 8802168 - ΐ4 - brengen op de plaats van een brand een brandbestrijdings-middel, dat geheel of in hoofdzaak bestaat uit glasachtige deeltjes, met het kenmerk, dat dergelijke glasachtige deeltjes deeltjes van grofgemalen glasachtig materiaal zijn, die zijn 5 voorzien van een hydrofobe laag. Dit is een zeer effectieve werkwijze voor het bestrijden van een brand en is in het bijzonder geschikt voor de bestrijding van een klasse D-brand. Een dergelijke werkwijze omvat bij voorkeur het aanbrengen op de plaats van de brand een brandbestrijdingsmateriaal vol- 10 gens één der conclusies 1-25.
Voor de meest effectieve bestrijding van een brand verdient het de voorkeur, dat het brandbestrijdingsmateriaal wordt aangebracht onder vorming van een ondoorlaatbare deken boven de plaats van de brand.
15 Diverse voorkeursuitvoeringsvormen van de uit vinding zullen thans slechts als bij wijze van voorbeeld nader worden beschreven.
Voorbeelden 2Q Vaste glasachtige deeltjes werden vervaardigd door het grof vermalen van glasafval. Glasafval werd grof gemalen onder oplevering van glasachtige deeltjes met een gemiddelde deeltjesgrootte (G^q) tussen 25 en 35 μη.
De glasachtige deeltjes werden hydrofoob gemaakt door ze te bekleden met silicon DC 1107 van Dow Corning.
25
Volgens een variant werden de glasachtige deeltjes bekleed met een ander hydrofoob middel, fluorkoolstof FC 129 (van 3M) in een hoeveelheid van 0,5 g/kg glasachtige deeltjes.
Volgens een tweede variant werden de glasachtige J v deeltjes intensief gemengd met 0,4 gew.% en van een fijnver-deeld anti-aankoekmiddel, dat een hydrofoob siliciumoxide was met een soortelijk oppervlak van 120 m2/g, in de handel verkrijgbaar als AERQSIL (handelsmerk) R 972.
Volgens een derde variant werden de glasachtige deeltjes intensief gemengd met fijnverdeeld hydrofoob siliciumoxide dat commercieel verkrijgbaar is als CAB-O-SIL (handelsmerk) N70-TS in een hoeveelheid van 0,15 gew.% van de glasparels. Het siliciumoxide had een soortelijk oppervlak van 70m2/g.
i8802168 - 15 - é
Volgens een vierde variant werden de glasachtige deeltjes innig vermengd met 0,2 gew.% fijnverdeeld silicium-oxide, in de handel verkrijgbaar als CELLITE (handelsmerk).
Volgens andere varianten werden de glasachtige 5 deeltjes eerst vermengd met één of ander van de fijnverdeel-de siliciumoxiden, zoals eerder genoemd, waarna zij werden bekleed met silicon. Verder is gevonden, dat dit resulteerde in een meer gelijkmatige bekleding van de glasachtige deeltjes dan het beklede voorafgaande aan het vermengen met het f ijn-10 verdeelde siliciumoxide.
Er zijn diverse proeven uitgevoerd teneinde de doelmatigheid van de brandblusmiddelen volgens de uitvinding vast te stellen.
Voorbeeld I
15 Er werd een reeks proeven uitgevoerd bij magnesium- brand. Volgens een richtlijn International Standard ( ISQ/TC 21/SC2) van 5 maart 1987 wordt voor dit doel voorgesteld 40 pond (18.12 kg) magnesiumkrullen over te brengen in een stalen pan van 610x610 mm en 115 mm diep. Het metaal wordt 20 aangestoken met een oxi-acetyleen gasvlam, terwijl pogingen zijn ondernomen de brand te blussen op het moment, dat de vlam de helft van hetoppervlak van het magnesium bereikt.
Volgens een eerste vergelijkingsproef werd een droge-poederbrandblusser van bekende type voorzien van 9 kg 25 grofgemalen glasdeeltjes met de volgende deeltjesgroottever-deling: lagere deeltjesgrootte (G^q) 6,5 um, gemiddelde deeltjesgrootte (G,-q) 26 um en bovenste deeltjesgrootteverdeling (Gg0) 81,6 um.
De lage deeltjesgrootteverdeling is de deeltjes-30 grootte, die zodanig is gekozen, dat 10% van het aantal deeltjes een kleinere deeltjesgrootte heeft en 90% van het aantal deeltjes een hogere deeltjesgrootte heeft. De bovenste deeltjesgrootteverdeling is de deeltjesgrootte, die zodanig is gekozen, dat 90% van het aantal van de deeltjes een 35 kleinere deeltjesgrootte heeft en 10% van het aantal deeltjes een hogere deeltjesgrootte heeft. De gemiddelde deeltjesgrootte is de deeltjesgrootte zodanig gekozen, dat 50% van het aantal van de deeltjes een kleinere deeltjesgrootte heeft en 50% van de deeltjes een grotere deeltjesgrootte 40 heeft.
. 8802168 - - 16 -
De volgende anti-aankoekmiddelen werden gebruikt: AEROSIL (handelsmerk) R 972 fijnverdeeld siliciumoxide en silicon DC 1107 hydrofoob bekledingsmateriaal. Het brandblus-apparaat werd samengeperst onder gebruikmaking van kooldioxide-5 cilinder. De constructie van het spruitstuk van het brandblus-apparaat was zodanig, dat de grofgemalen glasachtige deeltjes werden verdeeld in een glasstroom, die een voldoende lage snelheid had om geen verspreiding van de vlam te veroorzaken. Dergelijke constructies zijn op zichzelf bekend voor de klassieke 10 droge-poederbrandblusapparaten. Het toegepaste brandblusappa-raat was van het type GIP10ABC van Sicli. Gebleken is, dat het volledig uitdoven van de brand kon worden bereikt door toepassing van dit brandblusapparaat. Nadat de proefpan werd afgekoeld gedurende 24 uur kon 5,8 2 kg glaspoeder van het opper-15 vlak van de massa worden weggeblazen, waarbij het achtergebleven terug te winnen metaalmagnesium ca. 15 kg woog. Voor verge-lijkingsdoeleinden werden twee brandblusapparaten van het zelfde type voorzien van een vulling van een poeder, dat thans op de markt is voor het blussen van klasse D-branden onder de 20 handelsnaam Sicli HPJ10. Ofschoon er een duidelijke uitdoving van de brand waar te nemen was, d.w.z. dat er geen vlammen zichtbaar waren, is gebleken, dat de temperatuur van de proefpan alsmaar toenam. Er bleek geen onverbrand magnesium achter te blijven na 24 uur.
25 Voorbeeld II
Wanneer de zelfde hoeveelheid magnesium werd aangestoken, welk magnesium het zelfde gebied omvatte, doch was geplaatst op een plaat zonder zijwanden was het mogelijk een beduidelijke uitdoving van de brand te verkrijgen in verloop 30 van ca. 30 minuten onder gebruikmaking van 9 kg glasbrandblus-deeltjes, waarna de vlam echter opnieuw aanwakkerde. Dit geeft echter tijd voor andere stappen, die tijdens de tijd, dat de brand gedoofd is. Deze proef werd herhaald, waarbij het mogelijk is gebleken een volledig uitdoven van de brand te ver-35 krijgen onder gebruikmaking van twee brandblussers waarvan elk gevuld was met 9 kg poeder volgens de uitvinding. Het gebruikte poeder was het zelfde als boven beschreven, behalve dat 10 gew.% van de grofgemalen glasdeeltjes werd vervangen door met siliconebeklede glasparels met de volgende deeltjes- .8802168 -1/- z * groottekarakteristieken: lagere deeltjesgrootte (G.^) 25 ym, gemiddelde deeltjesgrootte (G,-0) 65 ym, en boven deeltjesgrootte (G90) 125 ym. Na afkoeling van de plaats van de brand kon 14 kg van het poedervormige brandblusmiddel worden wegge-5 blazen van de plaats van de brand, terwijl de hoeveelheid opnieuw terug te winnen achtergebleven metaalmagnesium 13,6 kg bedroeg.
Voorbeeld III
Volgens een tweede vergelijkingsproef werden de 10 twee charges van 18 kg magnesium elk gemengd met 1,8 kg vloeistof. De vloeistof was 95% water en 5% van een olie, die te koop is onder de handelsnaam JIDAC 20 Z. Drie droge poeder-brandblusapparaten van het bekende type werden gevuld, waarvan er twee met 6 kg grofgemalen glasdeeltjes en één met 9 kg 15 grofgemalen glasdeeltjes. De gebruikte glasdeeltjes hadden de zelfde deeltjesgrootteverdeling als in de eerste vergelijkingsproef, terwijl de zelfde anti-aankoekmiddelen werden gebruikt. De brandblussers werden onder druk gezet onder gebruikmaking van kooldioxide. Volledige uitdoving van de brand 20 kon worden bereikt met twee brandblussers, doch na verscheidene minuten bleek er een schoorsteen te ontstaan in het deken van glasachtig materiaal, dat de proefpan bedekte, terwijl meer en meer waterdamp ontsnapte. De brand werd weer na 23 minuten aangewakkerd, terwijl het derde brandblusapparaat 25 werd gebruikt voor het uitdoven van de brand zo snel mogelijk en zo succesvol mogelijk. Na afkoeling van de proefpan gedurende 24 uur kon 11,77 kg glaspoeder van de massa worden afgeblazen, terwijl ca. 10 kg onverbrand achtergebleven magnesium kon worden teruggewonnen.
30 Voor vergelijkingsdoeleinden werden twee brand blussers van het zelfde type elk voorzien van 6 kg Sicli's HPJ10 poeder, terwijl een derde brandblusapparaat werd gevuld met 9 kg van dat poeder. Partiële uitdoving vond plaats met twee brandblussers, terwijl een grote scheur ontstond onmid-35 dellijk in de massa van het poeder in de proefpan, waardoor het noodzakelijk was het derde blusapparaat te gebruiken. Na het af laten koelen van de proefpan gedurende 24 uur kon 4,12 kg van het poeder van de massa worden afgeblazen, terwijl ca.
5 kg magnesium kon worden teruggewonnen.
8802168 . - 10 -
Voorbeeld IV
40 Pond (18.12 kg) zeer fijn aluminiumpoeder met een gemiddelde deeltjesgrootte beneden 20 ym en een soortelijk oppervlak van ca. 3000 cm2/g werd aangestoken onder de ISO 5 proefcondities zoals eerder vermeld. Het gebruikte brandblus-middel werd gebaseerd op grofgemalen glasafval tot de volgende deeltjesgrootteverdeling: lagere deeltjesgrootteverdeling (G1q) 6,5 urn, gemiddelde deeltjesgrootteverdeling (G^q) 26 ym en bovenste deeltjesgrootteverdeling (G^q) 81,6 ym. De 10 glasachtige deeltjes werden hydrofoob gemaakt door bekleding met silicon DC 1107 van Dow Corning, terwijl zij gemengd werden met 0,4 gew.% AEROSIL (handelsmerk) R 972 fijnver-deeld hydrofoob siliciumoxide anti-aankoekmiddel en 5 gew.% kaliumchloride, bekleed met stearaat. De brand werd gedoofd 15 onder gebruikmaking van twee brandblussers, waarvan elk 9 kg van het poeder bevatte. 2 kg Poeder bleef ongebruikt achter in het tweede brandblusapparaat. Na afkoeling van de plaats bleek er ca. 14 kg onverbrand aluminium poeder achter te blijven.
20 Voorbeeld V
Deeltjes van grofgemalen glasachtig materiaal werden gebruikt voor het vormen van een dam rondom gesmolten staal, dat werd afgevoerd uit een insluitingsvat. Het gebruikte glas was soda-kalk glas, dat ca. 0,6 gew.% Fe203, 0,15 gew. 25 % SO^, 0,04 gew.% TiC^ en 0 tot 3 gewichtdelen per miljoen kobalt bevatte, in een redox toestand "tweewaardig ijzer als een deel van het totale ijzer" ca. 25%. In een plaatdikte van 4 mm heeft dit glas een infrarode energiedoorlaatbaarheid van ca. 50%. De glasdeeltjes hadden een hydrofobe siliconen 30 laag en een gemiddelde deeltjesgrootte van beneden 120 ym.
Voorbeeld VI
20 Liter van een zware stookolie werd aangestoken en werd vervolgens gedoofd onder gebruikmaking van een brandblusapparaat, dat 6 kg poeder bevatte. Het gebruikte poeder 35 had de volgende samenstelling: 59,6% silicon-bekleed grofgemalen glasafval met de volgende deeltjesgroottesamenstelling: lagere deeltjesgrootte (Gin) 6,5 ym, gemiddelde deeltjesgroot- te (Gcn) 26 ym, en bovenste deeltjesgrootte (Gon) 81,6 ym, o u yu .8802168 - 19 - 20% stearaat-bekleed natrium bicarbonaat, 20% stearaat-bekleed kalium-chloride en 0,4% AEROSIL (handelsmerk). Een soortgelijk resultaat werd verkregen bij het blussen van een brand van 20 liter methanol.
Voorbeeld VII
5 35 Pond (15,9 kg) natrium werd aangestoken onder de richtlijnen van ISO condities. Een volledige uitdoving van de brand werd verkregen onder gebruikmaking van ca. 15 kg poeder. Het gebruikte poeder had de in voorbeeld VI beschreven samenstelling, behalve dat het natrium bicarbonaat en 10 kaliumchloride-gehalte werd verlaagd tot 15%, terwijl het grofgemalen glasafval werd verhoogd tot 69,6% van het poeder. Volgens een variant werden het natrium-bicarbonaat en kaliumchloride vervangen door een equivalente hoeveelheid van een stearaat-bekleed natriumchloride.
15 Een zeer geschikt mengsel voor glasdeeltjes voor toepassing bij de bestrijding van een brandgevaar (brand en stroming) van gesmolten natrium, dat enigszins was verontrei-nigs met radio-actieve elementen is als volgt: 72% PbO, 14% SiC^f 14% B2°3* Dit ?las heeft een verwekingspunt van 20 477°C. Het verwekingspunt van een glasachtig materiaal wordt gedefinieerd als de temperatuur, waarbij het materiaal een 7 65 viscositeit heeft van 10 ‘ poise.
Voorbeeld VIII
Volgens een andere proef werd 1,77 kg natrium 25 aangestoken. Een met argon gevuld brandblusapparaat dat 9 kg poeder bevatte werd gebruikt voor het doven van de brand.
Het poeder bevatte 70 gew.% grofgemalen glasafval, zoals in voorbeeld VI gedefinieerd, 22,5% met stearaat bekleed na- triumcarbonaat en 7,5% grafiet. Dit poeder gaf een snelle 30 vermindering van de gasfase van de brand, gevolgd door een blijvende uitdoving. In feite was slechts 4 kg poeder nodig voor de volledige uitdoving, terwijl het mogelijk was het zelfde resultaat te verkrijgen onder gebruikmaking van zelfs minder poeder in geval, dat het brandblusapparaat was voor-35 zien van een geschikt druk-verlagend spuitstuk.
Volgens een variant werd het natriumcarbonaat vervangen door met stearaat bekleed kaliumchloride. De gewichts-hoeveelheden van de bestanddelen van het poeder waren als i 88 0216 8 - . - tv - volgt: 70% glasafval, 25% KC1 en 5% grafiet.
De volgende tabel geeft een aanwijzing voor het gemak waarmee diverse bestanddelen van het poeder en poeders volgens de uitvinding kunnen worden voortgedreven, alsmede 5 hun relatieve doelmatigheid bij het uitdoven van branden van aluminium of magnesium aan de ene kant en natrium aan de andere kant. Het gebruikte criterium voor het beoordelen van de doelmatigheid van het poeder was de hoeveelheid terug te winnen metaal, dat op de plaats van de brand na afkoeling 10 achterbleef. Soortgelijke hoeveelheden materialen werden gebruikt voor diverse aluminium- en magnesiumproeven en voor de diverse natriumproeven.
TABEL
Poeder Mate van Doelmatigheid 15 voortdrijving Al/Mg Na grofgemalen slecht matig matig glas (G) grote korrel goed zeer slecht zeer slecht (AH) 20 kleine korrel zeer goed zeer slecht zeer slecht (AQ) KC1 uitstekend matig goed G + KCl zeer goed zeer goed uitstekend G + AH matig uitstekend matig G + AQ goed uitstekend matig 25 G + AQ + KCl zeer goed zeer goed goed G + KCl + uitstekend zeer goed uitstekend grafiet
Het grofgemalen glas G had in voorbeelden 4 en 6 weergegeven deeltjesgroottesamenstelling, terwijl het glas 30 was bekleed met silicone.
De glazen korrels werden eveneens bekleed met silicone.De grote korrels AH hadden een gemiddelde deeltjesgrootte van 65 ym, terwijl de kleine korrels QA de volgende deeltjesgrootteverdeling hadden: lagere deeltjesgrootte (G10) 35 11 ym, gemiddelde deeltjesgrootte (G50) 26 ym,en bovenste deeltjesgrootte (G90) 58 ym.
Het kaliumchloride KCl werd bekleed met stea- raat.
In alle gevallen werd een geringe hoeveelheid .@802168 - - $ * AEROSIL (handelsmerk) ingemengd in het poeder.
De resultaten voor het poeder "G + KCl" zijn van toepassing op poeders, die tussen 60 en 80 gew.% grofgemalen glasdeeltjes bevatten en tussen 40 en 20 gew.% kaliumchloride.
5 De resultaten voor de poeders "G + AH" en "G + AQ" zijn van toepassing op poeders, die tussen 90 en 95 gew.% grofgemalen glasdeeltjes en tussen 10 en 5 gew.% glaskorrels bevatten.
De resultaten voor het poeder "G + AQ + KCl" 10 zijn van toepassing op poeders, die tussen 80 en 90 gew.% grofgemalen glasdeeltjes, tussen 10 en 5 gew.% kaliumchloride en tussen 10 en 5 gew.% kleine glaskorrels bevatten.
De resultaten voor het poeder"G + KCl + grafiet" zijn van toepassing op poeders, die tussen 53 en 70 gew.% grof-15 gemalen glasdeeltjes, tussen 25 en 35 gew.% kaliumchloride en tussen 12 en 5 gew.% grafiet bevatten.
~ 88 02.1 6 8

Claims (29)

1. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal, dat geheel of in hoofdzaak bestaat uit glasachtige deeltjes, met het kenmerk, dat dergelijke glasachtige deeltjes bestaan uit deeltjes van grofgemalen glasachtig materiaal, 5 dat is voorzien van een hydrofobe laag.
2. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens conclusie 1, waarbij dergelijk materiaal deeltjes bevat van ten minste één hulpmateriaal, dat is voorzien van een hydrofobe bekleding.
3. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens conclusie 2, waarbij dergelijk hulpmateriaal ten minste één zout omvat.
4. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens conclusie 3, waarbij de oppervlakte van de zoute deeltjes ... 15 is bekleed met een stearaat of een silicon.
5. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens conclusie 3 of 4, waarbij een dergelijk zout gekozen is uit: alkalimetaalzouten, ammoniumzouten en aardalkalimetaal-zouten.
6. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens één der voorgaande conclusies 3-5, waarbij een dergelijk zout gekozen is uit: chloriden, carbonaten, bicarbonaten en fosfaten.
7. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens 25 één der voorgaande conclusies 3-6, waarbij een dergelijk hulpmateriaal bovendien deeltjes van grafiet bevat.
8. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens één der voorgaande conclusies 2-7, waarbij een dergelijk hulpmateriaal deeltjes van bolletjesvormig glasachtig mate- 30 riaal bevat.
9. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens conclusie 8, waarbij een dergelijke bolletjesvormig glasachtig materiaal in hoofdzaak uit vaste glasachtige korrels bestaat.
10. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens 35 conclusie 8 of 9, waarbij ten minste 50 % van het aantal bolletjesvormigeglasachtige deeltjes aanwezig is in een deeltjesgrootte van beneden 50 μια. 8802168 - 23 -
11. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens conclusie 10, waarbij ten minste 50% van het aantal bolle-tjesvormige glasachtige deeltjes aanwezig is in een deeltjesgrootte van beneden 30 μια.
12. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de grofgemalen glasachtige deeltjes voor ten minste 65 gew.% het brandgevaar-bestrijdingsmateriaal vormen.
13. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens con- 10 clusie 12, waarbij de grofgemalen glasachtige deeltjes voor ten minste 75 gew.% het brandgevaar-bestrijdingsmateriaal vormen.
14. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens conclusie 13, waarbij de grofgemalen glasachtige deeltjes 15 voor ten minste 90 gew.% van het brandgevaar-bestrijdingsmateriaal vormen.
15. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens één der voorgaande conclusies, waarbij ten minste 50% van het aantal van de grofgemalen glasachtige deeltjes een 20 deeltjesgrootte van beneden 200 urn heeft.
16. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens één der voorgaande conclusies, waarbij ten minste 50% van het aantal van de grofgemalen glasachtige deeltjes een deeltjesgrootte heeft van beneden 120 ym.
17. Brandgevaar-bestrijdingsmiddel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het oppervlak van de glasachtige deeltjes siliconeen/of organo-silaangroepen bevat en die een hydrofobe bekleding vormen.
18. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens 30 één der voorgaande conclusies, waarbij de glasachtige deeltjes zijn gemengd met een anti-aankoekmiddel.
19. Brandgevaar-bestrijdingsmiddel volgens conclusie 18, waarbij het anti-aankoekmiddel bestaat uit een een fijnverdeelde stof, die hydrofoob, anorganisch en prak- 35 tisch chemisch inert is ten opzichte van dergelijke glasachtige deeltjes en een soortelijk oppervlak heeft van ten minste 50 m2/g.
20. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens conclusie 19, waarbij de fijnverdeelde stof een soortelijk I8802168 • - 24 - £ t oppervlak heeft van ten minste 100 m2/g.
21. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens één der voorgaande conclusies 18-20, waarbij de anti-aan-koekstof praktisch geheel uit fijnverdeeld siliciumoxide 5 bestaat.
22. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens één der voorgaande conclusies 19-21, waarbij de fijnverdeelde stof aanwezig is in een hoeveelheid van ten minste 0,02 gew.% ten opzichte van de grofgemalen glasachtige deeltjes.
23. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de glasachtige deeltjes deeltjes zijn van een glasachtig materiaal met een vloeipunt beneden 600°C.
24. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens 15 één der voorgaande conclusies, waarbij de glasachtige deeltjes deeltjes zijn van een glasachtig materiaal met een hoog gehalte aan lood.
25. Brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de glasachtige deel- 20 tjes deeltjes zijn van een glasachtig materiaal met een hoge absorptiecoëfficiënt voor infrarode straling.
26. Brandgevaar-bestrijdingsapparaat, dat is voorzien van het brandgevaar-bestrijdingsmateriaal volgens één der voorgaande conclusies 1-25.
27. Werkwijze voor het bestrijden van brandgevaar, welke werkwijze omvat het aanbrengen van een brandgevaar-bestri jdingsmateriaal op de plaats van de brand, welke bestri jdingsmateriaal geheel of in hoofdzaak bestaat uit glasachtige deeltjes, met het kenmerk, dat derge- 30 lijke glasachtige deeltjes bestaan uit deeltjes van grofgemalen glasachtig materiaal, dat is voorzien van een hydrofobe bekleding.
28. Werkwijze voor het bestrijden een brandgevaar, welke methode omvat het aanbrengen van een materiaal volgens 35 één der voorgaande conclusies 1-25 op de plaats van de brand.
29. Werkwijze volgens conclusie 27 of 28, waarbij het brandgevaar-bestrijdingsmateriaal wordt aangebracht voor het vormen van een ondoorlaatbare deken boven de plaats van i8802168 - ΔΟ - het brandgevaar, ι8802168
NL8802168A 1987-09-07 1988-09-02 Brandgevaar-bestrijding. NL194981C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB878720996A GB8720996D0 (en) 1987-09-07 1987-09-07 Fire hazard control
GB8720996 1987-09-07

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL8802168A true NL8802168A (nl) 1989-04-03
NL194981C NL194981C (nl) 2003-04-10

Family

ID=10623392

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8802168A NL194981C (nl) 1987-09-07 1988-09-02 Brandgevaar-bestrijding.

Country Status (19)

Country Link
US (2) US4968441A (nl)
JP (1) JP2724727B2 (nl)
AT (1) AT397769B (nl)
BE (1) BE1002380A3 (nl)
CA (1) CA1308549C (nl)
CH (1) CH675361A5 (nl)
DE (1) DE3830122C2 (nl)
DK (1) DK498188A (nl)
ES (1) ES2012114A6 (nl)
FR (1) FR2620035B1 (nl)
GB (2) GB8720996D0 (nl)
GR (1) GR1000401B (nl)
IE (1) IE60140B1 (nl)
IT (1) IT1223795B (nl)
LU (1) LU87325A1 (nl)
NL (1) NL194981C (nl)
NO (1) NO883944L (nl)
PT (1) PT88424B (nl)
SE (1) SE501874C2 (nl)

Families Citing this family (22)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB8720996D0 (en) * 1987-09-07 1987-10-14 Glaverbel Fire hazard control
JPH0659330B2 (ja) * 1989-04-27 1994-08-10 信越半導体株式会社 金属火災用消火剤及びこれを使用する消火方法
JPH0817833B2 (ja) * 1989-09-28 1996-02-28 日本碍子株式会社 ナトリウム―硫黄電池における火災の消火方法
CA2090139C (en) * 1992-03-05 2006-01-24 Roger Grondin Glass material for treating hard surfaces, comprising particles of broken glass, and a process for making said particles
ES2079933T3 (es) * 1993-08-24 1996-01-16 Anlagen Und Reaktorsicherheit Disposicion para la inertizacion pasiva de la mezcla de gases en la vasija de seguridad de una central nuclear.
CA2127341C (en) * 1994-07-04 2006-09-19 Ronald Albert Porter Fire extinguishing composition
DE10003793A1 (de) * 2000-01-28 2001-09-06 Febbex Ag Steinsel Verfahren und Löschmittel zum Löschen eines Öl- und/oder Fettbrandes
WO2001056658A1 (fr) * 2000-02-03 2001-08-09 Hatsuta Seisakusho Co., Ltd. Procede d'extinction d'incendie avec du gaz et equipement d'extinction des incendies
EP1742882A4 (en) * 2004-04-19 2009-06-03 Glass Plus Llc METHOD AND DEVICE FOR THE REMOVAL OF POLLUTION BY HYDROCARBONS AND THE EXTINCTION OF FIRES
US7041221B2 (en) * 2004-04-19 2006-05-09 Brian Arnott Method for removing oil spills
GB0515088D0 (en) * 2005-07-22 2005-08-31 Imerys Minerals Ltd Particulate glass compositions and methods of production
DE102006019739B4 (de) * 2006-04-28 2008-07-10 Patentverwertung GbR (vertretungsberchtigte Gesellschafter: Bärbel Knopf, Fischersteeg 11 System zum Löschen von Bränden und Verfahren zu dessen Einsatz
DE102008006778A1 (de) 2008-01-30 2009-08-06 Patentverwertung GbR (vertretungsberechtigter Gesellschafter: Bärbel Knopf, 15754 Heidesee) Brandschutzmittel und Verfahren zu dessen Einsatz
US20100243280A1 (en) * 2009-01-12 2010-09-30 Rinoud Hanna Fire retardant composition and method
JP2010221007A (ja) * 2009-02-24 2010-10-07 Hatsuta Seisakusho Co Ltd 消火剤貯蔵容器及び消火器
JP5660170B2 (ja) * 2012-08-16 2015-01-28 堺化学工業株式会社 硝酸塩を含有する粒子状組成物、及び、その製造方法
EP2787059A1 (de) 2013-04-04 2014-10-08 Petra Sterrer Brandschutzformkörper
DE102013226945A1 (de) * 2013-12-20 2015-06-25 Continental Teves Ag & Co. Ohg Löschmittel für Metallbrände und Feuerlöscher
DE202014010728U1 (de) 2014-05-16 2016-06-03 Genius Patentverwertung Gmbh & Co. Kg Brandschutzplatte
DE202014010383U1 (de) 2014-05-16 2015-10-12 Genius Patentverwertung Gmbh & Co. Kg Brandschutzplatte
DE102016011955A1 (de) 2015-10-16 2017-04-20 NEBUMA GmbH universelles Löschmittel
RU2717066C1 (ru) * 2019-05-27 2020-03-17 ФЕДЕРАЛЬНОЕ ГОСУДАРСТВЕННОЕ БЮДЖЕТНОЕ УЧРЕЖДЕНИЕ "ВСЕРОССИЙСКИЙ ОРДЕНА "ЗНАК ПОЧЕТА" НАУЧНО-ИССЛЕДОВАТЕЛЬСКИЙ ИНСТИТУТ ПРОТИВОПОЖАРНОЙ ОБОРОНЫ МИНИСТЕРСТВА РОССИЙСКОЙ ФЕДЕРАЦИИ ПО ДЕЛАМ ГРАЖДАНСКОЙ ОБОРОНЫ, ЧРЕЗВЫЧАЙНЫМ СИТУАЦИЯМ И ЛИКВИДАЦИИ ПОСЛЕДСТВИЙ СТИХИЙНЫХ БЕДСТВИЙ" (ФГБУ ВНИИПО МЧС России) Порошковый огнетушащий состав для тушения натрия и щелочных металлов

Family Cites Families (34)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2368209A (en) * 1942-05-02 1945-01-30 Joseph J Fahey Art of extinguishing burning magnesium and the like
US2294532A (en) * 1942-05-02 1942-09-01 Joseph J Fahey Method and means for extinguishing burning molten magnesium and the like
US2367384A (en) * 1942-09-22 1945-01-16 Shell Dev Method of removing oil from water
US2730841A (en) * 1954-08-19 1956-01-17 Charles E Searight Production of silicone-coated glass beads
FR1152808A (fr) * 1956-06-25 1958-02-26 Composition extinctrice pulvérulente
GB837311A (en) * 1956-11-30 1960-06-09 Gallery Chemical Company Method of protecting active metals
US3090749A (en) * 1959-01-30 1963-05-21 Ansul Chemical Co Fire extinguisher compositions for metal fires
US3055435A (en) * 1959-02-06 1962-09-25 Ansul Chemical Co Dry chemical fire extinguishers
NL121911C (nl) * 1959-07-06
DE1467023A1 (de) * 1964-02-28 1969-01-23 Degussa Verfahren zur Inkorporierung von Wasser in feinst verteilter Kieselsaeure
US3407138A (en) * 1964-09-02 1968-10-22 Dow Chemical Co Method and composition for extinguishing and preventing fires in flammable liquids
DE1195220B (de) * 1964-11-13 1965-06-16 Perlite G M B H Deutsche Verwendung von Perlite zum Aufsaugen von auf Wasser schwimmendem OEl
GB1229231A (nl) * 1968-01-30 1971-04-21
GB1218521A (en) * 1968-01-31 1971-01-06 Steinkohlen Elek Zitat Ag A process for extinguishing fires involving synthetic resins containing halogens
GB1205136A (en) * 1968-08-27 1970-09-16 Atomic Energy Authority Uk Improvements in or relating to fire extinguishers
GB1315822A (en) * 1969-05-14 1973-05-02 Atomic Energy Authority Uk Powder fire extinguisher
GB1348372A (en) * 1970-02-16 1974-03-13 Ici Ltd Foam-compatible powder compositions
US3830738A (en) * 1970-02-16 1974-08-20 Ici Ltd Surface treatment of particulate solids
US3963627A (en) * 1970-02-16 1976-06-15 Imperial Chemical Industries Limited Surface treatment of particulate solids
JPS4933880A (nl) * 1972-07-31 1974-03-28
CA995006A (en) * 1972-10-31 1976-08-17 Eugene F. Rossi Reduction kiln having a controllable distribution system
US3963626A (en) * 1973-05-03 1976-06-15 The United States Of America As Represented By The United States Energy Research And Development Administration Fire extinguishant for fissionable material
US4173538A (en) * 1975-10-08 1979-11-06 Herbline Celestin L Extinguishing product comprising an uninflammable powder and liquid
CA1080534A (en) * 1976-01-23 1980-07-01 Pitney-Bowes Carrier particle with core of metal, sand or glass and coating of telomer of tetrafluoroethylene
US4183980A (en) * 1976-10-21 1980-01-15 Grefco, Inc. Perlite filler coated with polydimethylsiloxane
US4226727A (en) * 1978-07-21 1980-10-07 Energy & Minerals Research Co. Persistent fire suppressant composition
US4255489A (en) * 1979-03-12 1981-03-10 Grefco, Inc. Perlite filler
JPS55163057A (en) * 1979-05-15 1980-12-18 Dainippon Ink & Chemicals Powdered fireeextinguishing substance and its preparation
JPS579468A (en) * 1980-06-17 1982-01-18 Dainippon Ink & Chemicals Manufacture of powdered fire-extinguishing substance preventing reignition
JPS58122576A (ja) * 1982-01-18 1983-07-21 Ricoh Co Ltd 転写材キヤリアシ−ト
JPS5977871A (ja) * 1982-10-27 1984-05-04 三井建設株式会社 燃焼抑制用具
GB8508093D0 (en) * 1985-03-28 1985-05-01 Glaverbel Modifying wettability of glass beads
US4686253A (en) * 1986-02-20 1987-08-11 United States Gypsum Company Lightweight joint compound having improved paintability
GB8720996D0 (en) * 1987-09-07 1987-10-14 Glaverbel Fire hazard control

Also Published As

Publication number Publication date
IT8867786A0 (it) 1988-09-02
DE3830122C2 (de) 1999-04-22
DK498188A (da) 1989-03-08
US4968441A (en) 1990-11-06
JPS6470081A (en) 1989-03-15
AT397769B (de) 1994-06-27
LU87325A1 (fr) 1989-03-08
NO883944D0 (no) 1988-09-05
IT1223795B (it) 1990-09-29
IE60140B1 (en) 1994-06-01
PT88424A (pt) 1989-07-31
GR880100569A (en) 1989-06-22
GR1000401B (el) 1992-06-30
GB8720996D0 (en) 1987-10-14
JP2724727B2 (ja) 1998-03-09
SE501874C2 (sv) 1995-06-12
FR2620035B1 (fr) 1991-01-25
DE3830122A1 (de) 1989-03-16
SE8803123L (sv) 1989-03-08
ES2012114A6 (es) 1990-03-01
US5061382A (en) 1991-10-29
SE8803123D0 (sv) 1988-09-06
GB8820573D0 (en) 1988-09-28
PT88424B (pt) 1995-05-04
CA1308549C (en) 1992-10-13
DK498188D0 (da) 1988-09-07
ATA218588A (de) 1993-11-15
CH675361A5 (nl) 1990-09-28
BE1002380A3 (fr) 1991-01-22
GB2209467A (en) 1989-05-17
FR2620035A1 (fr) 1989-03-10
NO883944L (no) 1989-03-08
GB2209467B (en) 1992-03-25
IE882596L (en) 1989-03-07
NL194981C (nl) 2003-04-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8802168A (nl) Brandgevaar-bestrijding.
JPH02286179A (ja) 金属火災用消火剤及びこれを使用する消火方法
US4915853A (en) Method for fire extinguishment of hardly extinguishable dangerous material
US3475332A (en) Fire extinguishing
US3090749A (en) Fire extinguisher compositions for metal fires
Zalosh Metal hydride fires and fire suppression agents
AU718475B2 (en) Fire-fighting mineral-water suspension
Fleming et al. Extinction studies of propane/air counterflow diffusion flames: the effectiveness of aerosols
US2969116A (en) Method of controlling and extinguishing fires in pyrophoric fluids
Rhein et al. Extinction of lithium fires: Thermodynamic computations and experimental data from literature
US3840075A (en) Extinguishant for metal fires
US3985658A (en) Extinguishing agent for combustible metal fires
JPH01232976A (ja) 難消火性危険物用消火剤及びこれを使用する消火方法
EP0309881B1 (en) Method for extinguishing difficult to extinguish burning materials
Liu et al. Application of a novel a core-shell microstructured nanocomposites as a fire extinguishant using seawater
JPH01250275A (ja) 難消火性危険物用消火剤及びこれを使用する消火方法
McConville MAGNESIUM AS A SHIPBOARD MATERIAL NEGATIVE CONSIDERATIONS.
Schmitt Carbon microspheroids as extinguishing agents for metal fires
US4904398A (en) Class D fire extinguishing
Rhein An experimental study of the use of liquid argon and argon-filled aqueous foams for the extinction of lithium fires
Chang Allgheny Technologies
JPS58132056A (ja) 消火性ペンキ
Gurchumelia et al. Journal of Chemistry: Education, Research and Practice
JPH066176B2 (ja) 金属火災用粉末消火薬剤
Jeong et al. Analysis of patents on extinguishing agent for sodium fires

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
NP1 Patent granted (not automatically)
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20080902