NL8400173A - Doorvoering voor leidingen, zoals kabels, pijpen of dergelijken door een wandopening en inrichting voor het vervaardigen van een dagstuk voor een dergelijke doorvoering in een betonwand. - Google Patents

Doorvoering voor leidingen, zoals kabels, pijpen of dergelijken door een wandopening en inrichting voor het vervaardigen van een dagstuk voor een dergelijke doorvoering in een betonwand. Download PDF

Info

Publication number
NL8400173A
NL8400173A NL8400173A NL8400173A NL8400173A NL 8400173 A NL8400173 A NL 8400173A NL 8400173 A NL8400173 A NL 8400173A NL 8400173 A NL8400173 A NL 8400173A NL 8400173 A NL8400173 A NL 8400173A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
wall
pipe
wall opening
fitting pieces
pipes
Prior art date
Application number
NL8400173A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Hauff Werner
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from DE19833318399 external-priority patent/DE3318399C1/de
Priority claimed from DE19833322809 external-priority patent/DE3322809C2/de
Application filed by Hauff Werner filed Critical Hauff Werner
Publication of NL8400173A publication Critical patent/NL8400173A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L5/00Devices for use where pipes, cables or protective tubing pass through walls or partitions
    • F16L5/02Sealing
    • F16L5/06Sealing by means of a swivel nut compressing a ring or sleeve
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G15/00Forms or shutterings for making openings, cavities, slits, or channels
    • E04G15/06Forms or shutterings for making openings, cavities, slits, or channels for cavities or channels in walls of floors, e.g. for making chimneys
    • E04G15/061Non-reusable forms
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G15/00Forms or shutterings for making openings, cavities, slits, or channels
    • E04G15/06Forms or shutterings for making openings, cavities, slits, or channels for cavities or channels in walls of floors, e.g. for making chimneys
    • E04G15/063Re-usable forms
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L5/00Devices for use where pipes, cables or protective tubing pass through walls or partitions
    • F16L5/02Sealing
    • F16L5/14Sealing for double-walled or multi-channel pipes
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/22Installations of cables or lines through walls, floors or ceilings, e.g. into buildings

Description

* ' - 1 -
Doorvoering voor leidingen, zoals kabels, pijpen of derge-lijken door een wandopening en inrichting voor het vervaardigen van een dagstuk voor een dergelijke doorvoering in een betonwand.
De uitvinding heeft betrekking op een doorvoering voor leidingen, zoals kabels, pijpen of dergelijke door een wandopening, bestaande uit de lege ruimte van de wandopening opvullende geheel of gedeeltelijk elastische passtukken, die 5 enerzijds tegen de leidingen, anderzijds tegen het dagstuk van de op te vullen wandopening afdichten, waartoe de passtukken van de afzonderlijke leidingdwarsdoorsneden naar vorm en grootte aangepaste leidingopnemers vormen, en uit een de passtukken in de wandopening elastisch vastpersende 10 drukinrichting.
Bovendien heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van een dagstuk voor een dergelijke doorvoering in een betonwand.
Doorvoeringen van de in de aanhef vermelde soort 15 zijn bekend uit de octrooischriften DE-PS-958 671 en DE-OS 26 54 806. In de regel dienen ze daarvoor om een vuurbescher-mende afsluiting te vormen, waardoor leidingstraten tussen verschillende, door de wand van elkaar gescheiden brandseg-menteringszönes vuurbestendig worden afgeschermd. Buiten een 20 zo lang mógelijke vuurweerstandsduur moet de doorvoering bovendien de eigenschap van een zo goed mogelijke afdichting van de leidingdoorvoeringen tegen water, gas en rook bezitten. De bekende inrichtingen omvatten een kader, dat een in door-voerrichting open, in wezen kastvormige lege ruimte omsluit 25 en met het naar binnen gerichte omtreksvlak ervan het dagstuk vormt, waartegen de passtukken aanliggen en vastgeperst worden. De voor dit vastpersen dienende drukinrichting is zoals de passtukken zelf binnen de lege ruimte van het kader aangebracht en met schroefbouten in het kadervlak verspreid-30 baar. In het bijzonder is van de uit het octrooischrift DE-PS 958 671 bekende doorvoering van het kader een in de wand 8400173 - 2 - ingegoten, ingemetseld of ingelast metalen kader, hetgeen of al bij het maken van de wand moet worden ingebouwd, terwijl de leidingen in de regel eerst later worden gelegd, of voor de voldoende grote openingen in de wand moeten worden ge-5 handhaafd, waarin later het kader ingegoten of ingemetseld wordt, hetgeen zeer zorgvuldig moet gebeuren, opdat het kader in gereedingebouwde toestand voldoende brandzekerheid en gas- en waterdichtheid ook tegenover de wand waarborgt.
De drukinrichting vult een deel van de lege ruimte van het 10 kader op en omvat enerzijds een in het metalen kader verankerde schroef, die over een op de passtukken liggende metalen plaat druk op de passtukken uitoefent en zo de passtukken samenperst, en anderzijds een de lege ruimte boven de metalen plaat vullend drukstuk, dat met schroefbouten in 10 het kadervlak kan worden gespreid, opdat het tegen de metalen plaat en tegen het dagstuk van het kader op de passtukken afgewende zijde van de metalen plaat afdicht. De met het ingieten, inmetselen of inlassen van het kader in de wandopening verbonden aanzienlijke kosten worden bij de uit het 20 octrooischrift DE-OS 26 54 806 bekende inrichting daardoor vermeden, dat het kader als strengprofielsegment is uitgevoerd, uit een begrensd elastisch vervormbaar materiaal, zoals bijvoorbeeld natuur- of kunstrubber bestaat en dat het strengprofiel een constant gekromde, cilindrische of aan de 25 cilindervorm aangepaste buitenste mantelvlak heeft. De drukinrichting bestaat uit minstens vier wigvormig geprofieleer-de bouwdelen, die in een bij elkaar gezette toestand eveneens een deel van de lege ruimte van het kader opvullen, waarbij twee in de doorvoerrichting gerichte wigstukken van 30 één of meerdere met onderlegplaten voorziene schroefbouten worden doorgezet en twee verdere wigstukken twee tegenover elkaar liggende vlakdelen van het dagstuk van het kader opnemen. Daar het kader uit begrensd elastisch vervormbaar materiaal bestaat, dicht deze onder de werking van de druk-35 inrichting zich zelfstandig tegen een overeenstemmend gevormde muurdoorbrekeing af of laat zich in een pijp of in een achteraf in de wand aangebrachte kernboring dicht inzetten, 8400173 ♦ - 3 -
Deze bekende doorvoeringen hebben zich in de praktijk bewezen, zijn echter met het nadeel behept, dat ze een in de omvangsrichting een rondom gesloten kader nodig hebben en een aanzienlijk deel van de lege ruimte van het kader 5 niet voor de doorvoering van leidingen ter beschikking staat, daar deze door de drukinrichting in gebruik wordt genomen.
Aan de uitvinding ligt de opgave ten grondslag, u een doorvoering van de in de aanhef genoemde soort zo uit te voeren, dat de drukinrichting buiten de lege ruimte van de 10 wandopening is aangebracht en vandaar dat de wandopening overal voor het doorvoeren van leidingen ter beschikking staat.
Deze opgave wordt volgens de uitvinding zodanig opgelost, dat de lichte dwarsdoorsnede van de wandopening 15 van de ene wandzijde naar de andere wandzijde vernauwd en daartoe de dagstukvlakken piramide- of afgeknot kegelvormig verlopen, en dat de drukinrichting op de wandzijde van de grootste dwarsdoorsnede van de opening een in de lengterichting van de openingsomvang verlopende spanflens heeft, die 20 het passtuk op de voorzijde ervan van de rand van de wandopening af gedeeltelijk omgrijpt en axiaal in de wandopening drukt.
Wordt bij in de wandopening gemonteerde en samen met de leidingen de dwarsdoorsnede van de wandopening volle-25 dig opvullende passtukken van de spanflens tegen de wand aangetrokken, dan wordt daardoor de uit het totaal uit alle passtukken gevormde pakking axiaal dieper in de zich vernauwende wandopening gedrukt, waardoor de passtukken zich tegen elkaar, tegen de leidingen en tegen het dagstuk van de 30 wandopening vastpersen en daardoor de gewenste afdichting en de vuurbescherming geven, zonder dat het nog verder een van de passtukken omsluitende eigen kader behoeft. De persstukken kunnen uit een in het brandgeval verhardende en voor de verharding expanderende brandwerende massa bestaan of een 35 dergelijke brandwerende massa bevatten, zodat ook bij de in 8400173 - 4 - de brandhitte afbrandende respectievelijk afsmeltende lei-dingmantels, in het bijzonder kabelmantels, een dichte afscherming tussen de in geval van brand zich niet-veranderen-de leidingkern en de brandwerende massa plaatsheeft en de 5 leidingresten dicht in de brandwerende massa worden ingebed.
Vaak is het vastpersen van de passtukken door middel van spanflenzen en de daardoor ontstane wrijving onder elkaar voldoende om onderlinge axiale verschuivingen van de passtukken onder inwerking van verschillende drukken aan 10 beide zijden van de wand uit te sluiten. Een dergelijke zekerheid tegen het verschuiven van passtukken kan echter in het bijzonder in het middengebied van de dwarsdoorsnede van de wandopening dan niet altijd meer gewaarborgd zijn, wanneer de doorvoering tegen grote drukverschillen moet af-15 dichten, en/of de wandopening een grote dwarsdoorsnede bezit. Om vandaar dergelijke onderlinge axiale verschuivingen van de passtukken ook onder ongunstige omstandigheden en in het bijzonder ook in het middengebied van de dwarsdoorsnede van de wandopening zeker uit te sluiten, kan de doorvoering over-20 eenkomstig de uitvinding verder zo worden uitgevoerd, dat de passtukken in radiale richting als uit één stuk doorgaand sektor- of sektorsegmentachtig de dwarsdoorsnede van de wandopening vullen en daartoe van de aan het dagstuk liggende vlakken uit naar binnen in de richting op de as van de 25 wandopening toe lopende scheidingsvlakken vertonen, en dat minstens één van de leidingopnemers aan één van deze scheidingsvlakken in die leidingopnemer eindigen of de leiding-opnemer kan snijden. Het daardoor bereikte voordeel bestaat daaruit, dat elk passtuk radiaal tot aan het dagstuk van de 30 wandopening reikt, dus hieraan door de spanflens wordt vastgeperst, zodat axiale verschuivingen van de passtukken ten opzichte van het passtuk en daarmee ook onmiddellijk onder elkaar zijn uitgesloten. Elk afzonderlijk passtuk wordt onmiddellijk door de spanflens aan het dagstuk vastgelegd en 35 ook voor grote drukverschillen veilig vastgehouden. Daar de 8400173 - 5 - leidingopnemers aan de scheidingsvlakken zijn aangebracht, kunnen de leidingen gemakkelijk in de leidingopnemers worden gelegd, waarin de passtukken in de scheidingsvlakken zo ver van elkaar gescheiden of elastisch uit elkaar gespreid wor-5 den, als voor het inleggen van de leidingen radiaal van buiten uit in die leidingopnemers noodzakelijk is. Daarbij bestaat de mogelijkheid, aan een van de scheidingsvlakken niet alleen een leidingopnemer, maar langs de scheidingsvlakken ook meerdere leidingopnemers van dan inderdaad in de 10 regel geringere dwarsdoorsnede aan te brengen; tenslotte zijn in het kader van de uitvinding vanzelfsprekend ook scheidingsvlakken mogelijk, waaraan helemaal geen leidingopnemer is aangebracht.
In het algemeen lopen de scheidingsvlakken tot in 15 de as van de wandopening. Er bestaat echter ook de mogelijkheid, dat de scheidingsvlakken slechts tot een van de passtukken omsloten centrale uitspanning loopt. Deze centrale uitspanning kan eveneens als leidingopnemer dienen. Gaat het echter in het bijzonder om een wandopening met een grote 20 dwarsdoorsnede, dan is het aan te bevelen in de centrale uitsparing een spananker aan te brengen, die twee spanflenzen verbindt, die axiaal op beide zijden van de passtukken deze aan de centrale uitsparing vormende randen ervan radiaal naar buiten omgrijpen. De passtukken dichten in vastgeperste 25 toestand op dezelfde wijze tegen het spananker af als tegen de leidingen, waarbij echter over het spananker en de beide ervan tezamen getrokken spanflenzen de passtukken ook in het centrale gebied van de wandopening nogmaals onmiddellijk axiaal tegen elkaar en onder elkaar zijn verbonden, hetgeen 30 de passtukken ook in het geval van grote drukverschillen aan beide zijden van de wand op zeer voordelige wijze tegen elkaar stabiliseert, zodat ook de radiale binnenste uiteinden van de passtukken door het drukverschil niet ten opzichte van elkaar axiaal kunnen worden verplaatst. Een gelijk sta-35 biliserend resultaat kan met het oog op het spananker en de 8400173 - 6 - twee spanvlakken daardoor worden bereikt, dat het geheel van scheidingsvlakken in steeds één van de leidingopnemers eindigen en in het centrale bereik tussen deze leidingopnemers alle passtukken uit één stuk met elkaar zijn uitgevoerd.
5 In dit geval vormen de passtukken in zijn geheel een pakking uit één stuk, waarvan de leidingopnemers naar de buitenste omtreksvlakken toe door die scheidingsvlakken onder elastische vervorming van het pakkingslichaam tegen elkaar gespreid kunnen worden en er tussen hen door de leiding in de 10 erbij behorende leidingopnemer kan worden ingevoerd.
Gaat het bij de wand om een metalen-, in het bijzonder een stalen wand, bijvoorbeeld in de scheepsbouw, dan is in de de voorkeur genietende uitvoeringsvorm het dagstuk door de mantelwand een piramide- of afgeknot kegelvormige 15 huls gevormd, die in de wand ingezet, bijvoorbeeld ingelast is. Een voor deze samenhang doelmatige uitvoeringsvorm is daardoor gekenmerkt, dat de huls aan de dwarsdoorsnede van de grotere hulsrand ervan een van de wand opzittende beves-tigingsflens bevat en door de wandopening steekt, en dat op 20 de de huls afgekeerde zijde van de bevestigingsflens spanbouten voor de spanflens zijn aangebracht.
Bij een steen- of betonwand is daarentegen het dagstuk bij voorkeur onmiddellijk tenminste van een segment van de wandopening zelf gevormd. Doelmatig is het om het dag-25 stuk met de grotere dwarsdoorsnede omvattende rand ervan gekeerd naar een ankerring, die in de wandopening een vlak vormt met de buitenzijde van de wand is ingelaten en tegen de de spanflens voor het vastpersen van de passtukken is te spannen. Door de in één vlak liggende inlating van de anker-30 ring in de wandopening kan deze voor het gieten van de wand in de bekisting worden bevestigd, zonder dat er voor de montage van de doorvoering de een of andere doorbreking van de bekisting nodig is. Het is doelmatig, dat de ankerring aan het binnenste omtreksvlak ervan een binnenschroefdraad heeft, 35 waarin de spanflens met een buitenschroefdraad past. Door het verdraaien van de spanflens in de ankerring wordt op 8400173 - 7 - eenvoudige wijze de door de passtukken gevormde pakking vastgeperst. Bij een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm bezit de spanflens een de buitenschroefdraad dragende kraag, waarvoor de passtukken sponningvormige uitsparingen hebben, 5 zodat de in de uitsparingen grijpende kraag de passtukken ringvormig omsluiten. Deze houdt zo de uit de passtukken gevormde pakking ook in dat deel tezamen, waarin de passtukken nog uit de wandopening vrij naar voren steken.
Een zeer wezenlijke veronderstelling voor de suc-10 cesvolle inzet van de doorvoering overeenkomstig de uitvinding bij betonwanden bestaat daaruit, dat een glad en krimp-holtevrij dagvlak van de wandopening als dichte zitting voor de zich bij gereedgemonteerde doorvoering vastpersende passtukken wordt verschaft. De voor de vervaardiging van een 15 dergelijk dagstuk bijzonder geschikte inrichting is volgens de uitvinding gekenmerkt door een bekledingspijp, een daarvan los te schroeven, de latere dagstuk vormende vormpijp in overeenstemming met het gewenste dagstuk in de richting van de bekledingspijp tot aan de nauwere buitendwarsdoorsne-20 de van de pijp samenvallende buitenwand en door de ankerring die op het van de bekledingspijp afgekeerde uiteinde van de vormpijp zit en zich losmaakt van de vormpijp, wanneer bij de in de betonwand ingegoten inrichting na het verharden van de beton de vormpijp van de bekledingspijp wordt afgeschroefd, 25 om het dagstuk vrij te leggen. Als resultaat vormt de bekledingspi jp en de ankerring in de wand verblijvende, tegelijk verloren bekistingsdelen, terwijl de vormpijp na het verharden van de beton voor het vrij leggen van het dagstuk uit de wandopening wordt geschroefd, om het dagstuk vrij toegan-30 kelijk te maken, zodat deze op krimp of andere fouten nagekeken wordt en indien vereist, verbeterd kan worden. Aan^· sluitend zijn na het invoeren van de leidingen door de wandopening alleen nog de passtukken in het dagstuk in de zetten en met de spanring vast te persen, die op zijn beurt ten op-35 zichte van de ankerring wordt vastgespannen. In een doelma- 8400173 - 8 - tige uitvoeringsvorm is overigens de vormpijp aan de buitenzijde geschroefd met de bekledingspijp ook met de ankerring geschroefd en bezitten beide draden dezelfde draadrichting en dezelfde draadspoed zodat de vormpijp bij het eruit 5 schroeven zich gelijktijdig zowel uit de bekledingspijp als ook uit de ankerring losmaakt. Ook kan de bekledingspijp, van de vormpijp uit gezien, aan géne zijde van het vastschroeven van deze beide pijpen dienende schroefdraad naar buiten gerichte uitsteeksels voor het verankeren van de be-10 kledingspijp in de betonwand bezitten. Evenzo kan de ankerring aan de zijde van de rand naar buiten afstaande uitsteeksels hebben, die zowel voor het tezamen steken van verschillende ankerringen naast elkaar als ook voor de verankering in de wand zijn uitgevoerd. Overigens bestaat er voor 15 een dergelijk tezamensteken een zeer doelmatige mogelijkheid de buitenste omtrek van de ankerring rechthoekig of vierkant uit te voeren.
In het volgende wordt de uitvinding aan in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden nader toegelicht.
20 Hierbij toont fig. 1 een axiale doorsnede over een doorvoering in gereedgemonteerde toestand in een betonwand overeenkomstig de uitvinding; fig. 2 een vooraanzicht van de doorvoering volgens 25 figuur 1 in de richting van de in figuur 1 aangegeven pijlen II? fig. 3 een inrichting voor het vervaardigen van het dagstuk voor de doorvoering volgens figuur 1 in een betonwand, en weliswaar in een axiale doorsnede overeenstem-30 mend met figuur 1; fig. 4 een andere uitvoeringsvorm van de doorvoering overeenkomstig de uitvinding, zoals die in het bijzonder voor stalen wanden geschikt is, en weliswaar zoals in figuur 1 in axiale doorsnede; 35 x fig. 5 een axiale doorsnede over een andere uit voeringsvorm van de doorvoering overeenkomstig de uitvinding, eveneens in gerede toestand gemonteerd in een betonwand; 8400173 - 9 - fig. 6 een aanzicht in perspektief met alleen de passtukken van de doorvoering zonder leidingen volgens figuur 5; fig. 7 tot 12 het voorwerp van figuur 6 bij steeds 5 andere uitvoeringsvormen van de passtukken.
In de tekening zijn voor de betere overzichtelijkheid steeds alleen afzonderlijke of een paar leidingen 1 weergegeven. De leidingen 1 lopen door een wandopening 2 in een betonwand 3.1 in overeenstemming met de fig. 1,3 en 5 10 of in een stalen wand 3.2 in overeenstemming met figuur 4.
De doorvoering zelf bestaat uit de lege ruimte van de wandopening 2 opvullende, geheel of gedeeltelijk elastische passtukken 4,4' van bijvoorbeeld neopreen. Deze passtukken 4,4' zijn enerzijds tegen de leidingen 1, anderzijds tegen het 15 dagstuk 5 van de op te vullen wandopening 2 en vanzelfsprekend ook ten opzichte van elkaar afdichtend. Deze afdichting heeft in wezen daardoor plaats, dat de met 4 aangeduide passtukken van de afzonderlijke dwarsdoorsneden van de leiding naar vorm en grootte aangepaste leidingopnemers 120 vormen 20 en daardoor de mogelijkheid hebben, zich onder druk afdichtend tegen de leidingen 1 aan te leggen. Bovendien gaan de passtukken 4 liggen, zover ze tot aan het dagstuk 5 reiken, zoals in de fig. 5 tot 12, onder de afdichtingsdruk ook dicht afsluitend aan het dagstuk 5 aan. Echter bestaat ook 25 de in de fig. 1,2 en 4 getoonde mogelijkheid, te voorzien aan de randzijde van bijzondere passtukken 4', welke de afdichting tegenover het dagstuk 5 bewerkstelligen. In ieder geval wordt de benodigde afdichtingsdruk door een van de passtukken 4,4' in de wandopening 2 elastisch vastpersende 30 drukinrichting uitgeoefend.
In het bijzonder vernauwd de lichte dwarsdoorsnede van de wandopening 2 zich van de ene wandzijde naar de andere, waarbij de doorsnedefiguren dus steeds van links naar rechts, waartoe de dagstukvlakken piramide- of afgeknot ke-35 gelvormig verlopen. Deze vorm en helling van de dagstukvlakken zijn die aan de dagstuk 5 aanliggende buitenste omtreks- 8400173 - 10 - vlakken van de passtukken 4,4' aangepast. De drukinrichting bestaat in wezen uit een op de wandzijde van de grotere dwarsdoorsnede van de opening langs de omtrek van de opening lopende spanflens 6, die de passtukken 4,4' op de voorzijde 5 ervan van de openingsrand af tenminste gedeeltelijk omgrijpt en axiaal in de wandopening 2 drukt, wanneer deze axiaal in de richting tegen de wand 3.1 respectievelijk 3.2 wordt aangetrokken.
In het geval van een betonwand volgens de fig. 1 10 tot 3 en 5 is het dagstuk 5 onmiddellijk tenminste door een segment van de wandopening 2 zelf gevormd. Het dagstuk 5 is met de grootste dwarsdoorsnede omvattende rand ervan naar een ankerring 7 gekeerd, die in de wandopening 2 in een vlak gelegen met de buitenzijde van de wand is ingelaten en tegen 15 de de spanflens 6 voor het vastpersen van de passtukken 4,4' is vast te spannen. In de uitvoeringsvoorbeelden is daartoe de ankerring 7 aan het binnenste omtreksvlak ervan van een binnenschroefdraad 8 voorzien, waarin de spanflens 6 met een buitenschroefdraad 9 past. De spanflens 6 heeft aan 20 de voorzijde gaten 10 voor het aanzetten van een niet-weer-gegeven spansleutel voor het verdraaien van de spanflens.
De buitenschroefdraad 9 bevindt zich aan een kraag 11 van de spanflens 6. Voor deze kraag 11 zijn in de passtukken 4, 4' sponningvormige uitsparingen 12 aangebracht, zodat de in 25 deze uitsparingen 12 grijpende kraag 11 de passtukken 4,4' ringvormig omsluit en ook daar tezamen houdt, waar deze axiaal nog uit de wandopening 2 naar voren staan. Wordt de spanring 6 in de ankerring 7 in de zin van een spannen verdraaid, dan druk de spanring 6 de passtukken 4,4' axiaal 30 dieper in de zich vernauwende wandopening 2, waardoor de passtukken 4,4' vaster worden samengeperst en zich een grotere afdichtingsdruk tussen de passtukken 4,4' zelf, de passtukken 4,4' en de leidingen 1 en tenslotte tussen de passtukken 4 respectievelijk 41 en het dagstuk 5 van de wand-35 opening 2 instelt.
8400173 - 11 -
In de uitvoeringsvoorbeelden volgens de fig. 5 tot 11 vullen de passtukken 4 in radiale richting uit één stuk doorgaande sektor- of sektorsegmentachtige de dwarsdoorsnede van de wandopening 2. Daartoe bezitten de pas-5 stukken 4 van de aan het dagstuk 5 aanliggende vlakken 114 uit naar binnen in de richting op de as 115 van de wandopening 2 lopende scheidingsvlakken 16.1, 16.3. De leidingop-nemers 120 zijn aan deze scheidingsvlakken 16.1, 16.3 aangebracht, waarbij de scheidingsvlakken, zoals in het geval 10 16.3 in de leidingopnemer 120 eindigen of, zoals in het geval 16.1, de leidingopnemer 120 kunnen snijden. Het laatste geval toont de uitvoeringsvoorbeelden volgens de fig.
5 tot 11 het eerste het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig.12.
Daarbij kunnen langs een scheidingsvlak 16.1 ver-15 schillende door scheidingsvlakken gesneden leidingopnemers 120 zijn aangebracht, zoals in de fig. 9 en 11. De dwarsdoorsneden van dergelijke leidingopnemers 120 zijn inderdaad om plaatsredenen overeenkomstig de werkelijkheid kleiner dan in het geval alleen een enkele leidingopnemer op 20 een scheidingsvlak 16.1. In het bijzonder kunnen uitsluitend leidingopnemers 120 snijdende scheidingsvlakken 16.1 aanwezig zijn, zoals in fig. 7, in het algemeen zijn er daarnaast echter ook scheidingsvlakken 16.2, waaraan helemaal geen leidingopnemers 120 zijn aangebracht, zoals te zien is 25 in de fig. 6 en 8 tot 11.
De scheidingsvlakken 16.1, 16.2 kunnen tot in de as 115 van de wandopening lopen, zoals te zien is in de fig.
6 tot 9. Er bestaat evenwel ook de mogelijkheid, dat de scheidingsvlakken 16.1, 16.2 slechts tot een van de door de 30 passtukken 4 omsloten centrale uitsparing 117 lopen, zoals te zien is in fig. 10. De centrale uitsparing 117 kan eveneens als leidingopnemer dienen, waarin de scheidingsvlakken 16.1, 16.2 eindigen. Evenwel kan de centrale uitsparing 117 ook eer^tegen de de centrale uitsparing vormende binnenste 35 omtreksvlakken 118 van de passtukken 4 afdichtend spananker 119 opnemen, die twee spanflenzen 200 verbindt, die op axiaal 8400173 - 12 - beide zijden van de passtukken 4 deze aan de centrale uitsparing 117 vormende randen ervan radiaal naar buiten omgrijpen en daardoor wederzijdse axiale verschuivingen van de radiaal binnenste uiteinden van de sektorvormige passtuk-5 ken 4 verhinderen, hetgeen in het bijzonder dan het gezame-lijk aanbrengen van de passtukken 4 zeer van voordeel stabiliseert, wanneer de door de passtukken 4 te sluiten dwarsdoorsnede van de wandopening 2 en/öf het door de doorvoering af te dichten drukverschil groot is.
10 Tenslotte bestaat er de in fig. 12 getoonde moge lijkheid, dat het totaal aan schéidingsvlakken 16.3 in steeds een van de leidingopnemers 120 eindigen en in het centrale gebied 210 tussen deze leidingopnemers 120 de passtukken 4 uit één stuk met elkaar zijn uitgevoerd. Het uit één stuk 15 zijn in het centrale gebied 210 bemiddelt een soortgelijke stabiliserende werking als het in samenhang met fig. 11 beschreven spananker 119. De materiaalelasticiteit maakt het mogelijk de bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 12 de in de leidingopnemers 120 uitmondende schéidingsvlakken 20 16.3 zover elastisch uit te spreiden, zoals het voor het inleggen van de leidingen 1 radiaal van buiten in de leidingopnemers 120 vereist is.
De in fig. 3 weergegeven inrichting voor het vervaardigen van het dagstuk 5 voor een doorvoering volgens de 25 fig. 1,2 en 5 in de betonwand 3.1 omvat een bekledingspijp 13, een daarmee los te schroeven het latere dagstuk 5 vormende vormpijp 14 met overeenstemmend het gewenste dagstuk in de richting naar de bekledingspijp 13 te vernauwen buitendwarsdoorsnede van de pijp samenlopende buitenwand, en 30 tenslotte de ankerring 7, die op het van de bekledingspijp 13 afgekeerde uiteinde van de vormpijp 14 zit en zich losmaakt van de vormpijp 14, wanneer bij in de betonwand 3.1 ingegoten inrichting na het verharden van de beton de vormpijp 14 van de bekledingspijp 13 wordt afgeschroefd, om het 35 dagstuk 5 vrij te leggen, na te kijken en indien vereist als afdichtingszitting voor de passtukken 4 of 4' te verbeteren.
8400173 - 13 -
De vormpijp 14 is van buiten met de bekledingspijp 13 ook met de ankerring 17 vastgeschroefd. Beide schroefdraden 8, 15 bezitten dezelfde schroefrichting en dezelfde schroef-spoed, zodat de vormpijp 14 zich bij het eruit schroeven ge-5 lijktijdig zowel van de bekledingspijp 13 als ook van de ankerring 7 losmaakt, die beiden in de betonwand 3.1 verblijven. In het bijzonder kan de bekledingspijp 13 zoals in het uitvoeringsvoorbeeld uit twee telescoopachtige delen 13.1, 13.2 bestaan, die over een door de wanddikte bepaalde lengte 10 met elkaar zijn verkleefd, zodat de totale lengte van de inrichting inclusief vormpijp 14 en ankerring 7 nauwkeurig met de latere wanddikte overeenkomt, de inrichting dus tussen beide wandbekistingen 160 kan worden ingezet, zonder doorbrekingen in de bekisting te vereisen. De openingen aan 15 de voorzijde bij de vormpijp 14 als ook bij de bekledingspi jp 13 kunnen door klemhappen 17 tijdelijk zijn gesloten, om het binnendringen van beton in de door de vorm- en bekledingspi jp 13,14 gevormde lege ruimte te verhinderen. De de vormpijp 14 dragende schroefdraad 15 van de bekledingspijp 20 13 bevindt zich op het aan de binnenzijde liggende deel 13.2 van de bekledingspijp 13. Op dit deel 13.2 van de bekledingspi jp kunnen ook, van de vormpijp 14 uit gezien, aan de andere zijde van de schroefdraad 15 naar buiten^gerichte uitsteeksels 18, bijvoorbeeld in de vorm van een bundel, zijn 25 aangebracht, die een verankering van de bekledingspijp 13 in de betonwand 3.1 mogelijk maken. De vormpijp 14 kan op zichzelf met op de bekledingspijp 13 geschroefde in fig.
3 getoonde plaats tegen de bekledingspijp 13 met een afdicht-ring 19 zijn afgedicht, om het binnendringen van beton in de 30 schroefdraad 15 tussen de bekledingspijp en de vormpijp 14 te verhinderen. Overeenstemmend kan ook een afdichting 20 tussen de vormpijp 14 en de verankeringsring 7 zijn aangebracht. Ook de vormpijp 14 bezit overigens uitsparingen 21 aan de voorzijde voor het aanzetten van een sleutel. Tenslot-35 te kan ook, zoals getoond wordt in de figuren 1 tot 3, de ankerring 7 aan de randzijde naar buiten afstaande uitsteek- 8400173 - 14 - seis 22 hebben, die enerzijds voor de verankering in de wand 3.1 dienen en anderzijds daartoe kunnen zijn uitgevoerd, zodat verschillende verankeringsringen 7 naast elkaar kunnen worden samengestoken, hetgeen in het bijzonder op eenvoudige 5 wijze mogelijk is, wanneer - zoals in fig. 2 te zien is -de buitenste omtrek van de ankerring 7 rechthoekig of vierkant is.
Uit de fig. 2 en de fig. 5 tot 12 is onmiddellijk duidelijk, dat tot op de randzijde verblijvende kleine 10 zwikken (du: Zwickel), die in fig. 2 tot de passtukken 4' behoren, het totale openingsvlak van de doorvoering voor het inleggen van leidingen 1 ter beschikking staat, de doorvoering overeenkomstig de uitvinding dus een optimaal groot nuttig oppervlak bij een gelijktijdig gering benodigd opper-15 vlak in het bouwwerk bezit.
In figuur 4 wordt een uitvoeringsvoorbeeld van de doorvoering gegeven in het geval van een stalen wand 3.2, waarbij het dagstuk 5 door de mantelwand door een piramide-of afgeknot kegelvormige huls 24 is gevormd, die in de wand 20 3.2 bij 25 is ingelast. De huls 24 bevat aan de in dwarsdoor snede grotere hulsrand ervan een op de wand 3.2 zittende be-vestigingsflens 26 en steekt door de wand 3.2 heen. Op de van de huls 24 afgekeerde zijde van de bevestigingsflens 26 zijn spanbouten 27 voor de spanflens 6 aangebracht. De span-25 bouten 27 hebben spanmoeren 28, die via onderlegplaten 29 tegen de spanflens 6 drukken.
8400173

Claims (17)

1. Doorvoering voor leidingen (1), zoals kabels, buizen of dergelijke, door een wandopening (2) , bestaande uit de lege ruimte van de wandopening (2) opvullende, geheel of gedeeltelijk elastische passtukken (4,4'), die enerzijds 5 tegen de leidingen (1), anderzijds tegen het dagstuk (5) van de op te vullen wandopening (2) afdichten, waartoe de passtukken (4) aan de afzonderlijke leidingsdoorsnede naar vorm en grootte aangepaste leidingopnemers (120) vormen, en uit een de passtukken in de wandopening (2) elastisch vastpersen-10 de drukinrichting, met het kenmerk, dat de lichte dwarsdoorsnede van de wandopening (2) van de ene wandzijde naar de andere wandzijde zich vernauwd en daartoe de dagstuk-vlakken (5) piramide- of afgeknot kegelvormig verlopen, en dat de drukinrichting op de wandzijde van de grotere dwars-15 doorsnede-opening een langs de omtrek van de opening lopende spanflens (6) vertoont, die de passtukken op de voorzijde ervan van de rand van de wandopening af gedeeltelijk omgrijpt en axiaal in de wandopening (2) drukt.
2. Doorvoering volgens conclusie 1, m e t het 20 kenmerk, dat de passtukken (4) in radiale richting doorgaande uit êén stuk sektor- of sektorsegmentvormige de dwarsdoorsnede van de wandopening (2) vullen en daartoe van de tegen het dagstuk (5) aanliggende vlakken (114) uit naar binnen in de richting op de as (115) van de wandopening 25 (2) af lopende scheidingsvlakken (16.1,16.2,16.3) vertonen, en dat tenminste één van de leidingopnemers (120) aan één van deze scheidingsvlakken (16.1, 16.3) is aangebracht, waarbij deze scheidingsvlakken in die leidingopnemer (120) eindigen of de leidingopnemer (120) kan snijden.
3. Doorvoering volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de scheidingsvlakken (16.1, 16.2) tot in de as (115) van de wandopening (2) lopen. 8400173 - 16 -
4. Doorvoering volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de scheidingsvlakken (16.1, 16.2) tot aan een van de door de passtukken (4) omsloten centrale uitsparing (117) lopen.
5. Doorvoering volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat in de centrale uitsparing (117) een spananker (119) is aangebracht, die twee spanflenzen (200) verbindt, die op beide axiale zijden van de passtukken (4) deze bij de centrale uitsparing (117) vormende randen ervan radi-10 aal naar buiten omgrijpen.
6. Doorvoering volgens conclusie 2, m e t het k e n m e ri k, dat het geheel van scheidingsvlakken (16.3) in steeds één van de leidingopnemers (120) eindigen en dat in het central gebied (210) tussen deze leidingopnemers (120) 15 de passtukken (4) als één stuk met elkaar zijn uitgevoerd.
7. Doorvoering volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat bij een metalen in het bijzonder een stalen wand (3.2) het dagstuk (5) door de mantelwand van een piramide- of afgeknot kegelvormige huls (24) is gevormd, 20 die in de wand (3.2) is ingezet.
8. Doorvoering volgens conclusie 7, m e t het kenmerk, dat de huls (24) aan de in dwarsdoorsnede grotere hulsrand ervan een op de wand (3.2) zittende be-vestigingsflens (26) draagt en door de wand (3.2) heen reikt, 25 en dat op aan de de huls (24) afgekeerde zijde van de be-vestigingsflens (26) spanbouten (27) voor de spanflens (6) zijn aangebracht.
9. Doorvoering volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat bij een stenen of betonnen wand (3.1) 30 het dagstuk (5) onmiddellijk tenminste van één segment van de wandopening (2) zelf is gevormd.
10. Doorvoering volgens conclusie 9, m e t het kenmerk, dat het dagstuk (5) met de grotere dwarsdoorsnede omvattende rand ervan naar een ankerring (7) is 35 gekeerd, die in de wandopening (2) gelijkliggend met de wandbuitenzijde is ingelaten en tegen de de spanflens (6) voor het vastpersen van de passtukken (4,4') te spannen is. 8400173 - 17 -
11. Doorvoering volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de ankerring (7) aan de binnenste omtreks-vlakken ervan een binnenschroefdraad (8) omvat, waarin de spanflens (6) met een buitenschroefdraad (9) past.
12. Doorvoering volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de spanflens (6) een zijn buitenschroefdraad (9) dragende kraag (11) vertoont, waarvoor de passtukken (4,4') sponningvormige uitsparingen (12) vertonen, zodat de in deze uitsparingen (12) grijpende kraag (11) de pas-10 stukken (4,4') ringvormig omsluit.
13. Inrichting voor het vervaardigen van een dagstuk (5) voor een doorvoering in een betonwand (3.1) volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat een bekledings-pijp (13), een daarmee los te maken aangeschroefde, het la-15 tere dagstuk (5) vormende vormpijp (14) met in overeenstemming met het gewenste dagstuk in de richting van de bekle-dingspijp (13) af naar de nauwere buitendwarsdoorsnede van de pijp samenlopende buitenwand, en door de ankerring (7), de op het van de bekledingspijp (13) afgekeerde uiteinde 20 van de vormpijp (14) zit en los komt van de vormpijp (14) wanneer bij in de betonwand (3.1) ingegoten inrichting na het verharden van de beton de vormpijp (14) van de bekledings-pijp (13) wordt afgeschroefd, om het dagstuk (5) vrij te leggen.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de vormpijp (14) behalve aan de bekle-dingspijp (13) ook aan de ankerring (7) is geschroefd en beide schroefdraden (8,15) dezelfde schroefrichting en dezelfde schroefstijging of spoed bezitten.
15. Inrichting volgens de conclusies 13 of 14, met het kenmerk, dat de bekledingspijp (13) , van de vormpijp (14) uit gezien, aan de andere zijde van het vastschroeven van deze beide pijpen dienende schroefdraad (15) naar buiten gerichte uitsteeksels (18) voor het verankeren 35 van de bekledingspijp (13) in de betonwand (3.1) heeft. 8400173 - 18 -
16. Inrichting volgens één van de conclusies 13 tot 15 respectievelijk doorvoering volgens één van de conclusies 10 of 11, m e t het kenmerk, dat de ankerring (7) aan de randen naar buiten afstaande uitsteeksels (22) 5 heeft, die voor het tezamen steken van verschillende ankerringen naast elkaar en voor de verankering in de wand (3.1) zijn uitgevoerd.
17. Inrichting of doorvoering volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de buitenste omvang van de 10 ankerring (7) rechthoekig of vierkant is. 8400175
NL8400173A 1983-05-20 1984-01-19 Doorvoering voor leidingen, zoals kabels, pijpen of dergelijken door een wandopening en inrichting voor het vervaardigen van een dagstuk voor een dergelijke doorvoering in een betonwand. NL8400173A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE19833318399 DE3318399C1 (de) 1983-05-20 1983-05-20 Vorrichtung zur Herstellung einer Durchführung für Leitungen, wie Rohre, Kabel oder dergl., in einer Betonwand
DE3318399 1983-05-20
DE19833322809 DE3322809C2 (de) 1983-06-24 1983-06-24 Durchführung für Leitungen, wie Kabel, Rohre oder dergl., durch eine Wandöffnung
DE3322809 1983-06-24

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8400173A true NL8400173A (nl) 1984-12-17

Family

ID=25810910

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8400173A NL8400173A (nl) 1983-05-20 1984-01-19 Doorvoering voor leidingen, zoals kabels, pijpen of dergelijken door een wandopening en inrichting voor het vervaardigen van een dagstuk voor een dergelijke doorvoering in een betonwand.

Country Status (10)

Country Link
AT (1) AT384692B (nl)
CH (1) CH663262A5 (nl)
DK (1) DK160577C (nl)
ES (2) ES285592Y (nl)
FR (1) FR2546215B1 (nl)
GB (2) GB2140114B (nl)
IT (2) IT8453386V0 (nl)
NL (1) NL8400173A (nl)
NO (1) NO840840L (nl)
SE (1) SE8402704L (nl)

Families Citing this family (28)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3481467D1 (de) * 1984-02-28 1990-04-05 Werner Hauff Durchfuehrung fuer mindestens ein elektrisches kabel durch eine wandoeffnung.
GB8427046D0 (en) * 1984-10-25 1984-11-28 Raychem Sa Nv Sealing device
DE8507128U1 (de) * 1985-03-12 1985-04-25 Rohrdurchführungstechnik Hans-Ullrich Ihlenfeldt, 2806 Oyten Abdichtvorrichtung für Rohrleitungen
NO159759C (no) * 1985-08-12 1989-02-01 Norsk Kabelfabrikk A S Fremgangsm te til fremstilling av gass- og vanntettgjennomfoeringer og kabelgjennomfoering fremstilt ved fremgangsm ten.
FR2636790B2 (fr) * 1986-04-21 1994-09-16 Lebrun Pierre Passages de cloison etanches
GB2203900A (en) * 1987-02-24 1988-10-26 George Alfred Forbes Supporting electrical cable trays or trunking in a structural partition member
GB2221736B (en) * 1988-08-10 1992-08-19 Hawke Cable Glands Ltd Apparatus for sealing a service duct
DE4024974A1 (de) * 1990-08-07 1992-02-13 Teves Gmbh Alfred Vorrichtung zur fuehrung und befestigung einer oder mehrerer elektrischer leitungen
GB2262392B (en) * 1991-12-10 1996-02-28 Jack Moon Co Ltd An expansion seal for cable pipe
GB2337870A (en) * 1998-04-29 1999-12-01 Nokia Telecommunications Oy Modular cable entry system
GB2367854B (en) * 2000-10-13 2004-10-06 Integral Design Ltd Duct construction aid
SE519949C2 (sv) * 2001-09-25 2003-04-29 Scania Cv Publ Genomföring och sätt att genomföra en eller flera ledningar genom en väggöppning
SE528691C2 (sv) * 2004-12-08 2007-01-23 Roxtec Ab Ram för att ta emot en eller flera elastiska moduler samt komprimeringsförfarande för en eller flera elastiska moduler som bildar kabelgenomföringar, rörgenomföringar eller liknande
DE102005011286B3 (de) * 2005-03-11 2006-05-04 Hauff-Technik Gmbh & Co Kg Vorrichtung zum flüssigkeits- oder gasdichten gegenseitigen Abgrenzen zweier Räume
DE102005000146A1 (de) * 2005-10-27 2007-05-03 Hilti Ag Eingiessteil zum Durchführen von Leitungen
EP1837573B1 (en) 2006-03-20 2012-09-12 Beele Engineering B.V. System for dynamically sealing a conduit sleeve through which a pipe or cable extends
GB0901678D0 (en) 2009-02-02 2009-03-11 Beele Eng Bv Assembly for sealing a round tubular opening through which a tube, duct or cable extends
EP2273170A1 (de) * 2009-07-06 2011-01-12 Bruno Spadin Schalungseinlage für Mauerdurchführung
EP2339216B1 (de) * 2009-12-23 2012-08-08 LacTec GmbH Leitungsdurchführung
ES2392791T3 (es) 2010-05-25 2012-12-13 Beele Engineering B.V. Un conjunto y un procedimiento para proporcionar un sistema de sellado en una abertura
PL2511580T5 (pl) * 2011-03-21 2021-08-30 Hauff-Technik Gmbh & Co. Kg Przepust izolowany do osadzenia w elemencie ściany albo podłogi
EP2703705B1 (en) 2012-08-30 2017-03-29 Beele Engineering B.V. Sealing system for an annular space
NL2010304C2 (en) 2013-02-14 2014-08-18 Beele Eng Bv System for sealingly holding cables which extend through an opening.
EP2937493B1 (de) * 2014-04-22 2020-03-25 Hauff-Technik GmbH & Co. KG Durchführung zum einbau in ein wand- oder bodenelement
KR102015714B1 (ko) 2015-05-29 2019-08-28 세키스이가가쿠 고교가부시키가이샤 슬리브, 구획 관통 구조 및 구획 관통 구조의 시공 방법
IL260942B (en) * 2018-08-01 2019-09-26 Karpel Eran A passageway facility for inserting pipes and electrical wires into protected rooms
DE102021102039A1 (de) * 2021-01-29 2022-08-04 Hauff-Technik Gmbh & Co. Kg Durchführung zum Eingießen in ein Wand- oder Bodenelement
CN112993897B (zh) * 2021-03-23 2022-07-12 江苏双山建筑工程有限公司 新型电气线路转换箱及其安装方法

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2732226A (en) * 1956-01-24 Brattberg
US3162412A (en) * 1962-08-06 1964-12-22 E & R Lab Service Corp Clamping structure for control tubing or the like
US3489440A (en) * 1966-04-18 1970-01-13 Lyckeaborgs Bruk Ab Tight lead-through inlet frame device
DE2035064A1 (de) * 1970-07-15 1972-01-20 Hamburger Flugzeugbau GmbH, 2103 Hamburg Druckdichte Durchführung fur Leitun gen u dgl durch Druckspante von Luft oder Wasserfahrzeugen
GB1403089A (en) * 1972-08-31 1975-08-13 Formex Mfg Inc Cap for use with a duct terminator
US3880453A (en) * 1973-09-06 1975-04-29 Gen Signal Corp Process for sealing cable at fittings
FR2280013A1 (fr) * 1975-03-24 1976-02-20 Poclain Sa Dispositif de fixation d'un corps sur une structure
DE2717951C2 (de) * 1977-04-22 1982-02-04 Werner 7922 Herbrechtingen Hauff Wanddurchführung für Kabel, Leitungen, Rohre o.dgl.

Also Published As

Publication number Publication date
SE8402704D0 (sv) 1984-05-18
DK118484A (da) 1984-11-21
GB2140114B (en) 1987-01-14
GB2171139A (en) 1986-08-20
ES282981Y (es) 1986-04-16
DK118484D0 (da) 1984-02-28
GB8407625D0 (en) 1984-05-02
CH663262A5 (de) 1987-11-30
GB2171139B (en) 1987-01-21
FR2546215A1 (fr) 1984-11-23
IT8453386V0 (it) 1984-05-18
IT1179677B (it) 1987-09-16
IT8467502A0 (it) 1984-05-18
ES282981U (es) 1985-08-01
ES285592U (es) 1986-02-01
NO840840L (no) 1984-11-21
SE8402704L (sv) 1984-11-21
DK160577B (da) 1991-03-25
ES285592Y (es) 1986-09-01
GB2140114A (en) 1984-11-21
AT384692B (de) 1987-12-28
ATA2684A (de) 1987-05-15
FR2546215B1 (fr) 1986-05-30
GB8605637D0 (en) 1986-04-16
DK160577C (da) 1991-09-09
IT8467502A1 (it) 1985-11-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8400173A (nl) Doorvoering voor leidingen, zoals kabels, pijpen of dergelijken door een wandopening en inrichting voor het vervaardigen van een dagstuk voor een dergelijke doorvoering in een betonwand.
US5079879A (en) Anti-corrosive post-tensioning anchorage system
US9528636B2 (en) System for dynamically sealing a conduit sleeve through which a pipe or cable extends
CA2828005C (en) Line duct with a series of layers
US5697194A (en) Modular seal assembly for a wall opening
CA2102024C (en) Restraining element for pressure pipe joints
US3606401A (en) Connecting sleeve
US20130161913A1 (en) System for dynamically sealing at least one conduit through which a pipe or cable extends
CA2511407C (en) Gasket and mandrel assembly for pipe joints
US7181890B2 (en) Anchoring device for a corrosion-resistant tension member, particularly an inclined cable for a cable-stayed bridge
JPS61248991A (ja) ソケツト継手
CA2838554C (en) Expandable sealing mechanism
US5574259A (en) Cable sleeve composed of a longitudinally divided housing
JPH08165700A (ja) 暗渠の継手
CN109183847A (zh) 一种地下预制管廊
JP4970218B2 (ja) 耐震可撓継手
JPS6031377Y2 (ja) 止水栓
JPH0639764B2 (ja) 間詰シースおよびこの間詰シースの橋桁への取り付け方法
US3348433A (en) Tapping assembly
JP3049017B2 (ja) 地中箱と地中埋設管との接続構造
AU2012220017B9 (en) Line duct with a series of layers
JP2005176562A (ja) 管体への取着体の取着装置、及び管体の取着構造
GB2220222A (en) Water stop on threaded tie rod in cast concrete
JPS61180514A (ja) 通信ケ−ブル用シ−ル装置
JPH0674575B2 (ja) 止水装置

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
CNR Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection)

Free format text: HAUFF-TECHNIK GMBH & CO. KG

BV The patent application has lapsed