NL8502582A - Plantegroeireguleringssamenstelling. - Google Patents

Description

·», · \ - Plantegroeireguleringssamenstelling -

De uitvinding heeft betrekking op een plante- ; groeiregulerings- en gewasrijpingsversnellingssamenstelling, | die 0,2-95 gew.% 3-isononyloxypropylammoniummethylfosfonaat bevat en een vaste of vloeibare vulstof of drager en eventueel | 5 andere toevoegsels, bij voorkeur een oppervlakteraktieve stof | en/of een bechtingbevorderend middel in een hoeveelheid, die | : aanvult tot 100 gew.%.

De bereiding van 3-isononyloxypropylammonium-methylfosfonaat evenals de toepassing ervan als aktieve ingre- : ] 10 dient van een fungicide samenstelling worden beschreven in het Hongaars octrooischrift 184319; het plantegroeiregulerend | effekt van de bovengenoemde aktieve verbinding wordt echter ! ! niet beschreven in dit octrooischrift.

Gevonden werd nu, dat 3-isononyloxypropylammo-! 15 niummethylfosfonaat , indien toegepast in een geschikte j dosis, kan worden gebruikt voor het regelen van de wortel- ontwikkeling , groei, de ontwikkeling van het bladoppervlak evenals de gewasbinding, bloembinding en gewasrijping van op het veld gekweekte planten, bijvoorbeeld tarwe, mais , 20 suikerbiet, zonnebloem evenals van tuinbouwplanten, bijvoorbeeld paprika, tomaat, radijs, aardappel, verder van vruchtbomen, i bijvoorbeeld appel en van besseplanten, zoals krenten ] en wijn. \ i |

Voor het regelen van de plantegroei of voor 25 het versnellen van de gewasrijping, kan de samenstelling volgend de uitvinding worden gebruikt in een concentratie van 1-2000 delen per miljoen van de aktieve ingrediënt. De gebruikte i | ! dosis hangt af van de te behandelen plant, van het doel van de behandeling, de fenologische fase van de plant en van de 30 vorm van de samenstelling . j § 5 0 2 5 8 2 i : I Bijgevolg heeft de uitvinding ook betrekking \

i op een behandelingsproces voor het regelen van de plantegroei I

ί | ! en voor de bevordering van de bloem- en gewasbinding en j ! 5 gewasrijping waarbij men de zaden, plantbeginsels en bloemen j I behandelt met een hoeveelheid van 1-2000 delen per miljoen j ! van de aktieve ingrediënt of de grond van de planten ; i 2 ! j behandelt met een hoeveelheid van 0,001-5,0 g/m van de aktie-j | ve ingrediënt voor het zaaien, of met een hoeveelheid van ! | 10 1-2000 delen per miljoen van de aktieve ingrediënt door j besprenkeling na het planten of na afleggen door gebruik te maken van een samenstelling, die 3-isononyloxypropylammonium-methylfosfonaat bevat als aktieve ingrediënt in een hoeveelheid van 0,2-95 gew.% en een vaste of vloeibare vulstof als 15 drager en eventueel andere toevoegsels , bij voorkeur een oppervlakte-aktieve stof en/of een hechtingbevorderend middel in een hoeveelheid, die aanvult tot 100 gew.%.

Voor de praktische toepassing wordt de aktieve ingrediënt van de uitvinding geformuleerd tot een samenstelling 20 door gebruik témiaken van vaste of vloeibare dragers en eventueel andere toevoegsels ,geschikt oppervlakte-aktieve stoffen en hechtingbevorderende middelen.

Geschikte dragers zijn onder andere organische | of minerale , natuurlijke of synthetische stoffen, die de | 25 adsorptie of absorptie van de aktieve ingrediënt bevorderen | (bijvoorbeeld water, methanol , glycerol, wassen, harsen, talk i i ; enz.). j

Geschikte oppervlakte-aktieve stoffen zijn j onder andere ionische en/of niet-ionische emulgeer- en 30 dispergeer- of bevochtigingsmiddelen, bij voorkeur alkylaryl- i polyglycolethers en vetzuurpolyglycolesters; geschikte hechting-v bevorderende middelen zijn bijvoorbeeld polyvinylpyrrolidon, i polyethyleenglycol en carboxymethylcellulose. j

De samenstellingen volgens de uitvinding kunnen1 35 worden gerecepteerd als in water oplosbare concentraten (WSC), j - 3 - bevochtigbare poeders (WP) , stuifpoeders, emulgeerbare concentraten (EC) of granulaten (G) .

: i \ Verdere details van de uitvinding worden ge- j 5 illustreerd door de volgende niet beperkende voorbeelden, waarin BF-51 betekent 3-isononyloxypropylammoniummethylfosfonaat. j

Voorbeeld 1

Men bereidt een oplossing uit de volgende componenten: I 10 % I ' " BF-51 5 |

Emulsogeen N090 (alkylaryl j

polyglcyolether) 0,5 I

^ Methanol 94,5

Voorbeeld 2

Men bereidt een oplossing uit de volgende componenten : 20 BF-51 2

Arkopal N080 (nonylfenol polyglycolether) 0,51

Glycerol 97,85 25

Voorbeeld 3 j

Men bereidt een oplossing uit de volgende componenten: % 30 BF-51 90 |

Arkopal N150 (nonylfenol polyglycolether) 5 j

Dimethylfulfoxyde 5 ! Voorbeeld 4 35 -

Men homogeniseert een mengsel,dat 10 g BF-51 - 4 - en 100 ml methanol bevat, met 90 g talk. Na verdamping van | de methanol onder verminderde druk, verkrijgt men een stuif- j poedersamenstelling met een hechting van 0,05-0,01 g/cm . j j

Voorbeeld 5 5 -

Men homogeniseert een mengsel, dat 10 g BF-51, 10 g polyethyleenglycol, 0,1 g Emulsogen N090 (alkylaryl- polyglycolether) en 100 ml methanol bevat, met 79,9 g talk.

Na verdamping van de methanol onder verminderde druk, verkrijgt

men een bevochtigbaar poeder, dat 10% aktieve ingrediënt I

10 , o ί bevat, en waarvan de hechting bedraagt 0,07-0,01 g/cmz. i !

Voorbeeld 6 | Men homogeniseert een mengsel, dat 10 g BF-51, : i | 5 g polyvinylpyrrolidon, 0,2 g Arkopal N080 (nonylfenolpoly- I glycolether) en 100 g methanol bevat, met 84,8 g talk. Na verdamping van de methanol onder verminderde druk verkrijgt men een bevochtigbaar poeder, dat 10% aktieve ingrediënt bevat en waarvan de hechting bedraagt 0,01-0,002 g/cm .

Voorbeeld 7 20 Men roert 100 g parelgoer intensief met 100 g BF-51, en na staan gedurende 2-3 uur filtreert men het mengsel en droogt het produkt bij 40°C gedurende 1-2 uur.

Voorbeeld 8

Men mengt 100 g parelgoer , 100 g BF-51 en 25 g 25 .

Sipemat 50(een synthetisch silicaat) grondig en volgt dan de ; j methode beschreven in voorbeeld 7. j

Voorbeeld 9 | : Men dompelt aardappelzaailingen , genomen uit i ; i 3q een aardappel met een plugboor , in oplossingen die j i verschillende concentraties bevatten van de te beproeven stof- | fen gedurende 10 minuten en zaait daarna in cultuurflessen. | | Men gebruikt 3-indolylazijnzuur (IAA) en ί | gibberellinezuur (GA) als referentiestoffen. De wortelmassa, j 35 scheutmassa en knoluitlopermassa worden gewogen. De resultaten I Zijn weergegeven in tabel A. j 8502 58 2 .........................- 5 -_______________ ooocoooot^fnor-'

oooocooooocoo'P

o oooroooo^ocoo^o P LnoooooocoLncsi-i-no·,- o 1-1

P

H

p 3 a) 0 oocoo-iooo-iooooovo->-cn

K) bO OOO-LOCTvO-^-CslOOO-O

1 -I ΛΛΛΛΛΛΛΛΛΛΛΛ 0 oooooooooooo & 1 οοο-ιοο-τ-οο-ΟΛίοσλ^ο- Φ ω c^oor^criO'^-o-'^-O'PO-O' P£) - r\ «\ λ rv ft #v * * * λ * a 4-J * 00\ΟΝΐΛ00<Τ»Ν\£)\Οτ-(^ς0 dl J3 <! Λ 0)

O 03 S

Φ

H

CL) bO bO CNl^OOOOOOOOO-^-a^O-OtTi

t—i * r^^LOLococO'cro^r^.i-omcN

(1) 4-J r. ααααααααααα ! P ,β *— b) N -f— O O ^— es] τ—

P O O *H

is U

φ i

•H

y u aaeaaaaaaae s ö OhCLiP*PhAP*CLi£^£LiP-iP* i 0) i a

β ^-OOOOv-OO^OO

O τ-0ι00·<-0τ-0 O *— csi to *— *—

; ÖO

c

3 I

o ; Ό O ! 0 o *- >- T- | cö β ίο ΙΟ ΙΟ ΙΟ lO |

; Λ β|ΙΙΙΙ<!<ί<!^^^ I

QJ r-lpi4pLiFnpnpL|<j<j<q<j<l2<i

pq ^pqpqpqpqpqHHHOOO

j i ....................... - 6 -.......................

Voorbeeld 10 ! I 'Men drenkt paprikazaden ("ramshoorn" soort) ge- j i durende 10 minuten in oplossingen, die verschillende concentra-i ties bevatten van de te beproeven stoffen. Na het drogen j 5 van het oppervlak, zaait men de zaden in cultuurflessen. Na j 2 maanden wordt het percentage van de kieming en de gemiddelde! 1 lengte vastgesteld. De resultaten zijn weergegeven in tabel B. | ! Tabel B j ___,___ i

Behandeling Kieming % Gemiddelde plantlengtè mm i 10 19/04 20/04 24/04 24/04 I blanco 8 30 38 8,26 i BF-51 1 dpm 18 38 60 22,40 BF-51 10 dpm 38 56 76 26,66 15 bf-51 100 dpm 26 42 60 24,77 BF-51 250 dpm 26 50 70 26,97 IAA 1, dpm 14 28 62 14,51 ΙΔΑ 10 dpm 18 24 60 22,47 IAA 100 dpm 8 16 48 17,88 20 GA 1 dpm 10 14 52 13,69 GA 10 dpm 10 16 46 16,48 GA 100 dpm 12 12 42 16,38 25

Voorbeèld 11 1 Hen drenkt hietzaden ("Kamennaja" soort) gedu- i i rende 10 minuten in oplossingen, die verschillende concentraties ! van de te beproeven stoffen bevatten. Na drogen van het j I 2q oppervlak, worden de zaden gezaaid in cultuurflessen en na 2 maanden wordt het percentage kieming vastgesteld. De resultaten zijn weergegeven in tabel C.

-7.-

Tabel C ........ ' ..... I

Behandeling..... .Kieming % Gemiddeld.groengemcht ............. ........... g/pc...... 1 5 blanco 27 3,25 j BP-51 500 dpm 73 4,68 j BF-51 250 dmp 60 5,27 | I BF-51 100 dpm 60 4,44 ! i ! BF-51 10 dpm 53 6,87 ! 10 ' ' i | BF-51 1 dpm 40 9,67 | j IAA 100 dpm 80 4,76 j 10 dpm 76 3,91 ! | 1 dpm 73 4,05 ' GA 100 dpm 66 4,50 I 15 1 dpm 73 3,37 IAA. = 3- indolylaz i j nzuur \ GA = gibberellineauur 20

Voorbeeld 12

Men hekleédt aardappelzaaizaden met oplossingen, die verschillende concentraties bevatten van de BF-51 90 WSC I samenstelling, beschreven in voorbeeld 3. Acht dagen na het 25 bekleden plant men de knollen. De onbehandelde blanco knollen ! worden gelijktijdig gezaaid met de behandelde of één week ! eerder. De hoeveelheid gewas wordt .vastgesteld. De resultaten zijn verzameld in tabel D. \ \ \ ' i, : i ^ |

; I

j j ! ' ! I'' j _Tabel D_;_j

Behandeling Dosis Gewashoeveelheid van de vroege aardèppel

hter/ton kg/20 stelen 1 I

I II III IV totaal | : 5 BF-51 90 WSC 0,5 4,8 4,5 2,8 2,9 15 j j BF-51 90 WSC 0,25 6,2 5,5 5,9 5,9 23,5 | BF-51 90 WSC 0,1 5 6,5 5,75 5,6 22,65 ; BF-51 90 WSC 0,025 5,75 5,8 4,9 5,2 21,65 ! onbehandelde - 4,0 5,0 6,3 4,9 20,2 ' jq blanco j vroeggezaaide - 3,6 5,1 6,7 4,9 20,3 | onbehandelde ] blanco i j I Op basis van de resultaten kan worden geconsta- ! 15 | teerd dat de knollen behandeld met BF-51 één week later kunnen worden gepoot zonder enige vertraging te veroorzaken in de ontwikkeling van de planten (die later gepoot zijn). Dit is in het bijzonder van belang voor gebieden, waar vroeg zaaien een risico kan zijn door een onvoordelig koel voorjaarsweer.

20

Voorbeeld 13

Tien wijnscheuten met 5 knoppen elk voor elke i behandeling worden gedrenkt in een oplossing , die 10, 100 respectievelijk 500 delen per miljoen BF-51 90 WSC bevat i 25 gedurende 24 uur, waarna men de scheuten cultiveert onder j | broeikasomstandigheden in plastic vaten, in een humus- en I zandbevattend grondmedium. ! | Na 3 maanden kweken, bepaalt men de lengte van1 | ! | de spruiten, die zich ontwikkelen aan de wijnstok en dan j I 2q na afsnijden van de wijnstokken het gewicht van de spruiten ; en de wortels voor elke plant. De gegevens worden gemiddeld voor elke behandeling en de ontwikkeling van de spruit en wortel wordt vergeleken met de blanco. De resultaten zijn : weergegeven in tabel E.

8502 582 -9 - ____________ ;.....................

___Tabel E _; π , ^ Gemiddeld aan één plant

Behandeling Dosis ---; dpm Spruit lengte Spruit Gewicht Wortelgewicht j

cm % g % g % I

5 1/ BF-51 90 WSC 10 24 133,3 10,2 182,1 9,0 166,6 j 2/ BF-51 90 WSC 100 1;9 105,5 7,0 125,0 8,5 157,4 j 3/ BF-51 90 WSC 500 16 88,8 4,5 80,3 6,5 120,3 j 4/ blanco - 18 100,0 5,6 100,0 5,4 100,0 j ! fö 1

De spruitontwikkeling van wijnstok wordt i ! | bevorderd door 10 en 100 delen per miljoen concentratie aan I BF-51 90 WSC. De wortelontwikkeling van de afleggers wordt | bevorderd door 10, 100 of 500 delen per miljoen concentratie j 15 van BF-51 90 WSC .

Voorbeeld 14

Perliéfen gedrenkt met dezelfde hoeveelheid j Hvagland voedingsmiddeloplossing worden gebracht in 4 kunst- 2 stof cultuurflessen elk met een opening van 214 cm .

20

Verschillende doses van BF-51 50 G , bereid volgens voorbeeld 7, worden gelijkmatig verspreid op het perliet oppervlak, j waarna 10 graankorrels worden gezaaid in elke fles.

| Na. het beginnen van de spruiting , wordt : het ritme van de spruiting in elke behandeling continu gewaar- ! 25 deerd, totdat het spruitmgspercentage van de onbehandelde | blanco 90% bereikt (tabel F). Later wordt het percentage ; kieming, de scheutlengte , groengewicht en wortelgewicht ge- | waardeerd in het 4-bladsstadium van de blanco-planten ! (tabel G).

| 30

; I

I i i ! ........................................................................................-,...10 .-..............................................................

Tabel F j

Behandeling Dosis _% spruitritme_j _ 2 dagen 3 dagen 4 dagen_!_ blanco - 68,75 86,25 90 j BF-51 50 G 0,005 80 90 91,25 BF-51 50 G 0,01 85 95 96,25

Tabel G

10 -;-~

Behandeling Dosis % kieming Scheut- Groenge- Wortelge- | abs als % lengte wicht g wicht van blanco graaii als % vai g als % van als % blanco blanco

Aan blanco 15 Blanco - 90 100 18,46 100 0,41 100 0,71 100 BF-51 50 G 0,005 91 101 23,68 128 0,70 170 0,9 127 BF-51 50 G 0,01 92 102 22,72 123 0,88 141 0,85 119 20 Het is duidelijk uit de resultaten dat: a) het spruitritme van de planten intensiever wordt onder het effekt van de behandelingen; ::_en b) zowel de planthoogte als het groengewicht van de planten aanzienlijk toeneemt in vergelijking met de blanco .: j 25

Voorbeeld 15

Mais gezaaid in cultuurflessen ( 5 planten per j fles) wordt na het kiemen gesproeid met een oplossing, die j BF-51 , gibberellinezuur respectievelijk 3-indolylazij nz'uur j ! bevat in een concentratie van 250 respectievelijk 500 delen per 1 30 ; miljoen. In het 4-bladsstadium van de onbehandelde blancoplanten^ : worden de lengte, het groengewicht en het wortelgewicht van de planten gemeten (tabel H) evenals het ehlorofyl gehalte ; bepaald uit de top van het tweede blad van elke plant (tabel J).

r 35 -11- I -Μ Ö Ö cu cd o t—I • M ft > 00

i C

<u 60 p '<u 60 β O 'CU \£) m <- n N ΰ cö ·ιΗ -e-ι oo σ\ i'- σ\ *- od <]_) ^ ·τ—) λ ·% c\ *\ #\ r\ β β cu ·η *- o o o o *-t- Φ o o Ü 4i uo · 5-1 d β 13

<D <D ω (U

ft > P 60 ë cd Ö cd i^·. oo ·- cn m sr

*— > st C<") 00 Γ'- ΓΟ CO

. O ·> > &-? o o o 'i vo r' fi o ^ co co ·- o oo P CO Cd T- ·<-<- t-

rd Η H

O Ut /1 •H &

CU

60

P

CU

p oo co ό co ό oo oo M mcoo— oovoco

O #t f\ A IV ft r> A

JS 60 t-CNCMCNt-t-t- p Ö ö cd cd 1—I > fto oo co st oo o &-S U N CO 6 CO r- T— β Λ Ψ\ ft Λ Λ ft • cocd ο •-co m ο co co

j> Η ι-1 Ο CN1 τ— sfr ο U"> CS

Cd J3 ·— τ— τ— ·— τ— τ— τ— UJ Ρ -ΰ Ρ Ο CU ·Η *9 £ cd cu Η 60 st sj· I— I's ·ς|- vo β σ\ ·*- O CO O sf ·>— CU ft Λ ft ft ft ft ft O O — — T- — ·-

U 60 O

I's CO \D uo ON OO

O v£> I's in UO I's oo CU CJ Λ Λ Λ Λ Λ Λ Ρ β Ο <f ΙΟ -ΐ 0\ Ν U1 öOcoöcd ο ο ο ο σ> i^.lo β Ρ Cd Ρ ·— ·— ·— r— t— 'ν αι cd > ,n

i—I

p co mo co o st oo co β id co σ> ό oo ^ O cd cu

Cd ft ft ft ft ft ft ft 4J

p S n m V o\ n -j co β ft 6 coLOvoinin'pcft cd i- T- r- T- r- (\| [\J p ft ω cu •h 60

CO Ö OOOOOO -H

Oft O LO O CO O ΙΛ P

R Tl | m CM m CM U-| CN CU

60 β <U β

60 T3 P

β P co P <u rH *"0 ^-1 cu β cu

Ό B) O CU

β rü O r~ N

cd CU β l/O

•C rQ cd | <3 K

cu β p ft <0 ffl O ,£> Pd H Ü J<1 -12 - CO r—l t—1 Q)

cd pü 4J

<ü -4J · · ,d

W) pd O

U

43 4-> -H > U CU & 0)

<D ^ vD <f VO (Π bO

+ {jO · Λ Λ Λ Λ Λ Λ · pj ÖÖ ο cm b··. cm οο οο b·- ο) cd cd cu ο σν -ΐ co σν cm co ο > Ο τ- · Ρι

43 Μ bO

ο è'? ω a η 4-1 I I ·ι—I Pi cu a cu d bO bO 4-1 T3 1-4 H 43 - Ό ft >i4J U ·ι-Ι n-1 ω -H 0 pi o 43 > ω "oj M <u ω 'tu o pi bO · cm h b) (3 on t- co vo ve *— m · 4-) pi 43 f> <u vo cm σ\ σν no ui· curt Ο Ο Λ Λ Λ ΛΛ Λ Λ £> ajpi ο *- ο ο ο ο o HUM x

Cd t-i cd cd aj · ^ 4-4 43 i—I -43

O CU (U

4-1 bO 43 43

O

+ 43 CM 00 lO LO VO CM + td »1 r> - €\ β\ λ ri · 43 bO Ο oo σι cm en o cd 43 O Ο Ο CM οσι bob' O bp —) -- -- 43 + 0 · O .

w

b-- CO b^ CO

t Π Λ Λ Λ Λ II

ο -— co ο ο -— η 43 &-? ο Nf ο ο ο σν οο 4-ι Ο -— cm -** τ— 43 -- νο b« οο -- ·ι-ι *\ tt β\ Ψ\ 9\ ^ Ο cd ο ο σν co cm σ\ tu ο <ί cm ο σν οο νο bo r4 W Ν ------- pj

<U Ο (U

-g ·ο

Ri rQ Pi

Η + bO

. 43

cd Ο bO b~ νΟ b- Ο CM M3 Ο- <U

-ί vO O 00 b- VO in <f ’ r—i pd &Q Λ #> #v c\ cv c\ r. fl) 0+0 0^-00000 43

<U

b£> 43 _bO CM ΟΊ VO CM CM -— O 4-> {XibO Λ Λ Λ ΛΛ *\ r> 4d

O 0 OOOOOOO

cd > cdbO lO b- t— b- lo 00 <u io b- b- io uo mi- co 4-1 pd Ö0 Λ Λ Λ Λ Λ Λ · ♦» 1"··) ο 0 οοοοοοο cd 43

CU

co bO

•i-4 0 r-i ω PP ïo O Tl O O O O O O 4-( Q o o o o o m o I ld cm lo cm io cm Pi o r“i , 33 (U o bO Ό

Pi H <u H <U t—! Η +3 cd CU f3 4-1 u cd o o

Pi 4d O 1- 4J

cd tu pi lo 43 43 cd | <ti 4-)

CU Pi 1-i pil <j <3 <U

P3 O 43 P3 HO til * - 13 -

Het zal duidelijk zijn uit de resultaten, dat de ontwikkeling van de planten aanzienlijk wordt bevorderd door alle drie aktieve verbindingen in vergelijking met de onbehandelde blanco's.

5 De planthoogte/groengewichtverhouding wijst echter op een meer bevoorkeurd effekt van BF-51 in vergelijking met die van de referentiestoffen. Het is dus gebleken dat de habitus van de mais niet onvoordelig wordt beïnvloed door BF-51, terwijl wanstaltige ,slungelige planten met 10 een onvoordelige habitus zich ontwikkelen onder het effekt van gibberellinezuur. Uit de resultaten van de chlorofiel-bepalingen is gebleken, dat het effekt van BF-51 het meest gunstige is op de hoeveelheid gevormde chloroform zowel in één gram van de groene plant alswel in respectievelijk de 15 gehele groene plant.

Voorbeeld 16

De wortelzone van tomatenzaailingen wordt besprenkeld met 0,1 liter van een BF-51 90 WSC oplossing van 250 delen per miljoen concentratie zoals berekend voor elk 20 , individueel. De ontwikkeling wordt geevalueerd na 6 weken.

De resultaten zijn weergegeven in tabel K.

Tabel K

Behandeling Dosis Kieming Gemiddelde aantal aantal opmer- dpm % planthoogfe zij schar., bloem- kin- 25 cm/plant % ten knoppen gen pc/plant pc/plant· _____ % .....%' ' ___ BF-51 90 WSC 250 100,0 59,6 124,1 10,6 165,6 25,2 143,1 donker groen 30 blanco - 100,0 48,0 100,0 6,4 1)0,0 17,6 100,0 licht groen 4 ................................................................... ................... -14 - ! ί

Als gevolg van de behandeling neemt de scheut- j groei toe en wordt het aantal zij scheuten en bloemknoppen | groter. j 5 Voorbeeld 17

Men besproeit "Jonathan" appelbomen op iedere j 7e tot 8e dag in totaal . 8 maal met een BF-51 90 WSC i oplossing van 2000 delen per miljoen concentratie(4 herhalingen).

De rijpingsprocessen van de behandelde appel .|q worden bestudeerd aan ademhalingsmetingen (tabel L) en j door onderzoek van de hardheid van het fruitvlees (tabel M). Gelijktijdig bestudeert men de bewaarbaarheid (houdkwaliteit) van de behandelde appel (tabel N).

Tabel L

15 -

Tijdstip van de BF-51 90 WSC blanco metingen 05/09/1984 9,5 8,9 20 12/09/1984 9,3 8,6 19/09/1984 8,9 8,5 27/09/1984 8,6 7,8 j 03/10/1984 8,5 7,7 j 10/10/1984 7,9 7,0 25 17/10/1984 7,5 6,5 24/10/1984 6,9 6,1 j | 31/10/1984 6,6 5,8 08/11/1984 6,1 5,4 j 14/11/1984 6,0 5,1 j 30 21/11/1984 5,8 4,9 ; 28/11/1984 5,7 4,8 j 04/12/1984 5,6 4,6 11/12/1984 5,5 4,4 ; 35 : i 8502582 ft m - 15 -

Tabel M j

Tijdstip van de BF-51 90 ESC Blanco j metingen j ! 5 05/09/1984 686 508 | 12/09/1084 503 546 j 19/09/1984 531 668 ! | j I 27/09/1984 542 710 | : 03/10/1984 610 770 j : 10 10/10/1984 721 821 | 17/10/1984 742 942 | 24/10/1984 793 1012 31/10/1984 842 988 14/11/1984 887 1064 15 21/11/1984 910 1066 28/11/1984 931 1109 04/12/1984 951 1210 11/12/1984 967 1262 20 ' ' “ ' Opmerking: de gegevens zijn uitgedrukt in mg C02/kg/dag

Tabel N

Behandeling _De bewaarde appel heeft_[ niets gevlekte bruin verslechterende totaal | 2^ schil vrucht onvolkomen- | _' _ _ vlees heden_ _i | BF-51 90 WSC pc 550 34 4 588 ! % 94,5 4,8 - 0,7 100,0 j blanco pc 421 54 28 16 519 ; 30 % 81,1 10,4 5,4 3,1 100,0 j

Begin van de bewaring : 15/10/1984 eind ,, ,, ,, : 03/04/1985 35 8502582 % - 16 -

Het zal duidelijk zijn uit de resultaten van de metingen, dat de rijpingsprocessen van de appel behandeld met BF-51 zijn vertraagd, waardoor het mogelijk wordt dat een later geplukte appel bewaard wordt in de optimale toestand ^ van rijpheid en opslag, wat een eerste vereiste is voor de goede bewaarbaarheid (houdkwaliteit).

Uit de gegevens van tabel M blijkt, dat de appel! behandeld met BF-51 voordelig kan worden bewaard ondanks het late· plukken en het late bewaren.

10 85 © 2582

Claims (2)

1. Plantengroeireguleringssamenstelling, die 0,2-95 gew.% 3-isononyloxypropylammoniummethylfosfonaat bevat als aktieve ingrediënt en een.-waste of vloeibare vulstof of drager en eventueel andere toevoegels, bij voorkeur een opper- 5 vlakte aktieve stof en/of een hechtingbevorderend middel in een hoeveelheid, die aanvult tot 100 gew.%.

2. Werkwijze voor het regelen van de plantengroei, bij voorkeur voor het bevorderen van de bloembinding, gewasbinding, gewasrijping, wortelvorming en de ontwikkeling 10 van de plantdelen , waarin de voedingsmaterialen zitten, met het kenmerk, dat men de zaden, vegetatieve voortplantings- plantstructuren en bloemen behandelt met een samenstelling volgens conclusie 1 in een hoeveelheid van 1-2000 delen per miljoen van de aktieve ingrediënt, of de grond van de planten 2 15 met een hoeveelheid van 0,001-5,0 g/m van de aktieve ingrediënt voor het zaaien, of met een hoeveelheid van 1-2000 delen per miljoen van de aktieve ingrediënt door besprenkeling na planten of afleggen. 8502 582