NL8601834A - Opneem- en weergeefinrichting voor een magneetbandcassette, en houder daarvoor. - Google Patents

Opneem- en weergeefinrichting voor een magneetbandcassette, en houder daarvoor. Download PDF

Info

Publication number
NL8601834A
NL8601834A NL8601834A NL8601834A NL8601834A NL 8601834 A NL8601834 A NL 8601834A NL 8601834 A NL8601834 A NL 8601834A NL 8601834 A NL8601834 A NL 8601834A NL 8601834 A NL8601834 A NL 8601834A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cassette
magnetic tape
opening
protrusion
locking
Prior art date
Application number
NL8601834A
Other languages
English (en)
Other versions
NL194313B (nl
NL194313C (nl
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP59043574A external-priority patent/JPS60187982A/ja
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Priority to NL8601834A priority Critical patent/NL194313C/nl
Publication of NL8601834A publication Critical patent/NL8601834A/nl
Publication of NL194313B publication Critical patent/NL194313B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL194313C publication Critical patent/NL194313C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/675Guiding containers, e.g. loading, ejecting cassettes
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • G11B23/04Magazines; Cassettes for webs or filaments
    • G11B23/08Magazines; Cassettes for webs or filaments for housing webs or filaments having two distinct ends
    • G11B23/087Magazines; Cassettes for webs or filaments for housing webs or filaments having two distinct ends using two different reels or cores
    • G11B23/08707Details
    • G11B23/08735Covers
    • G11B23/08742Covers in combination with brake means

Landscapes

  • Packaging Of Annular Or Rod-Shaped Articles, Wearing Apparel, Cassettes, Or The Like (AREA)

Description

* %. . _ ï
T/Sony-168lA
OPNSEM- EN WEERGEEFINRICHTING VOOR EEN MAGNEETBANDCASSETTE/ EN HOUDER DAARVOOR.
De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een opneem- en weergeefinrichting voor een mag-neetbandcassette, zoals een bandcassette. speciaal geschikt is voor het opnemen en weergeven van pulscode gemoduleerde 5 signalen (PCM). Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een cassettehouder in een magneetbandcassette— opneem- en -weergeefinrichting/ waarbij de bandcassette voorzien is van een bandbeschermend deksel dat een voorope-ning waardoorheen een magneetband naar buiten getrokken 10 wordt en toegankelijk wordt wordt bedekt/ en een grendelme-chanisme voor het vergrendelen van het deksel in de open stand wanneer de cassette in gebruik is en in de gesloten stand wanneer deze niet in gebruik is.
In afgelopen jaren zijn verscheidene opneem- en 15 weergeefinrichtingen ontwikkeld die- analoge signalen/ zoals audiosignalen en dergelijke omzetten in een digitaal signaal/ bijvoorbeeld een PCM-signaal/ wat vervolgens wordt opgenomen op en weergegeven van als een registratiemedium dienende magneetband. Sommige van deze inrichtingen maken 20 gebruik van roterende koppen teneinde een relatief hoge re-gistratiedichtheid te bereiken. Opneem- en weergeefinrich-tingen die in het bijzonder ontworpen zijn om PCM-signalen op te nemen en . weer te geven en die een roterende kop gebruiken zullen in de gehele beschrijving "PCM-recorder" wor-25 den genoemd. Een PCM-recorder trekt eerst een lus van een magneetband door een vooropening van de cassette naar buiten en wikkelt de band om een roterende trommel die de roterende kop opneemt/ waarna de opname en weergave wordt uitgevoerd. Bij dergelijke digitale opneem- en weergeef-systemen 8601834 - 2 - v- i kunnen vettige afzettingen, zoals vingerafdrukken of dergelijke, en/of aan het bandoppervlak klevend stof uitval (dropout) van de weergegeven signalen veroorzaken.
Verscheidene benaderingen zijn geprobeerd om het 5 magnetische registratiemedium te beschermen. Bijvoorbeeld beschrijft de Amerikaanse octrooiaanvrage 678.813 van aanvraagster een cassette met een sluitdeksel voor het terug-trekbaar bedekken van de opening aan het vooreinde van de cassette, waardoorheen de band naar buiten wordt getrokken 10 teneinde voor een roterende kop toegankelijk te zijn. Dit sluitdeksel wordt gesloten gehouden wanneer de band niet in gebruik is en wordt in een open positie bewogen wanneer de cassette in de PCM-recorder wordt gestoken. Bij deze vroegere benadering kan het nadeel optreden dat, wanneer het 15 sluitdeksel onbedoeld of ongewenst wordt geopend, de band aan vettige vingerafdrukken, stof enz. wordt blootgesteld, terwijl deze niet in gebruik is. Een grendelmechanisme dat het sluitdeksel op geschikte wijze in zijn open en gesloten stand kan vergrendelen, zou dit probleem op kunnen lossen.
20 De magneetbandcassette zoals beschreven in de eer der genoemde Amerikaanse octrooiaanvrage heeft ook een schuifdeksel voor het sluiten van een onderste opening waardoorheen de laadinrichting en de bandspoelaandrijving van de opneem- en weergeefinrichting naar binnen kan steken. 25 Dit schuifdeksel kan ook beweegbaar zijn tussen een open en een gesloten stand.
Opdat een opneera- en weergeefinrichting voor een eerder genoemd type magneetbandcassette een dergelijke cassette kan hanteren, moet een mechanisme of inrichting worden aangebracht voor het lossen van het grendelmechanisme 30 uit de vergrendelde stand, zodat het deksel bewogen kan worden tussen de open en de gesloten stand.
Het is daarom het doel van de onderhavige uitvinding een mechanisme of een inrichting te verschaffen dat of 8601834 - 3 - die op doeltreffende wijze de vergrendeling van een grendel— mechanisme van een magneetbandcassette op kan heffen en waardoor het mogelijk wordt om de sluitingen van de magneetbandcassette tussen de open en de gesloten stand te bewegen.
5 Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een opneem- en weergeefinrichting voor een magneetbandcassettet die op doeltreffende wijze voorkomt dat de magneetbandcassette in de verkeerde richting wordt aangebracht.
10 Het zal duidelijk zijn/ dat het grendelophefmecha- nisme volgens de onderhavige uitvinding toegepast kan worden bij een magneetbandcassette van het type dat voorzien is van een scharnierend sluitdeksel dat zwenkbaar bevestigd is aan weerszijden van een huis/ teneinde te kunnen bewegen 15 tussen een gesloten stand/ waarin de opening aan de voorzijde van het huis/ waardoorheen een magneetband naar buiten getrokken kan worden om op een roterende kop aangebracht te worden/ wordt gesloten wanneer de cassette niet in gebruik is/ en een open stand waarbij het deksel weggezwenkt is van 20 de opening teneinde toegang te verkrijgen tot de band/ wanneer deze in gebruik is; eveneens is een schuifdekselorgaan aanwezig dat verschuifbaar gemonteerd is aan één vlak van het huis en samen kan werken met het eerdergenoemde zwenkba-re deksel/ welk schuifdeksel ofwel in een gesloten stand 25 wordt gehouden wanneer het zwenkbare deksel in zijn gesloten stand is voor het bedekken van een bodemruimte waardoorheen een een deel van een bandbehandelingsmechanisme vormende inrichting gestoken kan worden/ of een open positie wan- 30 neer het zwenkbare deksel in zijn open stand verkeert teneinde de vorengenoemde inrichting van het bandbehandelingsmechanisme het huis door de bodemruimte aan te laten grijpen voor het naar buiten trekken van de band en het op de roterende kop aanbrengen hiervan/ en in zijn gesloten en 8601834 ~ 4 - * <*' open stand wordt vastgehouden door middel van een grendel-orgaan; en het grendelorgaan samenwerkt met het cassette-huis en op veerkrachtige wijze een grendelaangrijping kan vormen met het verschuifbare deksel. Het grendelorgaan heeft 5 een grendelkop die het verschuifbare dekselorgaan aan kan grijpen maar niet van het onderoppervlak van het verschuifbare sluitorgaan uitsteekt.
In de voorkeursuitvoeringsvorm van de magneetband-cassette omvat het grendelorgaan een veerkrachtige arm die 10 zich in één geheel daarmee uitstrekt vanaf de bodem van het cassettehuis en een in één geheel met het vrije einde van de veerkrachtige arm gevormde grendelkop.
Volgens de onderhavige uitvinding is een grendelop-hefmechanisme in een cassettehouder van de opneem- en weer-15 geefinrichting aangebrachtt welke omvat uitstekende middelen die de vergrendeling op kunnen heffen teneinde beweging van het verschuifbare sluitorgaan uit de gesloten positie naar de open positie mogelijk te maken/ wanneer de magneet-bandcassette op de juiste wijze daarin wordt gestoken. Het 20 grendelophefraechanisme omvat ook middelen die het daarin steken van de magneetbandcassette verhinderen/ wanneer de insteekrichting van de cassette verkeerd is.
De uitvinding zal meer in het bijzonder worden begrepen uit de hierna volgende gedetailleerde beschrijving 25 en uit de bijgevoegde tekeningen van de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding/ die echter op geen enkele wijze een beperking vormt.
Fig. 1 is een perspektivisch aanzicht van de voorkeursuitvoeringsvorm van een magneetbandcassette volgens de 30 onderhavige uitvinding/ waarbij een zwenkbaar deksel en een verschuifbaar dekselorgaan in hun respektieve gesloten posities verkeren.
Fig. 2 is een perspektivisch aanzicht van een magneetbandcassette van fig. 1/ gezien vanaf de onderzijde van de 35 cassette waarbij het zwenkbare deksel en het verschuifbare 8601834 - 5 " V i dekselorgaan in hun respektieve gesloten posities verkeren, overeenkomend met de toestand van Fig. 1;
Fig. 3 is een perspektivisch aanzicht van de magneet-bandcassette volgens Fig. 1 gezien vanaf de onderzijde van de 5 cassette, waarbij het zwenkbare dekseldeel en het verschuifbare dekseldeel in hun respektieve open posities verkeren tijdens het gebruik van de cassette?
Fig. 4 is een perspektivisch aanzicht met uiteengenomen delen van de magneetbandcassette volgens Fig. 1? XO Fig. 5 is een perspektivisch aanzicht van boven van het bovenste deel van de magneetbandcassette volgens Fig. 1, waarbij de bovenste sectie ondersteboven wordt getoond;
Fig. 6 is een vergrote doorsnede volgens de lijn VI-VI in Fig. 2; 15 Fig. 7 is een vergrote gedeeltelijke doorsnede volgens de lijn VII-VII in Fig. 2;
Fig. 8 is een bovenaanzicht van het onderste deel van de in Fig. 4 getoonde bandcassette, waarbij de randen van het onderste deel gedeeltelijk weggesneden zijn teneinde de wijze 20 van aangrijping tussen een remorgaan en het onderste deel te tonen?
Fig. 9 is een gedeeltelijk bovenaanzicht van een casset-tehouder van de opneem- en weergeefinrichting van Fig. 8, gezien in de richting van de pijl IX in Fig. 8? 25 Fig. 10 is een gedeeltelijke doorsnede van een opneem- eg weergeefinrichting (PCM recorder) met een roterende kop, waarbij de voorkeursuitvoeringsvorm van de magneetbandcassette volgens de uitvinding wordt toegepast;
Fig. 11 is een schematisch aanzicht van de magneetband-30 cassette van Fig. 1, waarin het zwenkbare dekseldeel en het verschuifbare dekseldeel in hun gesloten positie worden getoond terwijl de cassette niet in gebruik is;
Fig. 12, 13 en 14 zijn met Fig. 10 overeenkomende doorsneden die de werking van het insteken van de voorkeursuit-35 voeringsvorm van een magneetbandcassette in de cassettehouder tonen, en
Fig. 15 is een met Fig. 10 overeenkomend schematisch aanzicht, dat echter het zwenkbare dekseldeel en het verschuifbare dekseldeel in hun open posities toont wanneer de casset- 8601834 i a δ - te in gebruik is.
In het bijzonder in Fig. 1 tot en met 4 is te zien, dat de voorkeursuitvoeringsvorm van de magneetbandcassette volgens de onderhavige uitvinding in het algemeen een huis 1 om-5 vat, met een bovenste deel 2 en een onderste deel 3, welke met elkaar zijn verbonden door schroefbouten (niet getekend), op een op zichzelf algemeen bekende wijze, teneinde een enkele eenheid te vormen. In het bovenoppervlak van het bovenste deel 2 is een doorzichtige venster,plaat 2a ingebouwd. Een 10 in het cassettehuis opgenomen paar spoelnaven 4a en 4b grijpt roteerbaar een paar spoelasinsteekopeningen 5a en 5b. De openingen 5iV en 5B zijn gevormd in het onderste deel 3 en wel op bepaalde plaatsen die een geschikte afstand verzekeren tussen de spoelnaven 4a en 4b. Om de spoelnaven 4a en 4b is een 15 magneetband 6 gewikkeld.
Een scharnierend deksel 8 is roteerbaar of scharnierend bevestigd aan de rechter en linker zijwanden van het cassettehuis, nabij het vooreinde van de bandcassette. Wanneer het scharnierende dekseldeel 8 weggezwenkt wordt van het vooropper-20 vlak van de bandcassette, komt de magneetband 6 vrij. Een in hoofdzaak rechthoekige uitsparing 3a is in het vooreinde van het onderste deel 3 gevormd. Wanneer de magneetbandcassette in een PCM recorder wordt gestoken, die later kort zal worden beschreven, wordt een bandgeleidingssysteem of een een deel 25 van een band vasthoudmechanisme (niet getoond) vormende inrichting, die een deel van de band 6 naar buiten trekt voor het aanbrengen daarvan op een roterende kop van de PCM recorder, in de uitsparing 3a gestoken. Een verschuifbaar dekseldeel 9 grijpt aan op het onderste deel 3 en bedekt de uitspa-30 ring 3a of laat deze vrij bij het heen en weer schuiven daarvan.
Wanneer de bandcassette niet in gebruik is, bevindt het scharnierende dekseldeel 8 zich tegenover een vooropening l die in het vooroppervlak van het huis 1 is gevormd, zodanig 35 dat deze opening wordt bedekt., Tegelijkertijd bevindt het schuifdeksel 9 zich in zijn naar voren verschoven positie waarin deze de uitsparing 3a van het onderste deel 3 bedekt, en dus verhindert dat het bandgeleidingssysteem in de band- 8601834 ?: * _ 7 _ cassette voor de band reikt. Het scharnierende dekseldeel 8 kan van het vooroppervlak van de cassette wegzwenken teneinde de magneetband 6 vrij te laten, en het schuifdeksel 9 kan naar achteren bewegen teneinde de uitsparing 3a vrij te 5 laten zodat het bandgeleidingssysteem in de uitsparing 3a kan reiken en een deel van de magneetband 6 uit het cassette-huis kan trekken teneinde dit deel op een roterende trommel aan te brengen voor het uitvoeren van een opname of weergave. Wanneer daarna de opname- of weergave wordt beëindigd en de 10 bandcassette terugkeert naar de rusttoestand, bewegen het scharnierende deksel en het schuifdeksel terug naar de eerdergenoemde gesloten posities. In het resterende gedeelte van deze beschrijving zullen de posities van het scharnierende deksel 8 en het schuifdeksel 9, waarin deze de voor-15 opening respektievelijk de uitsparing 3a bedekken, de "rustpos ite" worden genoemd en de positie van het deksel 8 en het deksel 9, waarin deze de vooropening en de uitsparing 3a vrij laten, zal de "gebruikspositie" worden genoemd.
Het cassettehuis 1 heeft ook een paar bandgeleidings-20 kolommen 7a en 7b, die in één geheel gevormd zijn met de linker en rechter zijden van de voorrand van het onderste deel 3, zoals in Fig. 4 wordt getoond. De magneetband 6 wordt tussen en om de bandgeleidingskromme 7a en 7b gespannen teneinde een bepaalde handloop of -baan langs de voorrand van 25 de bandcassette en langs de vooropening tegenover de roterende kop te volgen.
De in wezen rechthoekige uitsparing 3a van het onderste deel 3 strekt zich uit over een bepaalde breedte, teneinde het achteroppervlak van de tussen de bandgeleidingen 7a en 30 7b gespannen magneetband 6 vrij te laten. Tijdens opname of weergave steekt een deel van het bandverzorgingssysteem of het bandgeleidingssysteem vormende inrichting uit in de uitsparing 3a, en deze inrichting trekt een deel van de magneetband 6 naar buiten. Het bandverzorgingssysteem is een deel 35 van de PCM recorder.
Het scharnierende dekseldeel 8 is langwerpig in de grootste afmeting van de vooropening en heeft armen 8a, 8b die aan weerseinden uitsteken en het deksel 8 scharnierend 860 1 834 \ - 8 - aan de voorzijde van het cassettehuis 1 bevestigen door middel van zwenkassen 8d. Het scharnierende dekseldeel 8 kan dus scharnieren teneinde selectief de vooropening van het cassettehuis· 1 te bedekken of vrij te laten. Het deksel 8 5 >omvat ook een plaat 8c die langwerpig in de richting van de opening van het cassettehuis 1 en de gehele lengte van de voorzijde van het cassettehuis 1 bedekt. Wanneer het deksel 1 in de gesloten stand is geroteerd voor het bedekken van de voorzijde van het cassettehuis 1, liggen de armen 8a en 8b 10 in hetzelfde vlak als de omtrek van het bovenste deel 2, zoals het beste wordt getoond in Fig. 1 en 2. Wanneer het deksel 8 zich in deze positie bevindt, wordt het dekseldeel 9 in de voorste positie gehouden onder de armen 8a en 8b, zoals getoond in Fig. 2 en 3, door later te beschrijven midde-15 len. De roterende assen 8d (waarvan er in Fig. 1 slechts één zichtbaar is), waaromheen het deksel 8 zwenkt, zijn ongeveer gecentreerd op de binnenoppervlakken van de respektieve armen Sa, 8b. Uitsparingen 8e, 8f zijn gevormd door kleine groeven in de onderrand van de plaat 8c te snijden aan de linker en 20 rechter uiteinden van de uitsparing 3a van het onderste deel 3.
Het schuifdeksel 9 heeft een afgeplatte U-vorm en is zodanig gemonteerd aan het onderste deel 3 van het cassettehuis 1 dat het heen en weer kan schuiven evenwijdig aan het onderopper-25 vlak van het onderste cassettedeel 3. In het schuifdeksel 9 zijn openingen 9a en 9b gevormd, respektievelijk overeenkomend met de spoelasinsteekopeningen 5a en 5b, en wel op zodanige plaatsen, dat nadat het schuifdeksel 9 geheel teruggeschoven is voor het vrijlaten van de uitsparing 3a, de opening 9a en 30 9b respektievelijk gecentreerd zijn op de spoelasinsteekopenin-gen 5a en 5b.
In de bodem van het onderste deel 3 direkt onder de band-geleidingskromme 7a en 7b zijn respektievelijk positionerings-gaten 10a en 10b gevormd. Zoals in Fig. 4 wordt getoond, omvat 35 hiet schuifdeksel 9 een vlakke plaat 9c, die evenwijdig ligt aan het onderoppervlak van het onderste deel 3 en zijplaten 9d, 9e aan de linker en rechter zijde van de vlakke plaat 9c die evenwijdig liggen aan de buitenoppervlakken van de linker en rech- 3601834 ί « - 9 - ter zijwanden van het onderste deel 3. Plenzen 9f en 9g zijn gevormd door de boveneinden van de zijplaten 9d, 9e binnenwaarts te buigen. De flenzen 9f, 9g worden vertikaal maar niet horizontaal opgesloten tussen de zijwanden van de boven-5 ste en onderste delen 2, 3 nadat het huis 1 is samengevoegd.
Na deze samenvoeging steekt een veeraangrijpingsanker 9h, dat gevormd is aan de vlakke plaat 9c door een een veer opnemende sleuf 18 in het onderste deel 3. Het veeranker 9h verankert één einde van een treks chroefveer 27 welke bestemd is om het 10 dekselorgaan 9 in de voorste richting te belasten. Het andere einde van de schroeftrekveer 27 grijpt een veeraangrijpings-kolom 19 aan, die nabij de uitsparing 3a van het onderste deel 3 is geplaatst, met het resultaat, dat het dekseldeel 19 in voorwaartse richting wordt gedwongen in een positie, 15 waarin dit de uitsparing 3a bedekt. Deze beweging van het schuifdeksel 9 heeft ook tot gevolg dat de openingen 9a, 9b niet meer samenvallen met de openingen 5a, 5b, teneinde de band 6 volledig op te sluiten.
Contactdelen 9i en 9j strekken zich loodrecht naar 20 boven uit vanaf de vlakke plaat 9c aan de voorzijde van de plaat, op plaatsen die overeenkomen met de uitsparingen 8e en 8f van het deksel 8. De contactdelen 9i en 9j maken het mogelijk, dat de opneem-weergeefinrichting het deksel 9 naar achteren schuiven ter voorbereiding van het openen van 25 de cassette 1 op een hierna te beschrijven wijze.
Pig. 4 toont de relatieve positie van het dekseldeel 8, het schuifdeksel 9, een spoelremorgaan 11, dat later zal worden beschreven, het bovenste deel 2 en het onderste deel 3.
Elk van deze componenten kan vervaardigd zijn van kunsthars, 50^ zoals ABS. Het onderste deel 3 omvat een in hoofdzaak rechthoekige vlakke plaat, waarin de spoelasinsteekopeningen 5a en 5b zijn gevormd en een gestel met linker en rechter zijwanden, een voorste deel waarin de bandgeleidingskolommen 7a, 7b zijn gevormd en een achterwand. De meeste zijwanden en het 55 buitenoppervlak van de vlakke plaat van het onderste deel 3 zijn voorzien van uitsparingen, zodat het schuifdeksel 9 samenvalt met het buitenoppervlak van het overige gedeelte van de zijwanden en de bodem van de onderste sectie 3.
8601834 - 10'· - f »
De vooreinden van de linker en rechter zijwanden zijn in dwarsrichting binnenwaarts getrapt met de dikte van de armen 8a, 8b van het deksel 8, teneinde ondersteuningswan-den 12 te vormen. De bovenzijden van de ondersteuningswanden 5 12 zijn voorzien van inspringende gedeelten. Wanneer· de bovenste sectie 2 en de onderste sectie 3 samengevoegd worden, komen passende ondersteuningswanden 20 in het bovenste deel 2 met hun randen in contact met de ondersteuningswanden 12. De inspringende gedeelten vormen dan openingen, die een zwenk-10 bare montage van de roterende assen 8d, (waarvan er in Fig.
4 slechts één zichtbaar is) van het deksel 8. Rechthoekige insteekopeningen 13 zijn nabij de voorste, onderste hoeken van de steunwanden 12 gevormd. Afschermingen 14a, 14b en 14c bepalen de drie wanden van de uitsparing 3a, waardoor de 15 binnenzijde van het cassettehuis 1 afgeschermd is van de uitsparing 3a.
Trapvormige vattingen. 16a (waarvan er in Fig. 4 slechts één zichtbaar is) strekken zich uit langs de bovenwanden van de linker en rechter zijwanden van het onderste deel 20 3 en evenwijdig daaraan. De diepte van de getrapte vattingen 16a is niet zo groot als de dikte van de armen 8a, 8b van het deksel 8. Geleidingsgroeven 16b strekken zich uit langs elke zijwand van het onderste deel 3 evenwijdig aan elkaar en aan de getrapte vattingen 16b. Overeenkomstig de vattingen 16a 25 zijn de geleidingsgroeven 16b niet zo diep als de armen 8a en 8b van het deksel 8 dik zijn.
Zoals het beste wordt getoond in Fig. 6, nemen de getrapte vattingen 16a de bovenranden 9g van het schuifdeksel 9 op. Ook neemt de geleidingsgroef 16b binnenwaarts 30 gerichte inspringende gedeelten 26 verschuifbaar op, welke gevormd zijn in de zijplaten 9d en 9e van het schuifdeksel 9.
Een verschuifbare aangrijping tussen de vattingen 16a en de randen 9g en tussen de geleidingsgroeven 16b en de inspringende gedeelten 26 geleiden de verschuivingsbeweging van het 35 schuifdeksel 9 ten opzichte van de uitsparing 3a langs de zijwanden van het onderste deel. f
Een ringvormige kraag of flensdelen 17a, 17b omcirkelen elk van de spoelasinsteekopeningen 5a, 5b.
8601834 - 11 -
Teneinde het schuifdeksel 9 in. de voorste gesloten positie te dwingen, wordt de in de bodemplaat 3c van de onderste sectie 3 gevormde rechthoekige veeropnemende sleuf 18 gecentreerd tussen de spoelasinsteekopeningen 5a, 5b en 5 strekt zich met zijn grootste afmeting evenwijdig aan de richting van voor naar achteren uit. De veeraangrijpings-kolom 19 is aan het vooreinde van de veer opnemende sleuf 18 aangebracht. De trekveer 27 die het dekseldeel 9 naar voren dwingt, is aangebracht tussen de kolom 19 en het aan XO het deksel 9 gevormde ankeruitsteeksel 9h.
Fig. 4 en 5 tonen details vanhet bovenste deel 2.
Het bovenste deel 2 omvat een in hoofdzaak rechthoekige vlak-ke plaat, waarin de doorzichtige vensterplaats 2a is gevormd en een raam met linker en rechter zijwanden en een achterwand. 15 De buitenomtrekken van het bovenste deel 2 komen overeen met de buitenomtrekken van het onderste deel 3 en de schuifdeksel 9.
Steunwanden 20 zijn zodanig gevormd, dat de vooreinden van de linker en rechter zijwanden binnenwaarts versprin-20 gen over de dikte van de armen 8a en 8b van het deksel 8, evenals de steunwanden 12 van het onderste deel 3. De steunwanden 20 en 12 bepalen de boven omschreven openingen wanneer deze met de randen tegen elkaar aan zijn samengevoegd.
Een afschermingswand 14d (Fig. 5) past op de afscher-25 mingswand 14c (Fig. 4). Wanneer het bovenste deel 2 en het onderste deel 3 met elkaar zijn gekoppeld, komen de afscher-mingswanden 14d en 14c tegen elkaar aan, waardoor de binnenzijde van het cassettehuis gescheiden wordt, van de uitsparing 3a.
30 Op één lijn met de ringvormige kragen 17a en 17b van het onderste deel 3 zijn boogvormige kragen 21a, 21b, 21c en 2ld gevormd. De spoelnaven 4a en 4b worden roteerbaar ondersteund door de kragen 21a, 21b, 21c en 2ld van het bovenste deel 2 en de ringvormige kragen 17a en 17b van het onderste 35 deel 3. De kragen 21a, 21b, 21c en 21d zijn ongeveer even dik als de gedeelten van het spoelremorgaan 11 die in kontakt komen met het bovenste deel 2, zodat het spoelremorgaan 11 niet buiten de kraagdelen 21a, 21b, 21c en 21d kan uitsteken.
3601834 - 12 -
Hierdoor wordt beschadiging van de magneetband 6 door het spoelremorgaan 11 voorkomen.
Een bevestigingsnok 22 (Fig. 6) met een U-vorm in dwarsdoorsnede is aangebracht aan het bovenste deel 2 tegen-5 over de veeraangrijpingskolom 19 van het onderste deel 3.
Wanneer het bovenste deel 2 en het onderste deel 3 met elkaar zijn verbonden, wordt de veer aangrijpende kolom 19 opgenomen binnen de opening van de bevestigingsnok 22, en dus wordt het einde van de de veer aangrijpende kolom 19 aangrijpende 10 schroefveer 26 vastgehouden door het einde van de bevestigingsnok 22.
Een gekartelde uitsparing 23 is gevormd nabij het achtereinde van elk van de rechter en linker zijwanden teneinde een stevig houvast te verschaffen, wanneer de cassette 15 in de hand wordt gehouden. V-vorraige holle steunen 24 zijn nabij het midden van de linker en rechter zijwanden gevormd. Wanneer de bandcassette in de opneem- en weergeefinrichting wordt gebracht, worden de holle steunen 24 aangegrepen van zowel de rechter als de linker zijde door (niet getoonde) steun-20 pennen.
Zoals in Fig. 5 en 7 wordt getoond, strekt een holle cilindrische.nok 2b zich benedenwaarts van het bovenste deel 2 uit. Een cilindrische grendelpen 15 tegenover de nok 2b kan hierin verticaal naar binnen en naar buiten schuiven. De 25 grendelpen 15 heeft een onderste grendelkop 15c van het van de nok 2b verwijderde einde. Aan de grendelpen 15 is tussen het uiteinde en de grendelkop 15c een flens 15a gevormd. De grendelkop 15c is één geheel met het uiteinde en de flens 15a verbonden door een deel 15b. Het deel 15b is cilindrisch en 30 heeft een grotere diameter dan het uiteinde. Het cilindrische deel 15b strekt zich uit door een cirkelvormige opening 3b door het onderste deel. De grendelkop 15c grijpt ofwel een cirkelvormige eerste slotopening 9k of een half-cirkelvormige tweede slotopening 9m aan, welke beide gevormd zijn in de vlakke 35 plaat 9c van het schuifdeksel 9. Wanneer de grendelkop 15c de eerste slotopening 9k aangrijpt, vergrendelt deze het schuifdeksel 9 in zijn gesloten stand. Wanneer anderszijds de grendelkop 15c de tweede grendelopening 9m aangrijpt, gren- 8601834 - 13 - delt deze het deksel 9 in zijn open positie.
De grendelpen 15 kan in langsrichting in de nok 2b en eruit naar buiten schuiven. Om het uiteinde van de grendelpen 15 is een voorbelastingsveer 15d gewikkeld. Het boven-5 einde van de veer I5d rust tegen het ondereinde van de nok 2b en het ondereinde van de veer 15d rust tegen de flens 15a. Met andere- woorden, de flens 15a dient als veerzitting voor de veer I5d. Tegelijkertijd dient de flens 15a voor het begrenzen van de benedenwaartse slag van de grendelpen in reac-10 tie op de kracht van de veer 15d. Om deze reden is de diameter van de flens 15a groter dan de binnendiameter van de opening 3b door het onderste deel.
De veer 15d dwingt de grendelpen V15 constant naar beneden, zodat de grendelkop 15c buiten het onderoppervlak 15 van het onderste deel 3 door de opening 3b uitstrekt. De grendelpen 15 wordt normaal in zijn grendelstand gehouden waarin deze de schuifbeweging van het schuifdeksel 9 verhindert.
Zoals wordt getoond in Fig. 4 en 8, omvat het spoor-20 remorgaan 11 een schuifgeleidingsplaat 11a welke langwerpig is in een richting evenwijdig aan de vooropening van het huis en aan het deksel 8 en ligt langs het binnenoppervlak van het bovenste deel 2. Het deel 11 omvat ook L-vormige armen lid, 11c, die zich respektievelijk loodrecht naar beneden 25 uitstrekken aan weerseinden van de schuifgeleidingsplaat 11a, en vervolgens naar voren. Rempennen lid en lie die overeenkomen met de spoelnaven 4a respektievelijk 4b strekken zich achterwaarts van de schuifgeleidingsplaat 11a uit. Aan de buitenomtreksdelen van de spoelnaven 4a en 4b tegenover de 30 rempennen lid en 11e zijn remwielen gevormd.
In het midden van de schuifgeleidingsplaat 11a is een veeraangrijpingspen llf gevormd, en bedieningslippen lig en llh. zijn gevormd aan de uiteinden van respektievelijk de armen 11b en llc. De centrale windingen van een torsieveer 25, die 35 gebruikt wordt voor het in zijn rempositie dwingen van het spoelremorgaan 11 is op de veer aangrijpende pen llf aangebracht. De vrije einden van de veer 25 drukken tegen de achterzijde van de afschermingswand 14d (Fig. 5) van het boven- 8601834
’ I
-14 - ste deel 2 zodat de rempennen lid, 11e normaal de remwielen van de spoelnaven 4a en 4b aangrijpen (Fig. 11) waardoor de spoelnaven 4a en 4b worden verhinderd te roteren.
Het spoelremorgaan 11 is zodanig in de cassette 5 1 aangebracht, dat de einden van de lippen lig, llh door de insteekopeningen 13 van het onderste deel 3 uitsteken en wel over een bepaalde afstand tot buiten de ondersteunings-wanden 12. Wanneer het deksel 8 omhoog gezwenkt is, worden de uitstekende lippen lig, llh aangegrepen door de einden van 10 de armen 8a en 8b van het deksel 8, en wordt het spoelremorgaan 11 naar voren getrokken tegen de voorbelastingskracht van de veer 25 in. De rempennen..lid, 11e komen dus vrij van de remwielen van de spoelnaven 4a en 4b, waardoor de spoelnaven 4a en 4b kunnen roteren (zie Fig. 15). Opgemerkt moet 15 worden, dat het deksel 8 omhoog bewogen wordt door (niet getoonde) bedieningspennen van het opneem/weergeefsysteem wanneer de cassette 1 geheel in de werkzame positie is opgenomen. De bedieningspennen leveren de kracht die nodig is om de kracht van de torsieveer 25 te overwinnen.
20 In Fig. 10 en 12 tot en met 14 is te zien, dat een paar grendelhefbomen 34 in een cassettehouder 33 zijn ingebouwd op punten, die elk tegenover de uitsparingen 8e en 8f in het deksel 8 liggen. Elk van de grendelhefbomen 34 is scharnierend bevestigd aan de bodem van de cassettehouder 33 25 zodanig dat deze om een scharnierpunt kunnen roteren. Elk van de gr endelhef bomen heeft een eerste armdeel 34L met een gren-delklauwdëel 34N, dat zich bovenwaarts uitstrekt van het vrije einde van het eerste armdeel. De grendelhefbomën. 34 hebben ook een tweede armdeel 34s, dat zich ten opzichte van het schar-30 nierpunt aan de andere zijde van het eerste armdeel 34L uitstrekt. De eerste en tweede delen 34L en 34s strekken zich schuin ten opzichte van elkaar uit op een zodanige wijze, dat | wanneer het eerste armdeel 34L evenwijdig is aan de bodem van \ de cassettehouder 33, het tweede armdeel 34 zich onder een j 35 hoek. van ongeveer 45° ten opzichte van de bodem van de casset- tehouder 33 bevindt. j
Alhoewel dit niet duidelijk in de tekeningen wordt getoond, werkt de grendelhefboom 34 samen met voorbelastings- ? 8601834 j - 15 - middelen zoals een torsieveer, welke normaal de grendelhef-boom gezien in Fig. 10 tegen de richting van de klok in dwingen- Zoals uit Fig. 10 duidelijk zal zijn, wordt daardoor het eerste armdeel 34L normaal naar de bodem van de cas-5 settehouder 33 gedwongen en wordt het tweede armdeel 34s normaal weggehouden van de bodem van de cassettehouder zoals in Fig. 10, 12 en 13.
Het grendelplaatdeel 34n ligt tegenover een nie.t-getoonde opening in de bodem van de cassettehouder 33. In de positie van de cassettehouder 33 zoals getoond in de Fig. 10, 10 12 en 13 strekt het grendelklauwdeel 34n zich uit door de opening in de binnenruimte van de cassettehouder naar binnen. De positie van de grendelklauw, wanneer deze uitsteekt in de binnenruimte 33a van de cassettehouder 33 komt overeen met de positie van de voorrand van het schuifdeksel 9 in zijn naar 15 achteren verschoven of open positie. Het grendelklauwdeel 34n beperkt dus de voorwaartse beweging van het schuifdeksel 9 nadat de cassette tot de in Fig. 12 getoonde positie in de cassettehouder is gestoken. Een aanslagorgaan 35 strekt zich bovenwaarts van de bodem van de cassettehouder 33 uit nabij de opening voor de grendelklauw 34n. Het aanslagorgaan 35 is 20 bestemd om in contact te komen met de voorrand van het schuifdeksel 9, nadat de grendelaangrijping tussen de grendelplaat 34n en de voorrand van het deksel 9 opgeheven is, teneinde te verzekeren dat het deksel 9 niet abrupt naar voren zal schuiven en het opneem- en weergeefmechanisme dat in de uit-25 sparing 3a van de cassette is gestoken, zal beschadigen. Deze functie zal later worden verduidelijkt.
De cassettehouder 33 is eveneens voorzien van een vasthoudveer 36, die uitsteekt vanaf de bovenzijde van de cassettehouder. Een vasthoudveer 36 grijpt het bovenoppervlak 30 van het bandcassettehuis aan teneinde de beweging van deze laatste binnen de cassettehouder te beperken.
Bovendien laat een doorgaande opening 37 in de bodem van de cassettehouder 33 toe, dat de kop 15c van de grendelpen 15 zich daardoorheen uitstrekt.
35 Fig. 12 tot en met 14 tonen de werking van de bandcassette 1. Wanneer de cassette 1 niet in gebruik is, 860 1 834 * i 9 * - 16 - (zie Fig, 7 en 8) wordt de voorzijde daarvan bedekt door het deksel 8 en wordt het schuifdeksel 9 door de schroefveer 27 in zijn voorste positie gedwongen. In dat geval wordt het spoelremorgaan 11 door de veer 25 naar achteren gedwongen en 5 dus grijpen de rempennen lid, 11e de remwielen van de spoel-naven 4a en 4b aan, zodat de spoelnaven 4a en 4b worden geblokkeerd en niet kunnen roteren. Bovendien zijn de spoelas-insteekopeningen 5a en 5b van het cassettehuis 1 en de corresponderende openingen 9a en 9b in het schuifdeksel 9 ten op-10 zichte van elkaar verschoven en wordt de uitsparing 3a bedekt door het schuifdeksel 9. De magneetband 6 wordt dus geheel opgesloten teneinde te voorkomen dat stof door de openingen 5a en 5b Of de uitsparing 3a binnendringt en zich op de magneetband 6 afzet, en dat vingers en dergelijke de magneetband 15 6 aanraken. Bovendien bevinden de zijplaten 9d en 9e van het deksel 9 zich direkt onder de armen 8a en 8b, waardoor het deksel 8 wordt verhinderd te roteren. Het gevolg is dat, wanneer de cassette niet in gebruik is, het deksel 8 niet onbedoeld geopend kan worden.
20 Bij gebruik wordt de bandcassette in een opneem- en weergeefinrichting 28 aangebracht. Door de bandcassette in de binnenruimte 33a van de cassettehouder 33 te steken, komt het kopdeel 15c van de grendelpen 15 dat door het gat 3b in het onderste deel 3 van het cassettehuis 1 steekt, in contact met 25 de bodem van de cassettehouder. Tegelijkertijd grijpen de grendelklauwen 34n van de grendelhefbomen...34 van de cassettehouder 33 van de opneem- en weergeefinrichting 28 het contactorgaan 9i en 9j van het deksel 9 aan via de uitsparingen 8e en 8f van het deksel 8. Wanneer vervolgens de bandcassette verder 30 naar voren beweegt-‘ln de bandopneem- en weergeefinrichting 28, wordt het schuifdeksel 9 vastgehouden door de grendelklauw 34n van de grendelhefboom 34, terwijl de cassette 1 tegen de voor-belastingskracht van de schroefveer 27 in verder beweegt.
Wanneer het cassettehuis 1 in de cassettehouder 33 35 is gestoken, wordt de grendelpen 15 uit het gat 9k omhoog bewogen naar de in Fig. 7 met stippellijnen getoonde positie, doordat deze in contact komt met de bodem van de cassetehou-der 33. Aangezien het einde van het kopdeel 15c is afgerond, 8601834 _ 17 _ % wordt vanuit deze positie een naar boven gerichte voorbelas-tingskracht uitgeoefend op de grendelpen door de rand van de opening 9k van het schuifdeksel 9, wanneer het cassettehuis I ten opzichte van het schuifdeksel 9 beweegt. De bovenwaartse 5 voorbelastingskracht die op de grendelpen 15 v/ordt uitgeoefend, overwint de benedenwaartse voorbelastingskracht, die wordt uitgeoefend door de veer 15b, zodat de grendelpen 15 omhoog beweegt, totdat het schuifdeksel 9 loskomt van de grendelpen 15 teneinde een relatieve verplaatsing van het 10 cassettehuis 1 en het schuifdeksel 9 mogelijk te maken. Een afstandshouder 35 ondersteunt tijdens het insteken het onderste deel 3.
Het schuifdeksel 9 schuift dus ten opzichte van het cassettehuis 1 naar achteren, waardoor de uitsparing 3a en de 15 positioneringsopeningen 10a en 10b (Fig. 9) worden vrijgemaakt, en de openingen 9a en 9b van het deksel 9 worden voor de spoelasinsteekopeningen 5a en 5b bewogen, zodat de spoel-asinsteekopeningen 5a en 5b worden geopend.
Nadat de cassette volledig in de cassettehouder 33 20 is gestoken, komt de grendelpen 15 voor een gat 37 te liggen door de bodem van de houder 33, en valt door de gaten 9m en 37, waardoor dus het schuifdeksel 9 en het cassettehuis 1 weer tezamen, zoals getoond in Fig. 13, worden vergrendeld.
Uit deze positie is de cassettehouder 33 gereed om neergela-25 ten te worden in het opneem- en weergeefsysteem 28 naar de in Fig. 14 weergegeven stand, welke stand wordt bepaald door een afstandsstuk 29.
Het deksel 8 wordt dan omhoog geroteerd door de (niet getoonde) dekselbedieningspennen van de opneem- en 30 weergeef inrichting naarde in Fig. 14 en 15 getoonde positie. Terwijl het deksel 9 kantelt, worden de bedieningslippen lig, llh van het spoelremorgaan 11 door de ondereinden van de armen 8a, 8b naar voren gedrukt, waardoor het spoelremorgaan II naar voren schuift tegen de voorbelastingskracht van de 35 veer 25 in. Hierdoor komen de rempennen lid en 11e los van de remwielen van de spoelnaven 4a en 4b en laten deze de spoel-naven 4a, 4b vrij, zodat deze kunnen roteren.
Positionerings-uitsteeksels 30 en spoelassen 31 van 8601834 -18- de opneem- en weergeefinrichting 28 worden respektievelijk gestoken in de positioneeropeningen 10a en 10b en de spoelas-insteekopeningen 5a en 5b, waarbij de magneetband 6 aan de voorzijde van het cassettehuis 1 wordt vrijgelaten en het 5 bandgeleidingssysteem (niet getoond) in de uitsparing 3a wordt gestoken. Het geleidingssysteem trekt een gedeelte van de magneetband naar buiten en beweegt deze over de roterende trommel van de opneem- en weergeefinrichting, waarna de gewenste opname of weergave uitgevoerd kan worden. Het verwij-10 zingscijfer 32 heeft betrekking op de basis van de spoelas 31.
Wanneer de magneetbandcassette uit de bedrijfstoe-stand wordt genomen en weer in een rusttoestand wordt gebracht, wordt een werking uitgevoerd, tegengesteld aan die welke 15 hierboven is beschreven.
Uit de voorgaande beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding zal het duidelijk zijn, dat vele modificaties en variaties door een deskundige kunnen worden aangebracht, zonder dat het kader van de uitvinding wordt 20 verlaten. Hoewel in de beschreven uitvoeringsvormen de veer 25 bijvoorbeeld het remorgaan 12 naar de rempositie dwingt, en het deksel 8 bij de beweging van de gesloten positie naar de open positie de kracht van de veer 25 moet overwinnen teneinde de rem te lossen, is het ook mogelijk dat een veer het 25 remorgaan 12 in de geloste positie dwingt en het deksel 8 bij de beweging van de open positie naar de gesloten positie de kracht van een dergelijke veer overwint teneinde de rem aan te zetten.
860 1 8 34

Claims (29)

1. Cassettehouder in een opneem- en weergeefinrich-ting voor een magneetbandcassette omvattende een cassette-huis met een mond waardoorheen een magneetband toegankelijk is, welke mond een eerste opening in een voorste eindvlak 5 van het huis en een tweede opening in een onderste gedeelte van het huis grenzend aan het voorste eindvlak omvat, een paar bandhaspels waaromheen de magneetband is gewikkeld, een scharnierend deksel dat de eerste opening van de mond bedekt en vrijmaakt, een verschuifbaar sluiterorgaan dat 10 verschuifbaar is ten opzichte van het onderste gedeelte van het cassettehuis en de tweede opening in het onderste gedeelte kan bedekken en vrij kan laten, welk sluiterorgaan beweegbaar is tussen een eerste positie waarin dit de tweede opening bedekt en een tweede positie waarin dit de twee-15 de opening vrijlaat; en grendelmiddelen voor het normaal in de eerste stand houden van het sluiterorgaan wanneer de cassette niet in gebruik is, en het toelaten aan het sluiterorgaan om in de tweede stand te bewegen wanneer de cassette in de opneem- en weergeefinrichting wordt gestoken, welke 20 cassettehouder wordt gek en merkt door een houderlichaam waarin een cassette-opneemruimte is bepaald en dat een bodem heeft waarop de cassette wordt aangebracht; en in het houderlichaam opgenomen middelen die samen 25 kunnen werken met de grendelmiddelen voor het ontgrendelmid-delen teneinde een beweging van het sluiterorgaan uit de eerste stand naar de tweede stand toe te laten, wanneer de magneetbandcassette in een juiste stand in de cassette-opneemruimte wordt gestoken, waarbij de ontgrendelmiddelen 30 eveneens dienen om het in een onjuiste stand in de cassette-opneemruimte van de cassettehouder steken van de magneetbandcassette te verhinderen. 8601834 - 20 -
2. Cassettehouder volgens conclusie 1/ met het kenmerk/ dat de ontgrendelmiddelen uitstekende middelen omvatten die van de bodem van het houderlichaam uitsteken/ teneinde de grendelmiddelen in een ontgrendelstand te 5 bewegen waardoor het sluiterorgaan uit de eerste stand naar de tweede stand kan bewegen/ en voor het uit de eerste stand naar de tweede stand doen bewegen van het sluiterorgaan tijdens het in de cassette-opneemruimte in het houder-lichaara steken van de magneetbandcassette.
3. Cassettehouder volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de uitstekende middelen een eerste uitsteeksel omvatten dat de grendelmiddelen in de ontgrendelstand kan doen bewegen en een tweede uitsteeksel dat de sluitermiddelen uit de eerste stand naar de tweede stand 15 kan doen bewegen.
4. Cassettehouder volgens conclusie 3/ met het kenmerk/ dat het tweede uitsteeksel verder het sluiterorgaan in de tweede stand kan houden wanneer de magneetbandcassette op zijn plaats in de cassettehouder is.
5. Cassettehouder volgens conclusie 3/ met het kenmerk/ dat het scharnierende deksel een eerste en een tweede uitsparing in zijn onderste'horizontale rand heeft/ en het eerste uitsteeksel door de eerste uitsparing beweegt en het tweede uitsteeksel door de tweede uitsparing 25 beweegt wanneer de magneetbandcassette in de juiste stand in de cassette-opneemruimte wordt gestoken.
6. Cassettehouder volgens conclusie 5/ met het k e n m e r k/ dat de eerste en tweede uitsteeksels in één geheel met de bodem van het houderlichaam zijn gevormd.
7. Cassettehouder volgens conclusie 5, met het kenmerk/ dat het houderlichaam ten minste één opening r heeft waardoorheen de magneetbandcassette naar binnen gestoken wordt/ en het tweede uitsteeksel ir* langsrichting verschoven is ten opzichte van het eerste uitsteeksel en zich 35 op een plaats bevindt op een afstand van de opening ten opzichte van het eerste uitsteeksel. 860 1 834 \ i ft - 21 -
8. Cassettehouder volgens conclusie 5/ met het kenmerk/ dat het houderlichaam ten minste één opening heeft waardoorheen de magneetbandcassette naar binnen gestoken wordt/ en het tweede uitsteeksel in dwarsrichting ver- 5 schoven is ten opzichte van het eerste uitsteeksel en op een plaats is aangebracht op een afstand van de centrale hartlijn van het houderlichaam ten opzichte van het eerste uitsteeksel.
9. Cassettehouder volgens conclusie 7, met het 10 kenmerk/ dat het tweede uitsteeksel eveneens in dwarsrichting verschoven ligt ten opzichte van het eerste uitsteeksel/ en zich op een plaats bevindt op een afstand van de centrale hartlijn van het houderlichaam ten opzichte van het het eerste uitsteeksel.
10. Cassettehouder volgens conclusie 1/ verder ge kenmerkt door met het houderlichaam samenwerkende hefmiddelen/ voor het omhoog en omlaag bewegen van het houderlichaam ten opzichte van een mechanisch chassis van de opneem- en weergeefinrichting
11. Cassettehouder volgens conclusie 1/ met het kenmerk/ dat het houderlichaam eveneens een bovenwand heeft welke een open doosvormige ruimte bepaalt/ die open is aan de voor- en achterzijde en dient als de cassette-op-neemruimte/ welke bovenwand middelen heeft voor het veer-25 krachtig naar beneden tegen de bodem drukken van de magneetbandcassette.
12. Cassettehouder volgens conclusie 5/ met het kenmerk/ dat de magneetbandcassette een groef in zijn onderoppervlak heeft/ welke groef zich uitstrekt naar een 30 grendelopening teneinde een grendelaangrijping met de gren-delmiddelen in de eerste stand van het sluiterorgaan teweeg te brengen en in dwarsrichting tegenover de eerste uitsparing van het scharnierende deksel/ en dat het eerste uitsteeksel de groef binnendringt en daardoorheen beweegt ten-35 einde de grendelmiddeien in de ontgrendelstand te brengen.
13. Cassettehouder volgens conclusie 12/ met het kenmerk/ dat de grendelmiddeien een grendelkop hebben < 860 1 834 - 22 - die de grendelopening aan kan grijpen teneinde de grendel-aangrijping teweeg te brengen, waarbij de diepte van de groef ten minste overeenkomt met de corresponderende afmeting van de van het sluiterorgaan uitstekende grendelkop, 5 en dat het eerste de groef aangrijpende uitsteeksel dient als geleiding voor het in de cassette-opneemruimte steken van de magneetbandcassette.
14. Cassettehouder volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het tweede uitsteeksel een de sluiter 10 losneembaar aangrijpende haak omvat welke daarop een schuif-kracht uitoefent wanneer de cassette in de opneem- en weergeef inrichting is gestoken.
15. Cassettehouder volgens conclusie 1, welke geschikt is voor het opnemen van de ralgneetbandcassette die 15 verder wordt gekenmerkt door een paar in het cassettehuis opgenomen spoelnaven die de bandspoelen binnen het cassettehuis vasthouden, en waaromheen een magneetband is gewikkeld en welke vrij toegankelijk zijn vanaf het on-deroppervlak van het cassetthuis door in het onderste ge-20 deelte van het cassettehuis gevormde openingen, waarbij nabij de voorzijde van het cassettehuis een zwenkbaar voordek-sel is gemonteerd · dat een opening in het voorste gedeelte van het cassettehuis bedekt, en dat het verschuifbaar sluiterorgaan voorzien is van een paar spoelas-insteekopeningen 25 waardoorheen een paar spoelassen wordt gestoken voor het aangrijpen van de spoelnaven, welk verschuifbare sluiterorgaan de spoelas-insteekopeningen in een plaats positioneert die verschoven ligt ten opzichte van de opening in het onderste gedeelte van het cassettehuis in de eerste positie, 30 en in een positie op één lijn met de spoelas-insteekopeningen in de tweede positie.
16. Opneem- en weergeefinrichting voor een magneetbandcassette omvattende een cassettehuis met een mond waardoorheen een magneetband toegankelijk is, welke mond een 35 eerste opening omvat in een vooreindvlak an het huis en een tweede opening in een onderste gedeelte van het huis nabij 8601834 - 23 - het vooreindvlak/ een paar bandspoelen waaromheen de mag— neetband is gewikkeld/ een zwenkbaar deksel dat de eerste opening van de mond bedekt en vrijlaat/ een verschuifbaar sluiterorgaan dat verschuifbaar is ten opzichte van het on-5 derste gedeelte van het cassettehuis en de tweede opening in het onderste gedeelte kan bedekken en vrij kan laten/ welk sluiterorgaan beweegbaar is tussen een eerste positie waarin dit de tweede opening bedekt en een tweede positie waarin dit deze tweede opening vrijlaat/ en grendelmiddelen 10 voor het normaal in de eerste positie houden van het sluiterorgaan wanneer de cassette niet in gebruik is/ en het toelaten dat het sluiterorgaan naar de tweede positie beweegt wanneer de cassette in een bijbehorende opneem- en weergeefinrichting is gestoken/ welke opneem- en weergeef-15 inrichting wordt gekenmerkt door een mechanisch chassis waarop een bandlaadsysteem/ een bandaandrijfsysteem en een magneetkop zi.jn gemonteerd; en een op het mechanische chassis gemonteerde cassette-20 houder voor het opnemen van de magneetbandcassette voor het uitvoeren van opname en weergave/ welke cassettehouder omvat: een houderlichaam waarin een cassette-opneemruim-te is bepaald en welke een bodem heeft waarop de casset-25 te wordt geplaatst; en in het houderlichaam opgenomen en met de grendelmiddelen samenwerkende middelen voor het ontgrendelen van de grendelmiddelen teneinde beweging van het sluiterorgaan uit de eerste positie naar de tweede positie toe 30 te laten wanneer de magneetbandcassette in een juiste stand in de cassette-opneemruimte is gestoken/ welke ont-grendelmiddelen eveneens dienen om het in een onjuiste stand insteken van de magneetbandcassette in de cassette-opneemruimte van de cassettehouder te verhinderen.
17. Inrichting volgens conclusie 16/ met het kenmerk/ dat de ontgrendelmiddelen uitstekende midde- 860 1 834 - 24 - len omvatten die van de bodem van het houderlichaam uitsteken voor het in een ontgrendelstand bewegen van de grendel-middelen teneinde het sluiterorgaan toe te staan uit de eerste stand naar de tweede stand te bewegen/ en voor het akti-5 veren van het sluiterorgaan om van de eerste stand naar de tweede stand te bewegen tijdens het in de cassette-opneem-ruimte in het houderlichaam steken van de raagneetbandcasset-te.
18. Inrichting volgens conclusie 17/ met het 10 kenmerk/ dat de uitstekende middelen een eerste uitsteeksel omvatten dat de grendelmiddelen in de ontgrendelstand kan bewegen en een tweede uitsteeksel dat de sluiter- -middelen uit de eerste stand in de tweede stand kan bewegen.
19. Inrichting volgens conclusie 18/ met het 15 kenmerk/ dat het tweede uitsteeksel verder het sluiterorgaan in de tweede stand kan houden wanneer de magneetbandcassette op zijn plaats in de cassettehouder verkeert.
20. Inrichting volgens conclusie 18/ met het kenmerk/ dat het scharnierende deksel voorzien is van 20 een eerste en een tweede uitsparing in zijn onderste horizontale rand/ en het eerste uitsteeksel door de eerste uitsparing heen steekt en het tweede uitsteeksel door de tweede uitsparing steekt/ wanneer de magneetbandcassette in de juiste richting in de cassette-opneemruimte is gestoken.
21. Inrichting volgens conclusie 20/ met het kenmerk/ dat de eerste en tweede uitsteeksels in één geheel met de bodem van het houderlichaam zijn gevormd.
22. Inrichting volgens conclusie 20/ met het kenmerk/ dat het houderlichaam ten minste één opening 30 heeft waardoorheen de magneetbandcassette naar binnen wordt gestoken/ en het tweede uitsteeksel in langsrichting verschoven ligt ten opzichte van het eerste uitsteeksel en zich op een plaats bevindt op een afstand van de opening ten opzichte van het eerste uitsteeksel.
23. Inrichting volgens conclusie 20/ met het kenmerk/ dat het houderlichaam ten minste één opening 8601834 ‘ - 25 - heeft waardoorheen de magneetbandcassette naar binnen gestoken wordt/ en het tweede uitsteeksel in dwarsrichting verschoven is ten opzichte van het eerste uitsteeksel en op een plaats is aangebracht op een afstand van de centrale 5 hartlijn van het houderlichaam ten opzichte van het eerste uitsteeksel.
24. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk/ dat het tweede uitsteeksel eveneens in dwarsrichting verschoven ligt ten opzichte van het eerste uit- 10 steeksel/ en zich op een plaats bevindt op een afstand van de centrale hartlijn van het houderlichaam ten opzichte van het het eerste uitsteeksel.
25. Inrichting volgens conclusie 16/ verder gekenmerkt door met het houderlichaam samenwerkende 15 hefmiddelen/ voor het omhoog en omlaag bewegen van het houderlichaam ten opzichte van het mechanische chassis van de opneem- en weergeefinrichting
26. Inrichting volgens conclusie 16/ met het kenmerk/ dat het houderlichaam eveneens een bovenwand 20 heeft welke een open doosvormige ruimte bepaalt/ die open is aan de voor- en achterzijde en dient als de cassette-op-neemruimte/ welke bovenwand middelen heeft voor het veerkrachtig naar beneden tegen de bodem drukken van de magneetbandcassette.
27. Inrichting volgens conclusie 20/ met het kenmerk/ dat de magneetbandcassette een groef in zijn onderoppervlak heeft/ welke groef zich uitstrekt naar een grendelopening teneinde een grendelaangrijping met de gren-delmiddelen in de eerste stand van het sluiterorgaan teweeg 30 te brengen en in dwarsrichting tegenover de eerste uitsparing van het scharnierende deksel/ en dat het eerste uitsteeksel de groef binnendringt en daardoorheen beweegt teneinde de grendelmiddelen in de ontgrendelstand te brengen.
28. Inrichting volgens conclusie 27, met het 35 kenmerk/ dat de grendelmiddelen een grendelkop hebben die de grendelopening aan -kan grijpen teneinde de grendel- 8601834 ) t <r > - 26 - aangrijping teweeg te brengen/ waarbij de diepte van de groef ten minste overeenkomt met de corresponderende afmeting van de van het sluiterorgaan uitstekende grendelkop/ en dat het eerste de groef aangrijpende uitsteeksel dient 5 als geleiding voor het in de cassette-opneeraruimte steken van de magneetbandcassette.
29. Inrichting volgens conclusie 22/ met het kenmerk/ dat het tweede uitsteeksel een de sluiter losneembaar aangrijpende haak omvat welke daarop een schuif-10 kracht uitoefent wanneer de cassette in de opneem- en weergeef inrichting is gestoken. 8601834
NL8601834A 1984-03-07 1986-07-14 Laadinrichting voor het laden van een magneetbandcassette in een opneem- en weergeefinrichting. NL194313C (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8601834A NL194313C (nl) 1984-03-07 1986-07-14 Laadinrichting voor het laden van een magneetbandcassette in een opneem- en weergeefinrichting.

Applications Claiming Priority (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP59043574A JPS60187982A (ja) 1984-03-07 1984-03-07 テ−プカセット
JP4357484 1984-03-07
NL8500604 1985-03-04
NL8500604A NL8500604A (nl) 1984-03-07 1985-03-04 Magneetbandcassette met bandbeschermingsdeksel en slotmechanisme.
NL8601834 1986-07-14
NL8601834A NL194313C (nl) 1984-03-07 1986-07-14 Laadinrichting voor het laden van een magneetbandcassette in een opneem- en weergeefinrichting.

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8601834A true NL8601834A (nl) 1986-10-01
NL194313B NL194313B (nl) 2001-08-01
NL194313C NL194313C (nl) 2001-12-04

Family

ID=26383365

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8601834A NL194313C (nl) 1984-03-07 1986-07-14 Laadinrichting voor het laden van een magneetbandcassette in een opneem- en weergeefinrichting.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL194313C (nl)

Also Published As

Publication number Publication date
NL194313B (nl) 2001-08-01
NL194313C (nl) 2001-12-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8500604A (nl) Magneetbandcassette met bandbeschermingsdeksel en slotmechanisme.
NL8403912A (nl) Magneetbandcassette.
EP0189324B1 (en) Cassette holder in recording and reproducing apparatus for magnetic tape cassette
US4697702A (en) Magnetic tape cassette with tape protective sliding closure and lock mechanism for sliding closure
US4683510A (en) Lock mechanism for tape protective closure for magnetic tape cassette
EP0323199B1 (en) Magnetic tape cassette
EP0452008A2 (en) Tape cassette with a lid
NL8601834A (nl) Opneem- en weergeefinrichting voor een magneetbandcassette, en houder daarvoor.
US5140488A (en) Magnetic tape cassette
US6441993B1 (en) Cassette Holder
CA1303736C (en) Magnetic tape cassette holder with protective closure and lock mechanism
US5622325A (en) Reel lock mechanism for locking tape reels in a tape cassette
JPS626617Y2 (nl)
KR930007940B1 (ko) 테이프 카세트
JPH0447818Y2 (nl)
JPH0418134Y2 (nl)
KR900008773B1 (ko) 테이프카세트
JP2998545B2 (ja) テープカセット
JPS6112626Y2 (nl)
JPS6331874B2 (nl)
JPH04337583A (ja) テープカセット
JPS62202375A (ja) テ−プカセツト
JPH06259917A (ja) テープカセット
JPH0554196B2 (nl)
JPS6313183A (ja) 光デイスクカ−トリツジのシヤツタロツク機構

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20050304