BE895073A - Vatenklem - Google Patents

Vatenklem Download PDF

Info

Publication number
BE895073A
BE895073A BE0/209520A BE209520A BE895073A BE 895073 A BE895073 A BE 895073A BE 0/209520 A BE0/209520 A BE 0/209520A BE 209520 A BE209520 A BE 209520A BE 895073 A BE895073 A BE 895073A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
emi
rods
clamp
barrel
vessel
Prior art date
Application number
BE0/209520A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Verhoeven Marcel
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Verhoeven Marcel filed Critical Verhoeven Marcel
Priority to BE0/209520A priority Critical patent/BE895073A/nl
Publication of BE895073A publication Critical patent/BE895073A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66FHOISTING, LIFTING, HAULING OR PUSHING, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. DEVICES WHICH APPLY A LIFTING OR PUSHING FORCE DIRECTLY TO THE SURFACE OF A LOAD
    • B66F9/00Devices for lifting or lowering bulky or heavy goods for loading or unloading purposes
    • B66F9/06Devices for lifting or lowering bulky or heavy goods for loading or unloading purposes movable, with their loads, on wheels or the like, e.g. fork-lift trucks
    • B66F9/075Constructional features or details
    • B66F9/12Platforms; Forks; Other load supporting or gripping members
    • B66F9/18Load gripping or retaining means
    • B66F9/187Drum lifting devices

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Forklifts And Lifting Vehicles (AREA)

Description


  VATENKLEM

  
De uitvinding heeft betrekking op een vatenklem welke mits

  
montage op een hef toestel zoals o.a. een vorklifttruck, rechtopstaande

  
metalen en zelfs mogelijk kunststofvaten bij de eindrand grijpt.

  
Hierbij rust de onderhelft van het vat met zijn wand tegen

  
een steunvlak welk aan hetzelfde frame zit waarop de klem gemonteerd is

  
en welk in zijn geheel door de vorken van de lifttruck wordt opgenomen.

  
De uitvinding heeft tot doel, om op een eenvoudige mecha-

  
nische manier rechtopstaande vaten te grijpen, op te tillen, om zodoende

  
te kunnen verplaatsen en vervolgens op dezelfde automatische wijze te

  
lossen wanneer zij terug in aanraking met de ondergrond worden gebracht.

  
 <EMI ID=1.1> 

  
van het grijpmechanisme welke de rand van het vat zullen omklemmen, in

  
neutrale, dus niet werkende toestand, geopend zijn. De grijppunten van

  
de bekken worden van elkaar verwijderd gehouden door een sterke elastische spankracht onder de vorm van veren. De handeling nodig voor het

  
grijpen van het vat. geschiedt vanuit een opwaartse beweging van het mechanisme tegenover het vat. Doordat de onderbek bij het heffen onder de

  
felsrand van het vat blijft zitten wordt door het eigen gewicht van het

  
vat druk uitgeoefend. Door deze druk trekt de onderbek d.m .v. trekstang-

  
en de hogerliggende bovenbek over zich heen met de rand van het vat ertussen. Op dat moment zit het vat gegrepen. De druk op de onderbek veroorzaakt door de zwaartekracht van het vat dient echter de trekkracht

  
vanwege de veren op de bekken te overwinnen opdat deze vanuit hun oor-spronkelijke open, in een gesloten toestand zouden geraken. Ondanks het feit dat de grijppunten van de bekken naar mekaar zijn toegetrokken blijft in de tegengestelde richting de zelfs nog vergrote spankracht van de trek-

  
 <EMI ID=2.1> 

  
vat als effekt van de zwaartekracht zal afnemen ten voordele van de trekkracht van de veren, deze laatsten hun taak kunnen vervullen door op deze manier de bekken terug van mekaar te trekken. Door de opening op deze wijze verkregen wordt het vat terug los gelaten. De bekken staan dan terug open om alzo de operatie te kunnen herhalen.

  
Een groot gevaar is echter aan dit systeem verbonden. Het nijpeffekt op de bekken wordt enkel in stand gehouden door de zwaartekracht vanwege het gewicht van het vat. M.a.w. de bekken blijven dus enkel gesloten door de constante druk van het vat op de onderbek. Wanneer nu bij de minste hinder het effekt van de zwaartekracht even, ja zelfs gedeeltelijk zou opgeheven worden door bv. bij het transporteren van het vat over

  
 <EMI ID=3.1> 

  
daar gretig de ook nog aanwezig zijnde maar tegengestelde kracht van de trekveren hiervan gebruik maken om de bekken enigzins te openen. In een fraktie van een seconde kan de greep op het vat merkelijk verzwakken, met het gevaar dat dit uit de klem zal glippen. Soortgelijk nadeel wordt ook vlug ondervonden wanneer de klemmen onderhevig geraken aan de minste slijtage of minder goede afstelling van de bekken. Wanneer hierdoor de rand van het vat in een iets minder goede positie op de onderbek wordt genomen is de minste tijdelijke opening veroorzaakt door de spankracht van de trekveren voldoende om een onherstelbare opening te scheppen.

  
Met de uitvinding wordt, o.a. beoogd dit hierboven geformuleerd bezwaar te ondervangen. De constructie van het grijpmechanisme is dus van die aard dat tegengestelde krachten in de klem niet aanwezig zijn welke een nadelig effekt zouden veroorzaken op het in de greep houden van het vat. De uitganspositie van de bekken is dan ook niet open maar gesloten doordat de trekveer hier een totaal andere funktie in het scharnierend gedeelte vervult. Zij trekt de grijppunten van de beide bekken constant naar mekaar toe en dit geldt ook tijdens het in de greep hebben van het vat zodat hierdoor de klemming verzekerd blijft. 

  
 <EMI ID=4.1> 

  
ontgrendelen wanneer het vat terug op de grond dient geplaatst. Hiervoor diende een nieuw onderdeel uitgevonden. Deze kam welke met zijn verbinding via twee evenwijdige scharnierende hefboompjes een versnelde en verderreikende beweging overzet op de bovenliggers stuwt hierdoor de bovenbek volledig in de kast zodat de klem ongehinderd van het vat kan afgetrokken worden. Zonder dit onderdeel zou de bovenbek op het deksel achter de rand blijven haken en het afschuiven onmogelijk maken.

  
In de praktijk zal men met éénenkel frame waarop meerdere klemmen gemonteerd zitten ook meerdere vaten in één tijd willen optillen en verplaatsen. De klemmen zullen op één lijn naast mekaar met de grijppunten vooruit op een vaste afstand in verhouding tot de diameter van de vaten en op gelijke hoogte geplaatst worden. Indien de klemmen op dit frame enkel bij middel van hun kast vastzaten zodat de afstand tussen de grijppunten en het frame konstant was, dan zouden hieruit moeilijkheden ont-

  
 <EMI ID=5.1> 

  
meerdere stuks moeten gegrepen worden netjes op één lijn en bevinden zich dikwijls op een oneffen ondergrond om nog niet te spreken over partijen vaten van verschillend type, zodat mogelijk ook de randen nog in hoogte zullen verschillen.

  
Dit brengt met zich mee dat de klem welk het vat ontmoet dat het dichtst bij staat geen moeilijkheden zal ondervinden. Het ganse frame met alle klemmen zal ophouden de andere vaten verder te benaderen van zodra die eerste klem vol kontakt heeft. Vermits de klemmen niets aan mekaar kunnen toegeven wat de reikwijdte betreft zal de klem welk het verst staand vat zou moeten grijpen wel moeilijkheden ondervinden. De bekken zullen tekort schieten en/of de bovenbek zal zich niet op het deksel kunnen drukken maar afketsen op de rand en alzo het vat missen.

  
Met de uitvinding wordt tevens beoogd dit bezwaar op te ruimen door het individueel afstandsverschil van ieder vat tegenover de klem en het onderling hoogteverschil te nivelleren.

  
 <EMI ID=6.1> 

  
nader worden toegelicht. 

  
Tekening I toont in zijaanzicht de vatenklem volgens de uitvinding in belastte toestand. De klem heeft een vat 21 met de grijppunten
15 en 45 van de respectievelijke bovenbek 44 en onderbek 16 in de greep en

  
 <EMI ID=7.1> 

  
bovenelkaar liggende hoofdassen 2 en 3 welke dwarsdoorlopen en langs beide buitenkanten van de kast geborgd worden. As 2 loopt door een koker welke twee gelijke, op een afstand naast mekaar lopende liggers 11 verbindt. Deze liggers reiken in de richting van het vat langs de beide horizontale 19 en

  
 <EMI ID=8.1> 

  
De gedeelten welke buiten de kast kunnen, maken onder een hoek van 90[deg.] een neerwaartse afbuiging en worden op het einde gekoppeld met een horizontaal verbindingsstuk 46.

  
Op de onderste hoofdas 3 zitten op dezelfde manier ook twee gelijke, naast mekaar lopende liggers 12 gemonteerd welke echter niet buiten de kast komen 

  
De beide hoofdassen 2 en 3 zitten door de boven- en onderliggers

  
 <EMI ID=9.1> 

  
de twee paar vertikale trek- en duwstangen 13 en 14 verbonden zijn en alzo

  
 <EMI ID=10.1> 

  
en hetzelfde gebeurt tussen het voorste paar trek-duwstangen en het achterste paar trek-duwstangen. Tussen het voorste paar stangen 14 zit de onder-

  
 <EMI ID=11.1> 

  
als een zadel waarvan zijn vooraan in de breedte lopende horizontale grijp kant 45 onder de felsrand 22 van het vat steunt. Onderbek 16 zal dus ver-

  
 <EMI ID=12.1> 

  
waarbij hij gedeeltelijk of zelfs geheel binnen de kast zal glippen.

  
In niet verkende toestand zal de gri jpkant 15 van de bovenbek

  
 <EMI ID=13.1> 

  
7 en het bovenste trekpunt de koker van de bovenste hoofdas 2. 

  
In de vierhoekige figuur welke deze constructie heeft zal de trekveer 17 als fuktie hebben de denkbeeldige diagonaal tussen de binnen...

  
 <EMI ID=14.1> 

  
bij de uitgangspositie, nl die met op elkaar geperste bekken. Deze kracht zelfs opgevoerd bij het in de greep hebben van een vat zal steeds aanwezig zijn.

  
Nieuw bi j de werking van deze klem, welke op het frame van het heftoestel gemonteerd zit en dus eigenlijk ook door diens bedieningsmechanisme gedirigeerd wordt, is dat zi jn handeling voor het grijpen van een vat vertrekt van een dalende beweging ten opzichte van dit objekt.

  
Met het grijpen wordt bedoeld dat de felsrand 22 zal geklemd

  
 <EMI ID=15.1> 

  
ven beweging zitten de bekken dus nog op mekaar gesloten vanwege de kracht welke de trekveer op beiden uitoefent.

  
Vooreerst dienen deze dus geopend te worden en hiervoor wordt de klem via de schuinoplopende voor- of glijkanten 20 in een neergaande beweging tegen het vat 21 gewreven. Van het eigenlijke grijpmechanisme

  
komt dus eerst de schuinoplopende en naar buiten stekende voorkant van de onderbek 16 via de felsrand 22 met de zijwand 24 van het vat in kontakt. Hierdoor wordt de onderbek omhoog en tevens een stuk binnenwaarts in de kast 1 gedrukt. Door zijn verbondenheid via het scharnierend mechanisme

  
 <EMI ID=16.1> 

  
kanten 45 en 15 van elkaar verwijderd en ontstaat er een opening welk de rand van het vat omsluit. Deze opening wordt zelfs nog vergroot wanneer d<

  
 <EMI ID=17.1> 

  
zal brengen met het deksel 23 van het vat en ruim achter de felsrand 22 zal haken. Door de intussen vergrote kracht van de trekveer 17 wordt de de druk van de bovenbek 44 op- het deksel 23 stevig onderhouden en heeft de onderbek 16 de sterke nijging zover mogelijk naar buiten te glippen en zich tegen de zijwand 24 van het vat aan te drukken. Op dat moment zit de bovenkant van het vat, zij het mogelijk met een groter gedeelte dan enkel de rand , omsloten door de beide bekken.

  
Het is tijdens de volgende beweging welke men de klem oplegt,

  
 <EMI ID=18.1> 

  
schuiven, zich met zijn tamelijk scherpe horizontale voorkant 45 onder de felsrand 22 zal vastzetten.

  
Vanaf dit ogenblik gaat het eigen gewicht van het vat meespelen. De zwaartekracht welke men hierdoor meeheeft gaat zodanig drukken op de onderbek dat via het scharnierend mechanisme waarmee de beide bekken

  
 <EMI ID=19.1> 

  
met een geweldige kracht op de onderbek 16 gaat getrokken worden met enkel de volledige felsrand 22 van het vat ertussen nemend. Vervolgens wordt in deze doorlopende heffende beweging het vat van de grond getild.

  
 <EMI ID=20.1> 

  
eigen gewicht van het vat op de bekken. Maar daarbij nog worden deze ononderbroken naar mekaar toegetrokken door de elastische spankracht van de trekveer 17. Zo de zwaartekracht gedeeltelijk of zelfs geheel zou opgeheven worden, bv. bij een transport over een hobbelig terrein, dan nog zullen

  
 <EMI ID=21.1> 

  
gehouden worden en de klemming blijft verzekerd.

  
Wanneer men met meerdere klemmen, gemonteerd op eenzelfde frame, tegelijkertijd ook meerdere vaten wil optillen, kan men best de klemmen maximaal laten dalen zodat de hoek, tussen de vertikale glijkanten 20 en de

  
horizontale glijkanten 19, drukt op de bovenkant van de felsrand 22 van het vat. Hierdoor wordt niet alleen de grootste opening verkregen tussen de bekken, maar nemen alle klemmen tegenover de vaten eenzelfde positie in. De bovenbek 44 en de onderbek 16 zijn dan volledig binnen de kast geflipt.

  
 <EMI ID=22.1> 

  
staande met daarbij in het bijzonder de fuktie van de kam 18.

  
Het volledig wegdringen van de beide bekken in de kast is mo-

  
 <EMI ID=23.1> 

  
11 van de bovenbek uitoefent wanneer hij. op zijn beurt tijdens de daling, door de bovenkant van de felsrand 22 tegen zijn glijkant 47 wordt opgedrukt.

  
Na het transport dient het vat terug uit de klem te kunnen. Hierbij dienen de bekken zich te ontgrendelen zodat de klem van het vat afgeschoven wordt. Ook hierbij is de kam 18 van groot belang.

  
Bij de daling zal de klem tijdens één en dezelfde beweging

  
 <EMI ID=24.1> 

  
kontakt met het delsel 23 achter de rand 22, door dat deksel 23 zal omhooggestoten worden. In het volgende stadium neemt de kam 18 de ontgrendeling van het grijpmechanisme over. 

  
Zonder de uitvinding van dit specifieke onderdeel zou de bovenbek 44 toch nog achter de rand 22 blijven haken wanneer de klem van het vat wordt afgetrokken en alzo de ontkoppeling in de weg zitten. Dit komt doordat het deksel 23 lager ligt dan de bovenkant van de felsrand 22 waarop ondanks de maximale daling van de horizontale glijkanten 19 de ruimte zou blijven buiten de kast -waarin de bovenbek 44 zich kan ophouden.

  
Zoals eerder beschreven wordt bij de dalende beweging het kontakt met het vat d.m.v. de bovenbek 44 op het deksel, overgenomen door de glij-stootkant 47 van de kam 18 met de bovenkant van de felsrand 22. Deze kam kan een op- en neerwaarts scharnierdende beweging ondergaan doordat hij vooraan dwars door zijn lichaam heen, hij in het midden op een koker is gemonteerd waardoor de as 10 loopt welk de zijwanden van de kast 1

  
 <EMI ID=25.1> 

  
aangepaste minieme dikte waardoor hij kan opereren in de ruimte tussen de beide boyenliggers 11, hun verlengden44 en het bovenste gedeelte van de

  
 <EMI ID=26.1> 

  
nenas 5 tot een aansluiting met een asje 8 op de twee gelijke naast mekaar omhoog lopende verbindingsampjes 25 welk op hun beurt scharnierend verbonden zitten met asje 9, tussen en aan de liggers 11.

  
De hiermede verkregen manier van krachtoverbrenging tot dicht bij de as 2 op de liggers 11 heeft zulkdanig vergrotend effekt in afstand. dat de verlengden van 11 met name de bovenbek 44 tot ver in de kast 1 zul-

  
 <EMI ID=27.1> 

  
grijpmechanisme in zich heeft, op een speciale manier opgehangen aan het frame welk op het heftoestel is gemonteerd. Deze ophanging maakt deel uit van de uitvinding. 

  
Bij de verklaring zal buiten de tekeningen I en II ook verwezen worden naar IV, V en VI.

  
De kast 1 wordt opgehangen d.m.v. twee paar beweegbare draagstangen 28 en 29 aan het vertikaal gedeelte achter de kast welk

  
op zijn beurt is opgehangen aan het frame. Aan de as 26 welke dwarsdoorheen de kast loopt zitten de bovenste draagstangen 28 evenwijdig met elkaar gemonteerd. Op dezelfde wijze is de bevestiging van de beide onderste ophangstangen 29 op de as 27.

  
Doorheen de andere einden van de stangen zit bovenaan de as 30 en onderaan de as 31 vast. De gedeelten van de assen welke links en rechts buiten de draagstangen rei ken zitten in een asgat in de respektievelijke linker en rechter zuil 48. De afstand tussen de bovenas 26 en de onderas
27 welke beide in de kast gemonteerd zitten en de afstand tussen de boven-

  
 <EMI ID=28.1> 

  
stangen 28 en de onderstangen 29 met elkaar evenwijdig blijven tijdens hun scharnierende funktie.

  
Door deze constructie is het mogelijk dat de kast, scharnierend in zijn ophanging, in hoogte verstelbaar is tegenover zijn verdere naar het frame toe vertikaal ophangingsonderdeel. De afstand in deze verstelling is beperkt door de aanwezigheid van de stutten 40 en 41 welke dwarsdoor en vast aan de kast gemonteerd zijn. Zij .steken links en rechts een stuk buiten de zijwand zodat de ophangstangen 28 en 29 daardoor in hun sti jgende of dalende beweging zullen gestuit worden.

  
De laagste stand welke de kast van de klem kan bereiken wordt bepaald door de bovenste stut 40 waartegen de ophangarmen 28 in hun opwaartse beweging (gezien van uit de stand van de as 26) zullen blokkeren. De kast zal daardoor ook de verste afstand ten opzichte van de zuilen 48 bereikt hebben.. In deze positie bevindt de klem zich waneer zi j belast

  
 <EMI ID=29.1> 

  
gangspositie.

  
Vanuit deze lage positie is het dus mogelijk de kast in een hogere te brengen d.m.v. de scharnierende ophangarmen 28 en 29. De maximum hoogte wordt bepaald door de onderste stut 41 waartegen, de stangen
29 zullen blokkeren in hun dalende beweging (gezien vanuit as 27)* In die situatie is de afstand tussen de kast en de zuilen het kleinst. 

  
Wanneer de kast 1 het dichtst bi j de zuilen 48 gevouwen zit zal de spanning op de trekveren 42 het grootst zijn. De twee veren

  
 <EMI ID=30.1> 

  
43 welke dwars tussen de binnenwanden van de kast is gemonteerd. De veren 42 blijven dus tussen de onderste armen 29 en een gedeelte binnen de wanden van de kast. Zij hebben als fuktie de kast naar beneden te trekken en van de zuilen 48 weg te stoten.

  
Door de elastische eigenschap van de veren is het dus moge-

  
 <EMI ID=31.1> 

  
de klem 20 tegen een vat aan te stoten met de bedoeling dit te zullen grijpen. Door dit systeem kunnen de kasten al naar gelang de omstandigheden zich op een variabele afstand van het frame bevinden. Dit brengt met zich mee dat het grijpmechanisme welk zich in de kast bevindt, mits in achtname van een limiet, zowel een vat welk dichtbij als verder af kan grijpen. Dit kan aangewend worden om met het gebruik van meerdere klemmen ook tegelijk meerdere vaten te tillen ondanks dat deze zich niet op een gelijke afstand zouden bevinden.

  
De klem welk het verste vat voor zijn rekening neemt zal zich het dichts bij zijn uitganspositie bevinden nl. doordat de kast

  
niet zal worden opgedrukt.

  
De klem welk het vat treft welk het dichtst bij staat, daarvan zal de kast het meest tegen het vertikale ophanggedeelte gedrukt worden.

  
Tussen deze twee situaties liggen de overige, geschapen door de vaten welke zich op een afstand bevinden tussen het verste en dichtst bij zijnde vat.

  
Door het opdrukken van de klemmen ontstaan er hoogtever-

  
 <EMI ID=32.1> 

  
het ophangingssysteem wordt ondervangen.

  
De U-vormige, en langs de vierde zijde afgesloten, liftkokers 35 welke op gelijke hoogte met deze van andere klemmen op het 49 frame gemonteerd zitten, hebben ieder in zich een zuil 48. Deze zuilen funktioneren als een lift. Het bovenste gedeelte van de zuil gaat over

  
 <EMI ID=33.1>   <EMI ID=34.1> 

  
worden geblokkeerd door de vernauwing 36 en zullen ingedrukt worden.

  
Zij zullen door hun elastische spankracht de zuilen terug in hun uitganspositie drukken en ze tevens beletten niet onnodig verder te doen stijgen dan wat nodig is. De maximum hoogte welke de zuil zal kunnen stijgen in de koker wordt bepaald door de stut 38 waarboven de afsluiting 32 zich bevindt. Het laagste punt tot welk de zuil kan dalen is een stut 39 waarmede tevens de liftkoker 35 door ophanging aan het frame 49 kan vastzitten. Zie tekening VI.

  
De ontstane hoogteverschillen van de kasten worden tijdens de reeds vooraf beschreven dalende beweging van het hele stel ongedaan gemaakt. Deze dalende beweging zal zolang aanhouden tot de kasten met hun hoek, onsloten door de horizontale glij kanten 19 en de vertikale glijkanten 20, gedrukt zitten op de felsrand 22 van het vat. Zie tekeningen IV, V en VI de figuren 1, 3 en 5 met respektievelijk de figuren 2, 4 en 6. Voor het zover is zal tijdens de daling het scharnierend en het

  
vertikaal ophangingsgedeelte zijn rol spelen. Bij het aandrukken tegen

  
 <EMI ID=35.1> 

  
ophangingsgedeelte. In de liftkoker van het vertikaal gedeelte zal de zuil op zi jn laagste stand kunnen blijven. Zie tekeningen V en VI fig. 3 en 4.

  
De klem welke het verste vat heeft ontmoet is niets, of desgevallend weinig opgedrukt geworden. Het scharnierend ophangingssysteem heeft haast niets moeten toegeven. Tijdens de verdere dalende beweging welke zoals hiervoven omschreven tot het uiterste zal doorgaan (glijkanten kast op felsrand) zal het deze klem zijn welke eerst op het vat

  
 <EMI ID=36.1> 

  
zal dus gelift worden tot de andere klemmen met hun glijkant 19 op de felsrand stoten. Deze lifting is dus mogelijk gemaakt door zijn verbondenheid via de stangen 28 en 29 met de zuilen 48 welke in hun kokers
35 mee zijn omhoog getrokken. Hierbij is de stand van het scharnierend gedeelte 28 eu 29 haast onveranderd gebleven door de kracht van de beide trekveren 42. Zie tekening IV en VI fig. 1 en 2.

Claims (1)

  1. In de praktijk zullen beide systemen, nl. het scharnierend <EMI ID=37.1>
    De uitvinding bewerkstelligt hiermede dat alle klemmen in dezelfde optimale positie tegenover de te grijpen vaten komen om alzo zonder problemen met de heffende beweging te kunnen aanvangen waarbij de bekken zich om de randen zullen sluiten en de vaten van de grond hijsen.
    Eens de vaten van de grond komen alle klemmen in de stand zoals aangegeven op tekening I.
    <EMI ID=38.1>
    ten bij de felsrand grijpt en optilt en waarvan de handeling hierbij nodig, vertrekt van een neergaande beweging tegenover het te grijpen vat waarbij de klemelementen, welke vooraf op mekaar gesloten zitten door de elastische spankracht van een veer, zich openen om zich vervolgens bij de heffende beweging op de rand te sluiten. Klem waarvan het dubbel, en rond-
    <EMI ID=39.1>
    op dezelfde afstand van de achterkant van de kast evenwijdig door de beide boven- of onderliggers lopen waardoor deze laatsten kunnen fungeren als een wip. Boven- en onderliggers welke scharnierend op assen met mekaar
    <EMI ID=40.1>
    trek- duwstangen. Een onderste klemelement, gesitueerd tussen en vastaan de voorste vertikale stangen, welk bij de heffende beweging tegen het vat zich onder de felsrand gaat vastzetten. Stangen hiervan welke door de druk van het gewicht van het vat met kracht de verlengden van de bovenliggers waaraan zij scharnierend gekoppeld zitten, naar beneden trekken. Kracht tevens rondgestuurd door dezelfde stangen welke hierbij ook naar beneden toe druk uitoefenen op de onderliggers welke hierdoor hun einden aan de
    <EMI ID=41.1>
    achterste stangen de daaraan scharnierende bovenliggers bij de achterkant opduwen, met gevolg dat aan hun andere kant van de bovenas de verlengde voorkanten welke het bovenste klemelement uitmaken naar beneden gewipt
    <EMI ID=42.1>
    element toelaat het bovenste naar zich toe te halen met de rand van het vat ertussen nemend. Klemming welke mede konstant onderhouden wordt door de spankracht van een trekveer welke belet dat de beide klemelementen van mekaar verwijderd raken ondermeer door een eventueel tijdelijke onderbreking van de drukking van het vat op het onderste klemelement. Trekveer gesitueerd tussen en met als trekpunten de binnenas welke de onderste liggers koppelt met de achterste vertikale stangen, en de koker waarin de bovenste hoofdas loopt en welk de beide bovenliggers verbindt.
    Klemelementen welke terug van mekaar worden weggetrokken door
    <EMI ID=43.1>
    deelte van de kast, welk zich tegen zijn onderkant laat opdrukken door de bovenkant van de felsrand van het vat. Element dat door zijn speciale vorm en zijn scharnierende verbinding d.m.v. twee kleine evenwijdige stangetjes en asjes dichtbij de hoofdbovenas aansluit op de bovenliggers en hierdoor een zulkdanig vergrotend effekt verwekt in de opgedrukte beweging, dat de beide klemelementen ver in de kast worden gedrongen en hierdoor de gehele klem, schuivend op de onderkant van het ontgrendelingselement en de beide horizontale glijkanten van de kast, van het vat kan afgetrokken worden.
    Ophanging kast d.m.v, twee paar gelijke stangen welke langs de beide zijden van de kast funktioneren. Twee stangen bovenaan evenwijdig scharnierend een een zelfde as lcpend dwarsdoor de kast en twee stangen op dezelfde wijze op een as onderaan. Deze stangen waarvan de andere uiteinden gemonteerd zitten op assen waarvan de doorlopende buitenstukken links en rechts in zuilen scharnieren. Afstand tussen boven- en onderas
    <EMI ID=44.1>
    len toe verstelbaar is. Beweging, uitgaande van een positie waarin alle stangen, van de zuilen naar de kast toe, schuinoplopen en waarbij de laagste stand van de kast wordt bepaald door een stut bovenin dwarsdoorheen
    <EMI ID=45.1>
    hangstangen geblokkeerd zitten, gaande tot de hoogste stand welke bepaald wordt door een soortgelijke stut onderaan geplaatst en waartegen de onderste stangen tegenaanstoten.
    Beweging welke onder spanning staat van een paar gelijke evenwijdige trekveren waarvan het onderste trekpunt de onderste as in de zui-len is en het bovenste trekpunt een horizontale stang binnen de wanden van
    <EMI ID=46.1>
    door onder invloed van het vergroten van de afstand tussen de beide trekpunten, onder intensere spanning komen te staan zodat zij als funktie meekrijgen de kast terug naar beneden en van de zuilen weg, in uitganspositie te trekken.
    Zuilen welke fungeren als liften in de kokers en toelaat de klem welke aan hen verbonden via de stangen, te doen stijgen wanneer deze wordt opgedrukt door de felsrand van het vat. Zuilen met een grondvlak
    <EMI ID=47.1>
    ke wordt ingedrukt tegen een vernauwing in de koker, wanneer de kast
    de zuilen lift en enkel de kern laat binnendringen in de hogerzittende buisvormige cylinder. Drukveer met als fuktie de klem niet onnodig te doen stijgen met gevolg dat deze goed op de bovenkant van de rand van het vat blijft aangedrukt, en het voorzien van de terugkeer van de zuilen naar hun uitganspositie.
    Stut bovenaan de buisvormige cylinder waartegen de kern kan blokkeren waardoor de maximum hoogte wordt bepaald van de stijging der zuilen. Bovenaan de stut een afsluiting van de koker. Laagste stand, tevens uitganspositie, wordt bepaald door een stut welke dwarsdoor de beide kokers en het frame heenzit en tot waarop de zuilen kunnen dalen.
    Totaal ophangingssysteem welk met de uitvinding van het grijpmechanisme in zijn geheel de uitvinding van de vatenklem uitmaakt en waardoor het gemakkelijk is vaten te grijpen door de moeilijkheden op te heffen ontstaan bij het onderling afstandsverschil van de vaten tegenover de klemmen en/of de moeilijkheden ontstaan door het hoogteverschil van de randen der verschillende vaten met als reden dat zij van verschillende afmeting zijn of op een ongelijke ondergrond zijn geplaatst.
BE0/209520A 1982-11-19 1982-11-19 Vatenklem BE895073A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE0/209520A BE895073A (nl) 1982-11-19 1982-11-19 Vatenklem

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE895073 1982-11-19
BE0/209520A BE895073A (nl) 1982-11-19 1982-11-19 Vatenklem

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE895073A true BE895073A (nl) 1983-03-16

Family

ID=25653415

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE0/209520A BE895073A (nl) 1982-11-19 1982-11-19 Vatenklem

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE895073A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4312921A1 (de) * 1993-04-14 1994-10-20 P & D Systemtechnik Gmbh Faßgreifer

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4312921A1 (de) * 1993-04-14 1994-10-20 P & D Systemtechnik Gmbh Faßgreifer

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0347323B1 (fr) Procédé de préhension automatisée de deux coins adjacents d&#39;un linge plat et machine correspondante
EP0029384B1 (fr) Chariot élévateur à surfaces de roulage et de préhension variables à règlages synchronisés
NL8503595A (nl) Zelfsluitende tang voor het transporteren van stalen blokken, brokken ijzer of dergelijke.
US5795003A (en) Apparatus for gripping and weight-different clamping of workpieces, bar guides and the like to be held or moved relative to a location
FR2623180A1 (fr) Installation pour l&#39;echange de rouleaux elastiques ainsi que pour la mise en place et l&#39;enlevement de rouleaux de renvoi dans une supercalandre
BE895073A (nl) Vatenklem
US4223818A (en) Wood carrier
CH497336A (fr) Dispositif à pinces pour manipuler des blocs de déchets métalliques
NL1004177C2 (nl) Een orderverzamelhulpmiddel ten behoeve van het orderverzamelen in magazijnen met gepalletiseerde goederenopslag.
GB2069454A (en) Lifting devices
NL8902273A (nl) Installatie voor het heffen van een last.
BE1001788A7 (fr) Chariot de manutention.
US2123669A (en) Case cart or truck
CS226177B2 (en) Lifting and tilting apparatus for emptying containers
NL9100003A (nl) Voertuig, en werkwijze voor het laden/lossen daarvan.
EP0337850B1 (fr) Appareil de manutention de récipients tels que par exemple des bacs
CN210025256U (zh) 一种具有转运功能的置物架
NL8301502A (nl) Transportkar.
CH401704A (de) Einrichtung mit fahrbaren, stapelbaren Warenkörben und mit Kassentisch für Selbstbedienungsläden
SU1493582A1 (ru) Захватное устройство
US1886614A (en) Lifting and conveying device
RU2021197C1 (ru) Захват для мешков
EP1012076B1 (en) Storage system
SU787338A1 (ru) Клещевой захват
NL1009240C1 (nl) Verstelbare transportkar.

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: VERHOEVEN MARCEL

Effective date: 20011130