NL8201566A

NL8201566A - Bandsnelheidsregelinrichting.

Info

Publication number: NL8201566A
Application number: NL8201566A
Authority: NL
Original assignee: Sony Corp
Priority date: 1981-04-14
Filing date: 1982-04-14
Publication date: 1982-11-01
Also published as: AU542446B2; GB2101361B; GB2101361A; US4461433A; CA1177145A; AT377374B; JPS57169956A; ATA144882A; FR2503911A1; FR2503911B1; NL192062C; DE3213745A1; AU8258682A; DE3213745C2; JPH0235376B2; NL192062B

Description

Ι«Λ.-- --· —- V > Τ tJ/EA/Sony-14 O 8

BAMDSNSLHEIDSREGKT.T^RICHTING

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op inrichtingen voor het opnamen en weergeven van informatie-signalen en heeft meer in het bijzonder betrekking op een bandsnelheidsregelinrichting voor een dergelijk apparaat. f5 in. het algemeen worden videobandrecorders (VTRs) voorzien van bandspanningsregelinrichtingen voor het op een constante waarde houden van de spanning in de band tussen de voorraad- en opwikkeispceien, wanneer de transportsnel-heid van de band wordt vergroot of verkleind. In een derge-10 lijk geval kan het echter voorkomen dat de versnelling van de zich tussen de voorraad- en opwir.dspoel uitstrekkende band niet constant is, hetgeen in verschillende problemen kan resulteren.

Bijvoorbeeld zijn vele VTR's geschikt voor het 15 uitvoeren van een bandbewerking. In een dergelijk geval kan de bandsnelheid tijdens deze bewerking variëren, waarbij een zoekpositie op de band gedetecteerd moet worden om bij de bewerking gebruikt te worden. Wanneer de bandsnelheid bijvoorbeeld lö maal de normale bandsnelheid bedraagt, dat wil 20 zeggen in een snelle zoekstand, moet de bandsnelhe ld O.U3 toenemen tot een uitzonderlijk hoge snelheid, bijvoorbeeld zestig maal de normale bandsnelheid, teneinde de tijd voor het detecteren van de zoekstand bij de bewerking te verkorten. Wanneer de zoekstand wordt genaderd, 'wordt de bandsnel-25 heid automatisch verlaagd en komt de band bij die stand tot stilstand.

Opgamerxt moet worden dat bij de bandbewerking da periode gedurende 'welks ca band een cswsnsts snelheid be— t'S-^-'^t zal variëren, wanneer ce ver snel line of vertracing van de band niet constant is. Tijdens de vertraging kan bijvoorbeeld de op de aandrijfmotoren voor de opwindspoel en/of voorraadspoel uitgeoefende remkracht, en daardoor de remtijd waarbinnen ae oand tot de gewenste snelheid gebracht moet worden bij deze vertraging, niet nauwkeurig worden gereaeld.

35 Bovendien nangt ce grootte van de remkracht af van de diame— 8201556 ft 5' - 2 - ter van de haspel die wordt gebruikt en van de hoeveelheid band daarop, waardoor de eerder genoemde regeling nog moei-lijker wordt.

Volgens een aspect van de uitvinding wordt een 5 inrichting vsrschart voor het regelen van middelen, voor het transport van zich tussen eerste en tweede spoelen uitstrekkende band gedurende een wijziging in de voortbewegingssnel-heid van de band, waarbij de band om de spoeling is gewikkeld en een met elke spoel overeenkomende radius heeft, en de 10 inrichting middelen omvat voor het detecteren van de radius van de om ten minste éën van de spoelen gewikkelde band; en middelen voor het detecteren van een versnelling of vertraging van de band; middelen voor het detecteren van een door de transportmiddelen op ten minste éën van de spoelen 15 uitgeoefend koppel; middelen voor het produceren van een totaal traagheidsmoment,een eerste met het traagheidsmcment van ten minste éën van de haspels met de daarom gewikkelde band overeenkomend signaal in afhankelijkheid van de gedetecteerde straal, da gedetecteerde versnelling of vertraging, 20 en het gedetecteerde koppel; en middelen voor het regelen van de transportmiddelen teneinde een gewenst: koppel te verkrijgen dat noodzakelijk is voor het .handhaven van de versnelling of vertraging, op een in hccfdzaan constante waarde, afhankelijk van de gedetecteerde straal, de gedetecteerde 25 versnelling of vertraging, en het totale traagheidsmomentsig-naal.

Bovenstaande en andere doeleinden, kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgende gedetailleerde beschrijving van verscheidene 30 uitvoeringsvormen van de uitvinding veine gelezen moet worden aan de hand van de bij gevoegde tensmngen.

Fig. 1 is een grafiek van een bancsnelheidsver-houding tegen de tijd, 'waarbij wijzigingen m de bandsneiheid gedurende een bandbewerking worden weergegeven; 35 Fig. 2 is een bandsnelheidsregelschakeling volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Fig. 3 is een bandsnelheidsregelschakeling volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding; -------------- 8201586 7 » - 3 -

Fig. 4 is een bandsnelheidsregelschakeling volgens weer een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Voordat de specifieke uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding beschreven zullen worden, zal eerst 5 de basis voor deze uitvinding worden besproken. Volgens deze uitvinding, wordt het door de aandrijfxaotor opgewekte koppel voor zowel de voorraad- als opwindspoelen van een VTR zodanig geregeld, dat de versnelling van de band die zich tussen de spoelen uitstrekt, constant is. In het bijzonder wordt bij 10 de versnelling of vertraging het motorkoppel voor elke spoel bepaald door de spanning van de zich tussen de voorraadspoel en de opwindspoel uitstrekkende band, de versnelling van de band daartussen, de straal van de band op de betreffende spoel en het traagheidsmoment van de spoel met inbegrip van de band 15 daarop. Wanneer aangenomen wordt dat het traagheidsmoment van de voorraadspoel I en het traagheidsmoment van de opwind-

O

spoel I is, met inbegrip van de band daarop, kunnen de volgende vergelijkingen worden opgesteld: IS = ' iTSO + rSFS) · -·*(!) 20 IT = —— (TT0 ” rTFT> *** waarbij rg en r^ telkens de gecombineerde straal van de spoel-naaf en de band daarop is voor resp. de voorraadspoel en de opwindspoel,^ de versnelling van de zich tussen de voorraad-en opwindspoel bevindende band is, T A en T beginwaarden 25 zijn van de door de aandrijfmotoren voor de voorraadspoel en opwindspoel opgewekte koppels bij de aanvang van de versnelling of vertraging, en F en F waarden zijn van de bandspanning aan resp. de zijde van de voorraadspoel en de zijde van de opwindspoel. De waarden voor de motorkoppels Tc en T voor

O -L

30 de voorraad- en opwindspoel zijn dus als volgt: T = -Jh£—_ T r p / 3 λ S r ‘ 1S S ’ “S .*** w "" ^ · Ij ^ ‘ · - · (4) .

8201566 * * - 4 -

Opgemerkt moet worden dat, bij de vergelijkingen (3) en (4), de versnelling overeenkomt met de lineaire wijziging in de bandsnelheid. Teneinde de koooels en T in termen van een hoeksnelheid te verkrijgen, worden da volgende 5 gelijkheden gebruikt; dv dth = — = . drg ... (5)

<*vT diOT

= dt‘ = dt * drT *** (6)' waarbij de lineaire bandsnelheden voor de voorraad- en op-windspoel gelijk zijn, dat wil zeggen v„ - v . Daardoor kun- 1 w 10 nen de vergelijkingen (3) en (4) als volgt worden herschreven: TS = dt~ ’ XS ~ rS ’ rS ---(7) = dt * rT * ^t* · * (2) t waarbij en resp. de hoeksnelheden van de voorraad- en 15 opwindspoelen zijn. Op deze wijze kunnen de waarden van de aandrijfmotor-koppels voor de voorraad- en opwindspoelen zodanig geregeld worden dat de versnelling en vertraging altijd constant is bij wijzigende snelheid. Bovendien worden de aandrijfmotorkoppels Tg en ?T zodanig geregeld dat 20 de bandsnelheid op een constante waarde wordt.gehouden.

Wanneer de bandspanning dus bijvoorbeeld plotseling wijzigt, dienen de aandrijfmotoren om de waarde van de bandsnelheid tot een bepaalde constante waarde te herstellen.

Aan de hand van de tekeningen, en in het begin 25 aan de hand van fig. 2 daarvan, zal een bandsnelheidsregel-schakeling volgens één uitvoeringsvorm van de uitvinding worden beschreven.

In de schakeling van fig. 2 heeft het verwijzings-cijfer 10T betrekking op de regelschakeling voor de opwind-30 spoelaandrijfmotor M en heeft het verwijzingscijfer 10S betrekking op de regelschakeling voor de voorraadspoelaandrijf-motor M . Daar de regelschakeling 10S aan de toevoerzijde in

O

82 0 1 5 36 _^ a * - 5 - hoofdzaak gelijk is aan de regelschakeling 10T aan de opwind-zijde, zal alleen de regelschakeling 10T voor de aandrijfmo-tor M van de opwindspoel worden beschreven. Zoals in fig. 2 wordt getoond, detecteert een bandradiusderector 12T de radi-5 us r,, van de band op de opwindspoel vanaf het nulpunt van het naafgedeelte van de spoel tot de buitenste omwenteling van de band daarop. In het bijzonder wordt een uitgangssignaal FGT, dat verkregen wordt van een frequentregenerator die bevestigd is aan de opwindspoelaandrijfmotor M , via 10 een aansluiting 14T toegevoerd aan een ingang van de wand-radiusdetector 12T, en wordt een met de lineaire snelheid vT van de band overeenkomend uitgangssignaal TR^ verkregen van een synchronisatierol en dit signaal wordt via een aansluiting 16T toegevoerd aan een andere ingang van de band-15 radiusdetector 12T. Op deze wijze produceert de bandradius-detector 12T een uitgangssignaal dat overeenkomt met de eerder genoemde bandradius r^ van de opwindspoel overeenkomend met de verhouding TRT/FGT.

Het uitgangssignaal TR van de aansluiting 16T wordt 20 ook toegevoerd aan een versnellingsdetector 18T. Daar het uitgangssignaal TR^ overeenkomt met de lineaire bandsnelheid v^, kan in dit verband de versnellingsdetector 18T een differentieerschakeling omvatten teneinde een uitgangssignaal te verkrijgen dat overeenkomt met de versnelling (of vertra-25 ging) &< van de band. Anderzijds kan de versnelling worden verkregen van het uitgangssignaal FG^, van de frequentie-generator aan de toevoerhaspelzijde of de opwindhaspelzijde.

In elk geval moet opgemerkt worden, dat de versnelling (of vertraging)rK hetzelfde is voor de band op de opwindspoel-30 zijde als voor de voorraadspoelzijde.

De bandspanning F aan de opwindspoelzijde wordt gedetecteerd door een bandspanningsdetector 20T die een potentiometer kan omvatten welke bevestigd is aan een span-ningsarm aan de opwindspoelzijde en welke een uitgangssig-35 naai levert in onafhankelijkheid daarvan.

De aandrijfmotor M voor de opwindspoel wordt gevoed met een veldstroom 1^ van een variabele stroombron 22T, waarvan de stroom door de motor MT en een weerstand RT naar 8201566 * * - 6 - aarde stroomt. Een koppeldetector 24T wordt gevoed met de veldstroom I^T die door de weerstand stroomt en, in reactie daarop, een uitgangssignaal levert dat overeenkomt met het door de aandrijfmotor op de opwindspoel uitge- 5 oefende koppel T^. Een totaal-traagheidsmomentschakeling T wordt gevoed met het uitgangssignaal van de bandradiusdetec-tor 12T overeenkomend met de bandradius r^, het uitgangssignaal van de versnellingsdetector 18T overeenkomend met de versnelling ( of vertraging) c* van de band, het uitgangs-10 signaal van de bandspanningsdetector 20T overeenkomend met de bandspanning aan de opwindspoelzijde, en het uitgangssignaal van de koppeldetector 24T overeenkomend met de aan-vangswaarde van het opgewekte koppel T^, dat wil zeggen, wanneer de bandsnelheid pas wordt gewijzigd. In reactie 15 op deze signalen levert de schakeling 26T een uitgangssignaal dat overeenkomt met de aanvangswaarde van het traag-heidsmoment ITQ voor zowel de' opwindspoel als de band daarop wanneer de snelheid van de band voor het eerst wordt gewijzigd, en wel overeenkomstig vergelijking (2). Opgemerkt moet worden 20 dat de detectie van het aanvangstraagheidsmoment ITQ uitgevoerd kan worden voor zowel de versnelling, bijvoorbeeld van normale snelheid tot tien maal de normale snelheid of van tien maal de normale snelheid, tot zestig maal de normale snelheid, of wel voor vertraging, dat wil zeggen bijvoorbeeld van 25 zestig maal de normale snelheid tot tien maal de normale snelheid of van tien maal de normale snelheid tot de normale snelheid, zoals in fig. 1 wordt getoond. Bij constante bandsnel-heden, wanneer de versnelling nul is, is de schakeling 26T echter niet-werkzaam.

30 Een koppelberekeningsscnakeling 28'T is ook aange bracht en deze schakeling kan een uitgangssignaal leveren overeenkomend met de gewenste koppel waarbij de versnelling σ< van de band constant is tijdens een snelheidswij-ziging van de band. In het bijzonder levert de koppelbereke-35 ningsschakeling 28T een uitgangssignaal, dat overeenkomt met het gewenste koppel T'T overeenkomstig vergelijking (8). Op deze wijze wordt de koppelberekeningsschakeling 28T gevoed met het uitgangssignaal dat overeenkomt: met de bandspanning

_____J

8201566 • 2 * - 7 - FT van de bandspanningsdetector 2QT, het uitgangssignaal dat overeenkomt met de bandradius van de bandradiusdetec-tor 12T, en het uitgangssignaal overeenkomend met het aan-vangstraagheidsmoment van de schakeling 26T. Bovendien 5 wordt het uitgangssignaal van de versnellingsdetector 18T toegevoerd aan een hoekversnellingssehakeling 30T die een hoekversnellingssignaal levert overeenkomend met de boekver-snelling dt/dt van de opwindspoel, welk signaal eveneens toegevoerd wordt aan de koppelberekeningsschakeling 28T. Deze 10 laatste schakeling levert, zoals eerder beschreven, een uit-gangskoppelsignaal TT afhankelijk van de ingangssignalen daarvan. Het uitgangskoppelsignaal wordt toegevoerd aan een stroomregelschakeling 32T die de variabele stroombron 22T zodanig regelt, dat de veldstroom wordt gevarieerd' en 15 daardoor het door de aandrijfmotor M opgewekte koppel zodanig regelt dat de versnelling (of vertraging) van de band op een constante waarde wordt gehouden. Opgemerkt moet worden dat de koppelberekeningsschakeling 28S in de schakeling 10S aan de toevoerzijde een overeenkomstige functie heeft met be-20 trekking tot de aandrijfmotor Mg voor de voorraadspoel teneinde de versnelling op een constante waarde te houden. In elk geval werken beide schakelingen 10Ï en 10S slechts tijdens de ver-snellings- en vertragingsperioden. Bij constante bandsnelheden wordt een niet-getoonde bandsnelheidsservoschakeling gebruikt. 25 Alhoewel de bandspanning F,^ gebruikt is voor de bepaling van het aanvangstraagheidsmoment 1^^ en het uitgangskoppelsignaal 1 , is het mogelijk om een bepaalde constante waarde daarvoor te gebruiken teneinde deze factor te elimineren. Dit is mogelijk omdat de bandspanning in het algemeen 30 binnen een bepaald gebied gehouden wordt en daarvoor voor de bovengenoemde bepalingen als constant aangenomen kan worden.

Opgemerkt moet worden dat, bij de schakeling van fig. 2, alleen de aanvangstraagheidsmomenten ITQ en IgQ 35 gebruikt worden voor het regelen van het koppel van aandrijf-motoren en Mg. De traagheidsmomenten 1^ en Ig varieëren overeenkomstig wijzigingen in de bandradii, resp. r en r .

i. O

Dienovereenkomstig kan het gewenst zijn om de traagheids- 8201566 - 8 - momenten en Xg voor een meer nauwkeurige regeling overeenkomstig wijzigingen in de bandradii rT en rg te varieëren. Aan de hand van fig. 3 zal nu een bandsnelheidsregelschake-ling volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding 5 worden beschreven, waarbij elementen die overeenkomen met die welke hierboven zijn beschreven met betrekking tot de bandsnelheidsregelschakeling van fig. 2 met dezelfde refe-rentiecijfers zijn aangegeven en waarvan een gedetailleerde beschrijving kortheidshalve zal worden nagelaten. Bij de 10 bandsnelheidsregelschakeling van fig. 3 wordt het traagheids-moment IT dat toegevoerd wordt aan de koppelberekeningsscha-keling 28T gevarieerd overeenkomstig wijzigingen in de band-radius r . In het bijzonder wordt het totale traagheidsmoment IT van de opwindspoel en de band daarop aangegeven door de 15 som van het traagheidsmoment I van de spoel zelf, welk traagheidsmoment constant is, en het traagheidsmoment 1^ van de op de opwindspoel gewikkelde band, welk traagheidsmoment varieert. Het traagheidsmoment van de op de opwindspoel gewikkelde band kan als volgt worden uitgedrukt: 20 t = 7Ύ h (V 4 4.

ΧΤΤ 2g UT ' r0 ; 4 4 • - K(rT'ro ) ... (9) waarin K = ττγ h/2g f g zwaartekrachtsversnelling is, y de banddichtheid op de opwindspoel, h de bandbreedte en r de radius is van de naaf van de opwindspoel. Het totale 25 traagheidsmoment 1^, van de opwindspoel en de daarop gewikkelde band kan dus als volgt worden uitgedrukt: + ITR * * ’

Door de termen van de vergelijking (10) anders te rangschikken kan het traagheidsmoment I ^ voor de opwindspoel zelf uitge-30 drukt worden als volgt: IIR=ÏT-ITT ...(H).

8201566 - 9 -

Opgemerkt moet worden dat, zolang de radius van de opwindspoel niet veranderd, het traagheidsmoment I van de opwindspoel constant is.

Zoals in fig. 3 wordt getoond is dienovereenkom-5 stig een faandtraagheidsmomentschakeling 34T aangebracht, die een signaal 1^, levert, dat overeenkomt met het bandtraag-heidsmoment. In het bijzonder wordt het uitgangssignaal van de bandradiusdetector 12T, overeenkomend met de band-ra’dius r^, toegevoerd aan één ingang van de schakeling 10 34T en wordt een signaal overeenkomend met de radius rQ van de opwindspoel toegevoerd aan een andere ingang van de schakeling 34T, en wel vanaf een aansluiting 36T. De schakeling 34T levert dus het eerder genoemde bandtraagheidsmoment-' signaal 1^ en voert dit signaal toe aan de negatieve of af-15 trekkende ingang van een aftrekorgaan 38T en aan de positieve ingang van een optelorgaan 40T. Het aftrekorgaan 38T wordt ook, aan een positieve ingang daarvan, voorzien van het uitgangssignaal van de schakeling 26T dat overeeenkomt met het totale aanvangstraagheidsmoment I ^ en dat dient om het traag-20 heidsmomentsignaal van de band I^T op het moment dat de snelheid van de band zich begint te wijzigen, af te trekken van het uitgangssignaal van de schakeling 26ï, teneinde een signaal te verkrijgen dat overeenkomt met het vaste traagheidsmoment I van de opwindspoel, overeenkomend met vergelijking

J.K

25 (11). Dit signaal wordt dan opgeslagen in een geheugen 42T en wordt continu gebruikt in de volgende berekeningen totdat een opwindspoel met een andere straal voor de op dat moment gebruikte opwindspoel wordt vervangen. Voor het regelen van het geheugen 42T worden van een ingangsaansluiting 44T daar-30 aan het lees- en schrijfpulsen toegevoerd.

De uitgang van het geheugen 42T wordt aan een andere positieve ingang van het optelorgaan 40T toegevoerd, in welk optelorgaan dit signaal wordt opgeteld bij het varieëren-de bandtraagheidsmomentsignaal ITT teneinde een signaal te 35 verkrijgen dat overeenkomt met het totale traagheidsmoment van de spoel en de daarop gewikkelde band, welk signaal varieert met de bandradius r . Dit signaal wordt toegevoerd aan de koppelberekeningsschakeling 28T, tesamen met de uitgangssignalen van de bandradiusdetector 12T, de hoekversnel- - 10 - lingsschakeling 30T en de bandspanningsdetector 20T, zoals eerder in verband met fig. 2 werd besproken. Het resterende gedeelte van de schakeling van fig. 3 is identiek met de in fig. 2 getoonde schakeling en een beschrijving daarvan 5 zal hier niet worden herhaald. Dienovereenkomstig kan een meer nauwkeurige besturing van het door de motor M uitgeoefende koppel, met de schakeling van fig. 3 worden bereikt. Opgemerkt moet worden dat alhoewel het gedeelte van de schakeling van fig. 3, dat slechts betrekking heeft op de opwind-10 spoelzijde is besproken, ook een overeenkomstige schakeling voor de voorraadspoelzijde is aangebracht.

Wanneer het spoeltraagheidsmoment I__ telkens

TK

dat de bandsnelheid wordt vergroot of afneemt met de schakeling van fig. 3 opnieuw wordt berekend, is het voor de sta-15 biliteit beter om een gewogen haspeltraagheidsmoment te gebruiken ten opzichte van de eerder geproduceerde gegevens. Overeenkomstig een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt, zoals in fig. 4 wordt getoond, een weeg- of middelings-bewerking uitgevoerd met betrekking tot het totale traag-20 heidsmoment 1^ teneinde een goede stabiliteit voor de schakeling te verkrijgen. In plaats van het gebruiken van nieuw verkregen gegevens wordt dus het totale traagheidsmoment I gewogen door het haspeltraagheidsmoment ITR te wegen teneinde een gewogen haspeltraagheidsmoment ITR, te verkrijgen 25 en wel als volgt: rm(n) - ~ {(& - 1)¾ (n - 1) + (n)} (l2) waarbij n betrekking heeft op de n-de of nieuw verkregen gegevens en (n-1) betrekking heeft op de gegevens die verkregen zijn in de daarvoor gaande berekening.

30 De weegbewerking van de vergelijking (12) geschiedt door een weeg- of middelingsschakeling 46T in de schakeling van fig. 4, waarvan elementen die overeenkomen met die welke hierboven zijn beschreven aan de hand van de schakeling van fig. 3 aangegeven zijn met dezelfde verwijzingscijfers en 35 waarvan een gedetailleerde beschrijving hier voor de duidelijkheid zal worden nagelaten. In het bijzonder wordt het van het 82 0 1 5 6 6 _______ - η - aftrekorgaan 38Τ verkregen haspeltraagheidsmoment I ^ toegevoerd aan een positieve ingang van een optelorgaan 48T. Opgemerkt moet worden dat dit ingangssignaal naar het opstel-orgaan 48T overeenkomt met de nieuw verkregen gegevens, dat 5 wil zeggen het haspeltraagheidsmoment ITR(n) in vergelijking (12). Het eerder verkregen traagheidsmoment I^(n-l), dat opgeslagen is in het geheugen 42T, wordt in de weegschake-ling BOT door de factor (n-1) gewogen en het gewogen uitgangssignaal daarvan wordt toegevoerd aan een andere posi-10 tieve ingang van het optelorgaan 48T, dat de twee daaraan toegevoerde signalen combineert. De uitgang van het optelorgaan 48T wordt in de weegschakeling 52T met de factor 1/n gewogen en het resulterende of gewogen traagheidsmoment ITRI wordt dan in het geheugen 42T opgeslagen. Het gewo-^ gen traagheidsmoment ITR, van het geheugen 42T wordt dan toegevoerd aan de eerder genoemde positieve ingang van het optelorgaan 40T en gecombineerd met het bandtraagheidsrao-' ment I dat toegevoerd wordt aan de andere positieve ingang van het optelorgaan 4QT, teneinde een uitgangssignaal te 20 verkrijgen dat overeenkomt met het totale traagheidsmoment 1^ dat toegevoerd is aan de koppelberekeningsschakeling 28T zoals eerder werd beschreven aan de hand van de schakeling van fig. 4. Het resterende gedeelte van de schakeling van fig. 4 is identiek aan het eerder met betrekking tot fig.

25 3 beschreven gedeelte. Opgemerkt moet worden, dat alhoewel het gedeelte van de schakeling van fig. 4 dat slechts betrekking heeft op de opwindspoelzijde besproken is? eveneens een overeenkomstige schakeling voor de voorraadspoelzijde is aangebracht.

30 Met de bandsnelheidregelschakelingen volgens alle bovenbeschreven uitvoeringsvormen, zal de versnelling en vertraging van de band constant gehouden worden. Daar eveneens de aandrijfmotor koppels voor de opwindspoel en de voor-raadspoel zodanig worden geregeld dat de bandversnelling en 35 bandvertraging constant blijft tijdens wijzigingen in de transportsnelheid van de band, kan de op de aandrijfmotoren • uitgeoefende remkracht, en daardoor de remperioden, nauwkeurig tijdens vertraging van de band worden geregeld. Verder worden de remkrachten en de resp. remtijden nauwkeurig ge- 8201566 » · - 12 - regeld, zelfs wanneer de radiii van de spoelen varieëren, daar de motorkoppels geregeld worden in afhankelijk van de radii van de opwind- en voorraadspoel. In de uitvoeringsvorm van fig. 3 en 4 is de besturing van de aandrijfmotoren sterk 5 verbeterd daar de totale traagheidsmomenten 1^ en Ig varieëren overeenkomstig wijzigingen in de straal van de band daarop.

Opgemerkt moet worden, dat verscheidene modificaties binnen het kader van de uitvinding aan de in fig. 2-4 getoonde schakelingen aangebracht kunnen worden. In plaats van de 10 lineaire bandversnelling voor het bepalen van de totale traagheidsmomenten 1^, en Ig, kunnen deze traagheidsmomenten berekend worden uit de resp. hoekversnellingen van de opwindspoel en de voorraadspoel. Bovendien kan aangenomen worden, zoals eerder werd besproken, dat de bandspanning F (en F'c) constant 15 is.. De bandspanningsdetectoren 20T en 2OS kunnen dus weggelaten worden.

8201566

Claims

1. Inrichting voor het regelen van een inrichting voor de voortbeweging van een zich tussen eerste en tweede spoelen uitstrekkende band bij een wijziging in de voortbe-wegingssnelheid van die band, waarbij de· band om deze spoelen 5 gewikkeld is en een bij elke spoel behorende radius heeft, gekenmerkt door:. een inrichting (12T) voor het detecteren van de radius (rT/rg) van de op ten minste één van de spoelen gewikkelde band; 10 een inrichting (18T, 3ΌΤ; 18S, 30S) voor het detec teren van een versnelling of vertraging van de band; een inrichting (24T, 24S) voor het detecteren van een door de voortbewegingsinrichting (M^,Mg) op ten minste ëén van de spoelen uitgeoefend koppel; 15 een schakeling (26T, 26S; 26T, 34T, 38T, 40T, 42T; 26S, 34S, 38S, 40S, 42S; 26T, 34T, 38T, 40T, 46Ï; 26S, 34S, 38S, 4QS, 46S) voor het produceren van een totaal traagheids-momentsignaal overeenkomend met het totale traagheidsmoment I^0, 1^) van ten minste één van de spoelen met de daarop ge-20 wikkelde band, in afhankelijkheid van de gedetecteerde radius rT' rs^' 9e<^tecteerde versnelling of vertraging, en het gedetecteerde koppelpunt, en een schakeling (22T, 28T, 32T; 22S, 28S, 32S) voor het regelen van de voortbewegingsinrichting( , Mg) voor het 25 produceren van een gewenst koppel (T^,, Tg) dat noodzakelijk is voor het op een in hoofdzaak constante waarde houden van de versnelling of vertraging, in reactie op de gedetecteerde radius(r^, rg), de gedetecteerde versnelling of vertraging en het totale traagheidsmomentsignaal.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de regelschakeling (22T, 28T, 32T; 22S, 28S, 32S) een schakeling (28T, 28S) omvat voor het leveren van een uitgangssignaal overeenkomend met het gewenste koppel en in afhankelijkheid van de gedetecteerde radius (rT,rg), de 35 gedetecteerde versnelling of vertraging en het totale traagheidsmomentsignaal; een variabele stroombron (22T, 22S) voor - 14 - het aan de voortbewegingsinrichting (M^,Mg) toevoeren 'van een stroom; en een stroomregelschakeling (32T, 32S) voor het regelen van de stroombron (22T, 22S) in afhankelijkheid van het met het gewenste koppel overeenkomende 5 uitgangssignaal zodat de voortbewegingsinrichting (M^,, Mg) het gewenste koppel levert dat noodzakelijk is voor het op een in hoofdzaak constante waarde houden van de versnelling of vertraging.

3. Inrichting volgens conclusie 1, g e k e n - 10 merkt door een inrichting (20T/ 20S) voor het detecteren van de spanning(F^, in de band.

4. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de schakeling voor het leveren van het totale traagheidsmomentsignaal het totale traagheidsmoment- 15 signaal(IT(y I ) levert in afhankelijkheid van de gedetecteerde radius (r^,, rg ), de gedetecteerde versnelling of vertraging, het gedetecteerde koppel en de gedetecteerde bandspanning.·

5. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het 20 kenmerk, dat de inrichting (18T, 30T; 18S, 30S) voor het detecteren van de versnelling of vertraging een inrichting (1ST, 18S )omvat voor het detecteren van een lineaire versnelling en een lineaire vertraging van de band en een schakeling (30T, 30S) voor het leveren van een sig-25 naai overeenkomend met een hoekversnelling of hoekvertraging van de om de spoelen gewikkelde band, in afhankelijkheid van de gedetecteerde lineaire versnelling resp. lineaire vertraging; en dat de regelschakeling (22T, 28T, 32T; 22S, 28S, 32S) de voortbewegingsinrichting (M , M ) regelt in afhankelijk-30 heid van de gedetecteerde radius rg), het met de hoekversnelling of hoekvertraging overeenkomende signaal en het totale traagheidsmomentsignaal.

6. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de schakeling voor het leveren van het 35 totale traagheidsmomentsignaal een schakeling (34T, 34S) omvat voor het leveren van een bandtraagheidsmomentsignaal overeenkomend met alleen het traagheidsmoment(ITT) van de om ten minste éên van de spoelen gewikkelde band; een scha- _____ai 8201566 - 15 - keling (26T, 38T; 26S, 38S; 26T, 38T, 46T; 26S, 38S, 46S) voor het leveren van een spoeltraagheidsmomentsignaal overeenkomend met het traagheidsmoment{!„ I__,) van ten min- lKf IK ste één van de spoelen zonder de daarop gewikkelde band; 5 en middelen {4QT, 4OS) voor het combineren van het band-traagheidsmomentsignaal en het spoeltraagheidsmomentsignaal teneinde het totale traagheidsmomentsignaal te verkrijgen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het k e n m e r k, dat de schakeling (26T, 38T; 26S/ 38S; 26T, 10 38T, 46T; 26S, 38S, 46S) voor het leveren van het spoel traagheidsmomentsignaal en schakeling (2617* 26S) omvat voor het leveren van een totaalaanvangstraagheidsmomentsig-naal overeenkomend met alleen het traagheidsmoment (I^q) van ten minste ëën van de spoelen met de daarop gewikkelde 15 band, bij de aanvang van de versnelling of de vertraging van de band; en een aftrekorgaan (38T, 38S) voor het van het totale aanvangstraagheidsmomentsignaal aftrekken van > het bandtraagheidsmomentsignaal bij de aanvang van de versnelling of vertraging van de band, teneinde het spoeltraag-20 heidsmomentsignaal te verkrijgen.

8. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de schakeling voor het leveren van het totale traagheidsmomentsignaal een schakeling (46T, 46S) omvat voor het wegen van het spoeltraagheidsmomentsignaal 25 met een eerder gevormd spoeltraagheidsmomentsignaal teneinde een gebogen spoeltraagheidsmomentsignaal te verkrijgen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het' kenmerk, dat de schakeling voor het leveren van het totale spoeltraagheidsmomentsignaal een schakeling (26T,26S) 30 omvat voor het leveren van een totaal aanvangstraagheidsmo-mentsignaal overeenkomend met het traagheidsmoment (!Tq) van ten minste ëën van de spoelen met de daarop gewikkelde band bij de aanvang van de versnelling of vertraging van de band; en een aftrekorgaan (38T, 38S) voor het van het 35 totale aanvangstraagheidsmomentsignaal aftrekken van het bandtraagheidsmomentsignaal bij de aanvang van de versnelling of vertraging van de band, teneinde het spoeltraagheidsmomentsignaal te verkrijgen. 8201566 - 16 -

10. Inrichting volgens conclusie 9, m e t het kenmerk, dat de weegschakeling 46T, 46S) een schakeling 50T, 5OS) omvat, voor het met een factor (n-1) wegen van het eerder gevormde spoeltraagheidsmomentsignaal teneinde een 5 gewogen eerder gevormd spoeltraagheidsmomentsignaal te verkrijgen, waarbij n overeenkomt met het aantal eerder gevormde spoeltraagheidsmomentsignalen, een schakeling (48T, 48S) voor het combineren van het gewogen eerder gevormde spoeltraagheidsmomentsignaal én het spoeltraagheidsmomentsignaal 10 teneinde een eerste uitgangssignaal te verkrijgen; en een schakeling(52T, 52S) voor het. met een factor (1/n) wegen van het eerste uitgangssignaal teneinde het gewogen uitgangs-spoeltraagheidsmomentsignaal te verkrijgen. 8201566