NL8300186A

NL8300186A - Bandcassette.

Info

Publication number: NL8300186A
Application number: NL8300186A
Authority: NL
Original assignee: Sony Corp
Priority date: 1982-01-25
Filing date: 1983-01-18
Publication date: 1983-08-16
Also published as: ES8402445A1; ZA83453B; IT8319247A0; FI830222A0; FR2539907B1; ES519230A0; MY8600595A; KE3616A; SE8300330D0; KR890000362B1; DK26083D0; BE895683A; IE830131L; ATA24483A; AT379462B; KR870011835A; CA1196094A; NZ203068A; KR840003521A; US4418373A

Description

* # "i

X

T/tJ/j z f/Sony-15 O 6

BANDCASSETTE

De uitvinding heeft betrekking op een bandcassette en in het bijzonder op een dergelijke bandcassette die bij voorkeur wordt gebruikt in een opneem- en/of weergeefinrichting zoals een videobandrecorder, verscheidene andere informatie-5 bewerkingsinrichtingen en dergelijke.

Een bandcassette die gebruikt wordt bij conventionele videobandrecorders (die hierna VTR worden genoemd) is voorzien van een opening langs één 'zijde van het cassette-huis en een met de opening in verbinding staande uitsparing, 10 welke gevormd is in de bodemwand van het huis. Wanneer de bandcassette in een cassettehouder van de VTR wordt aangebracht, worden op een laadring gemonteerde bandlaadpennen in de uitsparing van het cassettehuis gestoken. Bij rotatie van de laadring, trekken de bandlaadpennen de band uit het cas-15 settehuis en wikkelen deze om het omtreksoppervlak van de geleidingstrommel van de VTR.

Een dergelijke bandcassette is gewoonlijk voorzien van een deksel dat beweegbaar tussen een gesloten stand waarin de opening van het huis is bedekt en een geopende stand 20 waarin de opening wordt vrijgelaten, op het huis is gemonteerd. In de gesloten stand wordt de band beschermd tegen onbedoelde beschadiging. Het spreekt vanzelf dat, wanneer de bandcassette in de cassettehouder is geplaatst, het deksel uit de gesloten stand in de geopende stand wordt bewogen ten-25 einde het door de opening naar buiten trekken van de band mogelijk te maken.

Het bovengenoemde type bandcassette heeft echter het nadeel dat stof of dergelijke aan het oppervlak van de band kan gaan kleven, omdat de achterzijde van de band vrij toe-30 gankelijk is door de uitsparing, zelf in de gesloten stand van het deksel. Het gevolg is dat hierdoor signaaluitval (drop-out) bij opname en weergave van de band optreedt.

Een doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een bandcassette die het bovenbeschreven nadeel 35 niet heeft.

8300186

* « V

« -2-

Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een bandcassette waarbij de langs een opening van de cassette bewegende band volledig wordt omsloten in de toestand waarin de cassette niet in gebruik is.

5 Bovenstaande en andere doeleinden, kenmerken en voor delen van de uitvinding zullen blijken uit de volgende gedetailleerde beschrijving van kenmerkende uitvoeringsvormen van de uitvinding welke beschrijving gelezen moet worden aan de hand van de bijgevoegde tekeningen, waarin dezelfde verwij-10 zingscijfers worden gebruikt voor het in de verscheidene aanzichten aangeven van dezelfde onderdelen.

De bijgevoegde tekeningen tonen een uitvoeringsvorm van de uitvinding toegepast op een bandcassette voor een videobandrecorder.

15 Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht dat het uiter lijk van de bandcassette toont.

Fig. 2 is een bovenaanzicht van de bandcassette waarbij een bovenste scheidingswand daarvan gedeeltelijk is weggesneden.

20 Fig. 3 is een perspectivisch aanzicht met uiteenge nomen delen van de bandcassette.

Fig. 4 is een gedeeltelijke doorsnede volgens de lijn IV-IV in Fig. 2.

Fig. 5 en 6 tonen de voor- en binnendeksels van de 25 bandcassette bij het openen of sluiten.

Een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding toegepast op een bandcassette voor een videobandrecorder zal hierna aan de hand van de bijgevoegde tekeningen worden beschreven .

30 In fig. 1 wordt een bandcassette 1 getoond die be staat uit een bovenste helft 2 en een onderste helft 3 welke beide van een kunsthars zijn vervaardigd. De bovenste helft 2 en de onderste helft 3 zijn verticaal aan elkaar bevestigd teneinde een huis te vormen. In het huis is, zoals in fig. 2 35 wordt getoond, een paar bandhaspels 4 en 5 roteerbaar gemonteerd en is om de bandhaspels 4 en 5 een magneetband 6 gewikkeld.

In de voorzijde van de bandcassette 1 is, zoals in fig. 2 en 3 wordt getoond, een opening 9 gevormd over nage- 8300186 «. i * -3- noeg de gehele breedte van de cassette, terwijl een in hoofd- · zaak trapeziumvormig inspringend deel 11 samenvallend met de opening 9 in een onderste scheidingswand 10 van de onderste helft 3 is gevormd. Een bovenste inspringend gedeelte 13/ dat 5 samenvalt met de opening 9, is in een bovenste scheidingswand 12 gevormd die zich over de gehele breedte van de cassette uitstrekt.

De opening 9 wordt normaal afgesloten met een U-vor-mig voordeksel 14. Het bovenste inspringende gedeelte 13 10 wordt normaal afgesloten met een bovenste dekseldeel 41 van een later te beschrijven binnendeksel 34. Een paar scharnieren 17 is als één geheel en coaxiaal met de binnenzijde van de rechter en linker einddelen 15 en 16 van het voordeksel 14 gevormd. De scharnieren 17 worden respectievelijk door een 15 paar gaten 18 gestoken die gevormd zijn aan de rechter en linker einden van de bandcassette 1. Het voordeksel 14 zwenkt verticaal over het paar scharnieren 17 binnen een gebied van ongeveer 90°. Een paar torsieveren 19 is op het paar scharnieren 17 gemonteerd- Voor- en achtereinden 19a en 19b van 20 de torsieveren 19 worden respectievelijk ondersteund door veersteunuitsteeksels 55 die éën geheel vormen met en zich binnenwaarts uitstrekken van beide einden 15 en 16 van het voordeksel 14 en door veerhouders 56 die aan elk einde van de bandcassette 1 zijn gevormd. Het voordeksel 14 wordt met 25 deze torsieveren 19 constant in de sluitrichting belast. De scharnieren 17 worden, meer nauwkeurig gesteld, op plaatsen ondersteund die enigszins achterwaarts liggen van de normale posities bij de conventionele bandcassette. Met deze constructie kan de scharnierbaan van het voordeksel 14 zich niet te 30 ver voor de bandcassette 1 uitstrekken.

Langs het trapeziumvormige inspringende gedeelte 11 strekt zich, zoals in fig. 3 wordt getoond, een verticale scheidingswand 22 omhoog uit, welke verbonden is met de zich van de bovenste scheidingswand 12 uitstrekkende verticale 35 scheidingswand 22, waardoor het inwendige van de bandcassette 1 door de verticale scheidingswand 22 afgescheiden wordt van het inspringende gedeelte 11 en het bovenste inspringende gedeelte 13.

Een paar bandgeleidingsgedeelten 23, waarvan de opper- 8300186 -4- vlakken rond en glad zijn, zijn aan zowel de rechter als linker eindgedeelten van de verticale scheidingswand 22 gevormd, waardoor de band 6 langs het openingdeel 9 wordt geleid. Geleidingsgroeven 24 zijn zodanig uitgevoerd dat deze 5 zich in de verticale richting uitstrekken in zowel de rechter als de linker binnenste zijdelen 22a van de verticale scheidingswand 22, waarbij deze aan de zijde van het inspringende gedeelte 11 naar elkaar toegekeerd zijn. Deze geleidingsgroeven 24 dienen voor het geleiden van een paar pennen 49 van 10 het later te beschrijven binnendeksel 34. Elke geleidings-groef 24 omvat een hellend deel 25, een verticaal deel 26 en een gebogen deel 27, zoals in fig. 4 t/m 6 wordt getoond. Het paar geleidingsgroeven 24 is gevormd door het combineren van de bovenste en onderste helften 2 en 3 teneinde ondersnijding 15 bij het vormgevingsproces te vermijden. - -

Zoals in fig. 3 wordt getoond omvat het voordeksel 14 een voorplaat 30 en een bovenplaat 31 die respectievelijk het openingdeel 9 en een deel van het bovenste inspringende gedeelte 13 bedekt. Aan het onderoppervlak van de bovenplaat 31 20 is een paar steunen 32 gevormd nabij zowel de rechter als de linker einddelen daarvan. In de gaten 33 die in de steunen 35 zijn gevormd, zijn respectievelijk de steunpinnen 35 opgenomen die vrijwel op elk centraal deel in de verticale richting van de rechter en linker einddelen van het binnendeksel 25 34 integraal en coaxiaal daarmee zijn aangebracht. Dit binnen deksel 34 kan daardoor op het paar steunpinnen zwenken.

Het binnendeksel 34 strekt zich uit van de steunpin 35 zodanig dat een kleine hoek wordt gevormd zoals in fig. 4 wordt getoond. Het onderste gedeelte van de steunpennen 35 30 vormt een tegenoverliggend deel 36 dat zich evenwijdig aan het achteroppervlak van de band 6 uitstrekt. Het ondereinde van het tegenoverliggende deel 36 heeft een hellend deel 38 dat onder een hoek staat naar een ondereinde 37 van de voorplaat 30. Een ondereinde 39 van het hellende deel 38 is nor-35 maal in contact met het ondereinde 37 van de voorplaat 30.

Het bovenste gedeelte van de steunpennen 35 vormt een in hoofdzaak U-vormig bovendeel 40. Het bovenste dekseldeel 41 is tot één geheel gekoppeld met de boveneinden van de gebogen 8300186 -5- gedeelten 40. Het bovenste dekseldeel 41 ligt normaal in één vlak met de bovenplaat 31 van het voordeksel 14 en de bovenwand 12 van de bovenhelft 2, zodat het bovenste inspringende gedeelte 13 geheel wordt afgesloten. Meer in het bijzonder 5 zijn aan de voor- en achtereinden van het bovenste dekseldeel 41 hellende oppervlakdelen 42 en 43 gevormd. Aan het achtereinde van de bovenplaat 31 respectievelijk aan de rand van het bovenste inspringende deel 13 zijn hellende oppervlakdelen 44 en 45 gevormd. De hellende oppervlakdelen 42, 44, 10 43 en 45 zijn in nauw contact met elkaar voor het afsluiten van het bovenste inspringende deel 13.

Zoals in fig. 2 t/m 6 wordt getoond, vormt een paar steunen 48 één geheel met het achteroppervlak van het hellende deel 38 van het binnendeksel 34, dat zich aan de rechter 15 en linker einddelen daarvan bevindt. De pennen 49, die één geheel met elkaar vormen en coaxiaal ten opzichte van elkaar liggen, zijn aan uiteindgedeelten van het paar steunen 48 bevestigd en strekken zich horizontaal uit naar de buitenzijde, dat wil zeggen respectievelijk naar rechts en links. De pennen 20 49 worden verschuifbaar opgenomen in het paar geleidingsgroe- ven 24 dat aan de rechter en linkereinden van de verticale scheidingswand 22 in de binnenoppervlakken 22a is gevormd.

In de bandcassette 1 met de hierboven beschreven constructie wordt normaal het vooroppervlak van de band 6 dat 25 langs de opening 9 beweegt bedekt met het voordeksel 14 en de achterzijde daarvan wordt normaal bedekt met het binnendeksel 34, zoals in fig. 4 wordt getoond. Het bovenste inspringende gedeelte 13 wordt volledig door de bovenplaat 31 van het voordeksel 14 en het bovenste dekseldeel 41 van het binnen-30 deksel 34 afgedicht. De langs de opening 9 bewegende band 6 wordt dus in hoofdzaak door het voordeksel 14 en het binnendeksel 34 afgedicht, en er bestaat geen gevaar dat de band 6 wordt beschadigd. De bandcassette 1 volgens de onderhavige uitvinding is dus zeer betrouwbaar.

35 Wanneer de bandcassette 1 in de videobandrecorder wordt geladen, zwenken het voordeksel 14 en het binnendeksel 34 omhoog, waardoor de voorzijde en de achterzijde van de band 6 worden vrijgemaakt. Tegelijkertijd wordt een niet getoonde bandlaadgeleiding door het inspringende deel 11 naar 8300186 -6- binnen gestoken, waardoor de band 6 kan worden geladen. De bandcassette 1 wordt bijvoorbeeld in een cassettehouder of dergelijke van de videobandrecorder gestoken en vervolgens in fig. 4 gezien benedenwaarts bewogen teneinde in de geladen 5 stand gebracht te worden, waarbij één van de einddelen 15 en 16 van het voordeksel 14 door een in de cassettelaadpositie gevormd uitsteeksel 52 omhoog wordt geduwd, zodat het voordeksel 14 wordt geopend en tegen de torsieveren 19 in omhoog zwenkt. Ondertussen bewegen de pennen 49 van het binnendeksel 10 34 omhoog doordat deze door het paar geleidingsgroeven 24 worden geleid. Het binnendeksel 34 wordt dus geopend terwijl dit door het paar geleidingsgroeven 24 wordt geleid. Bij de aanvang van het openen van het deksel wordt het paar pennen 49 dus meer in het bijzonder geleid door het paar hellende 15 delen 25 teneinde omhoog en achterwaarts bewogen te worden.

Het binnendeksel 34 zwenkt tegen de richting van de klok in om de steunpennen 35, en de ondereinden 39 van het binnendeksel 34 beweegt snel achter de band 6. Vervolgens wordt een grote ruimte gevormd tussen het ondereinde 37 van het voor-20 deksel 14 en het ondereinde 39 van het binnendeksel 34. Zelfs, wanneer de band 6 enigszins slap hangt, kan deze niet worden beschadigd doordat deze tegen het voordeksel 14 of het binnendeksel 34 aangedrukt wordt.

In een tussenliggende fase van de openingsbeweging 25 van het deksel, zoals getoond in fig. 5, beweegt het paar pen-, nen 49 verticaal omhoog doordat deze door het paar verticale delen 26 wordt geleid. Het ondereinde 39 van het binnendeksel 34 beweegt vervolgens verticaal omhoog op een voldoende afstand van het achteroppervlak van de band 6. Daar de schar-30 nieren 17 van het voordeksel 14 op relatief naar achteren verschoven liggende posities zijn aangebracht, steekt het ondereinde 37 van het voordeksel 14 anderzijds niet te ver aan de voorzijde van de bandcassette 1 uit. De "ruimtefactor" aan de voorzijde van de cassetteband 1 in de geladen toestand kan 35 dienovereenkomstig voor conventionele cassettes worden verbeterd, zodat VTR's compacter van afmeting kunnen worden vervaardigd. Een uitsparing 53 is binnenwaarts aangebracht in elk gebogen deel 40 van het binnendeksel 34. Wanneer het voor- 8300186 -7- deksel 14 en het binnendeksel 34 open zijn, zoals getoond in fig. 5 en 6, kan een uiteinde 54 van de bovenplaat 31 van het voordeksel 14 gelijkmatig in deze uitsparing 53 worden gestoken. De openingsbeweging van het binnendeksel 34 kan dus in 5 ideale en optimale omstandigheden geschieden.

Aan het einde van de openingsbeweging van het deksel, zoals getoond in fig. 6, beweegt het paar pennen 49 omhoog doordat dit door het paar gebogen delen 27 wordt geleid. Het ondereinde 39 van het binnendeksel 34 beweegt omhoog en naar 10 achteren, teneinde dit naar de buitenzijde van het bovenste inspringende gedeelte 13 te bewegen, waarna het bovenste inspringende gedeelte 13 volledig wordt geopend. De ruimte in verticale richting, tussen de band 6 en de verticale scheidingswand 22 is dus relatief groot. De bandlaadgeleiding kan 15 bijvoorbeeld diep in het inspringende gedeelte 11 worden gestoken, zodat de band 6 op de juiste wijze wordt geladen en de bandcassette 11 dun kan worden gemaakt.

Beschreven zijn de openingsbeweging van het voordeksel 14 en het binnendeksel 34 wanneer de bandcassette 1 in de 20 cassettelaadpositie binnen een VTR is gebracht. Bij het uit de VTR verwijderen van de bandcassette 1 geschiedt het sluiten van het voordeksel 14 en het binnendeksel 34 volledig in omgekeerde volgorde.

Beschreven is een uitvoeringsvorm van de onderhavige 25 uitvinding, maar de uitvinding is niet tot de boven uiteengezette constructie beperkt, en verscheidene modificaties kunnen worden aangebracht. In de bovenbeschreven uitvoeringsvorm wordt een paar torsieveren 19 respectievelijk op het paar scharnieren 17 van het voordeksel 14 gemonteerd. Daar het 30 voordeksel 14 en het binnendeksel 34 echter met elkaar zijn gekoppeld, is het voldoende wanneer de torsieveer 19 alleen op het voordeksel 14 of het binnendeksel 34 is gemonteerd.

De torsieveer 19 hoeft niet altijd in een paar rechts en links te zijn aangebracht, maar het is voldoende wanneer deze 35 tenminste aan één van beide zijden is gemonteerd.

De onderhavige uitvinding is verder niet beperkt tot bandcassettes voor VTR's maar kan toegepast worden op band-cassettes voor verscheidene andere typen informatieverwerkings-inrichtingen.

8300186 -8-

Zoals reeds eerder werd beschreven wordt de zich langs de opening uitstrekkende band vrijwel geheel afgesloten met een minimum aantal onderdelen bestaande uit twee deksels (voordeksel en achterdeksel). Het aantal onderdelen en de 5 daarmee verbonden montagehandelingen is klein, en de constructie is eenvoudig. Toch kan bij de bandcassette van de onderhavige uitvinding geen stof of dergelijke aan de band kleven, of kan de band op andere wijze worden beschadigd. Het bovenste inspringende gedeelte is bovendien in het bovenoppervlak van 10 de bandcassette gevormd en het bovendeksel voor het afsluiten van dit bovenste inspringende gedeelte wordt tezamen met het binnendeksel geopend. De ruimte van de binnenzijde van het inspringende gedeelte naar de achterzijde van de band wordt dus vergroot in de mate van het bovenste inspringende gedeel-15 te, waardoor'het insteken van de bandlaadgeleiding of-dergelijke op ideale wijze kan geschieden.

Het binnendeksel wordt zwenkbaar ondersteund aan het voordeksel, het voordeksel en het binnendeksel worden in samenwerking met elkaar geopend en gesloten, en het boven-20 deksel vormt één geheel met het binnendeksel. Het openen van slechts het voordeksel of het binnendeksel heeft dus tot gevolg dat beide deksels worden geopend. Om deze reden kunnen de voorbelastingsmiddelen (torsieveren) voor het sluiten van het voordeksel en het binnendeksel en kunnen de in de casset-25 telaadpositie aangebrachte uitsteeksels en dergelijke tot een minimum aantal worden beperkt, zodat de bandcassette en de cassettelaadinrichting zeer sterk in constructie kunnen worden vereenvoudigd.

l 83 0 0 1 8 6

Claims

1. Bandcassette met het kenmerk, dat deze omvat: een huis (1) met een in het algemeen rechthoekige vorm omvattende haspels (4, 5) waarop een voorraad band is gewikkeld en welke boven- en onderwanden (12, 10) en zich 5 tussen de boven- en onderwanden (12, 10) uitstrekkende om-trekswand langs drie .van de zijden van het huis heeft zodat een opening (9) langs de vierde zijde van het huis (l) wordt gevormd, welke boven- en onderwanden (12, 10) eerste en tweede uitsparingen (13, 11) hebben in verbinding met de opening (9) 10 en zich uitstrekkend langs een gedeelte van de vierde zijde van het huis (l), waarbij de band (6) tussen de spoelen (4, 5) wordt geleid in een baan met 'een gedeelte dat zich langs de opening (9) uitstrekt; dat op het huis (1) een voordeksel (14) is gemonteerd dat ten opzichte van het huis beweegbaar is tus-15 sen een gesloten stand waarin de opening (9) wordt bedekt en een geopende stand waarin de opening (9) wordt vrijgelaten; en dat een achterdeksel (34) is aangebracht dat beweegbaar is in combinatie met de beweging van het voordeksel (14) tussen de gesloten stand waarin het deksel (34) zich achter het voor-20 deksel (14) bevindt en de geopende stand waarin het deksel (34) van de achterzijde van de band (6) is weggenomen, zodat het bandgedeelte (6) door de tweede uitsparing (11) aangegrepen kan worden voor het door de opening (9) naar buiten trekken van de band (6), en dat het achterdeksel (34) een gedeelte van 25 het bovendeksel (31) omvat dat de eerste uitsparing (13) in de gesloten stand sluit, zodat het gedeelte van de band (6) door de voor- en achterdeksels (14, 34) wordt omsloten.

2. Bandcassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het achterdeksel (34) scharnierend aan het 30 voordeksel (14) is bevestigd, waardoor het achterdeksel (34) uit de gesloten stand in de geopende stand wordt bewogen door de beweging van het voordeksel (14) uit de gesloten stand naar de geopende stand.

3. Bandcassette volgens conclusie 2, met het 35 kenmerk, dat het achterdeksel (34) aan tenminste êën einde daarvan een geleidingspen (49) heeft, welke geleiding 8300186 -10- in aangrijping komt met de geleidingsgroef (24) die op een gedeelte van dé omtrekswand van het huis (1) is gevormd, zodat het achterdeksel (34) langs de geleidingsgroef (24) van de gesloten stand naar de geopende stand wordt bewogen.

4. Bandcassette volgens conclusie 3,met het kenmerk, dat het huis (1) een bovenste helft (2) omvat bestaande uit de bovenwand (12) en de bovenzijde van de omtrekswand en een onderste helft (3) bestaande uit de onderwand (10) en de onderzijde van de omtrekswand, en dat het 10 achterdeksel (34) zich over de lengte van de uitsparingen (13, 11) uitstrekt, waarbij het huis (1) een binnenste omtrekswand (22) heeft langs de uitsparingen (13, 11), en de geleidingsgroef (24) in een gedeelte van de binnenzijde van de omtrekswand (22) is gevormd.

5. Bandcassette volgens conclusie 4, m e t h.et kenmerk, dat de binnenzijde van de omtrekswand (22) een voorste wanddeel en een achterste wanddeel omvat die respectievelijk in één geheel zijn gevormd met de boven- en onderwanden (12, 10) waardoor de geleidingsgroef (24) tussen 20 het voorste wanddeel en het achterste wanddeel worden gevormd.

6. Bandcassette volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat het voorste wanddeel een bandgeleidings-oppervlak aan zijn voorrand (23) heeft dat het zich langs de 25 opening uitstrekkende banddeel (6) bepaalt. 8300186