NL8403199A - Inrichting voor het weergeven van informatie van een registratiedrager. - Google Patents

Description

% * -ί ΕΉΝ 11192 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven

Inrichting voor het weergeven van informatie van een registratiedrager. -

De uitvinding heeft betrekking qp een inrichting voor het _____ weergeven van informatie die in de vorm van één of meer informatieblok-ken in een spoor van een registratiedrager zijn opgeslagen, omvattende eerste uitleesmiddelen voor het uitlezen van die registratiedrager en 5 besturingsmiddelen voor het besturen van de uitleesmiddelen zodanig, dat weergave van een geselekteerd informatieblok kan plaatsvinden.

De uitvinding heeft eveneens betrekking qp een registratiedrager te gebruiken in een inrichting volgens de uitvinding.

De inrichting van de in de aanhef genoemde soort is bijvoor-10 beeld een corpact-disc-digital-audio speler waarbij als registratiedrager een optisch uitleesbare plaat wordt gebruikt waarop de informatie digitaal gecodeerde audio-informatie is. Een dergelijke ccnpact-disc-digital-audio speler is bijvoorbeeld de qp narent van indiening van deze aanvrage onder de type-aanduiding CD 303 van de firma N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken 15 verkrijgbare speler. Bij deze speler kan voorafgaand aan de afspeling van een plaat met behulp van toetsen een selectie gemaakt worden welke selectie dan weergegeven wordt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de met de digitale audio-informatie verweven subcode waarin onder andere een lopende aanduiding voor het op dat moment weergegeven muziekstuk-20 nurrmer (Engels: track no.), een index (deel van een "track") en relatieve en absolute tijd. Prograimering is bij diverse békende spelers mogelijk op één of meer van de parameters track no., index en tijd. De via de toetsen ingebrachte selectie kan daarbij voor de duur van de afspeling opgeslagen worden in een geheugen.

25 De uitvinding beoogt het bedieningsccmfort van de bekende in richting verder te verhogen door het zoekproces naar een opvolgend geselekteerd muziekstuk te versnellen.

De inrichting is daartoe gekenmerkt doordat zij is voorzien van - een geheugen met een n tal geheugenplaatsen voor het in elk van deze 30 geheugenplaatsen kunnen opslaan van één volgordenunmer, behorend bij een informatieblok (indien aanwezig) waarvan het begin ligt in een bij elke geheugenplaats behorend deel van de registratiedrager, waarbij n ^ 99, en 8403199 * i PHN 11192 2 - eerste middelen voor het opslaan van of bevattende gegevens betreffende de grootte en de ligging van de delen op de registratiedrager, respectievelijk voor het opslaan van of bevattende gegevens waaruit de grootte en de ligging van de delen op de registratiedrager kan worden afgeleid.

5 Hierbij zij vermeld dat de grootte en de ligging van de delen van respectievelijk op de registratiedrager zowel in de eenheid "tijd" als in de eenheid "lengte" ’ kunnen worden uitgedrukt en dus door deze respectievelijke grootheden gekarakteriseerd worden.

Het opzoeken van een volgend weer te geven informatieblok (in 10 het vervolg "muziekstuk" genoemd) gaat bij de huidige "compact-disc" speler als volgt.

Stel dat op een zeker moment muziekstuk 1 wordt weergegeven en dat via de toetsen de opdracht wordt gegeven cm muziekstuk j weer te geven, waarbij j bijvoorbeeld groter is dan i. Daar de muzieknummers 15 (track no.) in oplopende volgorde, niet noodzakelijk beginnend met 1, van binnen naar buiten qp de registratiedrager zijn aangebracht, weten de besturingsmiddelen dat muziekstuk j dus verder naar buiten op de registratiedrager moet liggen. De besturingsmiddelen besturen de uitleesmiddelen nu zodanig dat versneld telkens sprongen van 256 sporen in radiale 20 richting naar buiten over de registratiedrager worden uitgevoerd, waarbij telkens na een sprong het spoor weer wordt ingevangen en uit de sub-code uitgelezen wordt ten opzichte van welk muziekstuk de uitleesmiddelen zich nu bevinden. Is het muziekstuk j nog niet bereikt dan wordt opnieuw een sprong over 256 sporen naar buiten over de registratiedrager uitgevoerd.

25 Dit gaat zo door totdat na een dergelijke sprong het muziekstuk j bereikt is, bijvoorbeeld doordaferiadeze sprong de uitleesmiddelen reeds in het muziekstuk j terecht zijn gekomen. Vervolgens wordt over 128 sporen teruggesprongen en wordt opnieuw in de sub-code gekeken naar het muziekstuk nummer ten opzichte waarvan de uitleesmiddelen zich nu bevinden. Bevinden 30 de uitleesmiddelen zich nu ten opzichte van muziekstuk j-1 dan wordt met een sprong over 64 sporen weer naar voren bewogen. Op deze wijze wordt met sprongen naar voren of terug, welke sprongen telkens een faktor twee kleiner worden, het begin van het muziekstuk j bereikt. Een dergelijke zoekprocedure noemt men wel de "binary search"-code procedure. Deze 35 "binary search" zoekprocedure kan veel tijd kosten, vooral indien de muziekstukken i en j ver uit elkaar liggen.

In het voorgaande is gesproken over "sprongen over een aantal sporen". Er zij hier vermeld dat in het geval van registratiedragers 8403199 « · PHN 11192 3 zoals de ccmpact-disc platen, slechts één spoor bevatten dat spiraal-vormig van binnen naar tuiten over de registratiedrager verloopt. Als er nu, en ook in het vervolg, gesproken wordt over "sprongen over een aantal sporen" dan wordt feitelijk bedoeld een sprong ter grootte van het 5 aantal malen de spoor steek, dat is de grootte van de radiale verschuiving van de uitleesmiddelen bij één omwenteling van de registratiedrager.

Verder kan hier nog vermeld vrorden dat de keus van de sprongen van 256 sporen bepaald wordt door het feit dat het uitloopspoor dat zich na het eind van het laatste muziekstuk op de registratiedrager bevindt, 10 minimaal 300 sporen breed dient te zijn. Met de sprongen van 256 sporen wordt bereikt dat bij een zoekbeweging naar buiten toe op de registratiedrager altijd eens het uitloopspoor bereikt wordt.

Men zou nu voor kunnen stellen cm de in het inloopspoor van de registratiedrager aanwezige gegevens betreffende het aantal muziekstukken 15 en de begintijden van elk numner in een bijbehorend geheugen in de inrichting cp te slaan. Indien vervolgens in de inrichting ook een cmréken-tahel is cpgeslagen waarin de tijden qp de registratiedrager uitstaan tegen radiale posities op de registratiedrager (bijvoorbeeld in aantallen "sporen", dat is dus het aantal malen de spoors teek, vanaf het inloop-20 spoor) dan is het zoekproces veel sneller uitvoerbaar.

Na de opdracht cm muziekstuk j weer te geven zoekt de inrichting de bij de begintijden van de muziekstukken i en j behorende radiale posities cp. Door aftrekking van beide posities wordt het aantal sporen verkregen dat de besturingsmiddelen de uitleesmiddelen in radiale richting 25 moeten doen verspringen cm althans in de buurt van het muziekstuk j te kernen. Vervolgens wordt door middel van de "binary search" zoekprocedure het begin van muziekstuk j gevonden. Aangezien nu slechts één maal een grote sprong van een aantal sporen dat, vooral bij ver uit elkaar liggende muziekstukken, (veel) groter is dan 256, gemaakt behoeft te worden, waar-30 na men reeds in het betreffende nurrmer j, of het nimmer j-tf- of j-1, is aanbeland, kan de zoektijd signifikant bekort worden.

In dit verband zij vermeld dat het uitlezen van gegevens omtrent de positie van muziekstukken op een registratiedrager, en het opslaan in een geheugen in een inrichting voor het weergeven van informatie van deze 35 gegevens, welke gegevens zich aan het begin van de registratiedrager in het spoor bevinden, qp zich bekend is. Zie bijvoorbeeld het Europese oktrooischrift no. 29.946. Het betreft hier een inrichting voor het uitlezen van informatie van een magnetische registratiedrager.

840 31 9 9

* I

PHN 11192 4

Daar in het inloopspoor van de registratiedrager plaats is voor het opslaan van 99 muziekstuknummers en hun begintijden/ zou dit voor het hierboven weergegeven voorstel betekenen dat in de weergeef inrichting een zodanig groot geheugen benodigd is dat in het 5 maximale geval de gegevens betreffende deze 99 muziekstuknummers moeten kunnen worden opgeslagen. Dit vereist een tamelijk groot geheugen hetgeen uit het oogpunt van de opbouw van en de inhoud van het in de inrichting te gebruiken microcomputer systeem erg ongunstig-kan zijn. Men zou dus graag een kleiner geheugen willen gebruiken.

10 Bovendien is het gezien de nauwkeurigheid tijdens de zoekprocedure, welke nauwkeurigheid bepaald wordt door de onnauwkeurigheid in de spoorsteek en de tangentiële snelheid, en die in de grootte orde- van 10% van de spronggrootte ligt, ook niet nodig en zinvol om van alle muziekstukken de gegevens in de inlichting op te slaan.

15 Volgens de uitvinding wordt de registratiedrager nu in een aantal n (kleiner dan 99), bij voorkeur maximaal tien, fiktieve vaste delen verdeeld * De vaste delen zijn gekenmerkt door hun binnen en buitendiameter. Anders gezegd, bij ieder deel hoort een grootheid aangevende het aantal sporen dat het begin verwijderd 20 is van het inloopspoor. Het getal van tien delen is daarom zo gekozen omdat de registratiedrager ongeveer 20.000 sporen (dat is 20.000 maal de spoorsteek) breed is, zodat delen vastgelegd kunnen worden van 2.048 sporen breed. Dit getal is gunstig daar 2.048 een macht van twee is.

Men krijgt in dit voorbeeld dus getallen 0, 2.048, 4.096, 6.144 25 enzovoorts. Bij deze getallen behoren, volgens de eerder genoemde omrekentabel, overeenkomstige tijden. Het bijbehorende geheugen in de inrichting dient nu slechts de voornoemde n geheugenplaatsen te hebben en kan dus veel kleiner zijn dan het eerder genoemde besproken geheugen. In een bij een deel van de registratiedrager behorende 30 geheugenplaats van het geheugen kan men nu het nummer van een muziekstuk uit het betreffende deel bijvoorbeeld het eerste of het laatste muziekstuk in een deel (bedoeld is dat muziekstuk waarvan het begin zich het dichtst bij het begin respektievelijk het eind van het deel van de registratiedrager bevindt), bij voorkeur het 35 eerste muziekstuk, opslaan.

Als de eerste muziekstukken van een deel in de bijbehorende geheugenplaatsen worden opgeslagen dan zou de inhoud van het geheugen er bijvoorbeeld als volgt uit kunnen zien: 1, 3, 4, 7, 9. Het eerste 84 0 31 2 ï' PHN 11192 5 deel van de registratiedrager bevat het muziekstuk nimmer 1 ihet begin van) itjuziekstuknunmer 2. Het tweede deel van de registratiedrager bevat het (begin van) muz iekstuknunmer 3.

Het derde deel van de registratiedrager bevat de muziék-5 stukkennunroers 4 en 5 en (het begin van) moziekstuknummer 6. Het vierde deel bevat muziekstuknummer 7 en (het begin van) imziekstuknuimner 8.

Het vijfde deel bevat (het begin van) muz iekstuknunmer 9. Ook wordt in het geheugen bij voorkeur het getal opgenomen dat aangeeft hoeveel muziekstukken er in totaal op de registratiedrager aanwezig zijn. In 10 dat geval bevat het geheugen éeh geheugenplaats meer dan het aantal delen waarin de registratiedrager verdeeld is.

Stel dat het totaal aantal muzieknummers in het voorgaande voorbeeld tien is dan bevat het vijfde deel dus imziekstuknunmer 9 volledig en (het begin van) muziekstuknummer 10.

15 In die geheugenplaats behorende bij een deel van de registratiedrager waarin zich geen begin van een muziekstuk bevindt, kan een bijbehorende indikatie, bijvoorbeeld het getal "nul", worden opgeslagen.

De inrichting kan verder zijn gekenmerkt, doordat het geheugen 20 een additionele geheugenplaats bevat voor het opslaan van een getal aangevende het aantal informatieblokken op de registratiedrager.

Het vullen van het geheugen met de n geheugenplaatsen kan op verschillende manieren gebeuren.

In een eerste uitvoeringsvorm kan de inrichting zijn 25 gekenmerkt, doordat zij verder is voorzien van - tweede uitleesmiddelen voor het, vóór het weergeven van de informatie, uitlezen uit de registratiedrager van de volgordenuimers die in het geheugen dienen te worden opgeslagen.

Dit is alleen mogelijk indien de bewuste volgordenummers 30 reeds in het in loopspoor van de registratiedrager zijn aangebracht, hetgeen tct op dit moment nog niet het geval is.

In een tweede uitvoeringsvorm kan de inrichting zijn gekenmerkt, doordat zij verder is voorzien van - tweede uitleesmiddelen voor het, vóór het weergeven van de informatie, 35 uitlezen uit de registrateidrager van gegevens betreffende de ligging van het begin van de één of meer informatieblokken op de registratiedrager, en van - tweede middelen voor het vergelijken van de gegevens betreffende de 8403199 PHN 11192 6 ligging van het begin van de informatieblokken op de registratiedrager met die betreffende de ligging van de delen qp de registratiedrager en voor het voor een deel van de registratiedrager hoogstens één maal genereren van een stuursignaal voor het opslaan van het volg-g ordenummer van dat informatiéblok (indien aanwezig) in de bij het deel behorende geheugenplaats, waarvan het begin ligt ih het deel van de registratiedrager.

In dit geval kan men gebruik maken van de op dit moment op de markt zijnde registratiedragers en wordt in de inrichting zelf 10 de bij de delen van de registratiedrager behorende volgordenuirmers bepaald en in het geheugen opgeslagen.

De inrichting kan verder zijn gekenmerkt, doordat zij verder is voorzien van - derde middelen voor het vergelijken van het volgordenummer van een 15 geselekteerd informatiéblok met de in het geheugen opgeslagen volgordenummers en voor het genereren van een regel signaal voor toevoer aan de besturingsmiddelen, zodanig dat de eerste uitlees-middelen aan het begin van het geselecteerde informatiéblok worden gepositioneerd en vervolgens de weergave van dit informatie-20 blok kan plaats vinden.

Het positioneren van de eerste uitleesmiddelen kan dus zoals eerder vermeld in twee stappen plaats vinden. Ten eerste een ruwe stap, waarbij een grote sprong ter grootte van de breedte van één of meer aaneensluitende delen van de registratiedrager wordt uitgevoerd 25 en vervolgens een fijnzoekstap waarin met de "binary search"-zoek procedure het begin van het muziekstuk gevonden wordt. Het bepalen van de grootte van dë ruwe stap, dat wil zeggen het bepalen van wanneer de eerste uitleesmiddelen de sprong ter grootte van de breedte van de één of meer delen van de registratiedrager hebben uitgevoerd, 3g kan men bijvoorbeeld realiseren door het tellen van de spoorovergangen dat gedetekteerd wordt tijdens het bewegen van de eerste uitleesmiddelen in radiale richting over de registratiedrager. Een andere mogelijkheid is te bepalen hoever een loper qp de aktuator, die deel uitmaakt van de derde middelen en de eerste uitleesmiddelen beweegt, welke 35 loper de positie van de aktuator - en daarmee van de eerste uitleesmiddelen aangeeft -, is verschaven.

De uitvinding zal aan de hand van de hierna volgende ficjuurbeschrijving nader worden uiteengezet . Hierin toont 8403199 V * PHN 11192 7 figuur 1 een uitvoeringsvorm van de inrichting, figuur 2 de registratiedrager gedeeltelijk in doorsnede en het geheugen uit de Inrichting van figuur 1, figuur 3 een stroomdiagram van de werkwijze voor het vullen 5 van het geheugen, en figuur 4 een stroomdiagram van de werkwijze voor het cpzoeken van een geselekteerd muziekstuk.

Figuur 1 toont het principeschema van een "ccmpact-disc" speler voor zover relevant voor de toelichting van de uitvinding.

10 Uitgegaan is van bekende en in de handel verkrijgbare "compact-disc" spelers zoals bijvoorbeeld de speler die cnder type-nummer 303 door de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken geleverd wordt. Deze bekende spelers omvatten een prcgrarrmakeuze-bedieningsveld 1, bijvoorbeeld een rij toetsten ieder behorende bij een bepaald muziekstuknummer 15 en een display 2 waar de gemaakt keuze zichtbaar wordt, bijvoorbeeld een rij lampjes die elk aan een bepaald muziekstuknummer zijn toegevoegd. Behalve een programmakeuze-mogelijkheid op muzieknummer komt het ook voor dat op index (delen van muziekstukken), tijd binnen een muziekstuk of absolute tijd een keuze gemaakt kan worden.

20 Een microcomputer 3 leest het bedieningsve ld 1 uit en stuurt de display 2 aan. Verder kan de microcomputer 3 de gemaakte programma-keuze opslaan in en uitlezen uit een programrageheugen 4 om tijdens het spelen van de plaat de speler zodanig te besturen dat de gemaakte keuzes weergegeven worden. Hiertoe ontvangt de microcomputer 3 van 25 een subcode-decodeerinrichting 5 de tussen de muziekdata op de plaat verweven subcode waarin onder andere muziekstuknummers, index en tijd lopend zijn gecodeerd zodat de microcomputer informatie ontvangt over de plaats op de plaat waarvan op dat moment wordt weergegeven.

Volgens de uitvinding is de inrichting verder voorzien 3Q van een geheugen 6 met een n tal geheugenplaatsen 6.1, 6.2, ... 6.n, waarbij n< 99 en bij voorkeur gelijk aan maximaal 10, en, een additionele geheugenplaats 6.n + 1. Verder is de inrichting voorzien van eerste middelen 7 voor het opslaan van respectievelijk bevattende gegevens betreffende de grootte en de ligging van n delen op de 35 registratiedrager respektievelijk voor het opslaan van respektievelijk bevattende gegevens waaruit de grootte en de ligging van n delen op de registratiedrager kan worden afgeleid.

Figuur 2. toont een gedeelte van de registratiedrager 20 in 8403199 PHN 11192 8 doorsnede. De registratiedrager is in vijf delen PI tot en met P5 onderverdeeld. De delen worden gekarakteriseerd door hun grenzen r ^ tot en met r r en r . Indien men het begin van de registratiedrager po m als referentie neemt, hetgeen betekent dat rp^ = 0, dan geven rp2 5 tot en met r c de afstand aan van het begin van een deel vanaf het P5 t begin van de registratiedrager. rp^ töt en met rp^ kan in de eenheid "tijd" worden uitgedrukt of in de eenheid "lengte” (hetgeen bijvoorbeeld aahgeeft de tijd respektievelijk het aantal omwentelingen benodigd voor de uitleesmiddelen om van bijvoorbeeld rpl naar rp2 10 te komen).

In figuur 2 is zichtbaar dat de delen PI tot en met P5 allen dezelfde breedte b hebben (hetgeen in het algemeen niet direkt nodig is!). Worden rpl tot en met rp5 in de eenheid "lengte" uitgedrukt, en neemt men rp^ = 0, dan zijn rp;. = (i - 1 )rp2' waarbij ι 3. Dat 15 wil zeggen rp3 tot en met rp5 zijn veelvouden van rp2· In het eerder genoemde voorbeeld zou dit betekenen dat rp^ = 0, rp2 = 2.048, rp3 = 4.096, .... enzovoorts. Zouden rpl tot en met rp5 in de eenheid "tijd" zijn uitgedrukt dan zou rpl = 0 kunnen zijn, rp3 - rp2 zou groter zijn dan rp2' rp4 “ rp3 zou ^^ter zijn dan rp3 - rp2, enzovoorts, aangezien 20 de rotatiesnelheid van de registratiedrager afneemt bij weergave van een muziekstuk dat verder naar buiten op de registratiedrager 20 ligt. Het is duidelijk dat er een (bekend) verband is tussen r . indien br~ in de eenheid "lengte" uitgedrukt, en r . indien in de eenheid "tijd" r·1· uitgedrukt. Dit verband is een wiskundige formule die in eerdere 25 instantie is aangeduid met de omrekentabel.

In de eerste middelen 7 kunnen nu de grootheden r ^ tot en met rp3, aangegeven in de eenheid "tijd" of de eenheid "lengte", zijn opgeslagen. Ingeval van gelijke breedtes b van de delen PI tot en met P 5 zou men zelfs kunnen volstaan met het opslaan van enkel de 30 grootheid rp2, indien uitgedrukt in de eenheid "lengte".

Indien dan ook het aantal delen (te weten 5) bekend is, terwijl ook rm op zich bij "ccmpact-disc" platen bekend is, kan men de andere grootheden rp3 tot en met rp3 dan (in de microcomputer 3) af leiden. Indien ook de eerder genoemde formule of de omrekentabel 35 in de microcomputer 3 of de eerste middelen 7 zijn opgeslagen, dan is ook alle informatie omtrent de ligging en de grootte van de delen PI

Jtot en met Pn (waarbij n in figuur 2 gelijk is aan I) op de registratiedrager bekend, respektieve1ijk af te leiden.

/ 8403199 PHN 11192 9

In het geheugen 6 van figuur 1 worden in de diverse geheugenplaatsen 6.1 tot en met 6.n het volgcrdenumrer opgeslagen van een infozmatieblok (indien aanwezig) ,, waarvan het begin ligt in een bij een geheugenplaats i behorend deel Pi van de registratie-5 drager 20. In de geheugenplaats 6.n + 1 wordt het getal m, aangevende het aantal muziekstukken op de registratiedrager opgeslagen.

In figuur 2 is aangegeven dat de registratiedrager 20 (m =) zes muziekstukken NI tot en met N6 bevat. Ook is in figuur 2 aangegeven de bijbehorende inhoud van het geheugen 6. In het geheugen is het 10 volgordenummer van dat muziekstuk in de diverse geheugenplaatsen opgeslagen, waarvan het begin (dat zijn de linker grenzen van de muziekstukken Ni) zich hieb dichtst bij het begin (dat zijn de linker grenzen van de delen Pj) van een bijbehorend deel Pj bevindt. Uit figuur 2 is duidelijk dat in de delen P3- en P5 geen begin van een 15 muziekstuk aanwezig is. In deel P5 is zelfs geen informatie ingeschreven. In de overeenkomstige geheugenplaatsen kan men dan bijvoorbeeld een 0 plaatsen. In de geheugenplaats 6.6 is het getal 6 opgeslagen.

Het vullen van het geheugen 6 kan op verschillende manieren -gebeuren.

20 In een eerste mogelijkheid wordt aangenomen dat de inhoud van het geheugen (dat wil zeggen de bewuste volgordenunmers) reeds in het inloopspcor van de registratiedrager zijn aangebracht. De inrichting in figuur 1 bevat nu tweede uitleesmiddelen 8 voor het, v55r het weergeven van de informatie, uitlezen uit de registratiedrager 25 van de volgordenunmers die in het geheugen dienen te worden opgeslagen.

De tweede uitleesmiddelen zijn daartoe gekoppeld met de microcomputer 3, die de bewuste gegevens uit de tweede uitleesmiddelen 8 doorgeeft aan het geheugen 7. In het voorbeeld van figuur 2 zouden dus de getallen 1-3-0-5-0 door de tweede uitleesmiddelen uit de registratie-30 drager 20 worden uitgelezen. Bovendien wordt uit het inloopspoor het getal (m =) 6 uitgelezen en opgeslagen in de geheugenplaats 6.6.

In een tweede mogelijkheid, die verder aan de hand van het stroomschema van figuur 3 zal worden uiteengezet, wordt door middel van de tweede uitleesmiddelen 8, vddr het weergeven uit de 35 registratiedrager 20, de in het inloopspoor aanwezige gegevens betreffende de ligging van het begin van de één of meer informatie-blokken op de registratiedrager uitgelezen. De inrichting bevat daartoe nog verder tweede middelen 9, met een eerste ingang gekoppeld 'ƒ 840 31 9 9 PHN 11192 10 net de uitleesmiddelen 8 en een tweede ingang gekoppeld met de eerste middelen 7, en een uitgang gekoppeld met het geheugen 6, voor het vergelijken van de gegevens betreffende de ligging van het begin van de informatieblokken op de registratiedrager 20 met die betreffende 5 de ligging van de delen op de registratiedrager, en voor het voor een deel van de registratiedrager hoogstens een maal genereren van een stuursignaal voor het opslaan van het volgordenummer van dat informatiéblok in de bij dit deel behorende geheugenplaats, waarvan het begin ligt in het betreffende deel van de registratiedrager.

10 De werking is daarbij als volgt, zie figuur 3. In blok 30 wordt het programma gestart, In blok 32 wordt het geheugen 6 geheel gevuld met "nullen". Dat wil zeggen in alle geheugenplaatsen 6.1 tot en met 6.n + 1 komt een nul te staan. Daarna wordt in blok 34 via de tweede uitleesmiddelen het getal m, aangevende het aantal muziekstuk-15 ken op de registratiedrager, en het volgordenummer i^ van het eerste muziekstuk uitgelezen uit het inloopspoor van de registratiedrager.

In blok 35 wordt een lopende variabele i, aanduidende het volgordenummer van het muziekstuk op de waarde iQ gezet en een lopende variabele j, aanduidende het nummer van het deel van de registratiedrager 20 op de waarde 2 gezet. In blok 36 wordt de waarde x(= iQ) opgeslagen in de - eerste geheugenplaats 6.1 en de waarde m opgeslagen in de geheugenplaats 6.n + 1. Vervolgen wordt in blok 38 de variabele i met een verhoogd. Vervolgens wordt uit het inloopspoor door de tweede uit leesmidde len de begintijd van het volgende muziekstuk uitgelezen 25 en wordt in blok 42, gebruikmakend van de eerder genoemde cmrekenformule of -tabel, de begintijd omgewerkt naar een beginpositie r^. Daarna wordt in de pregrammastap 44 gekeken of i gelijk is aan m + iQ + 1.

Is i niet gelijk aan de waarde m + iQ + 1 dan loopt.het programma van 44 verder naar blok 46 waarin gekeken wordt of kleiner is dan rp ^.

30 Is dat zo (hetgeen betekent dat het begin van muziekstuknummer i zich nog in het vorige deel Pj bevindt) dan loopt het programma via de tak 48 terug naar het blok 38. Voor het muziekstuknummer 2 uit het voorbeeld van figuur 2 loopt het progranma ook inderdaad via deze tak 48. Blijkt in blok 46 dat r^ groter is dan of gelijk aan r^ dan lóópt het 35 progranma verder via blok 50 waarin de variabele j met een wordt verhoogd, naar blok 52 waarin opnieuw r^ wordt vergeleken met het ff5”^ begin rpj van het volgende deel op de registratiedrager. Is r^< rp^ Γ dan ligt het begin van het muziekstuk ISL in het deel P met nummer 8403199 PHN 11192 11 j - 1 en wordt het nummer i in blok 56 in geheugenplaats j - 1 in geheugen 6 opgeslagen. Geldt in blok 52 dat V^ nog altijd groter is dan of gelijk aan r . dan loopt het programma via de tak 54 naar het blok 50. Dit gebeurt, indien er in een deel P geen begin van een 5 muziekstuk ligt, zoals bij deel P3 in figuur 2. Vanaf blok 56 loopt het programma naar blok 58 waarin gekeken wordt of j gelijk is aan n + 1. Zo niet, dan loopt het programma via de tak 60 naar blok 38 voor het uiteindelijk opslaan van een volgend muziekstuknummer in een volgende geheugenplaats. Blijkt in blok 44 en blok 58 dat i 10 respektievelijk j gelijk zijn aan m + iQ + 1 respekfcievelijk n + 1 dan loopt het programma via tak 62 respektievelijk 64 naar blok 66, waarin het programma beëindigd wordt. Uit blok 58 blijkt dat de variabele j éeh hoger kan worden dan n. Voor rp n + ^ dient te waarde .r > zie figuur 2, genomen te worden, die eveneens in de 15 inrichting beschikbaar is.

In figuur 4 wordt een mogelijke uitvoering van een werkwijze voor het zoeken van een geselekteerd muziekstuk beschreven. De inrichting bevat daartoe bovendien derde middelen 10, met een eerste ingang gekoppeld met het bedieningsveld 1, een tweede ingang gekoppeld met 20 het geheugen 6, en een uitgang gekoppeld met de besturingsmiddelen 11. De besturingsmiddelen zijn ingericht? vcor het besturen van de eerste uitleesmiddelen zodanig, dat weergave van een geselekteerd informatieblok kan plaats vinden. Be derde middelen 10 zijn ingericht voor het vergelijken van het volgordenummer van een geselekteerde 25 informatieblok met de in het geheugen opgeslagen volgordenummers en zijn ingericht voor het leveren van een regelsignaal voor toevoer aan de besturingsmiddelen 11, zodanig dat de uitleesmiddelen aan het begin van het geselekteerde informatieblok (muziekstuk) worden gepositioneerd en dus vervolgens de weergave van het 30 informatieblok kan plaats vinden.

Dit opzoeken kan bijvoorbeeld als volgt gebeuren. -In figuur 4 begint de zoekprocedure met blok 68 waarna de opdracht in blok 70 gegeven wordt om muziekstuknummer x af te spelen. De inrichting weet dat zij nu juist bij muziekstuknummer y is, dat in het deel u 35 (dat is Fu) van de registratiedrager ligt. In blok 72 wordt gekeken of y ‘y x is. Zo niet, dat wil zeggen nummer x ligt verder dan nummer ( J y, dan wordt in blok 74 een lopende variabele i gelijk gesteld aan u + 1 en wordt in blok 76 het getal iyt dat in de i-de geheugenplaats I 8403138 PHN 1X192 12 9 van het geheugen 6 staat, uitgelezen. Vervolgens wordt in blok 78 gekeken of x^M£ is. Is x inderdaad kleiner dan dan liggen nummer x en nummer y blijkbaar in hetzelfde deel Pu van de registratie-drager. Het programma loopt dan ook via de tak 80 naar het blok 82 5 waarin door middel van de fijnzoek- of binary search procedure het begin van het muziekstuk x wordt gevonden en is het zoekprogramma beëindigd in blok 83.

Blijkt in de programmastap 78 dat x 7/ JYL is dan loopt het programma naar het blok 84, waarin de lopende variabele met één 10 verhoogd wordt en wordt het getal 1VL dat in de volgende geheugenplaats van het geheugen 6 staat uitgelezen in blok 86. Vervolgens wordt in 88 opnieuw gekeken of x^NL is. Is dat zo dan ligt het begin van muziekstuk x blijkbaar in het opvolgende deel P.u + 1, meer algemeen gezegd: in het deel P.i - 1. In blok 90 wordt nu met één sprong, 15. ter grootte van de breedte van i - u - 1 delen F, naar het deel gesprongen waarin zich het begin van muziekstuk x bevindt en wordt vervolgens in blok 82 door middel van "fijnzoeken" het begin van muziékstuk x gevonden. Blijkt in 88 dat x^lVb is dan loopt het programraa-via de programmatak 89 terug naar blok 84, en wordt vervolgens in 20 de blokken 86 en 88' gekeken of het (begin van het) muziekstuk x in een opvolgend deel P van de registratiedrager ligt.

Blijkt in programmastap 72 dat y7x is, dan loqpt het programma naar blok 92 waarin een lopende variabele i gelijk aan u gesteld wordt.

In blok 94 wordt M. uitgelezen uit de i-de geheugenplaats van geheugen 25 6. Vervolgens wordt in de stap 96 gekeken of IYL gelijk aan nul is.

Zo.ja, dan bevindt er zich in het deel u geen begin van een muziekstuk en loopt het programma via de tak 99 naar het blok 100. Blijkt in 9-6 dat ongelijk aan nul is dan loopt het programma naar 98, waar gekeken wordt of x“^]VL is. Is dat zo, dan ligt het begin van het 30 muziekstuk x in het deel u. Het programma loopt dan via tak 103 naar het blok 82, waarna door middel van het "fijnzoeken" het begin van het muziekstuk x gevonden wordt. Blijkt in 98 dat χ<ζ*Μ^ is, dan loopt het programma ook naar blok 100, waarin de lopende variabele i met één verlaagd wordt. Opnieuw wordt in 102 gekeken of de de inhoud van 35 gelijk aan nul is. Zo ja (er bevindt zich in het blok i geen begin van een muziekstuk), dan loopt het programma via de tak 106 weer O terug naar 100. Indien JVL ongelijk. aan nul is dan loopt het programma naar het blok 104 waarin gekeken wordt of x>M. is. Is dat zo dan T f 1 ƒ 8403199 PHN 11192 13 ligt het begin van muziekstuk x in het deel i. In blok 108 wordt nu met één spreng, ter grootte van de breedte van u - i delen, naar het deel i gesprongen waarin zich het begin van het muziekstuk i bevindt, en wordt vervolgens in blok 82 het begin van het muziekstuk bereikt.

5 Blijkt in de programmastap 104 dat x < fh is, hetgeen betekent dat het begin van muziekstuk x zich niet in het deel i bevindt, dan loopt het programma eveneens via de tak 106 terug naar het blok 1Q0.

Is na de fignzoek procedure in blok 82 het begin van het muziekstuk x gevonden dan loopt het zoekprogramma naar het einde in 10 blok 83. Vervolgens kan de inrichting het muziekstuk gaan weergeven.

De werkwijzen zoals in figuren 3 en 4 beschreven, zijn bruikbaar voor het geval de muzieknummers van die muziekstukken waarvan het begin zich het dichtst bij het begin van de betreffende delen P liggen, in de bijbehorende geheugenplaatsen zijn opgeslagen. Zouden 15 andere muzieknummers, bijvoorbeeld de nummers van die muziekstukken waarvan het begin zich het dichtst bij het eind van de betreffende delen P liggen, in de bijbehorende geheugenplaatsen zijn opgeslagen, dan zouden uiteraard de werkwijzen een ander verloop en een andere indeling hebben. Ook is het natuurlijk duidelijk dat de volgorde van 20 sommige stappen in de werkwijzen zoals beschreven aan de hand van figuren 3 en 4 verwisseld kan worden zonder de werking aan te tasten.

25 30 35

O

ƒ 840 31 9 9 f'

Claims (9)

1. Inrichting voor het weergeven van informatie die in de vorm van een of meer informatiéblokken in een spoor van een registratie-drager zijn opgeslagen, omvattende eerste uitleesmiddelen voor het uitlezen van die registratiedrager en besturingsmidde len voor het 5 besturen van die. uitleesmiddelen zodanig, dat weergave van een geselèkteerd informatieblok kan plaats vinden, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van - een geheugen met een n tal geheugenplaatsen voor het in elk van deze geheugenplaatsen kunnen opslaan van één. volgordenummer, 10 behorend bij een informatieblok (indien aanwezig) waarvan het begin ligt in een bij elke geheugenplaats behorend deel van de registratiedrager, waarbij n ^ 99, en - eerste middelen voor het opslaan van of bevattende gegevens betreffende de grootte en de ligging van de delen op registratie- 15 drager, respektievelijk voor het opslaan van of bevattende gegevens waaruit de grootte en de ligging van de delen op de registratiedrager kan worden afgeleid.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat n gelijk aan :-.maximaal 10 is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat indien het begin van ten minste- twee informatiéblokken in genoemd deel van de registratiedrager liggen, in de bijbehorende geheugenplaats het volgordenummer van dat informatieblok is:opgeslagen, waarvan het begin zich het dichtst bij het begin van het deel van de 25 registratiedrager bevindt.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in die geheugenplaats behorende bij een deel van de registratiedrager waarin zich geen begin van een muziekstuk bevindt, een bijbehorende indikatie, bijvoorbeeld het getal nul, is 30 opgeslagen.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het geheugen een additionele geheugenplaats bevat voor het opsiaaiïvan een getal aangevende het aantal informatiéblokken op de registratiedrager.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van - tweede uitleesmiddelen voor het, voor het weergeven van de informatie, /uitlezen uit de registratiedrager van de volgordenummers die in 840 3 1 9 8 ê PHN 11192 15 het geheugen dienen te worden opgeslagen.

7. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot en met 5, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van - tweede uitleesmiddelen voor het, vóór het weergeven van de informatie, 5 uitlezen uit de registratiedrager van gegevens betreffende de ligging van het begin van de éeh of meer informatieblokken op de registratiedrager, en van - tweede middelen voor het vergelijken van de gegevens betreffende de ligging van het begin van de informatieblokken qp de registratiedrager 10 met die betreffende de ligging van de delen op de registratiedrager en voor het voor een deel van de registratiedrager hoogstens één maal genereren van een stuursignaal voor het opslaan van het volg-ordenunrner van dat informatieblok (indien aanwezig) in de bij het deel behorende geheugenplaats, waarvan het begin ligt in het deel 15 van de registratiedrager.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zij verder is voorzien van - derde middelen voor het vergeli jken van het volgoröenummer van een geselekteerö informatieblok met de in het geheugen opgeslagen 20 volgordenuntners en voor het genereren van een regelsignaal voor toevoer aan de besturingsmiddelen, zodanig dat de eerste uitleesmiddelen aan het begin van het geselekfceerde informatieblok worden gepositioneerd en vervolgens de weergave van dit informatieblok kan plaats vinden.

9. Registratiedrager te gebruiken in een inrichting volgens conclusie ê of 8, voor zover afhankelijk van conclusie 6, met het kenmerk, dat in het spoor van de registratiedrager bovendien de volgordenurntners zijn qpgenomen die in het geheugen dienen te worden opgeslagen. 30 35 O ƒ 8403199 PHN 11192 1.6 A Tabel 1 - Inschriften bij figuur 3. Bloknummer Inschrift 30 start 5 32 initial filling of memory 34 read m and i (first order number) 35 i = iQ, j = 2 36 store i in 6.1 and m in 6.n + 1 38 i = i + 1 10 40 read starting time ith music part 42 conversion into position 44 i = m + i + 1? 46, 52 rNi<rpj? 50 j = j + 1 15 56 store i in (j - l)th memory location 58 j = n + 1? 66 stop Tabel 2 - Inschriften bij. figuur 4. 20 68 start 70 reproduce no. χ 72 y >k? 74 i = u + 1 25 7 6 , 86 read IVL from memory location i 78; 88, 94 x<M±? 82 fine- or binary search of no. x 84 i = i + 1 90 coarse jump forward over width of i - u - 1 parts 30 92 i = u 96, 102 IYL = 0? 98, 104 x >M.j? 100 i - i -1 108 coarse jump backward over width of 35 u - i parts 83 stop. ƒ 8403199 'h«w*· *