NL8601485A - Inrichting voor het snijden van plaatvormig materiaal. - Google Patents

Description

NL 33548-dV/kvn

Inrichting voor het snijden van plaatvormig materiaal.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het snijden van plaatvormig materiaal, zoals metaal, voorzien van een frame, een tafel voor het ondersteunen van de te bewerken materiaalplaat, een vast ondermes, een met 5 het ondermes samenwerkend, omlaag beweegbaar bovenmes, dat met het ondermes een snijhoek insluit, een instelbare aanslag voor het bepalen van de breedte van de af te snijden materiaalstrook en hooghoudmiddelen voor het hooghouden van het ingevoerde deel van de materiaalplaat.

10 Een dergelijke inrichting is geschikt voor het knippen van stroken van uiteenlopende breedte door de aanslag op de gewenste breedte van de af te snijden materiaalstrook in te stellen. De hooghoudmiddelen zorgen ervoor, dat bij het invoeren van de materiaalplaat de eindrand met ze-15 kerheid op de aanslag stuit en niet onder de aanslag door kan worden geschoven. Voor het uitvoeren van de snijbewerking worden de hooghoudmiddelen omlaag verplaatst. Bij de bekendé inrichting doet zich het probleem voor, dat in het bijzonder bij het afsnijden van smalle materiaalstroken, de 20 afgesneden materiaalstrook sterk vervormd is en daardoor moeilijk verder te verwerken. Bovendien is de breedte-afme-ting over de lengte van de afgesneden materiaalstrook hierdoor niet constant.

FR-A-1.441.501 beschrijft een inrichting van de 25 bovengenoemde soort, waarbij is getracht deze bezwaren te ondervangen door een aantal over de lengte van het ondermes verdeelde, in dwarsrichting smalle steunorganen aan te brengen, welke steunorganen in verticale richting verend zijn gemonteerd en tijdens een snijbewerking een af te snijden 30 materiaalstrook tegen het bovenmes klemmen. Het aanbrengen van extra steunorganen verhoogt echter de kostprijs van de inrichting. Voorts is het afvoeren van de afgesneden materiaalstrook bij deze bekende inrichting een groot probleem, terwijl eèn brede materiaalstrook onvoldoende wordt onder-35 steund.

De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij de genoemde 8601435 λ . ri.

- 2 - bezwaren op eenvoudige, doch niettemin doeltreffende wijze zijn ondervangen.

Hiertoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de hooghoudmiddelen een aantal over de leng-5 te van de inrichting verdeelde steunarmen omvatten, welke steunarmen dwars op het ondermes verlopen en met het ene uiteinde aan het ondermes grenzen, terwijl het andere uiteinde van elke steunarm om een scharnieras draaibaar is verbonden met een draagbalk en elke steunarm door een veerorgaan op de 10 draagbalk is afgesteund, waarbij de steunarmen elk door een aanslagelement bij gespannen veerorgaan in een ongeveer horizontale ruststand worden gehouden en bij een snijbewerking tegen de veerwerking in door het bovenmes om de scharnieras omlaag zwenkbaar zijn onder inklemming van de af te snijden 15 materiaalstrook en waarbij de draagbalk omlaag verplaatsbaar is voor het afvoeren van de afgesneden materiaalstrook.

Op deze wijze worden de hooghoudmiddelen met voordeel tevens benut als steunorganen, die tijdens een snijbewerking de materiaalstrook tegen het bovenmes klemmen 20 en tevens de materiaalstrook over de gehele breedte ondersteunen, waardoor de vervorming van de afgesneden materiaalstrook wordt voorkomen en een hoge nauwkeurigheid van de breedte wordt gewaarborgd. Door het omlaag verplaatsen van de draagbalk komen de steunarmen in een vanaf het ondermes 25 schuin omlaag verlopende stand te staan, zodat de afgesneden materiaalstrook automatisch wordt afgevoerd.

Bij voorkeur liggen de scharnierassen van de steunarmen op een afstand onder of boven de bovenzijde van het ondermes, die ten hoogste gelijk is aan de werkslag van 30 het bovenmes. Hierdoor blijft de spleet tussen het uiteinde van de steunarmen en het ondermes tijdens de gehele werkslag van het bovenmes beneden een aanvaardbare maximumwaarde.

Volgens een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de draagbalk aan weerszijden voorzien van 35 zwenkarmen, die draaibaar zijn verbonden met het frame van de inrichting, waarbij de draagbalk aan weerszijden door middel van een veerorgaan in de ruststand wordt gehouden en door middel van een bedieningsorgaan omlaag kan worden gezwenkt.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uit- 8601485 κ * - 3 - vinding is de draagbalk draaibaar in de zwenkarmen gelegerd en bezit de draagbalk aan weerszijden een bedieningsarm, die is gekoppeld met een bedieningsorgaan voor het in de zwenkarmen verdraaien van de draagbalk, waarbij elke steunarm door 5 een koppelstang is gekoppeld met de draagbalk, welke koppelstangen de aan het ondermes grenzende uiteinden van de steunarmen bij het verdraaien van de draagbalk omlaag zwenken naar een afvoerstand. Hierdoor kunnen de steunarmen eerst met hun aan het ondermes grenzende uiteinde in de 10 afvoerstand worden gebracht en kan vervolgens de draagbalk omlaag worden gezwenkt voor het afvoeren van de afgesneden materiaalstrook, welke afvoerhandelingen onmiddellijk na het afsnijden van de materiaalstrook kunnen plaatsvinden, waarbij het niet nodig is te wachten tot het bovenmes zich 15 weer in zijn ruststand bevindt.

In dit geval is het van voordeel, wanneer de be-dieningsarmen van de draagbalk elk door een hefboomsamen-stel zijn gekoppeld met het bedieningsorgaan voor het omlaag zwenken van de draagbalk.

20 Volgens de uitvinding kan voorts tenminste één terugvoerorgaan worden aangebracht, waarmee een afgesneden materiaalstrook op de tafel kan worden teruggeschoven. Bij deze uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding kan als alternatief de afgesneden materiaalstrook aan de 25 voorzijde van de inrichting worden afgevoerd.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin enkele uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

Pig. 1 is een schematisch weergegeven dwarsdoor-30 snede van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding volgens de lijn I-I uit fig. 2.

Fig. 2 is een schematisch weergegeven achteraanzicht van de inrichting volgens fig. 1.

Fig. 3 is een gedeeltelijk weergegeven dwarsdoor-35 snede van de inrichting uit fig. 1 op grotere schaal.

Fig. 4 is een gedeeltelijk weergegeven bovenaanzicht van een steunarm en het ondermes van de inrichting uit fig. 1.

Fig. 5 is een schematisch gedeeltelijk weergegeven perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm 8601485 * ·* - 4 - van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 6 is een zijaanzicht van een gedeelte van de inrichting uit fig. 5.

Fig. 7 is een perspectivisch aanzicht van een derde 5 uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 8 is een gedeeltelijk weergegeven dwarsdoorsnede van de inrichting uit fig. 7 volgens de lijn VIII-VIII op grotere schaal.

Fig. 9 is een gedeeltelijk weergegeven bovenzaan-10 zicht van een steunarm en het ondermes van de inrichting uit fig. 7.

In de fig. 1 en 2 is schematisch een inrichting voor het snijden van plaatvormig materiaal, zoals metaal weergegeven, die is voorzien van een frame 1 met een tafel 2 15 voor het ondersteunen van de te bewerken materiaalplaat (niet weergegeven). In de ene eindrand van de tafel 2 is een vast ondermes 3 gemonteerd, dat samenwerkt met een omlaag beweegbaar bovenmes 4. Het bovenmes 4, dat met het ondermes 3 een snijhoek insluit, is bevestigd aan een bovenmesdrager 20 5, die draaibaar in het frame 1 is gemonteerd.

De bovenmesdrager 5 is voorts voorzien van een instelbare aanslag 6, waarmede de breedte van de af te snijden materiaalstrook kan worden bepaald. De aanslag 6 is hiertoe dwars op de beide messen 3, 4 verplaatsbaar door 25 middel van een aandrijfmotor 7, die op niet nader aangegeven wijze via schroefspillen een aanslagbalk 3 aandrijft.

De inrichting is voorts uitgerust met hooghoud-middelen 9 voor het hooghouden van het ingevoerde deel van de materiaalplaat. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de inge-30 voerde eindrand met zekerheid op de aanslag 6 stuit en niet onder de aanslag door kan schuiven. Bij de in de tekening weergegeven inrichting omvatten de hooghoudmiddelen 9 een aantal over de lengte van de inrichting verdeelde steunarmen 10, welke steunarmen 10 dwars op het ondermes 3 verlopen, 35 waarbij het ene uiteinde van alle steunarmen 10 aan het ondermes 3 grenst. Het andere uiteinde van elke steunarm 10 is om een scharnieras 11 draaibaar verbonden met een draagbalk 12 en elke steunarm 10 is door een drukveer 13 op de draagbalk 12 afgesteund. Hiertoe is de draagbalk voorzien van een flens-

860 1 48 S

+ % - 5 - plaat 14, terwijl elke steanarm 10 een montagesteun 15 bezit.

De drukveer 13 is tussen deze beide onderdelen 14, 15 geklemd. De steunarraen 10 worden elk door een aanslagelement 16 bij gespannen drukveer 13 in een in fig. 1 getoonde, on-5 geveer horizontale ruststand gehouden. Bij een snijbewerking worden de steunarmen 10 tegen de werking van de drukveer 13 in door het bovenmes 4 om de scharnieras 11 omlaag gezwenkt. Hierbij wordt de af te snijden materiaalstrook door de steunarmen 10 ondersteund en tussen het bovenmes 4 en de steunar-10 men 10 geklemd, waardoor vervorming van de afgesneden materiaalstrook wordt voorkomen en de breedte van de afgesneden materiaalstrook over de gehele lengte nauwkeurig aan de gewenste afmeting voldoet.

De scharnierassen 11 van de steunarmen 10 lig-15 gen op een afstand onder de bovenzijde van het ondermes 3, die overeenkomt met ongeveer de halve werkslag van het bovenmes 4. De werkslag van het bovenmes 4 is de afstand, waarover het bovenmes 4 wordt verplaatst vanaf het moment, waarop het bovenmes 4 juist in aanraking komt met de te snijden 20 materiaalplaat. Hierdoor wordt bereikt, dat de spleet tussen de uiteinden van de steunarmen 10 en het ondermes 3 over de gehele werkslag van het bovenmes 4 zo klein mogelijk blijft.

De draagbalk 12 is aan elk uiteinde voorzien 25 van een zwenkarm 17, die aan het van de draagbalk 12 afgekeerde uiteinde draaibaar met het frame 1 is verbonden. De zwenkas, waarom de zwenkarmen 17 draaibaar zijn, valt althans nagenoeg samen met de snijlijn van het ondermes 3. Tussen elke zwenkarm 17 en het frame 1 is een veerorgaan 18 aan-30 gebracht, welke veerorganen 18 de zwenkarmen 17 en daarmede de draagbalk 12 met steunarmen 10 in de weergegeven ruststand houden. De zwenkarmen 17 kunnen door middel van als cilin-der-zuigersamenstellen 19 uitgevoerde bedieningsorganen omlaag worden gezwenkt. Door het omlaag zwenken van de draag-35 balk 12 komen de steunarmen 10 in een schuin omlaag verlopende stand te staan, die gedeeltelijk in fig. 3 zichtbaar is. Hierdoor kan de afgesneden materiaalstrook aan de achterzijde van de inrichting worden afgevoerd.

Voor het knippen van smalle materiaalstroken, 8601485 * -i.

- 6 - waarbij de aanslag 6 zich dichtbij het ondermes 3 bevindt, zoals in fig. 3 zichtbaar is, is het van belang, dat het bevestigingspunt van het aanslagelement 16 van elke steunarm 10 dicht bij het ondermes 3 ligt. De aanslagelementen 16 zijn 5 draaibaar met het aan het ondermes 3 grenzende uiteinden van de bijbehorende steunarmen verbonden, waarbij de betreffende draaias op een afstand van de snijlijn van het ondermes 3 ligt, die ten hoogste gelijk is aan de halve breedte van het ondermes 3. Hierdoor blijft tussen de bovenzijde van de steun-10 armen 10 en de aanslag 6 in de schuin omlaag gerichte stand voldoende ruimte vrij voor het afvoeren van de afgesneden ma-teriaalstrook.

Zoals uit de fig. 3 en 4 blijkt, bestaat elk aanslagelement 16 uit een stang 20 met een vorkvormig einddeel 15 21, dat draaibaar met de steunarm 10 is verbonden. Het van de steunarm 10 afgekeerde uiteinde van de stang 20 is geleid in een op het frame 1 bevestigde beugel 22 en draagt een met de beugel 22 samenwerkend stel moeren 23. De moeren 23 werken als instelbaar aanslagorgaan, dat de ruststand van de steunarm 10 20 bepaalt.

Bij de in fig. 1 weergegeven inrichting kan in plaats van een afvoer van de afgesneden materiaalstrook aan de achterzijde van de inrichting de afvoer ook aan de voorzijde van de inrichting plaatsvinden. Hiertoe is tenminste één te-25 rugvoerorgaan 24 aangebracht, waarmede een afgesneden materiaalstrook op de tafel 2 kan worden teruggeschoven. Het terug-voerorgaan 24 bestaat uit een cilinder-zuigersamenstel, dat door de aanslagbalk 8 wordt gedragen. In de aanslag 6 is een doorgang voor de zuigerstang 25 van het cilinder-zui-30 gersamenstel gevormd. Door het bekrachtigen van het cilinder-zuigersamenstel 24 schuift de zuigerstang 25 de afgesneden materiaalstrook over de steunarmen 10 op de tafel 2.

Ten einde te voorkomen, dat de afgesneden materiaalstrook bij het terugvoeren naar de tafel 2 op het ondermes 35 3 zou stuiten, ligt het bovenvlak van de steunarmen 10 in de ruststand juist boven het bovenvlak van het ondermes 3. Het aan het ondermes grenzende einddeel 26 van elk steunarm 10 loopt hierbij schuin vanaf het bovenvlak van de steunarmen 10 naar het bovenvlak van het ondermes 3. Dit einddeel 26 van de

860 148 S

J' * - 7 - steunarmen 10 bestaat uit een op de steunarmen 10 gemonteerd ongeveer rechthoekig plaatje, waarvan het bovenvlak ongeveer diagonaal in twee driehoeksvlakken 27 en 28 is verdeeld. In een doorsnede dwars op de steunarmen 10 verloopt het oppervlak 5 27 hierbij ongeveer horizontaal, terwijl het oppervlak 28 evenwijdig aan het bovenmes 7 verloopt. Hierdoor wordt bereikt, dat het einddeel 26 van elke steunarm 10 de af te snijden materiaalstrook enerzijds met een vlak oppervlak 27 ondersteunt en tijdens de snijbewerking anderzijds de af te 10 snijden materiaalstrook met een vlak oppervlak 28 ondersteunt.

De instelbare aanslag 6 van de beschreven inrichting is ter plaatse van elke steunarm 10 voorzien van een uitsparing 29, die voldoende groot is om tijdens de snijbewerking 15 de steunarm op te nemen. Hierdoor kan de instelbare aanslag 6 op gebruikelijke wijze aan de bovenmesdrager 5 zijn bevestigd.

De lengte van de steunarmen 10 is tenminste gelijk aan de maximale breedte, waarop de instelbare aanslag 6 kan 20 worden ingesteld, zodat voor elke instelling van de aanslag 6 een goede ondersteuning van het af te snijden materiaal wordt gewaarborgd.

In de fig. 5 en 6 is een gunstige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven, die voor 25 een groot deel overeenkomt met de inrichting volgens de fig.

1-4, waarbij de overeenkomende onderdelen met dezelfde verwij-zingscijfers zijn aangeduid.

Bij de inrichting volgens de fig. 5 en 6 is de draagbalk 12 draaibaar in de zwenkarmen 17 gelegerd. De draag-30 balk 12 is aan weerszijden voorts voorzien van een bedienings-arm 30, waarbij elke bedieningsarm 30 door een hefboomsamenstel 31 is gekoppeld met het bijbehorende bedieningsorgaan 19. Dit hefboomsamenstel 31 omvat een vorkvormige hefboom 32 en een rechte hefboom 33. Het ene been van de vorkvormige hefboom 32 35 is draaibaar verbonden met het bedieningsorgaan 19, terwijl het andere been via de rechte hefboom 33 is verbonden met de bijbehorende bedieningsarm 30. Het verbindingsdeel van de beide benen van de vorkvormige hefboom 32 is draaibaar op de bijbehorende zwenkarm 17 bevestigd.

8601485 ♦ '*► - 8 -

De steanarmen 10 zijn bij deze uitvoeringsvorm elk door een koppelstang 34 gekoppeld met de draagbalk 12. De koppelstangen 34 zijn scharnierend aangebracht op de montagesteu-nen 15 en steken door een bijbehorende opening in de flens-5 plaat 14, waarbij het door de flensplaat 14 stekende uiteinde een verbreed kopdeel draagt.

Onder het ondermes 3 is een kamvormige geleidings-plaat 37 gemonteerd, welke geleidingsplaat 37 is voorzien van uitsparingen 38, waarin de aan het ondermes 3 grenzende uit-10 einden van de steunarmen 10 kunnen worden opgenomen, zoals hierna nog wordt toegelicht.

De inrichting volgens de fig. 5 en 6 heeft het belangrijke voordeel, dat het afvoeren van de afgesneden materi-aalstrook kan plaatsvinden, nog voordat het bovenmes 4 weer 15 naar de beginstand of ruststand is terugverplaatst. Zodra de materiaalstrook is afgesneden worden de bedieningsorganen 19 bekrachtigd, waardoor de vorkvormige hefbomen 32 om het vaste draaipunt op de zwenkarm 17 zullen draaien en de draagbalk 12 door middel van de bedieningsarmen 30 in de zwenkarmen 17 zal 20 verdraaien. Hierdoor zullen eerst de drukveren 13 zich gedeeltelijk ontspannen en vervolgens de kopdelen van de koppelstangen 34 op de flensplaat 14 stuiten, zodat de aan het ondermes 3 grenzende uiteinden van de steunarmen 10 door de koppelstangen 34 naar een afvoerstand worden gezwenkt. In deze afvoer-25 stand zijn de genoemde uiteinden van de steunarmen 10 opgenomen in de uitsparingen 38 van de geleidingsplaat 37, zodat de afgesneden materiaalstrook althans gedeeltelijk op de geleidingsplaat 37 komt te liggen. Tijdens de verdere werkslag van de bedieningsorganen 19 stuiten de vorkvormige hefbomen 32 op een 30 aanslag 39 van de zwenkarmen 17, zodat de zwenkarmen 17 omlaag worden gedrukt en de draagbalk 12 omlaag wordt gezwenkt naar de in fig. 5 met een streeplijn aangeduide stand. Hierdoor zal de afgesneden materiaalstrook over de steunarmen 10 omlaag glijden en worden afgevoerd. Vervolgens kan de bekrachtiging 35 van de bedieningsorganen 19 worden beëindigd en worden de zwenkarmen 17 met de draagbalk 12 en de steunarmen 10 door de veerorganen 18 weer naar de getekende ruststand teruggebracht.

Het zal duidelijk zijn, dat door de mogelijkheid de afvoer van de afgesneden materiaalstrook reeds te laten plaats- 8 6 ΰi 4 8 5 - 9 - vinden tijdens de teruggaande beweging van het bovenmes 4, de snelheid/ waarmee de inrichting kan werken, aanzienlijk toeneemt .

Hoewel in fig. 5 geen terugvoerorgaan voor het op 5 de tafel 2 terug schuiven van de afgesneden materiaalstrook is weergegeven, kan uiteraard ook de inrichting volgens de fig. 5 en 6 zijn uitgerust met een dergelijk terugvoerorgaan 24.

De aanslagbalk 8 is bij de inrichting volgens de fig. 5 en 6 uitgevoerd met twee ongeveer U-vormige uitsparin-10 gen 41, waarvan er in fig. 5 slechts één zichtbaar is. Door deze uitsparingen 41 verlopen kokers 42, waarin de schroef-spillen voor het verplaatsen van de aanslagbalk 8 zijn gemonteerd. Hierdoor kan een steunplaat 43, die het bovenmes 4 de vereiste stijfheid in dwarsrichting geeft, ondanks de door de 15 aanwezigheid van de steunarmen 10 gedwongen verhoogde montage van de aanslagbalk 8, toch op korte afstand boven het bovenmes 4 zijn aangebracht.

In de fig. 7-9 is een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven, die in hoofdzaak 20 overeenkomt met de uitvoeringsvorm volgens de fig. 5 en 6. Overeenkomstige onderdelen zijn weer met dezelfde verwijzings-cijfers aangeduid.

Bij de uitvoering volgens de fig. 7-.9 zijn de steunarmen 10 met elkaar verbonden door een strookvormig veer-25 element 44, dat ter plaatse van elke steunarm 10 een verbreding 45 bezit, waarmede het veerelement 44 op de steunarmen 10 is bevestigd. Door middel van dit strookvormige veerelement 44 wordt een volkomen vlakke ondersteuning van de af te knippen materiaalstrook verkregen en kan desgewenst met een kleiner 30 aantal steunarmen 10 worden volstaan.

In plaats van de kamvormige geleidingsplaat bij de inrichting volgens de fig. 5 en 6 is bij de inrichting volgens fig. 7-9 ter plaatse van elke steunarm 10 een beveiligings-plaat 46 gemonteerd, die precies valt in een uitsparing 47 in 35 het veerelement. Hierdoor wordt voorkomen, dat bij het omlaag zwenken van de steunarmen 10 een smalle materiaalstrook tussen de steunarmen 10 en de tafel 2 zou kunnen glijden.

Onder de beveiligingsplaten 46 is een beugel 48 gemonteerd, die op dezelfde wijze als de beugel 22 bij de in- S 6 0 1 4 8 5 - 10 - richting volgens fig. 1-4 samenwerkt met de moeren 23 van de aanslagelementen 16. De aanslagelementen 16 bezitten in dit geval een ongeveer rechthoekig einddeel 49/ dat draaibaar is gemonteerd in het U-vormige uiteinde van de steunarmen 10.

5 De werking van de inrichting volgens de fig. 6-9 komt volledig overeen met de werking van de inrichting volgens de fig. 5 en 6. In fig. 8 is een steunarm 10 getekend in de ruststand en met een streeplijn aangeduid in de afvoerstand en bovendien getekend in een stand, waarbij de draagbalk 12 10 omlaag is gezwenkt. De as, waarom de zwenkarmen 17 omlaag zwenken valt hierbij nagenoeg samen met het bovenste uiteinde van de steunarmen 10, wanneer deze zich in de met een streeplijn getekende afvoerstand bevinden.

Hoewel dit in de tekening niet is weergegeven, kun-15 nen in de steunarmen 10 transportorganen zijn gemonteerd, die een afgesneden materiaalstrook in een van het ondermes 3 afgekeerde richting kunnen transporteren, zodra het bovenmes 4 zich weer in de ruststand bevindt. De afgesneden materiaalstrook kan hierdoor worden afgevoerd, zonder de draagbalk 12 20 omlaag te zwenken.

Hoewel bij de beschreven uitvoeringsvoorbeelden de draagbalk 12 uitsluitend omlaag wordt gezwenkt voor het afvoeren van de afgesneden materiaalstrook, kan de draagbalk 12 ook op andere wijze omlaag worden verplaatst.

25 De uitvinding is niet beperkt tot de in het voor gaande beschreven uitvoeringsvoorbeelden, die binnen het kader der uitvinding op verschillende manieren kunnen worden gevarieerd.

860 1 4 8 S

Claims (19)

1. Inrichting voor het snijden van plaatvormig materiaal, zoals metaal, voorzien van een frame, een tafel voor het ondersteunen van de te bewerken materiaalplaat, een vast ondermes, een met het ondermes samenwerkend, omlaag 5 beweegbaar bovenmes, dat met het ondermes een snijhoek insluit, een instelbare aanslag voor het bepalen van de breedte van de af te snijden materiaalstrook en hooghoudmiddelen voor het hooghouden van het ingevoerde deel van de materiaalplaat, met het kenmerk, dat de hooghoudmidde-10 len een aantal over de lengte van de inrichting verdeelde steunarmen omvatten, welke steunarmen dwars op het ondermes verlopen en met het ene uiteinde aan het ondermes grenzen, terwijl het andere uiteinde van elke steunarm om een schar-nieras draaibaar is verbonden met een draagbalk en elke 15 steunarm door een veerorgaan op de draagbalk is afgesteund, waarbij de steunarmen elk door een aanslagelement bij gespannen veerorgaan in een ongeveer horizontale ruststand worden gehouden en bij een snijbewerking tegen de veerwer-king in door het bovenmes om de scharnieras omlaag zwenkbaar 20 zijn onder inklemming van de af te snijden materiaalstrook en waarbij de draagbalk omlaag verplaatsbaar is voor het afvoeren van de afgesneden materiaalstrook.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de scharnierassen van de steunarmen op 25 een afstand onder of boven de bovenzijde van het ondermes liggen, die ten hoogste gelijk is aan de halve werkslag van het bovenmes.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat de draagbalk aan weerszijden is 30 voorzien van zwenkarmen, die draaibaar zijn verbonden met het frame van de inrichting, waarbij de draagbalk aan weerszijden door middel van een veerorgaan in de ruststand wordt gehouden en door middel van een bedieningsorgaan omlaag kan worden gezwenkt.

4. Inrichting volgens conlusie 3,met het kenmerk, dat de draagbalk draaibaar in de zwenkarmen is gelegerd en aan weerszijden een bedieningsarm bezit, die 8601485 - 12 - is gekoppeld met een bedieningsorgaan voor het in de zwenk-armen verdraaien van de draagbalk, waarbij elke steunarm door een koppelstang is gekoppeld met de draagbalk, welke koppelstangen de aan het ondermes grenzende uiteinden van de 5 steunarmen bij het verdraaien van de draagbalk omlaag zwenken naar een afvoerstand.

5. Inrichting volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat de bedieningsarmen van de draagbalk elk •door een hefboomsamenstel zijn gekoppeld met het bedienings- 10 orgaan voor het omlaag zwenken van de draagbalk.

6. Inrichting volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat elk hefboomsamenstel een vorkvormige hefboom omvat, waarvan het ene been draaibaar is verbonden met het bijbehorende bedieningsorgaan, terwijl het andere been 15 via een rechte hefboom is verbonden met de bijbehorende be-dieningsarm waarbij de vorkvormige hefboom in het verbindingsdeel van de beide benen draaibaar op de bijbehorende zwenkarm is bevestigd, en elke zwenkarm is voorzien van een aanslag, die met het hefboomsamenstel kan samenwerken voor 20 het omlaag zwenken van de draagbalk.

7. Inrichting volgens conclusie 4, 5 of 6, m e t het kenmerk, dat de zwenkas van de zwenkarmen ongeveer ligt ter hoogte van de uiteinden van de steunarmen, wanneer deze zich in de afvoerstand bevinden.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat het aanslagelement van elke steunarm draaibaar nabij het aan het ondermes grenzende uiteinde met de steunarm is verbonden.

9. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het 30 kenmerk, dat elk aanslagelement bestaat uit een stang met een einddeel, dat draaibaar is verbonden met het uiteinde van de bijbehorende steunarm, terwijl het van de steunarm afgekeerde einde van de stang is geleid in een op het frame bevestigde aanslagplaat en een met de aanslag-35 plaat samenwerkend, instelbaar aanslagorgaan draagt.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste één terug-voerorgaan is aangebracht, waarmee een afgesneden materiaal-strook op de tafel kan worden teruggeschoven, 8501485 « - 13 -

11. Inrichting volgens conclusie 10,met het kenmerk, dat het terugvoerorgaan bestaat uit een cilin-der-zuigersamenstel, dat door de instelbare aanslag wordt gedragen, waarbij in de aanslag een doorgang voor de zuiger- 5 stang voor het cilinder-zuigersamenstel is aangebracht.

12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het in de ruststand ongeveer horizontale bovenvlak van de steunarmen juist boven het bovenvlak van het ondermes ligt, waarbij het aan het on- 10 dermes grenzende einddeel van elke steunarm schuin vanaf het bovenvlak van de steunarmen naar het bovenvlak van het ondermes verloopt.

13. Inrichting volgens één der conclusies 4-12, met het kenmerk, dat een kamvormige geleidings- 15 plaat onder het ondermes is gemonteerd, welke geleidings-plaat is voorzien van uitsparingen voor het in de afvoer-stand opnemen van de steunarmen.

14. Inrichting volgens één der conclusies 4-12, met het kenmerk, dat de steunarmen aan de aan het 20 ondermes grenzende uiteinden met elkaar zijn verbonden door een strookvormig veerelement.

15. Inrichting volgens conlusie 14, met het kenmerk, dat het veerelement ter plaatse van elke steunarm een aan de zijde van het ondermes gelegen uitsparing 25 heeft, terwijl onder het ondermes ter plaatse van elke steunarm een beveiligingsplaat is gemonteerd, die passend kan worden opgenomen in de bijbehorende uitsparing in het veerelement, wanneer de steunarmen naar de afvoerstand worden gezwenkt.

16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, me t het kenmerk, dat het veerelement ter plaatse van elk steunarm een verbreding bezit, waarmee het veerelement op de betreffende steunarm is bevestigd.

17. Inrichting volgens conclusie 12, met het 35 kenmerk, dat het schuin omlaag verlopende einddeel van de steunarmen ongeveer diagonaal in twee driehoeksvlakken is verdeeld, die in doorsnede dwars op de steunarmen respectievelijk horizontaal en evenwijdig aan het bovenmes verlopen.

18. Inrichting volgens één der voorgaande conclu- 8601485 - 14 - sies, met het kenmerk, dat de instelbare aanslag ter plaatse van elke steunarm van een uitsparing is voorzien.

19. Inrichting volgens één der voorgaande conclu-5 sies, met het kenmerk, dat de lengte van elke steunarm tenminste gelijk is aan de maximale breedte, waarop de instelbare aanslag kan worden ingesteld. 360 1485