NL1002552C1 - Inrichting voor het buigen van een metaalplaat. - Google Patents

Description

Inrichting voor het buigen van een metaalplaat

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het buigen van een metaalplaat, voorzien van een frame, een stationaire onderbalk met een onderklem, een beweegbare bovenbalk met een bovenklem, welke klemmen elk een inklem-5 vlak bezitten voor het in een werkstand inklemmen van een metaalplaat, een onderbuigbalk en een bovenbuigbalk voor het omhoog resp. omlaag buigen van een ingeklemde metaalplaat, welke buigbalken elk aan weerszijden draaibaar om een bijbehorende as zijn ondersteund in een draagplaat, welke 10 draagplaten beweegbaar in het frame zijn ondersteund, zodanig dat de onder- of de bovenbuigbalk in een werkstand kan worden gebracht, waarin zijn as althans nagenoeg in het inklemvlak van de onder- resp. de bovenklem ligt, waarbij de onder- en bovenklem in de werkstand in doorsnede een V-vorn» 15 bepalen, waarvan de top naar de as van de zich in de werkstand bevindende buigbalk is gericht, alsmede van een inrichting voor het vasthouden van de metaalplaat, welke vasthoudinrichting is voorzien van een in hoofdzaak C-vormig frame met een slede die over een sledebed heen en weer 20 beweegbaar is tussen een voorste en een achterste stand en waarvan de benen aan hun vrije uiteinden een onder- resp. bovenschotel dragen, die in een werkstand op de metaalplaat kunnen aangrijpen.

Een dergelijke inrichting is beschreven in de 25 oudere Nederlandse octrooiaanvrage 1000459 van aanvrager. Voorts is uit DE-A-36 05 815 een inrichting voor het buigen van een metaalplaat bekend, waarbij de onder- en bovenschotel van de vasthoudinrichting weliswaar in de nabijheid van de klemmen kunnen worden gebracht, doch dit is alleen 30 mogelijk doordat de klemmen in hoofdzaak loodrecht op het inklemvlak verlopen. Een dergelijke stand van de klemmen is nadelig, zoals nader is beschreven in de bovengenoemde oudere octrooiaanvrage 1000459.

1 0 υ 2 b 5 2 2

De uitvinding beoogt een verbeterde inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij de schotels ondanks de schuine stand van de klemmen in de nabijheid van de klemmen kunnen worden gebracht.

5 Hiertoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat in de voorste stand van de slede de benen van het C-vormige frame tussen de onder- en bovenbalk uitsteken, zodanig dat de onder- en bovenschotel aan de klemmen grenzen.

10 Op deze wijze wordt een inrichting verkregen, waarbij de klemmen van de onder- en bovenbalk een gunstige stand innemen voor het opnemen van de reactiekrachten tijdens het buigen, waarbij niettemin de onder- en bovenschotel tot grenzend aan de klemmen kunnen worden opgesteld, 15 waardoor ook werkstukken die slechts over een zeer geringe afstand in de inrichting uitsteken kunnen worden vastgehouden. Hierdoor is de inrichting volgens de uitvinding geschikt om in meerdere of mindere mate geautomatiseerd ook langwerpige profielen, zoals deurposten en dergelijke, te 20 vervaardigen.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding schematisch is weergegeven.

Fig. 1 is een schematisch weergegeven zij-aanzicht 25 van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een schematisch weergegeven bovenaanzicht van de inrichting uit fig. 1.

Fig. 3 is een doorsnede van de draagtafel van de 30 inrichting uit fig. 1.

Fig. 4 is een bovenaanzicht van het in fig. 3 weergegeven gedeelte van de draagtafel.

Fig. 5 is een schematisch weergegeven zijaanzicht gedeeltelijk in doorsnede van een hulpinrichting voor de 35 inrichting uit fig. 1.

Fig. 6 is een gedeeltelijk weergegeven bovenaanzicht van de hulpinrichting uit fig. 5.

10 υ 2 5 5 2 3

Fig. 7 is een gedeeltelijk in doorsnede uitgevoerd zijaanzicht van een klem van de hulpinrichting uit fig. 5.

Fig. 8 is een gedeeltelijk in doorsnede uitgevoerd vooraanzicht van de klem uit fig.7.

5 In de fig. 1 en 2 is een inrichting voor het buigen van een metaalplaat 1 weergegeven, die is voorzien van een slechts schematisch aangeduid frame 2, een stationaire onderbalk 3 met een onderklem 4, een beweegbare bovenbalk 5 met een bovenklem 6. De klemmen 4, 6 hebben in het zij-10 aanzicht volgens fig. 1 een doorsnede met een dikte en een hoogte, waarbij de hoogte aanmerkelijk groter is dan de dikte.

Voorts omvat de inrichting een onderbuigbalk 7 en een bovenbuigbalk 8 voor het omhoog resp. omlaag buigen van 15 de ingeklemde metaalplaat l. De buigbalken 7, 8 zijn elk aan weerszijden draaibaar om een bijbehorende as ondersteund in een zwenkplaat 9 (zie fig. 2), welke zwenkplaten onafhankelijk van de bovenbalk 3 draaibaar in het frame 2 zijn ondersteund. Hierdoor kan de onderbuigbalk 7 of de boven-20 buigbalk 9 in een werkstand worden gebracht, waarin de bijbehorende as althans nagenoeg in het inklemvlak van de onderklem 4 resp. de bovenklem 5 ligt. In fig. 1 bevindt de onderbuigbalk 7 zich in de werkstand. De zwenkplaten 9 zijn in fig. l terwille van de duidelijkheid niet getekend.

25 Opgemerkt wordt dat in plaats van zwenkplaten 9 desgewenst ook draagplaten kunnen worden toegepast, die op en neer verschuifbaar met het frame 2 zijn verbonden.

Uit fig. l blijkt, dat de onderklem 4 en de bovenklem 6 in de werkstand waarin zij aangrijpen op de metaal-30 plaat 1, in doorsnede een V-vorm bepalen, waarvan de top naar de as van de zich in de werkstand bevindende buigbalk 7 of 8 is gericht. Een dergelijke V-vormige opstelling van de klemmen 4, 6 heeft het voordeel, dat de tijdens het buigen optredende reactiekrachten op de klemmen 4, 6 kunnen worden 35 opgenomen zonder dat vervorming van deze klemmen optreedt. Bovendien zullen deze reactiekrachten de kracht waarmee de 10 u 2 5 5 2 4 klemmen 4, 6 de metaalplaat 1 inklemmen slechts doen toenemen.

De onderbalk 3 en de bovenbalk 5 hebben elk in doorsnede een driehoekige vorm, waarbij de voorste drie-hoekszijde ongeveer in lijn ligt met het lijf van de onder-5 klem 4 resp. de bovenklem 6. Door de langgerekte rechthoek-vorm van de klemmen 4, 6 liggen de naar elkaar toegekeerde driehoekszijden van de onderbalk 3 en de bovenbalk 5 op een relatief grote afstand van elkaar, waardoor tussen deze balken 3, 5 een relatief grote vrije ruimte aanwezig is.

10 Zoals uit fig. 1 blijkt, is de bovenbalk 5 met zwenkplaten 10 draaibaar om een as 11 in het frame 2 gemonteerd. Bij de beschreven uitvoeringsvorm valt deze as 11 samen met de as van de zwenkplaten 9 die de buigbalken 7, 8 draagt.

15 De in het voorgaande beschreven inrichting is meer in detail beschreven in de oudere Nederlandse octrooiaanvrage 1000459 van aanvrager, waarvan de inhoud hier opgenomen moet worden geacht. De constructie van deze inrichting zelf vormt niet het onderwerp van de onderhavige 2 0 aanvrage.

De beschreven inrichting omvat voorts een inrichting 12 voor het vasthouden van de metaalplaat 1, welke vasthoudinrichting 12 is voorzien van een in hoofdzaak C-vormig frame 13. Het C-vormige frame 13 is gemonteerd op 25 een slede 14 die heen en weer beweegbaar is op een sledebed 15. De slede 14 is heen en weer beweegbaar tussen een in fig. 1 getekende voorste stand en een met een streeplijn 16 aangeduide achterste stand.

De benen 17, 18 van het C-vormige frame 13 dragen 30 aan hun vrije uiteinde een onderschotel 19 resp. een bovenschotel 20, die in de in fig. 1 weergegeven werkstand op de metaalplaat 1 aangrijpen. Deze schotels 19, 20 zijn draaibaar met de benen 17, 18 verbonden, zodat de metaalplaat 1 in de beschreven inrichting kan worden geroteerd. Zoals uit 35 fig. 1 blijkt, steken de benen 17, 18 van het frame 13 in de voorste stand van de slede 14 uit tussen de onderbalk 3 en de bovenbalk 5, zodanig dat de schotels 19, 20 aan de 1 0 02 5 5 2 5 klemmen 4, 6 grenzen. Teneinde de schotels 19, 20 zo dicht mogelijk bij het inklemvlak van de klemmen 4, 6 te kunnen brengen, is bij voorkeur in elke klem 4, 6 een met een streeplijn 21 aangeduide uitsparing aangebracht, zodat de 5 schotels 19, 20 hier gedeeltelijk in kunnen worden opgenomen. Op deze wijze wordt bereikt, dat ook werkstukken met de inrichting 12 kunnen worden vastgehouden, die slechts over een zeer geringe afstand buiten de klemmen 4, 6 uitsteken. Bij voorkeur heeft elk been 17, 18 een verlengstuk 22, 23, 10 welke verlengstukken 22, 23 overeenkomstig aan de V-vorm van de klemmen 4, 6 V-vormig verlopen.

Het bovenbeen 18 van het C-vormige frame 13 is bij 24' draaibaar met het overige deel van het frame 13 verbonden, waarbij de bediening plaatsvindt door middel van een 15 aandrijforgaan 24, dat bijvoorbeeld als cilinder-zuiger- samenstel is uitgevoerd. Door bediening van het aandrijforgaan 24 wordt de bovenschotel 20 van de metaalplaat 1 vrijgemaakt en kan het werkstuk worden uitgenomen resp. de te bewerken metaalplaat in de inrichting worden geplaatst.

20 Het C-vormige frame 13 is bij 25 draaibaar met de slede 14 verbonden terwijl aan de andere zijde van de slede 14 een aandrijforgaan 26, bijvoorbeeld een cilinder-zuiger-samenstel, tussen de slede 14 en het frame 13 is aangebracht voor het zwenken van het frame 13 om de as 25. Hierdoor 25 kunnen de schotels 19, 20 in hun werkstand naar de met een streeplijn 27 aangeduide stand worden gezwenkt, zodat de metaalplaat 1 met een omlaag gebogen gedeelte boven de onderklem 4 en de onderbuigbalk 7 kan worden getild. Volledigheidshalve wordt opgemerkt, dat in plaats van een 30 zwenkbeweging van het frame 13 ook een andere beweging voor het optillen van de schotels 19, 20, bijvoorbeeld een op-en-neergaande beweging mogelijk is.

De beschreven buiginrichting is voorts voorzien van een draagtafel 28 voor het ondersteunen van de metaalplaat 35 1, welke draagtafel tussen de in fig. 1 getekende stand en de met een streeplijn 29 aangeduide stand beweegbaar is.

1 0 02 5 5 2 6

Hierdoor kunnen ook werkstukken met omlaagstekende delen op de draagtafel 28 worden ondersteund.

Bij het beschreven uitvoeringsvoorbeeld is de bewegingsrichting van de draagtafel 28 in hoofdzaak schuin 5 ongeveer parallel aan de richting van de onderklem 4. De aandrijving van de draagtafel 28 vindt bij het beschreven uitvoeringsvoorbeeld op de in fig. 1 schematisch aangeduide wijze plaats door middel vam een cilinder-zuigersamenstel 56 dat aan weerszijden van het sledebed 15 twee L-vormige 10 hefbomen 57 aandrijft via een koppelstang 58. De hefbomen 57 zijn bij 59 draaibaar ondersteund en de voorste hefbomen 57 zijn door een as in het draaipunt 59 met elkaar verbonden.

Uit het bovenaanzicht van fig. 2 blijkt dat de draagtafel 28 een centrale tussenruimte 30 omvat, waarin het 15 sledebed 15 en de slede 14 met het C-vormige frame 13 zijn opgesteld. Aan weerszijden van het sledebed 15 is draagtafel 28 voorzien van een drager 31 en een aantal holle draag-profielen 32 die althans ongeveer dwars op de assen van de buigbalken 7, 8 verlopen. De draagprofielen 32, waarvan er 20 in de fig. 3 en 4 één op grotere schaal meer in detail is weergegeven, zijn verschuifbaar op de drager 31 aangebracht. Hiertoe is de drager 31 van V-vormige geleiders 33 voorzien en heeft elk draagprofiel 32 met deze geleiders 33 samenwerkende geleidingsblokken 34. Het ene geleidingsblok 34 is 25 in de langsrichting van het draagprofiel 32 verschuifbaar door middel van een trekstang 35 die bedienbaar is met een handgreep 36. Hierdoor kunnen de draagprofielen 32 in elke gewenste positie op de drager 31 worden vastgezet met een instelbare onderlinge tussenruimte tussen de aangrenzende 30 draagprofielen 32. Ook kunnen één of meer draagprofielen 32 van de drager 31 worden afgenomen. In de tussenruimte tussen aangrenzende draagprofielen 32 kan hierdoor een omlaaggezet-te rand van een werkstuk worden opgenomen.

Het aan de onderklem 4 grenzende uiteinde van de 35 draagprofielen 32 verloopt schuin in hoofdzaak evenwijdig aan de onderklem 4.

10 u 2 b 5 2 7

Opgemerkt wordt dat de draagtafel 28 uiteraard is voorzien van op zichzelf bekende intrekbare aanslagelementen die de invoerpositie van een te buigen metaalplaat bepalen. Deze aanslagelementen zijn in de tekening niet weergegeven.

5 De beschreven vasthoudinrichting 12 kan met voor deel worden uitgerust met een hulpinrichting voor het vasthouden van een metaalplaat aan de zijranden die dwars op de assen van de buigbalken 7, 8 verlopen. Deze inrichting is schematisch weergegeven in de fig. 5-8. Zoals in fig. 5 is 10 weergegeven, wordt de inrichting gemonteerd op het onderbeen 17 van het C-vormige frame 13 van de vasthoudinrichting 12. Het uiteinde van het onderbeen 17 is in fig. 5 zichtbaar, waarbij de normaal aanwezige onderschotel 19 is verwijderd en is vervangen door een draaischijf 37 die wordt aangedre-15 ven door de schematisch aangeduide as 38, waarmee normaal de onderschotel 19 wordt aangedreven. De hulpinrichting omvat een draagbalk 39 die door middel van een schematisch aangeduide koppeling 40 op het onderbeen 17 wordt vastgezet. Deze draagbalk 39 strekt zich uit over de gehele breedte van de 20 buiginrichting en draagt aan weerszijden een arm 41, waarvan er één in het bovenaanzicht van fig. 6 zichtbaar is. Elke arm 41 kan met behulp van een klem 42 in een gewenste stand op de draagbalk 39 worden vastgezet. Voorts ondersteunt de draagbalk 39 een spie-as 43 die aan zijn uiteinden in een 25 steun 44 draaibaar is ondersteund. De spie-as 43 wordt aangedreven door de niet nader weergegeven aandrijving van de onderschotel 19 via de draaischijf 37. Hiertoe is de draaischijf 37 voorzien van een arm 45, die de aandrijfas 46 van een haakse overbrenging 47 aandrijft.

30 De beide armen 41 dragen een door de spie-as 43 aangedreven riemschijf 48, welke riemschijf een aandrijfriem 48' aandrijft. Met behulp van deze aandrijfriem 48' is een klem 49 verdraaibaar, welke klem 49 draaibaar is gelegerd in het vrije uiteinde van de arm 41. Op deze wijze kan met 35 voordeel met behulp van de reeds beschikbare aandrijving van de onderschotel 19 de door de klemmen 49 vastgehouden metaalplaat 50 worden omgedraaid.

1002552 8

De klem 49 is meer in detail in de fig. 7 en 8 weergegeven. De bediening van de klem 49 vindt plaats met behulp van een bedieningsorgaan 51, dat in dit geval is uitgevoerd als een cilinder-zuigersamenstel. Bediening van 5 de klem kan uitsluitend in de in de fig. 5 en 8 afgeheelde stand van de klem 49 plaatsvinden. De zuigerpen 52 van het bedieningsorgaan 51 kan in deze stand samenwerken met een wigvormig bedieningselement 53 van de klem 49. Wanneer dit bedieningselement 53 volgens het aanzicht van fig. 8 naar 10 rechts wordt gedrukt, worden de bekken 54 van de klem 49 geopend tegen de werking van schematisch aangeduide veren 55 in. Bij terugtrekken van de zuigerpen 52 drukken deze veren 55 de bekken 54 naar de in fig. 7 weergegeven stand. Op deze wijze wordt een bijzonder compacte constructie van de klem 15 49 bereikt, zodat het grootste deel van de werkbreedte van de buiginrichting nuttig kan worden gebruikt.

De uitvinding is niet beperkt tot het in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld, dat binnen het kader der uitvinding op verschillende manieren kan worden 20 gevarieerd.

1 o 02 5 5 2

Claims (12)

1. U 2 5 5 2

1. Inrichting voor het buigen van een metaalplaat, voorzien van een frame, een stationaire onderbalk met een onderklem, een beweegbare bovenbalk met een bovenklem, welke klemmen elk een inklemvlak bezitten voor het in een werk- 5 stand inklemmen van een metaalplaat, een onderbuigbalk en een bovenbuigbalk voor het omhoog resp. omlaag buigen van een ingeklemde metaalplaat, welke buigbalken elk aan weerszijden draaibaar om een bijbehorende as zijn ondersteund in een draagplaat, welke draagplaten beweegbaar in het frame 10 zijn ondersteund, zodanig dat de onder- of de bovenbuigbalk in een werkstand kan worden gebracht, waarin zijn as althans nagenoeg in het inklemvlak van de onder- resp. de bovenklem ligt, waarbij de onder- en bovenklem in de werkstand in doorsnede een V-vorm bepalen, waarvan de top naar de as van 15 de zich in de werkstand bevindende buigbalk is gericht, alsmede van een inrichting voor het vasthouden van de metaalplaat, welke vasthoudinrichting is voorzien van een in hoofdzaak C-vormig frame met een slede die over een sledebed heen en weer beweegbaar is tussen een voorste en 20 een achterste stand en waarvan de benen aan hun vrije uiteinden een onder- resp. bovenschotel dragen, die in een werkstand op de metaalplaat kunnen aangrijpen, met het kenmerk, dat in de voorste stand van de slede de benen van het C-vormige frame tussen de onder- en bovenbalk uitsteken, 25 zodanig dat de onder- en bovenschotel aan de klemmen grenzen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de onder- en bovenklem aan de binnenzijde een uitsparing is aangebracht voor het opnemen van de schotels.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de benen van het C-vormige frame aan het vrije uiteinde elk een verlengstuk bezitten, welke verlengstukken in de werkstand een V-vorm bepalen, die overeenkomt met de V-vorm van de klemmen. 1002552

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat tenminste de onder- en bovenschotel in de werkstand ten opzichte van de onderklem op en neer beweegbaar zijn.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het C-vormige frame aan de van de schotels afgekeerde zijde draaibaar om een as is verbonden met de slede, waarbij aan de naar de schotels toegekeerde zijde van de slede een aandrijforgaan is aangebracht voor het zwenken van het 10 C-vormige frame om de genoemde as.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een draagtafel voor het ondersteunen van de metaalplaat, welke draagtafel ten opzichte van het inklemvlak van de onderklem op en neer beweegbaar is.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de bewegingsrichting van de draagtafel in hoofdzaak schuin verloopt althans ongeveer parallel aan de onderklem.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de draagtafel is voorzien van een drager en een 20 aantal althans ongeveer dwars op de assen van de buigbalken verlopende draagprofielen, welke draagprofielen verschuifbaar op de drager zijn aangebracht en op de drager losneembaar vastzetbaar zijn met een instelbare onderlinge tussenruimte .

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de draagtafel een centrale tussenruimte omvat, waarin het sledebed en de slede met het C-vormige frame zijn opgesteld, waarbij de draagtafel aan weerszijden van het sledebed een drager met een aantal draagprofielen omvat.

10. Hulpinrichting voor een inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een draagbalk die losneembaar koppelbaar is met het onderbeen van het C-vormige frame en die aan de uiteinden een arm heeft, die een naar de tegenoverliggende arm gerichte, draaibare klem met 35 klembekken voor het vastpakken van een metaalplaat draagt, welke klemmen voor ratatie aandrijfbaar zijn door de aandrijving van de onderschotel.

11. Hulpinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de draagbalk een draaischijf draagt, die koppelbaar is met de aandrijving van de onderschotel en die via een overbrenging de klemmen voor rotatie aandrijft.

12. Hulpinrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat elke arm een bedieningsorgaan voor de klem draagt, welk bedieningsorgaan de klem kan openen, wanneer de klembekken in een horizontale stand staan, door samenwerking met een wigvormig bedieningselement dat de klembekken tegen 10 de werking van veren in uit elkaar kan drukken. 1002552