NL8503595A

NL8503595A - Zelfsluitende tang voor het transporteren van stalen blokken, brokken ijzer of dergelijke.

Info

Publication number: NL8503595A
Application number: NL8503595A
Authority: NL
Original assignee: Maschf Augsburg Nuernberg Ag
Priority date: 1985-01-03
Filing date: 1985-12-31
Publication date: 1986-08-01
Also published as: AU5183486A; IN166340B; ATA354985A; US4676542A; BE903980A; AU581586B2; DE3500056A1; DE3500056C2

Description

-1-

M Kon/mf/367 MAN

Zelfsluitende tang voor het transporteren van stalen blokken, brokken ijzer of dergelijke.

De uitvinding heeft betrekking op eenzelfsluitende tang voor het transporteren van stalen blokken, brokken ijzer of dergelijke, met twee twee-armige tangbenen, die elk om een horizontale, dwars op het zwenkvlak van de tangbenen gerichte 5 as zwenkbaar in een tanghuis gelegerd zijn, van welke tangbenen de onderarmen de tangpinnen of dergelijke dragen en waarvan de bovenarmen scharnierend verbonden zijn met schakels, die een gelijke lengte hebben; met een verstelinrich-ting voor het in axiale richting verschuiven van de assen van 10 de tangbenen; en met een krachtaccumulator voor het versterken van de aandrukkracht van de tangpinnen.

Bij een bekende tang van de in de aanhef genoemde soort is de krachtaccumulator een vertikaal aangebrachte drukveer, die gespannen wordt via een door middel van een hydraulische 15 cilinder ophefbare trekstang. Door de drukveer worden de pennen van de tangbenen in sterkere mate aangedrukt dan bij zelfsluitende tangen zonder drukveer; terwijl bovendien aanvullende stoten, die van vertikale krachten afkomstig zijn, afgezwakt worden. Bij tangen met verstelinrichtingen zal het 20 echter tot stoten belastingen komen, wanneer de tangpinnen met de last in aangrijping komen. Deze belastingen, die voor het aandrijfwerk van de verstelinrichting schadelijk zijn, kunnen door de bekende vertikale veren niet afgezwakt worden; zodat er veeleer speciale, afzonderlijke maatregelen voor het 25 afzwakken van deze stoten (slagen) getroffen moeten worden, bijvoorbeeld het aanbrengen van een glijkoppeling of dergelijke, hetgeen echter bij de bekende stand van de techniek -Duits octrooischrift 26 50 034 - niet vermeld is. Bij de bekende tang is in elk geval de extra toevoeging van middelen, 30 zoals de afzonderlijke aandrijfmiddelen voor het spannen van •t'' f ^ sf ij • \ -2- de drukveren en de bijzondere maatregelen voor het afzwakken van de stoten resp. slagen op de aandrijfmiddelen van de ver-stelinrichting nadelig.

De uitvinding heeft ten doel een zelfsluitende tang van 5 de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij met zo min mogelijk extra middelen de aandrukversterking van de tangpinnen en de afzwakking van slagen of stoten op de aandri jfmiddelen van de verstelinrichting(en) is verkregen. Bovendien wordt de eis gesteld, dat de tang in zijn geheel 10 gemakkelijk van het lastopneemmiddel is los te maken.

Dit doel, dat de uitvinding ten grondslag ligt, wordt bereikt doordat de krachtaccumulator twee horizontaal werkende krachtaccumulatie-elementen (drukveren) heeft, die elk tussen de boveneinden van de overeenkomstige tangbenenen de 15 buiteneinden van de overeenkomstige schakels zijn aangebracht en dat de binneneinden van de schakels scharnierend verbonden zijn met een in sleuven van schilden van het tanghuis in hoogterichting verschuifbaar geleide, dwars ten opzichte van het zwenkvlak van de tangschakels gerichte, een scharnier van 20 een kniehefboom vormende bout, waarvan de begrenste hoogte-verstelling met een trekorgaan geschiedt, dat koppelbaar is met het lastopneemmiddel van een kraan of dergelijke. Daar de krachtaccumulatoren twee functies hebben en zij gespannen worden door middelen (verstelinrichting; heiwerk van de 25 kraan), die zowiezo aanwezig zijn, is het aantal toegevoegde middelen betrekkelijk gering. Verder wordt door de krachtaccumulatoren het verschil in sluitkracht, die bij zuiver zelfsluitende tangen tussen maximale en minimale openings-breedte bepaald is, verminderd en in bepaalde gevallen ook 30 vereffend.

De tang volgens de uitvinding opent zich niet bij ruw, stotend bedrijf en de krachtaccumulatoren zijn - ten gevolge van het aanbrengen van de krachtaccumulatoren aan de einden van de bovenbenen van de tang - in geringe mate onderhevig 35 aan straling in het geval van het transporteren van hete ijzeren brokken. De aanbrenging van de krachtaccumulatoren aan de boveneinden van de tangbenen heeft ten slotte ook nog

Ck <- ^ }J ύ -J j * * -3- een positieve uitwerking op de dimensionering van de kracht-accumulatoren.

In de tekening is een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding schematisch weergegeven.

5 In de tekening tonen:

Fig. 1 een vooraanzicht van de tang bij maximale last-breedte in de aanlegfase, fig. 2 een vooraanzicht van de tang bij minimale last-breedte na de aanlegfase bij in gestrekte stand gebrachte 10 schakels, fig. 3 een construktief detail in doorsnede, in een ten opzichte van fig. 1 en 2 vergrote schaal, en fig. 4 een bovenaanzicht van het detail volgens fig. 3, gedeeltelijk in doorsnede.

15 De in wezen zelfsluitende tang heeft twee twee-armige, ten opzichte van elkaar beweegbare tangbenen 1, 2, die elk cam een horizontale, dwars op het zwenkvlak van de tangbenen gerichte, door de langsmiddenlijn van een bout gevormde as 3 zwenkbaar in een tanghuis 4 zijn gelegerd. De onderarmen la, 20 2a van de tangbenen hebben pinnen 5, die op de zijvlakken van de op te heffen last 6 ter aangrijping kunnen worden gebracht, welke last bijvoorbeeld een stalen blok of een ijzeren brok kan zijn. In het gebied van de gaffelvormige einden van de bovenarmen lb, 2b van de tangbenen zijn hori-25 zontale, in axiale richting tot in begrensde mate verschuifbare stangen 7 aangebracht, die door middel van binnenste stangkoppen 8 en bouten 23 scharnierbaar met uitsparingen van schakels 9 zijn verbonden, welke schakels 9 even lang zijn en van welke schakels binneneinden met hun boringen scharnier-30 baar verbonden zijn met een bout 10, die dwars op het zwenk-vlak van de tangbenen is gericht. De bout 10 is in sleuven 11 van zich vertikaal naar boven uitstrekkende schilden 12 in hoogterichting verschuifbaar geleid, welke schilden deel van het tanghuis 4 uitmaken. Ter verstelling van de bout 10 in 35 hoogterichting is deze in boringen van het gaffelvormige einde van een trekorgaan 13 gelegerd. Het trekorgaan 13 heeft aan het boveneinde een uitsparing, waarmee het in de lasthaak —* .'·* \ v* ·, - \

\ jr J V 'J

-4- van een kraan is te hangen of waarmee het door middel van een bout met de lastopneemmiddelen (traverse) van een kraan snel te koppelen en te ontkoppelen is. De bouten 23 zijn in langwerpige uitsparingen van de schilden 12 afgesteund, waarbij 5 een begrensde axiale verschuifbaarheid (veerweg), maar geen hoogteverstelling ten opzichte van de schilden 12 mogelijk is gemaakt.

De beide stangen 7 worden elk door twee veerschotels 14a, 14b omhuld, waartussen telkens een voor te spannen, 10 enkelvoudig werkende, ringvormige schotelveer 15 is aangebracht. De binnenste veerschotels 14a stuiten telkens tegen een binnenste vertikaal kopvlak van de bijbehorende stangkop 8 en de buitenste veerschotels 14b stuiten telkens tegen een vertikaal kopvlak van bijbehorende bovenarmen van de tang-15 benen. De buitenste veerschotels 14b zijn vast verbonden met telkens een van de stangen 7 omgevende traverse 16, die via twee tegenover elkaar liggende, in een lijn liggende en zich dwars ten opzichte van de langsrichting van de bijbehorende stang 7 gerichte kap 22 in uitsparingen van het gaffelvormig 20 uitgevoerde eindstuk van de bijbehorende bovenarm lb resp. 2b van de stangbenen scharnierend is gelegerd. De stangen 7 strekken zich door de traversen 16 heen uit en strekken zich verder naar buiten uit over een zekere lengte. Op de buiteneinden van de stangen 7 zit telkens een moer 17, die zich bij 25 de in de figuren 3, 4 weergegeven omstandigheden - via een overeenkomstige tussenschijf - tegen het buitenste vertikale kopvlak van de bijbehorende bovenarm lb resp. 2b van de tang-benen afsteunt.

Om de openingsbreedte van de tangbenen aan de verschil-30 lende breedte-afraetingen van de last 6 te kunnen aanpassen, is een zelfremmende verstelinrichting van een bekende soort aanwezig. Daartoe zijn de zwenkassen van de tangbenen in moeren 18 gelegerd, die via spindels 17, die bij voorkeur via een centrale aandrijving 20 - dus een aandrijving die in het 35 midden van de tang is aangebracht - verdraaibaar zijn, in een sleufgeleiding 21 van het tanghuis 4 in axiale richting beweegbaar .

. . 7Λ ’ft n $ Q $ ü 0 -5-

De werkingswijze van de tang volgens de uitvinding is als volgt:

De geopende tang wordt boven de aan te grijpen, op een ondersteuning rustende last 6 in zodanige positie aangelegd, 5 dat de tangpinnen 5 na bediening van de verstelinrichting 18, 19, 20 de last zeker kunnen aangrijpen. De verstelinrichting wordt door een bedieningspersoon ingeschakeld, waarbij de in de uiterste stand bevindende tangbenen 1, 2 naar het midden van de tang worden verschoven tot de tangpinnen 5 enigszins 10 tegen de zijde van de last worden aangedrukt. De beëindiging van dit verschuifproces van de zwenkassen van de tangbenen wordt door het aanliggen van de tangpinnen 5 uitgeschakeld, waarbij de bij het aanslaan van de tangpinnen optredende slagen of stoten vermeden worden, doordat de drukveren 15 15 door de verstelinrichting 18, 19, 20 gespannen worden, doordat de traversen 16 op de bout 7 axiaal naar binnen worden bewogen - daar de bout 23 tezamen met de stangkoppen 8 door de drukveren 15 tot in de binnenste eindstanden van de langwerpige uitsparingen zijn gedrukt. De motor van de aandrij-20 ving van de.verstelinrichting 18, 19, 20 komt aldus tot stilstand en de rem van de aandrijving van de verstelinrichting treedt automatisch in werking, waarna via een elektrisch schakelrelais de motor van de aandrijving van de verstelinrichting uitgeschakeld wordt. Nadat de verstelaandrijving 25 uitgeschakeld is, wordt de aandrijving van de hefinrichting van de kraan of dergelijke hefinrichting vrij gegeven, waarna zich de bout, die zich bij het verstellen van de zwenkassen van de tangbenen in een onderste eindstand bevindt, naar boven beweegt. Tijdens deze opwaartse beweging worden de 30 schakels 9 vanuit hun schuin naar beneden gerichte stand tot in hun, door de bovenste eindbegrenzing van hun sleuf 11 gefixeerde, gestrekte stand, dat wil zeggen tot in de stand, waarin zij horizontaal gericht zijn, gebracht. Wanneer de schakels hun gestrekte stand hebben ingenomen, kan deze stand 35 van buitenaf niet meer worden losgemaakt. Tengevolge van de kniehefboomwerking van de in de gestrekte stand bewogen schakels 9, worden door verschuiving van de bout 23 en van de ' '·. Λ -6- stangen 7 (bij vaststaande traversen 16) naar buiten de -door de verstelinrichting 18, 19, 20 reeds gedeeltelijk samengedrukte - drukveren 15 nog verder gespannen. De bij zuiver zelfsluitende tangen door het gewicht van de te heffen 5 last en het gewicht van tangdelen bepaalde aandrukkracht van tangpinnen is ten gevolge van de gespannen drukveren 15 nog met een bepaalde, vooraf gekozen, konstante waarde verhoogd.

;··· -i '1 A

v* - -9 'j v y v

Claims

-7- M Kon/mf/367 MAN Zelfsluitende tang voor het transporteren van stalen blokken, brokken ijzer of dergelijke, met twee twee-armige tangbenen, die elk om een horizontale, dwars op het zwenkvlak van de tangbenen gerichte as zwenkbaar in een tanghuis ge- 5 legerd zijn, van welke tangbenen de onderarmen de tangpinnen of dergelijke dragen en waarvan de bovenarmen scharnierend verbonden zijn met schakels, die een gelijke lengte hebben; met een verstelinrichting voor het in axiale richting verschuiven van de assen van de tangbenen; en met een kracht-10 accumulator voor het versterken van de aandrukkracht van de tangpinnen, met het kenmerk, dat de krachtaccumulator twee horizontaal werkende krachtaccumulatie-elementen (drukveren 15. heeft, die elk tussen de boveneinden van de overeenkomstige tangbenen (1 resp. 2) en de buiteneinden van de 15 overeenkomstige schakels (9) zijn aangebracht en dat de binneneinden van de schakels (9) scharnierend verbonden zijn met een in sleuven (11) van schilden (12) van het tanghuis (4) in hoogterichting verschuifbaar geleide, dwars ten opzichte van het zwenkvlak van de tangschakels gerichte, een 20 scharnier van een kniehefboom vormende bout (10), waarvan de begrenste hoogteverstelling met een trekorgaan (13) geschiedt, dat koppelbaar is met het lastopneemmiddel van een kraan of dergelijke. S ~ 9 ·: w : ! )